Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1987-1988
20 529
Het bevolkingsvraagstuk en bevolkingsbeleid binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking
Nr. 3
LIJST V A N VRAGEN Vastgesteld 6 september 1988 De vaste Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking' heeft, ter voorbereiding van het mondeling overleg over de notitie inzake het bevolkingsvraagstuk en bevolkingsbeleid binnen de Nederlandse ontwik kelingssamenwerking (stuk 20 529), de navolgende vragen geformuleerd. Inleiding Blz. 5 1 Wat wordt bedoeld met de passage dat Nederland gebonden is om «duidelijker dan voorheen» in te spelen op en steun te verlenen in het kader van een bevolkingspolitiek? Waarom duidelijker dan voorheen? 1. Demografische ontwikkelingen en samenhangen
' Samenstelling: Leden: Joekes (VVD), Ter Beek (PvdA), Aarts (CDA), voorzitter. Van Leijenhorst (CDA), Knol (PvdA), Beckers-de Bruijn (PPR), Gualthérie van Weezel (CDA), E. Terpstra (VVD), Hermans (VVD), Jabaaij (PvdA), Van Noord (CDA), Wolters (CDA), Pronk (PvdA), Herfkens (PvdA), ondervoorzitter, Tommei (D66), Weisglas (VVD), Van Traa (PvdA), Verspaget (PvdA), Van de Camp (CDA), Melken (PvdA), Roosen-van Pelt (CDA), Moret-de Jong (CDA). Plv. leden: Ploeg (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), Van Amelsvoort (CDA), Roethof (PvdA), Van Es (PSP), De Boer (CDA), De Grave (VVD), Van Heemskerck PillisDuvekot (VVD), Kombrink (PvdA), Paulis (CDA), Van der Heijden (CDA), Buurmeijer (PvdA), Nuis (D66), Leerling (RPF), Vermeend (PvdA), Schutte (GPV), LaningBoersema (CDA), Reitsma (CDA), Van Dis (SGP).
Blz. 6
Zijn er behaive Zuid-Afrika meer in tabel 1 genoemde landen die er bij hun inwoners - dan wel bepaalde groepen inwoners - op aandringen méér kinderen te krijgen?
Kan tabel 1 worden uitgebreid met kolommen die moedersterfte en abortus provocatus kwantificeren? Blz. 7
Welke derde wereldlanden die in 1974 het Actieplan van Boekarest hebben onderschreven hebben sindsdien een duidelijk bevolkingsbeleid gevoerd en welke niet? Hoe komt dit tot uiting in de groep van de bevolking?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 529, nr. 3
1
Blz. 8 5 In hoeverre is het staande te houden dat in sommige Aziatische landen (Taiwan, Zuid Korea en Singapore) zich een spontane daling van de bevolkingsgroei ingezet heeft na de stijging van het welvaartsniveau, indien men kennis heeft van de zeer vroeg ingezette, bepaald niet als spontaan te karakteriseren, nationale campagnes gericht op het georganiseerd terugdringen van de bevolkingsgroei? Is de daling van de bevolkingsgroei niet juist een positieve stimulans geweest voor de verbetering van het welvaartsniveau? Blz. 10 6 In welke in tabel 1 genoemde landen en regio's moet worden gesproken van een zodanig gebrek aan autonomie en bewegingsvrijheid van vrouwen dat zij worden belemmerd in een verantwoorde regulering van de eigen vruchtbaarheid? Welke wijzigingen hebben zich hierin gedurende de laatste jaren voorgedaan? 2. Bevolkingsproblematiek en politiek in verschillende o n t w i k kelingslanden en regio's Blz. 12 7 In hoeverre worden de recentelijk te constateren pleidooien voor een krachtige bevolkingspolitiek (in de praktijk) gedeeld door de Afrikaanse landen zelf? 8 Zou nader kunnen worden toegelicht welke taak de veldwerkers (raydats) precies hebben? Geven zij alleen voorlichting op het gebied van voorbehoedsmiddelen of initiëren zij eveneens inkomensgenererende activiteiten? Blz. 13
