Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
28 855
Gemeentelijke herindeling van een deel van de Achterhoek, de Graafschap en de Liemers en Bathmen, tevens wijziging van de grens tussen de provincies Gelderland en Overijssel
Nr. 4
VERSLAG Vastgesteld 9 oktober 2003 De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid. Inhoudsopgave
1
Samenstelling Leden: Van Fessem (CDA), Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GL), Smilde (CDA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Straub (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Van Hijum (CDA), Vacature (D66). Plv. leden: Van Bochove (CDA), De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GL), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (CU), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Varela (LPF), Vergeer-Mudde (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GL), Algra (CDA), C q örüz (CDA), Nawijn (LPF), Atsma (CDA), Bruls (CDA), Hamer (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD), Eski (CDA) en Giskes (D66).
KST70743 0304tkkst28855-4 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
1.
Inleiding
2
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Totstandkoming van herindelingsadvies Procedurele aspecten Provinciaal herindelingsbeleid Herindelingsbeleid van de regering Alternatieven voor herindeling
2 2 4 6 8
3. 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8 3.2.9 3.2.10 3.2.11 3.2.12
De inhoud van het wetsvoorstel Grote steden versus platteland De nieuwe gemeenten De gemeente Zevenaar De gemeente Montferland De gemeente Bronckhorst De gemeente Terborg De gemeente Aalten De gemeente Groenlo De gemeente Berkelstreek De gemeente Lochem De gemeente Zutphen De gemeente Doetinchem De gemeente Rijnwaarden De gemeente Doesburg
9 9 11 11 11 12 13 14 16 17 18 21 23 26 26
4. 4.1 4.2
Overige aspecten Algemeen Datum van herindeling
27 27 27
5.
Financiële aspecten
28
6.
Slot
28
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
1
1. Inleiding De leden van de fracties van CDA, VVD, GroenLinks, ChristenUnie en SGP hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. De leden van de D66-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het voorstel. Voor de leden van de SGP-fractie stelde de kennisneming, van het eerste grote herindelingvoorstel waarbij het nieuwe beleidskader gemeentelijke herindeling van toepassing is, op onderdelen teleur en riep vooral veel vragen op. Het voorliggende voorstel is, naar de opvatting van de leden van het CDA, buitengewoon omvangrijk en complex en bevat tal van onderwerpen die bij de betrokken gemeenten en hun inwoners gevoelig liggen. Deze leden zijn zich ervan bewust dat het onmogelijk is om een besluit te nemen dat op draagvlak bij alle betrokkenen kan rekenen. De leden van de SP-fractie vinden dat nu vooral de burgers in de afzonderlijke gemeenten moeten worden gehoord. Uit berichten van diverse politici en inwoners is gebleken dat een groot aantal van de gemeenten die instemmen met herindeling, dit doen met de negatieve motivatie dat het er toch wel van komt en je maar beter zelf wat kan kiezen. Als zij niet onder druk zouden staan, zo luidt een veelgehoorde opmerking, zou er uit de bevolking geen behoefte ontstaan om tot herindeling over te gaan. De herindelingsvoorstellen die nu voorliggen lijken in grote lijnen dus niet de steun van het volk te hebben. Het karakter van de Achterhoek, zo hebben de leden van de SP-fractie vernomen van diverse inwoners, is er een van kleinschaligheid. Deze leden begrijpen van inwoners dat de huidige gemeenten gevormd zijn door affiniteit en samenwerking van de afzonderlijke kernen. Grootschaligheid in de gemeentelijke structuur zou dus het karakter van de Achterhoek ernstig aantasten. Om deze reden hebben de leden van de SP-fractie met instemming gereageerd op het voorstel van de regering van Binnenlandse Zaken om als belangrijk uitgangspunt het draagvlak onder de bevolking te gebruiken. Wat deze leden betreft zou de Kamer eveneens als uitgangspunt moeten nemen dat de inwoners instemmen met de (her-)indeling van hun gemeente. Deze leden vragen de regering de geloofwaardigheid van de politiek in haar antwoord op de vragen in dit verslag te betrekken in die gevallen waarin het voorstel niet op de instemming van de meerderheid van de betrokken burgers kan rekenen. De leden van de fractie van D66 zijn aan de ene kant verheugd dat diverse gemeenten en de provincies Gelderland en Overijssel zijn gekomen tot overeenstemming over de totstandkoming van enkele robuuste nieuwe gemeenten. Aan de andere kant hebben zij twijfels over het draagvlak en de duurzaamheid van enkele andere onderdelen uit het herindelingsvoorstel. De leden van de fractie van de ChristenUnie trof het dat voorliggende herindeling zo veel reacties heeft opgeroepen bij de bewoners van de desbetreffende gemeenten. De omvang van die reacties is vele malen omvangrijker dan het betreffende wetsvoorstel en de Memorie van toelichting bij elkaar. 2. Totstandkoming van herindelingsadvies
