Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1983-1984
12449
Afsluiting van de Oosterschelde
Nr. 77
LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 10 mei 1984 Ter voorbereiding van een mondeling overleg over het 15e Voortgangsrapport Oosterscheldewerken (kamerstuk 12449, nr. 75) ontvangt de vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat1 graag antwoord op de onderstaande vragen. De voorzitter van de commissie, Rienks De griffier van de commissie, Teunissen
1 Samenstelling: Leden: Van Rossum (SGP), De Beer (VVD), De Boois (PvdA), Van der Doef (PvdA), Rienks (PvdA), voorzitter, Eversdijk (CDA), Castricum (PvdA), Blaauw (VVD), Hennekam (CDA), ondervoorzitter, vacature CDA, Couprie (CDA), Zijlstra (PvdA), Veldhoen (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Blauw (VVD), Wolters (CDA), Nijland (CDA), Tommei (D'66), Te Veldhuis (VVD), Jorritsma-Lebbink (VVD). plv. leden: Ubels-Veen (EVP), Korthals (VVD), Konings (PvdA), Spieker (PvdA), Van den Bergh (PvdA), Van Noord (CDA), Kosto (PvdA), Waalkens (VVD), Mateman (CDA), Hermsen, (CDA), Schartman (CDA), Wallage (PvdA), De Waart (PvdA), Frinking (CDA), Lauxtermann (VVD), Van den Toorn (CDA), De Visser (PvdA), Van Es (PSP), Keja (VVD) en Van der Kooij (VVD).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 12 449, nr. 77
1
I. Aanbiedingsbrief 1 Kan de minister meedelen, nu verwacht wordt dat in oktober 1986 de Oosterscheldekering als een volwaardige stormvloedkering zal functioneren, wanneer het gehele Oosterscheldeproject geheel zal zijn afgerond; dit mede gezien tegen de achtergrond dat het gereedkomen in 1985 destijds een derz.g. «ontbindende» voorwaarden was? 2 Welke uitkomsten leveren de meest recente waarschijnlijkheidsberekeningen op, zowel voor de datum van het gereedkomen van de stormvloedkering als voor de hoogte van de kosten? Hoe groot zijn de onzekerheidsmarges en de kansen dat deze optreden? 3 Geeft het antwoord op vraag 2, alsmede de vraag 96 van de Commissie voor de Rijksuitgaven (Kamerstuk 17 248, nr. 4) aanleiding om wederom een post onvoorzien op te nemen? 4 Hoeveel procent van de op inflatie gecorrigeerde raming van de kosten van de stormvloedkering bedraagt de inflatie precies? Hoe hoog ligt dit percentage voor de gehele Oosterscheldewerken? 5 Kan een globale raming worden gegeven van de mogelijk geachte (compenserende) besparingen in de komende 21/2 jaar totdat de stormvloedkering in bedrijf gaat? 6 Wanneer was binnen de organisatie van het ministerie van Verkeer en Waterstaat bekend dat ervaringen elders in de wereld uitwezen dat geavanceerde projecten (als nu de Oosterscheldewerken) een kostenoverschrijding van 92% te zien gaven? Was dit al in 1976 bekend of vermoed? Kan het hoge percentage van 92 trouwens nader worden omschreven? 7 Kan nader worden medegedeeld: a. hoe de werkwijze van de commissie-Le Blanc zal zijn ten aanzien van signalering en rapportage; b. hoe de Tweede Kamer (eventueel tussentijds) zal worden geïnformeerd over de bevindingen van de commissie; c. welke kosten daarmee zijn gemoeid? 8 Is de minister bereid de conclusies van de commissie-Le Blanc aan de Kamer over te leggen? Wanneer zal deze commissie gereed zijn met het doorlichten van het nog uit te voeren deel van het project? Meent de minister dat het instellen van deze commissie voldoende garantie biedt voor het in de hand houden van de kosten vanaf nu tot 1986/'87? 9 Wordt het alternatief om bij de afbouw van de stormvloedkering in de Oosterschelde de stroomgeulen Hammen en Schaar tijdelijk helemaal en de stroomgeul Roompot gedeeltelijk af te sluiten, serieus overwogen? Zo ja, bestaat er reeds voldoende inzicht in de daarvan te verwachten nadelige effecten en risico's voor het milieu, en in de te verwachten erosie van geulen en platen ten gevolge van een veranderd stromingspatroon bij volledige sluiting van een stroomgeul?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 12 449, nr. 77
2
