Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
29 544
Arbeidsmarktbeleid
30 370
Wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de wijziging van het WW-stelsel (Wet wijziging WW-stelsel)
Nr. 61
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 29 mei 2006 Tijdens de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel wijziging WW-stelsel op 31 januari jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2005–2006, nr. 43, blz. 2848–2872) zijn door de PvdA-fractie in de notitie Scholing op de arbeidsmarkt maatregelen voorgesteld om via scholing de kansen van verschillende categorieën werknemers op de arbeidsmarkt te verbeteren. Ik heb u toegezegd hierop schriftelijk te reageren. Tevens doe ik u hierbij een antwoord toekomen op de vraag (gesteld tijdens het AO van de vaste commissie SZW over arbeidsmarktbeleid van 14 september 2005 (kamerstuk 29 544, nr. 42)) of de WVA startkwalificatie ook geldt voor inburgering en wat de resultaten zijn van de evaluatie van dit onderdeel van de afdrachtvermindering onderwijs. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. J. de Geus
KST97970 0506tkkst29544-61 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 544 en 30 370, nr. 61
1
Reactie op PvdA-notitie «Scholing op de arbeidsmarkt» Bij de behandeling van het wetsvoorstel wijziging WW-stelsel zijn door de PvdA-fractie in de notitie Scholing op de arbeidsmarkt maatregelen voorgesteld om via scholing de kansen van werknemers op de arbeidsmarkt te verbeteren. Hierna wordt ingegaan op de algemene uitgangspunten van het plan en de daarin opgenomen specifieke aanbevelingen. Algemene uitgangspunten De in het plan genoemde algemene uitgangspunten onderschrijven de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid. Het belang dat het kabinet toekent aan het uitgangspunt van een leven lang leren komt o.a. tot uitdrukking in de oprichting van de projectdirectie Leren en Werken door de ministeries van OCW en SZW. Via afspraken met werkgevers, burgers, het onderwijs, gemeenten en regio’s wordt getracht een leven lang leren te stimuleren. Tijdens de Werktop hebben kabinet en sociale partners afspraken gemaakt over o.a. investeringen in menselijk kapitaal (belang van praktijkleren/ stageplaatsen, Erkenning Verworven Competenties (EVC), scholing en loopbaanbegeleiding), verhoging van de arbeidsparticipatie (o.a. leerwerktrajecten en participatie van ouderen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en allochtonen) en bevorderen ondernemerschap. De notie dat scholing vaak prima tot stand komt zonder tussenkomst van de overheid wordt onder verwijzing naar de praktijk door het kabinet gedeeld. In internationaal perspectief ligt de Nederlandse score wat betreft het gemiddelde niveau van scholingsuitgaven ruim boven het gemiddelde van de EU-landen. Dit gemiddelde verbergt dat voor bepaalde groepen (met name laagopgeleiden) de scholingsinspanningen achterblijven, zoals ook de notitie opmerkt. Kabinet en sociale partners spannen zich, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, in om scholing te bevorderen. Voor het kabinet vormt daarbij het individu het uitgangspunt. Diens motivatie is bepalend voor het succes van scholing. De overheid draagt een bijzondere verantwoordelijkheid voor degenen die (nog) geen startkwalificatie hebben behaald en voor hen die niet zonder ondersteuning aan de slag komen. Scholing van werkenden is echter primair de verantwoordelijkheid van (individuele) werknemers en werkgevers. Andere partijen kunnen niet in de keuze treden welke scholing wenselijk en effectief is. De overheid streeft natuurlijk wel naar zo gunstig mogelijke randvoorwaarden waarbinnen de vraag van (individuele) werkgevers en werknemers geëffectueerd kan worden. Het uitgangspunt van de PvdA-notitie is om beleidsinstrumenten af te stemmen op het opleidingsniveau van de betrokkene. De gevolgde opleiding vormt echter vooral de entree tot de arbeidsmarkt. Hoe het iemand daarna vergaat wordt met het vorderen van de loopbaan in steeds mindere mate bepaald door de gevolgde vooropleiding maar hangt in sterke mate samen met persoonskenmerken, werkervaring en het gekozen beroep. Daarom wordt hierna geen koppeling gelegd tussen de specifieke voorstellen uit de notitie en het opleidingsniveau. Specifieke voorstellen – – –
De werkgever die een werknemer een startkwalificatie laat behalen financieel stimuleren De overheid moet EVC goedkoop, toegankelijk en praktisch toepasbaar maken EVC-trajecten fiscaal aftrekbaar maken voor het individu en voor de werkgever
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 544 en 30 370, nr. 61
2
De voorgestelde maatregelen maken al deel uit van het kabinetsbeleid. Aan het door het kabinet tijdens de Werktop beschikbaar gestelde bedrag van € 40 miljoen voor het fiscaal stimuleren van scholing is de volgende invulling gegeven1: 1. Verhoging van de afdrachtvermindering onderwijs, onderdeel startkwalificatie, van € 1500 naar € 3000. Kosten: € 9,4 miljoen. 2. Invoering van een nieuw onderdeel binnen de afdrachtvermindering onderwijs voor stages binnen de beroepsopleidende leerweg op MBO 1 en 2-niveau, te weten € 1200 per jaar voltijdsstage. Kosten: € 20,5 miljoen. 3. Uitbreiding van de scholingsdefinitie die wordt gehanteerd in de persoonsgebonden aftrek voor scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting voor kosten van EVC-procedures en de mogelijkheid om spaarloon te deblokkeren voor kosten van EVC. Kosten: € 2,3 miljoen. 4. Invoering van een afdrachtvermindering voor EVC-procedures binnen de afdrachtvermindering onderwijs. Een werkgever die voor zijn werknemer een EVC-procedure betaalt, ontvangt een afdrachtvermindering van € 300. Kosten: € 7,5 miljoen. Voor het realiseren van de eerste twee maatregelen is een Nota van Wijziging op het Wetsvoorstel versterking fiscale rechtshandhaving naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstuk 2005–2006, 30 306, nr. 6), zodat deze al effect krijgen in 2006. De laatste twee maatregelen zullen in werking treden per 1 januari 2007.