2.1 Procedurele aspecten De leden van de CDA-fractie zijn met de regering van mening dat herindelingen hun basis moeten vinden in een voorstel van de betrokken gemeenten zelf, of van de provincie en dat de regering zelf geen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
2
herindelingsvoorstellen moet entameren. Dit betekent naar het oordeel van deze leden ook dat slechts op basis van zwaarwegende argumenten afgeweken zou moeten worden van, in dit geval, het provinciale advies. De leden van de CDA-fractie steunen derhalve in algemene zin het streven van de regering om bij deze herindeling zoveel mogelijk aan te sluiten bij het provinciale advies. In de inleiding van het wetsvoorstel wordt vermeld dat het herindelingadvies is getoetst aan de hoofdlijnen van het herindelingsbeleid van de regering, stellen de leden van de PvdA-fractie vast. Bij de start van de herindeling was echter het oude herindelingskader nog van toepassing. In het wetsvoorstel worden de hoofdlijnen van het nieuwe beleidskader geschetst, wat echter toen nog niet aan de Kamer voor behandeling was aangeboden. Deelt de regering de mening van de leden van de PvdAfractie dat er dus sprake was van zich wijzigende spelregels gedurende het proces van herindeling dan wel van een soort beleidsvacuüm ten tijde van het proces? Zo nee, waarom niet? In dit verband hebben de genoemde leden een aantal nadere vragen. Aan welke spelregels heeft de regering uiteindelijk het advies van de provincie getoetst? In het voorstel wordt gesproken van «parallel aan het proces van voorbereiding is door de regering een nieuw beleidskader opgesteld». Wat zijn de overwegingen van de regering voor die keuze geweest? Hoe is de regering in het proces omgegaan met die zich wijzigende omstandigheden? Immers, het veranderen van spelregels tijdens het proces geeft een grote onduidelijkheid aan burgers en bestuurders. Bij aanvang golden immers andere regels dan bij het opstellen van het advies door de provincie. In het nieuwe beleidskader hecht de regering aan een optimaal draagvlak onder de bevolking en voorstellen van onderop. Echter in het voorbereidingproces heeft het initiatief nagenoeg geheel bij de provincie gelegen (zie processchets onder 2.1.). Burgers ervaren derhalve het proces niet als «van onderop». Hoe is de regering met dit spanningsveld omgegaan? Heeft de regering, bijvoorbeeld de betrokken bestuurders of gemeenteraden, extra geïnformeerd over de te hanteren spelregels? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie vragen de regering nog eens expliciet in te gaan op het gehanteerde herindelingskader. De voorbereiding door de provincie Gelderland heeft plaatsgevonden op het moment dat nog het oude kader werd gehanteerd. Intussen heeft de regering een nieuw herindelingskader ontworpen. Zij vragen of de totstandkoming van het nieuwe kader voor de regering geleid heeft tot andere keuzen en een andere afweging ten aanzien van een aantal combinaties. De leden van de VVD-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat naast het element van draagvlak ook de andere criteria nadrukkelijk een functie hebben gehad in de uiteindelijke afweging. Hoe gaat de regering in dit verband om met opvattingen die leven op gemeentelijk niveau en opvattingen op provinciaal niveau, met name op het moment dat deze niet gelijkluidend zijn? De leden van de SP-fractie zijn van mening dat procedurele waarborgen tegen ongewenste fusies zouden moeten worden ingevoerd. Deze leden stellen voor dat de mogelijkheid tot invloed vanuit de gemeenteraad sterk wordt uitgebreid en dat volksraadpleging standaard wordt in de voorliggende en toekomstige procedures. Wat is het standpunt van de regering op dit punt, zo vragen deze leden. De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering bij de beoordeling van de door de betrokken provincies voorgenomen herindeling het nieuwe beleidskader gemeentelijke herindeling heeft gebruikt. Zij
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
3