Moet uit de voorlaatste alinea op blz. 2 worden opgemaakt dat zelfs ook volledige sluiting van de Roompot tot de mogelijke alternatieven behoort? Zijn de studies over het «tijdelijk sluiten van enkele schuiven», die volgens het antwoord op vraag 35 bij de schriftelijke voorbereiding van de behandeling van het 13e Voortgangsrapport Oosterscheldewerken (12449, nr. 69) in het najaar van 1983 gereed zouden zijn, inderdaad afgerond? Zo ja, kan van de resultaten een samenvatting worden gegeven? II. Stormvloedkering 10 Moet of mag er naar aanleiding van brief 12 449, nr. 74 (dd. 28 februari 1984, blz. 2) van worden uitgegaan dat de waterstanden c.q. het getijverschil te Yerseke na het realiseren van de stormvloedkering momenteel al tot op de centimeter nauwkeurig kunnen worden voorspeld - tot nog toe was het nauwkeurigheidspercentage 10 plus of 10 min - gelet op de passage dat door een wijziging in het aantal te plaatsen pijlers (1 minder) het gemiddelde getijverschil «zelfs in geringe mate toeneemt, zij het minder dan 1 centimeter»? 11 In welke periode is het modelonaerzoek om de stroomsnelheden en snelheidsverdelingen voor de huidige werkfase te bepalen, verricht? Welke invloed gaat, voor wat dit aspect betreft, uit van de planningswijziging van begin 1984 en van het eventuele gebruik van de stormvloedkering gedurende de laatste fase van de bouw? 12 Welke grote veranderingen bij het vorderen van de werken zijn te verwachten? Kunnen de dijken langs de Oosterschelde gevaar lopen? 13 Welke kosten worden geraamd voor het in een goede kwalitatieve toestand houden van de bodembescherming aan weerszijden van de Oosterscheldekering? Zullen regelmatig aanvullende beschermingsmaatregelen nodig zijn, ook na het gereedkomen van de Oosterscheldewerken? Zo ja, welke kosten zullen hiermee zijn gemoeid? 14 Hebben zich bij het leggen van de grindwiepenmatten nog uitschuringen voorgedaan? Zo ja, zijn deze thans volledig tot staan gebracht? 15 Is het waar, dat onder druk van bezuinigingen grotere risico's worden genomen? Is dit verantwoord, juist nu de moeilijkste fase van het mattenleggen en het plaatsen van de pijlers in de Roompot is aangebroken? Zullen alle matten gelegd zijn vóór de bouwvakvakantie 1984?
16 Zijn er kosten verbonden aan het «enigszins toenemen van de ontgrondingen aan de randen van de bodembescherming in 1986 en 1987»? Zo ja, op welk bedrag worden deze dan geraamd, en zijn deze kosten dan ook betrokken geweest bij het besluitvormingsproces om de Philipsdam in 1987 in plaats van in 1986 met zand te sluiten? 17 Hoe kan worden verklaard dat in het planningsschema op blz. 10 een (aanzienlijke) achterstand in de fabricage van schuiven, van bewegingswerken en, in mindere mate, van de elektrische installatie wordt aangegeven, terwijl op blz. 8 wordt vermeld dat «het produktieschema» voor diezelfde werken «wordt gehaald»? Welke van de twee gegevens is de juiste?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 12 449, nr. 77
3
18 Dreigt de planning voor het plaatsen van geprefabriceerde betonnen elementen niet te worden gehaald, nu «wordt onderzocht of voor die plaatsing extra materieel noodzakelijk is»? 19 Bij de planning van de werken in de Oosterscheldemond wordt het grouten onder de pijlers niet vermeld, evenmin het volstorten van de pijlers. Zijn daarbij nog zettingen van de pijlers te verwachten?
III. Compartimenteringswerken 20 Welke consequenties heeft het uitstel van de afbouw van de Philipsdam op de werken aan de primaire dam? Is ook bezien of een versnelling in plaats van een vertraging van de bouw tot aanmerkelijk lagere bouwkosten zou (kunnen) leiden? 21 Tegen welke datum is de realisering van de weg over de Philipsdam (definitief) voorzien, een en ander mede gelet op persberichten dat het streekvervoer Zuid-West-Nederland (ZWN) met de gedachte zou spelen om de veerdienst Zijpe-Anna Jacobapolder vóór het realiseren van de Philipsdam op te heffen? 22 Moet uit de figuur op blz. 16 worden opgemaakt dat sluiting van de Philipsdam pas in augustus 1987 zal plaatsvinden? 23 De minister heeft toegezegd dat Bergen op Zoom «een steepje vóór» zal krijgen bij de realisering van andere infrastructurele werken, nu een grote liftsluis in de Oesterdam niet zal doorgaan. Kan, nu de afmetingen van de sluis in de Oesterdam definitief zijn vastgesteld (34x6,50 m), worden meegedeeld welke compensatie Bergen op Zoom en West-Brabant zullen ontvangen voor het wegvallen van een voor stad en streek zo belangrijk stuk infrastructuur? Welk soort binnenschepen zal van de sluis in de Oesterdam gebruik kunnen maken? 24 Is de Markiezaatskade overal op de oorspronkelijk geplande hoogte afgewerkt?