9 Wat zijn de gesignaleerde problematische kanten van de multi-bi financiering met UNFPA? 10 In hoeverre wordt het CERPOD-instituut als een verantwoordelijkheid gezien voor de desbetreffende Sahellanden zelf? Waaruit bestaat de eigen inbreng? 11 Wat wordt verstaan onder vermeende religieuze bezwaren? Aan de hand van welke criteria wordt beslist of bezwaren tegen geboorteregeling religieuze bezwaren zijn dan wel vermeende religieuze bezwaren? 12 Betekent de laatste zin a. dat Nederlandse hulp niet gewenst wordt: b. dat Nederland het voor bevolkingsbeleid uitgetrokken bedrag niet geheel besteden kan; c. dat andere landen terzake voldoende inspanningen leveren?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 529, nr. 3
2
Blz. 14 13 Wil de minister nader uiteenzetten waarom er in Kenia fouten zijn gemaakt en door wie? Blz. 15 14 Wat houdt training op het terrein van management in dit verband precies in? Wie wordt waarvoor getraind? 15 a Kan een overzicht worden gegeven van de bevolkingsgroei in China in 1975, 1980, 1985 en de te verwachten bevolkingsgroei in 1990, 1995 en 2000? b Kan tevens worden aangegeven hoeveel inwoners China zou hebben geteld, indien de bevolkingsgroei van 1975 onverminderd zou zijn doorgezet voor 1985, 1995 en 2000? 16 In de notitie wordt ten aanzien van de maatregelen in China om het één-kind-gezin te realiseren nogal vergoelijkend gesproken. Hoe is het oordeel van de regering over deze maatregelen? Wordt het oordeel van de regering bepaald door de mate waarin de desbetreffende bevolking een en ander accepteert? Is de minister het eens met de conclusie van de auteurs van het NAR-advies? 17 a Kan meegedeeld worden welke uitzonderingen gelden voor de éénkind-per-gezin politiek in China voor: a. culturele minderheden; b. plattelandsbevolking; c. andere specifieke (echt)paren? b Hoe groot is het percentage gezinnen in China dat daadwerkelijk slechts één kind heeft? Blz. 17 18 Kan nader uitleg worden gegeven van de redenen waarom het bevolkingsprogramma van Bangladesh omstreden is? Welke beloning werd aan wie in het vooruitzicht gesteld met betrekking tot sterilisatie? Worden vooral mannen of vrouwen gesteriliseerd? 19 Is de regering reeds tot een gefundeerde stellingname gekomen ten aanzien van het wereldbankrapport over «compensation payments en family planning in Bangladesh»? Zo ja, hoe luidt dat standpunt? Blz. 18 20 Kan een definitie gegeven worden van ee.i «anti-natalistisch bevolkingsbeleid»? Blz. 19 21 Kan worden meegedeeld welke andere vormen van hulp voor Indonesië worden overwogen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 529, nr. 3
3
22 Hoe moet de uitspraak «De belangrijke positie van de Rooms Katholieke kerk in de regio (namelijk Latijns-Amerika) is niet bevorderlijk geweest voor beleidsvorming op verlaging van de fertiliteit» verstaan worden in het licht van de andere uitspraak op blz. 10 dat er geen eenduidig verband bestaat tussen de doctrines van de grote wereldgodsdiensten en het vruchtbaarheidsniveau van hun gelovigen? Hoe beoordeelt de regering de laatste pauselijke encycliek «Sollicitudo rei socialis» in dit verband? Blz. 20 23 Kan de minister enkele «need assessment studies» van de UNFPA, bij voorbeeld voor Kenia, China, Bangladesh en Ghana ter kennisname aan de Kamer toezenden? 3. Hulpverlening op het gebied van bevolking en gezinsplanning 24 Hoe groot is het totale bedrag dat Nederland per jaar aan multilaterale en bilaterale hulp in het kader van family planning besteedt? Welk percentage van de bilaterale hulp wordt besteed aan scholing en opleiding van vrouwen en aan inkomensgenererende activiteiten? Blz. 21 25 Wat moet worden verstaan onder «projecten in de sfeer van geboorteregeling» van de UNFPA? Zijn dat voornamelijk voorlichtingsprojecten over voorbehoedmiddelen of omvatten die projecten ook andere activiteiten? 