Bevorderen dat elke werknemer scholingsvouchers, een scholingspotje of leerrechten krijgt Experimenten met een individuele leerrekening geven aan dat dit mensen kan motiveren tot scholing. Daar niet bleek hoe effectief het instrument is om juist de groep van laagopgeleiden te bereiken, is dit jaar een nieuwe reeks experimenten gestart. Een eerste rapportage komt volgend jaar, in 2010 zijn de definitieve resultaten bekend. Voor het vormen van een oordeel over de effectiviteit moet de uitkomst van deze experimenten worden afgewacht.
Bevorderen van onafhankelijk loopbaanadvies Het CWI biedt gratis mogelijkheden voor begeleiding bij beroepskeuze en hulp bij het vinden van werk of stage. Waar een specialistisch beroepskeuzeadvies noodzakelijk is, kan dit worden ingekocht via UWV of gemeente. Verder worden met regionale partijen uit het onderwijs en de arbeidsmarkt (w.o. scholen, CWI, UWV, bedrijven, provincie, gemeente) afspraken gemaakt over het opzetten van leerwerkloketten, waar een ieder terecht kan voor onafhankelijke informatie en advies over EVC, scholing en loopbaan- of beroepskeuze. Het kabinet is van oordeel dat hiermee voldoende mogelijkheden voor loopbaanadvies worden geboden.
Introductie investeringsbanen met een loonsubsidie ter hoogte van 50 procent minimumloon
1
Brief van de Minister van SZW van 4 mei 2006 aan de Stichting van de Arbeid over «Invulling 40 mln. werktop».
De toepassing van scholing bij reïntegratie heeft met de invoering van SUWI en de WWB een sterk decentrale invulling gekregen. Gemeenten, CWI en UWV moeten maatwerk leveren bij het aan de slag helpen van mensen via scholing. Door uit te gaan van de individuele afstand tot de arbeidsmarkt wordt dit maatwerk bevorderd, in aansluiting bij de door de RWI ontwikkelde reïntegratieladder. Het kabinet is daarom niet voornemens de in 2004 afgeschafte «Stimuleringsregeling vacaturevervulling door werklozen en met werkloosheid bedreigden», die door de RWI werd uitgevoerd, opnieuw in te voeren, zoals in de notitie wordt voorgesteld. De reguliere reïntegratiebudgetten van UWV en gemeenten bieden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 544 en 30 370, nr. 61
3
voldoende mogelijkheden om met op het individu afgestemde instrumenten werkzoekenden dichterbij werk te brengen.
Al vóór het daadwerkelijke ontslag reïntegratiegelden uit de WW inzetten Sinds 1 juli 2005 kan het UWV reïntegratiemiddelen tot 4 maanden voor de vermoedelijke ontslagdatum inzetten, mits de met werkloosheid bedreigde werknemer een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Als scholing noodzakelijk is, dan wordt deze gefinancierd uit de reïntegratiemiddelen. Het kabinet is (in lijn met het vorig jaar uitgebrachte SER-advies over de toekomstbestendigheid van de WW) van mening dat de bemiddeling van met ontslag bedreigde werknemers met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt de verantwoordelijkheid is van de betrokken werkgever en werknemer, desgewenst met hulp van het CWI.
Eén uniform tarief voor de buitengewone uitgavenaftrek Het kabinet zal in 2007 de Tweede Kamer informeren over het financieel scholingsinstrumentarium en ook opties met de aftrek scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting meenemen.
Een scholingsverlofkorting in de levensloopregeling invoeren Het tegoed uit de levensloopregeling kan nu al voor elke vorm van onbetaald verlof worden gebruikt, dus ook scholingsverlof. Zoals ook bij de Tweede Kamer behandeling van de levensloopregeling is gemeld, wil het kabinet (met uitzondering van ouderschapsverlof) niet voor bepaalde verlofvormen extra ondersteuning geven.