IV. Kanaal door Zuid-Beveland 25 Tegen welke datum is de definitieve verbetering van het Kanaal door Zuid-Beveland voorzien (sluizencomplex en nieuwe voorhaven)? 26 Wat is het resultaat van het overleg met België ten aanzien van de verbetering aan het Kanaal door Zuid-Beveland? 27 Zijn de problemen ten aanzien van de ruilverkaveling in het gebied rond het Kanaal door Zuid-Beveland thans opgelost?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 12 449, nr. 77
4
V. Milieu, Beheer en Inrichting 28 Welke typen sluitingsacties van de stormvloedkering worden in het «basisdraaiboek voor het beslisproces» overwogen?
29 Is het niet dringend geboden thans snelle beslissingen te nemen over het z.g. «sluitingsregime» van de schuiven, omdat er nu van uitgegaan wordt dat over ruim twee jaar de stormvloedkering operationeel zal zijn?
VI. Financieel overzicht 30 In tabel 2 wordt onder «compartimentering» opgemerkt «inclusief Kanaal door Zuid-Beveland», en wordt voor de verslagperiode een bedrag van f47 min. vermeld. Kan worden aangegeven welk deel hiervan besteed is aan het Kanaal door Zuid-Beveland? 31 Waarom wordt in tabel 2 gesproken over (inclusief Kanaal door ZuidBeveland», en in tabel 3 «inclusief sluizencomplex Hansweert»? 32 Is het de bedoeling de verbredingswerken van het Kanaal door Zuid-Beveland (weer) geheel tot het Oosterscheldeproject te rekenen? 33 Hoe is het mogelijk dat een kritische doorlichting van gereed zijnde bestekken «zomaar» f29 min. oplevert? Was daaraan eerder nooit gedacht; met andere woorden, is dan in het verleden niet regelmatig «te veel» uitgegeven, met name als men tevens de wijze van uitgeven van de werken beziet? 34 Bestaat de indruk dat fundamentele kostenbesparingen zouden hebben kunnen plaatsvinden, als eerder een (extra) beroep op «creativiteit en inventiviteit» zou zijn gedaan, gelet op de vermelde besparingen ten aanzien van met name het baggerbestek voor het Bathse Spuikanaal (f 11 min.), en de sluizen bij Hansweert (f 14 min.)? Zo ja, tot welke percentages en/of getallen? 35 Op welke wijze zal de creativiteit en inventiviteit van de Rijkswaterstaat en de aannemerscombinatie verder worden ingevuld? 36 Hoe is het mogelijk, dat na «het concours» (een tweetal combinaties van aannemers reageerde op het advies van de Raad van de Waterstaat en deed aanbiedingen) de raming met f 15 min. kon worden verlaagd? Waren hierdoor de aanbiedingen van de beide andere aannemerscombinaties minder interessant? Zou door een eerdere inschakeling van «derden» niet veel eerder tot lagere kosten gekomen zijn? Is met name de financiële factor doorslaggevend geweest om door te gaan met de steeds gevolgde wijze van «uitgeven van werken»? 37 Welke uitkomst hebben de verschillende offertes voor de afbouw van de compartimenteringsdammen? Welke onzekerheden bevat de raming van Rijkswaterstaat in vergelijking met de twee commerciële aanbiedingen? Kan een concrete beschrijving van de nu gekozen oplossing worden gegeven? Welke rol hebben de milieu-effecten bij deze keuze gespeeld?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 12449, nr. 77
5
38 In hoeverre vond het aanvankelijk aangegeven effect van het beroep op creativiteit en inventiviteit ad f38 min. in het tweede halfjaar 1983 plaats? Voor welk bedrag is dat niet aan die periode toegerekend, en hoeveel bedraagt de reële kostenstijging, indien dat wel gedaan zou worden?