stemmen daarmee in en kunnen zich op hoofdlijnen met dit beleidskader verenigen. De genoemde leden constateren tevens dat de voorbereiding van de voorgestelde herindeling door de betrokken provincies plaatsvond voordat de in het nieuwe beleidskader gemeentelijke herindeling geschetste beleidslijn van toepassing was, maar dat de regering het voorstel van de betrokken provincies in hoofdlijn wel heeft overgenomen, terwijl de beleidslijn in het nieuwe beleidskader gemeentelijke herindeling op onderdelen toch behoorlijk afwijkt van de beleidslijn die voordien ten aanzien van gemeentelijke herindelingen werd toegepast. De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat deze situatie onduidelijk is en de schijn van halfslachtigheid wekt. Dat vinden zij zeer onwenselijk. Daarom vragen de aan het woord zijnde leden of de regering de voorstellen van de betrokken provincies op onderdelen en ook integraal zelfstandig heeft getoetst aan het nieuwe beleidskader gemeentelijke herindeling. De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het nieuwe beleidskader bepalend dient te zijn voor de door deze regering door te voeren herindelingen en dus los gezien dient te worden van een eventueel afwijkende beleidslijn tijdens het provinciale voorbereidingstraject en vragen de reactie van de regering daarop. De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de spanning tussen het nieuwe beleidskader gemeentelijke herindeling en het voortraject van de voorgenomen herindeling wordt versterkt door de opmerking van de provincie Gelderland dat de procedure voor de voorgenomen herindeling destijds is gestart op uitdrukkelijk verzoek van de regering. Die gang van zaken staat immers in schril contrast met de opmerking in het vigerende beleidskader dat de regering geen gemeentelijke herindeling meer zal entameren. De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het in licht van het voorgaande in ieder geval ook spanning oproept dat de regering nog wel een herindeling voorstelt dat door een vorig kabinet is geïnitieerd. Zij stellen vast dat deze omstandigheid extra eisen stelt aan de inhoudelijke argumentatie en dat draagvlak onder de bevolking, gemeenten en provincies zonder meer voorwaarde is. De SGP-fractie wil zich er in ieder geval van overtuigen dat het voorliggende voorstel als geheel en op onderdelen ook zonder initiatief van de regering tot stand zou zijn gekomen. Zij vragen de regering dit nauwgezet te beargumenteren. De leden van de fractie van de ChristenUnie brengen in herinnering dat in het Hoofdlijnenakkoord het kabinet-Balkenende-II gesteld heeft dat herindelingen alleen op vrijwillige basis zullen plaatsvinden («geëntameerd van onderaf»). Voorliggend voorstel voldoet, naar de mening van deze leden, niet in alle gevallen aan deze voorwaarde. Kan nog steeds worden gesteld dat het betrokken voorstel zoveel mogelijk in de volle breedte wordt gedragen zoals in de memorie van toelichting (bladzijde 3) wordt gesteld? Deze vraag stellen de aan het woord zijnde leden ook met het oog op het gegeven dat in bepaalde gemeenten geen raadpleging onder de bevolking heeft plaatsgevonden.
2.2 Provinciaal herindelingsbeleid De leden van de PvdA-fractie overwegen het volgende. De statencommissie Algemene zaken heeft ter voorbereiding van het open overleg met de genodigde gemeenten een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd. Belangrijk in deze uitgangspunten was het thema «van onderop» binnen een voorgenomen door de provincie aangekondigde herindeling. Dit geeft de aan het woord zijnde leden aanleiding tot de volgende vragen. Deelt de regering de mening dat hierdoor het begrip «van onderop» wel tot een creatief begrip wordt? Deelt de regering de mening dat burgers het eerder hebben ervaren als
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
4
«van bovenaf opgelegd»? Deze leden vragen dan ook of het begrip «van onderop» gewoon geen doekje voor het bloeden is? Immers, er was een noodzaak tot herindelen en niet herindelen was niet meer aan de orde. Wat is hierover de opvatting van de regering? De statencommissie in Gelderland stelde nog enkele andere criteria, die echter niet geheel overeenkomen met het nu voorliggende beleidskader van de regering. Hoe is de regering daar in dit geval mee omgegaan, in het licht van het zich wijzigende beleidskader? Het herindelingsontwerp heeft ten gevolge van de inspraak er toe geleid dat er een aantal grootschalige landelijke gemeenten is ontstaan. Hoe ziet de regering dat in relatie tot de probleemstelling (problemen van de centrumgemeenten), die de reden vormde tot de herindeling en tot de door de regering gestelde criteria (regionale samenhang en evenwicht)? Ook de leden van de fractie van GroenLinks constateren dat het wetsvoorstel is gebaseerd op besluitvorming van Provinciale Staten van Gelderland. Een voorstel gebaseerd op inhoudelijke argumenten, daarvoor hebben de leden van de GroenLinks-fractie steeds gepleit. Gedeputeerden in Gelderland hebben aanvankelijk gezegd dit pleidooi te omarmen en met een voorstel te komen dat op functionaliteit en maatwerk is gebaseerd. Maar kennelijk hebben zij uiteindelijk de verleiding niet kunnen weerstaan in «plaatjes» te denken: men pakke een kaart en potlood en tekene