26 Zit er sinds 1985 enige beweging in het standpunt van de VS ten aanzien van steun aan de UNFPA? Zijn er sindsdien nieuwe uitspraken gedaan door de VS? Blz. 23 27 In hoeverre heeft Nederland invloed c.q. kritiek uitgeoefend op de Wereldbank inzake de transmigratie-programma's in Indonesië? Blz. 25 28 Hoe verloopt de participatie van politici uit ontwikkelingslanden aan de conferenties, georganiseerd door de Global Committee? Welke follow-up is tot op heden gegeven aan dergelijke conferenties (i.e. regionale groepen, etc.)? Welke andere landen zijn donoren voor de Global Committee? 29 Hoe valt de vergelijking uit tussen de opvattingen van de AID (VS) en die van de Nederlandse regering inzake het bevolkingsbeleid? Zijn er verschillen en zo ja welke?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 529, nr. 3
4
Blz. 26 30 Van de Europese donorlanden worden in de notitie Frankrijk, België, de BRD en Italië niet genoemd. Kan over deze landen ook een en ander worden vermeld? 31 a. Welke concrete activiteiten worden er verricht in het kader van het EG-bevolkingsbeleid? Wat houdt het ter zake genoemde actieplan in en hoe is de stand van zaken momenteel? b. Worden er ook in het kader van de Raad van Europa acties ondernomen? Welke? 4. De bevolkingsproblematiek binnen het Nederlandse OS beleid. 32 Kan kort worden aangegeven welke de resultaten zijn van de family planning projecten welke vanaf het midden van de jaren zestig in bilateraal verband en via multi-bi financiering zijn uitgevoerd? Welke zijn de belangrijkste problemen geweest bij deze projecten? 33 Krijgen in het nieuwe Nederlandse beleid alleenstaande vrouwen en meisjes dezelfde aandacht en rechten als zij die in gezinsverband wonen? Blz. 28 34 Ziet de regering ook een verband tussen de uitvoering van het (een) bevolkingsbeleid en het mensenrechtenbeleid? Zo ja, hoe is dat verband? Graag ook nader toegespitst op de uitspraak van de regering dat het vrijheidsbeginsel (het in vrijheid kunnen bepalen van het aantal kinderen en de spreiding daarvan) niet absoluut is en voorts dat onder bepaalde omstandigheden bepaalde lichte vormen van sancties wellicht aanvaardbaar kunnen zijn. 35 Hebben de genoemde deelterreinen de hoogste prioriteit of zijn daarnaast nog andere deelterreinen van belang? 36 Kan nader worden toegelicht wat onder de zinsnede moet worden verstaan: «Vanuit beleidsmatig oogpunt is dit vrijheidsbeginsel in laatste instantie overigens niet absoluut...»? Kan een voorbeeld worden gegeven over wanneer dit vrijheidsbeginsel niet kan worden toegestaan?
Blz. 29 37 Wordt met de criteria van het Nederlandse OS-bevolkingsbeleid hetzelfde bedoeld als met de deelterreinen en het ethisch-politieke kader? 38 Wat moet onder een situatie worden verstaan waarin de consequenties van een hoog kindertal algemeen bekend mogen worden verondersteld? Aan welke negatieve sancties wordt gedacht?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 529, nr. 3
5
39 Zijn er thans landen bekend, waaraan Nederland bilaterale ontwikkelingssamenwerking verstrekt en waarbij sprake is van onaanvaardbare praktijken ten aanzien van het bevolkingspolitieke beleid? 40 Betekent het «kritisch benaderen» van het belonen van dienstverleners in plaats van de acceptors, dat deze vorm van aanmoediging principieel wordt afgekeurd of van geval tot geval wordt beoordeeld?
41 Welke landen hebben géén duidelijke voorkeur voor hulp via multilaterale kanalen? Blz. 30 42 Hoe is momenteel de stand van zaken van de bilaterale hulpverlening aan Bangladesh (incentives-problematiek)? Blz. 33 43 Vallen er nadere mededelingen te doen over de studiedag, te organiseren met de MFO's? Blz. 35 44 Hoe is thans de stand van zaken met betrekking tot de aanstelling van een specifieke bevolkingsdeskundige binnen het DGIS-apparaat? De voorzitter van de commissie, Aarts De griffier van de commissie. Van Overbeeke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 529, nr. 3
6