39 Kan een gedetailleerdere uitleg worden gegeven van de zinsneden dat «nu tijdens de uitvoering blijkt dat in het ontwerpstadium uiterst krap is gedimensioneerd; en dat de druk om binnen de kostenbegroting te blijven kennelijk soms té groot is geweest»? 40 In hoeverre waren extra kosten, zoals «het stand-by houden en inzetten van sleepboten ca.» ad f 19, en «meer duikwerk voor het ontblikken van de pijlers ca.» ad f 8 min., vóóraf, bijvoorbeeld in de ontwerpfase, te voorzien geweest? 41 Kan een nadere omschrijving worden gegeven van de meer-kosten ad f22 min. voor «toezicht op het werk, extra ondersteuning ten behoeve van de directie op het werk, en algemene zaken als vervoermiddelen, personeelstransport, cantinediensten, communicatiemiddelen, en dergelijke»? In hoeverre moet of mag dit bedrag-voor-een-half-jaar worden geëxtrapoleerd voor de nog resterende 23M jaar? 42 Is de conclusie juist dat voor een relatief klein werk als «deuren, rioolschuiven en bewegingswerken van de Krammersluizen» door creativiteit en inventiviteit ten aanzien van het ontwerp een besparing van f 4 min., en ten gevolge van een aanbestedingsvoordeel nog eens f 3 min., dus totaal f7 min., kon worden behaald? 43 Is de conclusie juist dat ten aanzien van het baggerbestek voor het Bathse Spuikanaal in totaal het vrij forse bedrag van f21 min. kon worden bespaard, zijnde f 11 min. door een goedkopere uitvoeringsmethode en f 10 min. ten gevolge van de marktinvloeden op de aanbesteding? 44 Is het waar dat ten aanzien van het sluisbestek Hansweert, door creativiteit en inventiviteit en ten gevolge van marktinvloeden op de aanbesteding van de sluis, een bedrag van totaal f 19 min. kon worden bespaard? 45 Hoe moet worden verklaard dat onder punt 4.2 («beroep op creativiteit en inventiviteit») wordt gesteld, dat de tot dusverre vigerende raming voor de aanleg van de Oesterdam en de Philipsdam te zamen met f 15 min. kan worden verlaagd, terwijl onder punt 4.3 («overige kosten ontwikkelingencompartimenteringswerken») wordt vermeid dat de meerkosten voor de aanleg van alleen al de Oesterdam f 14 min. bedragen? 46 Kunnen de «marktinvloeden», die de aanbesteding van het baggerbestek voor het Bathse Spuikanaal f 10 min. en de aanbesteding van de sluis in het Kanaal door Zuid-Beveland f 12 min. goedkoper hebben gemaakt, nader verklaard worden? 47 Hoeveel bedraagt de reële kostenstijging in het tweede halfjaar 1983? (Aangenomen wordt, dat in de kop van de tabel onder punt 5.1 van het financieel overzicht het tweede halfjaar 1983 in plaats van het eerste halfjaar had moeten worden aangegeven).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 12 449, nr. 77
6
48 Kan de relatie tussen de prijsstijgingen ad f33 min. en de «negatieve» prijscompensatie ad f 12 min. worden aangegeven? 49 Kan worden meegedeeld hoe het «endogene» tekort van f 17 min. wordt gedekt?
VII. Diversen 50 In hoeverre heeft de beroeps(vissers)vaart van en naar de haven van Colijnsplaat voorrang bij de doorvaart door de Roompotsluis boven de recreatievaart? 51 Zijn de extra betalingen, verbonden aan de door de gemeente Veere te verlenen bouwvergunningen, in de kostenramingen verwerkt? In hoeverre corresponderen die betalingen met te verwachten reële uitgaven van de betreffende gemeente, zoals die in «De Nederlandse Gemeente» van 27 april 1984 worden aangegeven? Is de officiële bouwaanvrage van de al verrezen en nog te verrijzen bouwwerken al bij die gemeente ingediend? 52 Worden voorbereidingen getroffen voor de reorganisatie van de Deltadienst en het administratief overplaatsen van personeelsleden naar andere onderdelen van de Rijkswaterstaat voordat het Oosterscheldeproject gereed is? Zo ja, zijn er voldoende waarborgen dat in die omstandigheden de eenheid van bedrijfsvoering blijft bestaan? 53 Worden de bezwaren van natuurbeschermingsorganisaties tegen het plan van het Waterschap Walcheren tot buitendijkse verzwaring van de dijk bij de Schorerpolder en van de Raad van de gemeente Vlissingen ondeschreven? (Zie o.a. de Provinciale Zeeuwse Courant van 28 februari 1984 en 3 maart 1984). Kan bevorderd worden dat de dijkverzwaring binnendijks wordt uitgevoerd?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 12 449, nr. 77
7