wat lijntjes, de inhoudelijke argumentatie verzinnen we er later wel bij. De besluitvorming lijkt daarom, zo stellen deze leden, op onvoldoende zorgvuldige wijze tot stand te zijn gekomen. Wat is op dit punt het oordeel van de regering? Kan de regering bevestigen dat gesprekken met de burgers in het gebied pas tot stand zijn gekomen op verzoek van de GroenLinks-statenfractie? Indien dit het geval is geweest willen de aan het woord zijnde leden graag van de regering vernemen hoe dit mogelijk is geweest, gezien de in de Wet Arhi vastgelegde regels. De leden van de GroenLinksfractie hebben hun oor te luisteren gelegd in de regio. Naar het daar heersende gevoel hadden allerlei vormen van «bestuurlijk overleg» een sterk «pro forma» karakter. Voor hen is in dit opzicht illustratief een interview in een lokaal periodiek in Aalten en Winterswijk, waarin verantwoordelijk gedeputeerde Boxem reeds tijdens de nog lopende gespreksronde met lokale besturen blijkt te weten hoe «het plaatje» er wat hem betreft uit zou gaan zien. De aan het woord zijnde leden hebben de sterke indruk dat voor bestuurders en bevolking in de Achterhoek zich een bestuurlijk proces voltrok waarop zij geen invloed meer konden uitoefenen. Deelt de regering die indruk, zo vragen zij? De indruk leeft dat besluitvorming sterk onder invloed stond van tevoren gemaakt politieke afspraken. Kan de regering aangeven in hoeverre er sprake was van een behoorlijk bestuurlijk vooroverleg en afstemming door GS en Provinciale Staten? Voor het college van GS stond gemeentelijke herindeling kennelijk op voorhand vast. Kan de regering uitleggen wat daarin haar rol is geweest? Kan de regering bevestigen dat de herindelingsplannen uiteindelijk in gang gezet zijn door het initiatief van BZK waarin de provincie is verzocht een gemeentelijk herindelingsvoorstel voor te bereiden? Naar het gevoelen van deze leden ontbreekt het in het voorstel aan een gedegen analyse van het gebied, in het bijzonder ten aanzien van de diverse functies en hun onderlinge samenhang in diverse eventueel samen te voegen gemeenten. Het huidige voorstel had daarop gebaseerd moeten zijn, zo menen deze leden. Nu lijken keuzen willekeurig tot stand gekomen, en eerder het gevolg van gedane toezeggingen in plaats van welafgewogen beleid. Kan de regering de onderliggende analyse overleggen, op basis waarvan zij (dan wel GS resp. de provincie) tot haar voorstel gekomen is?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
5
Door gebrek aan een analyse mist het voorstel het draagvlak van een groot deel van bestuur en bevolking in het gebied zelf, zo hebben deze leden de stellige indruk. Wat is daarop de reactie van de regering? Is er onderzoek gedaan onder de lokale bevolking en lokale besturen en wat zijn dan de bevindingen? Kan de regering aangeven welke concrete veranderingen er op welk moment hebben plaatsgevonden aan het voorstel, om aan de «wensen van onderop» tegemoet te komen? De leden van de fractie van de ChristenUnie stellen vast dat het provincievoorstel de basis voor voorliggend herindelingsvoorstel is. Prof. Dr. Theo Camps stelt in zijn publicatie Sterke steden, de stad in functie van de regio (juni 2003) dat dit voorstel niet meer is dat een ratjetoe van compromissen («optelsom van subregionale discussies»). Op basis daarvan kun je moeilijk komen tot een zo goed mogelijk herindelingsvoorstel. De leden van de fractie van de ChristenUnie ontvangen hierop graag een reactie van de regering in relatie tot voorliggend voorstel. Daarnaast vernemen de leden van de fractie van de ChristenUnie graag een reactie over de stelling van de gemeente Warnsveld, die (mede namens Dinxperlo, Groenlo en Ruurlo) in een brief stelt dat het herindelingsadvies in Provinciale Staten van Gelderland onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de uitslag van stond af aan heeft vastgestaan. De leden van de SGP-fractie constateren dat in het provinciale beleid grote waarde wordt gehecht aan voorstellen van onderop. Zij vragen of hiermee wordt gedoeld op draagvlak bij de gemeentebesturen of op draagvlak onder de bevolking. Als draagvlak onder de bevolking wordt bedoeld, dan vragen zij waarom ondanks het grote gewicht dat daaraan wordt gehecht toch diverse gemeenten in het voorliggende voorstel voor gemeentelijke herindeling zijn betrokken, waarbij geen sprake is van draagvlak onder de bevolking. De leden van de SGP-fractie vragen ook met nadruk of een min of meer stabiel draagvlak in bepaalde gevallen mogelijk is ontstaan door het vanuit het provinciale beleid geschetste perspectief dat zelfstandig voortbestaan van sommige gemeenten hoe dan ook niet mogelijk zou zijn. Kan de regering uitsluiten dat deze situatie zich heeft voorgedaan, zo vragen de aan het woord zijnde leden.