Bovenwettelijke aanvullingen op een WW-uitkering gebruiken voor scholing In de Aanbeveling van 15 april 2005 ter bevordering van preventie en reïntegratie van werkloze werknemers roept de Stichting van de Arbeid werkgevers en brancheorganisaties op bovenwettelijke aanvullingen (ook) te benutten voor het verbeteren van de employability van werknemers. Daar het om private middelen gaat staat het sociale partners vrij te besluiten om deze in te zetten voor scholing. Het kabinet juicht het maken van dergelijke afspraken toe.
Tijdelijke inkomensaanvulling voor oudere WW-ers met een baan onder het vorige loonniveau Het kabinet is van mening dat er al voldoende financiële prikkels bestaan om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken oudere werknemers in dienst te nemen en voor oudere werknemers om werk te aanvaarden, eventueel tegen een lager loon. Zo hoeven werkgevers geen basispremie voor de WAO/WIA te betalen als ze werknemers van 50 jaar en ouder in dienst nemen en geldt er voor oudere werknemers een hogere arbeidskorting in de inkomstenbelasting. Voor werkloze werknemers van 55 jaar en ouder die binnen 12 maanden na een ontslag een baan accepteren onder het oude loonniveau is gegarandeerd dat een eventuele latere uitkering op grond van de WW of de Wet WIA niet minder bedraagt dan de eerdere WW-uitkering. Ook voor werknemers van 55 jaar en ouder die bij de eigen werkgever lager betaald werk aanvaarden, geldt een dagloongarantie. Sociale partners zijn nu aan zet om afspraken te maken over investeren in scholing gedurende de gehele levensloop en een loonontwikkeling in lijn met de ontwikkeling van de productiviteit. Een (tijdelijke) loonaanvulling vermindert de benodigde prikkels hiertoe.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 544 en 30 370, nr. 61
4
Overstappen van urenverrekening naar inkomstenverrekening in de WW De Tweede Kamer zal voor het zomerreces nader worden geïnformeerd over de opvatting van het kabinet ten aanzien van de systematiek van urenverrekening versus inkomstenverrekening. Geldt de WVA startkwalificatie ook voor inburgering? Wat zijn de resultaten van de evaluatie van dit onderdeel van de afdrachtvermindering onderwijs? Binnen de afdrachtvermindering onderwijs bestaat een onderdeel dat geldt voor werkgevers die een werknemer in dienst hebben die scholing volgt gericht op het opleiden tot startkwalificatieniveau van die werknemer (WVA-startkwalificatie). De voorwaarden om het onderdeel startkwalificatie van de afdrachtvermindering onderwijs toe te passen zijn: – De desbetreffende opleiding is opgenomen in het Crebo-register; – De werkgever beschikt over een verklaring van het CWI dat de werknemer vóór indiensttreding werkloos was; – De werknemer geniet een loon dat beneden het toetsloon (= 130% WML) ligt. Voor geïntegreerde inburgeringstrajecten (NT2 gecombineerd met een duaal beroepskwalificerend traject) geldt dat de WVA-startkwalificatie van toepassing is op het beroepskwalificerende traject als dit een Crebogeregistreerde opleiding betreft en tevens aan de overige voorwaarden is voldaan. Een opleiding waarop de WVA-startkwalificatie van toepassing is, kan leiden tot niet-inburgeringsplichtigheid van de betrokkene. Op grond van de nieuwe inburgeringswet (beoogde inwerkingtreding 1 januari 2007) is degene die beschikt over een bij of krachtens amvb aangewezen diploma, certificaat of ander document namelijk niet inburgeringsplichtig. Daarmee wordt voorkomen dat personen die niet inburgeringsbehoeftig zijn toch tot inburgering worden verplicht. Voorzover de desbetreffende opleiding dus leidt tot een aangewezen diploma of getuigschrift én aan de overige voorwaarden is voldaan, kan de WVA-startkwalificatie ook in het kader van de inburgering worden gebruikt. De WVA-startkwalificatie is in 2005 geëvalueerd1. Uit de evaluatie blijkt dat het gebruik van de regeling tot nu toe zeer beperkt is. In totaal hebben in 2003 en 2004 slechts 39 bedrijven van de regeling gebruik gemaakt. Deze bedrijven hebben tezamen 266 aanvragen ingediend, waarvan tweederde is toegekend. Wel blijkt uit de evaluatie dat in het derde kwartaal van 2004 het gebruik enigszins op gang is gekomen. De onderzoekers noemen een aantal redenen voor het beperkte gebruik van de regeling. De belangrijkste reden die de onderzoekers noemen is dat de regeling onbekend is bij de potentiële gebruikers. De officiële voorlichtingskanalen hebben een slecht bereik. Een andere reden is dat veel bedrijven eenvoudigweg geen werklozen zonder startkwalificatie aannemen. Door betere voorlichting kan volgens de onderzoekers het gebruik toenemen tot enkele honderden bedrijven per jaar met in totaal duizend tot tweeduizend deelnemende voormalig werklozen.
1
J. de Koning e.a., WVA-startkwalificatie: uitvoering, gebruik en effecten, SEOR, Rotterdam, mei 2005.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 544 en 30 370, nr. 61
5