2.3 Herindelingsbeleid van de regering Het nieuwe herindelingskader zoals dat door de regering is voorgesteld en door de CDA-fractie op hoofdlijnen is onderschreven, bevat een aantal nevengeschikte criteria voor herindeling. De meest besproken criteria zijn het draagvlak bij de bevolking van de betrokken gemeenten en de bestuurlijke daadkracht. Deze beide kunnen op gespannen voet komen te staan. In het voorliggende voorstel lijkt op een aantal punten het criterium van bestuurskracht zwaarder te wegen dan het criterium van draagvlak. Onderschrijft de regering deze stelling, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is de regering in het algemeen van mening dat in die situaties waarin het belang van de bestuurskracht van betrokken gemeenten afgewogen moet worden tegen het belang van draagvlak het criterium van de bestuurskracht het zwaarst moet wegen? De regering stelt op een aantal punten een aanpassing voor van het provinciale advies. De leden van de CDA-fractie hebben de indruk dat dit in hoofdzaak gebeurt op basis van het argument van de functionaliteit en het karakter van een nieuw te vormen gemeente. Zij ontvangen graag een reactie van de regering op dit punt. Tevens leeft bij deze leden de vraag of hiermee in feite niet een nieuw criterium aan het herindelingskader wordt toegevoegd. De leden van de SP-fractie vinden dat de decentralisatie van rijkstaken de gemeenten soms te zwaar hebben belast zodat er een steeds grotere
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
6
noodzaak komt tot een uitgebreid ambtenarenapparaat met veel specialisten. Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering op deze opvatting. Bestuurlijke territoria moeten naar het oordeel van de leden van de fractie van GroenLinks in de pas lopen met maatschappelijke ontwikkelingen. Een gemeentebestuur dient adequaat op de behoeften en wensen van zijn inwoners te kunnen inspelen. Omdat er een lineair verband bestaat tussen de omvang van het gemeentebestuur en ambtelijke apparaat enerzijds en het inwonertal van de gemeente anderzijds, kunnen gemeenten simpelweg te klein worden om de genoemde problemen adequaat te lijf te gaan. Bij deze constatering past wel de opmerking dat een grote gemeente met een dito bestuur en ambtelijk apparaat niet per definitie garant staat voor hoge kwaliteit. Maar zij heeft wel meer mogelijkheden deze te realiseren dan een kleine gemeente. Grotere gemeenten zijn over het algemeen ook beter in staat in te spelen op (sociaal)economische ontwikkelingen, krapte op de arbeidsmarkt en de hoge doorstroming onder gemeenteambtenaren. In deze visie moeten gemeenten zo groot zijn, dat hun besturen en ambtenaren in staat zijn de meest elementaire zaken zelfstandig te regelen, zonder dat daaruit volgt dat de afzonderlijke kernen buiten de gemeentenaam elke samenhang of binding ontberen. Gemeenten moeten ook samenwerken met hun buurgemeenten, bijvoorbeeld om ongewenste concurrentie te voorkomen bij het aanleggen van bedrijventerreinen, het bouwen en exploiteren van een schouwburg of zwembad en andere voorzieningen. Ook moeten zij bereid zijn mee te denken bij het oplossen van sociale problemen in andere plaatsen, gedeelde smart is immers halve smart. Kortom, gemeenten dienen niet met de ruggen naar elkaar toe te staan. Om op een evenwichtige manier de handen ineen te slaan, moeten gemeenten bovendien gelijkwaardig zijn. Kijkend naar de huidige gemeentegrenzen in Oost-Gelderland concluderen de leden van de GroenLinks-fractie dat een herindeling nuttig en wenselijk is. Zij sluiten wat dit betreft aan bij de aanbevelingen van de Stuurgroep Krachtige Gemeenten die de noodzaak voor gemeentelijke herindeling heeft onderzocht. Sommige gemeenten in de Graafschap, Liemers en Achterhoek zijn te klein om hun inwoners een bij deze tijd passende bestuurlijke daadkracht te bieden. Daarom heeft ook de Provinciale Statenfractie van GroenLinks ingestemd met het ontwikkelen van een provinciaal plan voor gemeentelijke herindeling in dit gebied. Hierbij gold echter wel als voorwaarde dat rationele, functionele argumenten zwaarder moeten tellen dan emotionele. Eerst diende te worden bepaald welke functies gemeenten in Oost-Gelderland dienen te (gaan) vervullen. Op die manier kan een onderscheid gemaakt worden tussen gemeenten met een stedelijk karakter en gemeenten met relatief kleine woonkernen, in combinatie met landbouw en natuur. Beide typen vragen om een eigen bestuurlijke aanpak en een eigen territoriale omvang. Het resultaat van de herindeling zou moeten zijn gemeenten in staat te stellen een solidaire, duurzame samenleving op hun grondgebied te realiseren. Helaas is er naar het oordeel van de leden van de GroenLinksfractie van die aanpak niets terecht gekomen. Naar functies is niet gekeken, naar de plattegrond des te meer. Reden voor deze leden om kritisch te zijn over de uitkomsten, zoals neergelegd in dit wetsvoorstel. Kan de regering aangeven waarom geen gevolg is gegeven aan het verzoek om naar de diverse functies (industrie, werkgelegenheid, woonkernen, woningnieuwbouw, toerisme, natuur en groen) te kijken die elke gemeente in de toekomst dient te vervullen en op basis daarvan een herindelingsvoorstel te formuleren? Het onderhavige wetsvoorstel staat volgens de aan het woord zijnde leden op gespannen voet met het door de regering zelf geformuleerde beleid. Met betrekking tot gemeentelijke herindeling sprak de regering in
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
7
december 2002 immers uit te hechten aan een stevig draagvlak onder de lokale bevolking. Daarom, zo stelde het destijds demissionaire kabinet, zouden geen voorstellen meer gedaan worden voor gemeentelijke herindeling tenzij dit op verzoek van betrokken gemeenten zelf gebeurt. Opmerkelijk genoeg komt dit wetsvoorstel uit dezelfde ministerraadsvergadering. Kennelijk stelt de regering het besluit van GS van Gelderland gelijk aan «van onderop», hoewel het provinciebestuur een onder delen van bevolking en lokaal bestuur omstreden herindeling heeft opgelegd. Ook de memorie van toelichting bij dit voorstel spreekt van optimaal draagvlak. Deze leden constateren dan ook met spijt dat de regering een herindeling voorstelt die – in strijd met het uitgangspunt van de regering – niet vrijwillig, van onderop en met optimaal draagvlak tot stand komt. Strookt, zo vragen deze leden, de opmerking van de regering dat sprake zou zijn van een vrijwillige herindeling – op verzoek van het gebied zelf – wellicht niet geheel met de feiten? Waarop is haar oordeel dat daarvan wel sprake is, dan gebaseerd? Is de regering bereid haar voorstel terug te trekken en in overeenstemming te brengen met het door de regering voorgestane herindelingsbeleid? Naast het gebrek aan «optimaal draagvlak» zijn deze leden ook niet overtuigd van de «logica van de interne samenhang», de «duurzaamheid van de herindeling», en de «planologische ruimte voor gemeentelijke functies» in de voorstellen. De leden van de D66-fractie signaleren een mogelijke onderlinge tegenstrijdigheid tussen de zes criteria uit het nieuwe beleidskader gemeentelijke herindelingen aan de hand waarvan de regering herindelingsvoorstellen beoordeelt. De ideale situatie is dat een herindelingsvoorstel aan alle zes criteria voldoet, maar dit zal in de praktijk niet altijd het geval zijn volgens deze leden. Dat betekent dat met een beroep op hetzelfde beleidskader zowel vóór als tegen een bepaalde herindeling kan worden gepleit. Deze leden zien het herindelingskader daarom meer als een kader aan de hand waarvan discussie kan worden gevoerd inzake herindelingen. Voor de leden van de D66-fractie is draagvlak een vereiste voor een herindeling. Deze leden vinden dat een herindeling in principe alleen door kan gaan als de (meerderheid van de) gemeenteraad en de bevolking achter een herindeling staan. Gemeenten en hun inwoners zijn volgens deze leden zeer wel in staat te bepalen wat goed voor de toekomst van hun gemeenten is. Als zij – ondanks de ernst van de problemen – welbewust besluiten dat herindelen toch niet de beste oplossing is, dan moet de rijksoverheid dit accepteren. De leden van de SGP-fractie hebben eerder aangegeven het nieuwe beleidskader gemeentelijke herindeling op hoofdlijnen te steunen. Zij stellen vast dat de regering in het bijzonder grote waarde hecht aan draagvlak onder bevolking, gemeenten en provincies. In dat licht vragen zij waarom toch wordt voorgesteld om diverse gemeenten bij de voorgenomen herindeling te betrekken, waarbij geen sprake is van een stevig draagvlak onder de bevolking en in enkele gevallen ook niet bij het gemeentebestuur. Ook vragen de leden van de SGP-fractie of de mate van draagvlak in alle gemeenten bekend is. Zij wijzen bijvoorbeeld op de situatie in de gemeente Zelhem, waar een referendum is gehouden waarbij de burgers konden kiezen tussen twee varianten van herindeling, maar zich niet konden uitspreken voor zelfstandigheid. Hoe kan in een dergelijke situatie een juist beeld worden gevormd van het draagvlak voor herindeling onder de burgers, zo vragen de aan het woord zijnde leden.
2.4 Alternatieven voor herindeling De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat afzonderlijke gemeenten veel contact hebben met andere voor de uitvoering van projecten. Deze
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
8
samenwerking gebeurt op verschillende schalen voor verschillende projecten, zoals dat uit de praktijk nodig blijkt te zijn. Wat vindt de regering van samenwerking als alternatief voor samenvoegen? Is dit voor de regering een reden om te stellen dat herindeling feitelijk weinig toevoegt aan de bestuurlijke kracht van gemeenten? De leden van de D66-fractie stellen vast dat discussie over herindelingen veel (bestuurlijke) energie vergt en vaak veel emotie oproept bij burgers. De ideale bestuurlijke schaal zal waarschijnlijk nooit worden gevonden en deskundigen verschillen van mening over de mate waarin herindeling werkelijk bijdraagt aan het oplossen van problemen. Dat neemt niet weg dat ook deze leden inzien dat de bestuurlijke schaal soms belemmerend kan werken. Naast herindelen zijn er nog tal van andere mogelijkheden voor gemeenten om gezamenlijke problemen op te lossen. De leden van de SGP-fractie zijn voorstander van een subsidiariteitstoets bij gemeentelijke herindelingen. Zij vragen de regering in dat licht of bij alle onderdelen van de voorgestelde gemeentelijke herindeling in het licht van de bestaande knelpunten een afweging is gemaakt ten opzichte van vormen van intergemeentelijke samenwerking. De genoemde leden vragen om een overzicht waarin per onderdeel van de voorgenomen herindeling deze afweging en de daaruit voortvloeiende keuze (nader) wordt beargumenteerd. 3. De inhoud van het wetsvoorstel
3.1 Grote steden versus platteland Het wetsvoorstel is het resultaat van een langlopend proces, zo stellen de leden van de CDA-fractie vast. Indertijd heeft de Stuurgroep Krachtige Gemeenten geconcludeerd dat inzet van de herindeling moest zijn de versterking van de positie van de centrumgemeenten. Kan de regering aangeven of dit oorspronkelijke doel ook in de weging van het eindresultaat voor de regering van belang is geweest? In hoeverre voldoet dit voorstel aan versterking van de positie van de centrumgemeenten Doetinchem en Zutphen? In hoeverre is het voor de regering van belang om de positie van de genoemde gemeenten te versterken door middel van schaalvergroting? De leden van de VVD-fractie vragen of de regering meer expliciet heeft gekeken naar de omvang van de te vormen landelijke gemeenten en naar de omvang van de meer stedelijke gemeenten. Deelt de regering de constatering van deze leden, dat kijkend naar het totaal van het voorstel, de omvang van de meer landelijke gemeenten vaak zeer grootschalig is terwijl die van de stedelijke gemeenten aanzienlijk minder grootschalig is? Waarom heeft de regering daarvoor gekozen? De leden van de GroenLinksfractie onderkennen een tweeledige doelstelling van onderhavig wetsvoorstel, maar constateren tegelijkertijd dat aan die doelstelling onvoldoende tegemoet wordt gekomen. Zij doelen dan op twee aspecten: 1. het duurzaam bedienen van de centrumgemeenten, met een behoefte aan uitbreiding voor onder andere industrie, woningbouw en financiële slagkracht, voor tenminste de komende 20 jaar; 2. het opschalen van plattelandsgemeenten tot op zichzelf staande volwaardige gemeenten met voldoende bestuurskracht, zonder dat dit leidt tot overbodige samenvoegingen of zeer grote gemeenten en dus uitdrukkelijk rekeninghoudend met de schaalverhoudingen. Ten aanzien van het eerste aspect stellen deze leden het volgende. De doelstelling om tegemoet te komen aan de noodzakelijke uitbreiding van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
9
de centrumgemeenten Doetinchem, Zutphen en Doesburg lijkt onvoldoende te worden gerealiseerd. Doetinchem en Zutphen zien de op zichzelf gerechtvaardigde wensen voor schaalvergroting op geen enkele wijze gehonoreerd. Het is ook zeer de vraag hoeveel jaar deze gemeenten vooruit kunnen binnen het huidige voorstel, met andere woorden hoe duurzaam deze herindeling zal blijken. Kan de regering aangeven hoeveel jaar deze centrumgemeenten hiermee vooruit (moeten) kunnen, en hoe reëel die taxatie eigenlijk is? Daarbij komt dat diverse gemeenten ervoor kiezen met de rug naar de centrumgemeenten toe te gaan staan. Zo ontstaan clusters van gemeentebesturen die zichzelf proberen te redden door allianties aan te gaan met anderen, zonder de gevolgen voor de centrumgemeenten voldoende te laten meewegen. De noodzaak tot vergroting van de schaal van de centrumgemeenten mag voldoende bekend zijn. Stedelijke woningbouw komt op den duur in gevaar, voorzieningen voor de regio komen ten laste van de centrumgemeenten, grote stadsproblemen worden afgewenteld en de regionale werkgelegenheid kan minder effectief worden aangepakt. Ten aanzien van deze problematiek vragen de leden van de GroenLinksfractie de regering een onafhankelijk en door betrokken partijen gedragen onderzoek uit te voeren naar de knelpunten waarmee Doetinchem, Doesburg en Zutphen in het uitoefenen van hun functie als centrumgemeenten worden geconfronteerd. Als die knelpunten oplosbaar zijn door een gemeentelijke herindeling, dan dient daarover open overleg met mogelijke partnergemeenten plaats te vinden. Elke gemeente dient daaraan in principe deel te nemen. Zij dienen zich wel in alle vrijheid te kunnen uitspreken over (vormen van) onderlinge samenwerking, mogelijke fusie met andere gemeente(n) of behoud van eigen zelfstandigheid. Is de regering bereid zo’n onderzoek te entameren, de uitkomst daarvan af te wachten en het wetsvoorstel zolang aan te houden? Ten aanzien van het tweede aspect overwegen de aan het woord zijnde leden het volgende. De wens om plattelandsgemeenten op te schalen is op zichzelf prima, zo menen de leden van de GroenLinks-fractie. Immers, kleine plattelandsgemeenten kunnen niet altijd de verlangde kwaliteit van dienstverlening realiseren. De vraag is wel hoe rigoureus er moet worden opgeschaald. Er lijkt in dit wetsvoorstel gekozen voor een grootte van gemiddeld 30 000 a 40 000 inwoners, waardoor in het oostelijk deel van Gelderland enkele zeer grote gemeenten zullen ontstaan. Waarom acht de regering dat wenselijk? In één geval gaat het in het voorstel om een toekomstige gemeente met maar liefst 45 afzonderlijke kernen. Is dat een omvang waarbij nog sprake kan zijn van met elkaar verbonden gemeenschappen? Voor behoud van zelfstandigheid (de gemeenten Dinxperlo, Warnsveld, Ruurlo en Groenlo hebben daarom verzocht) was eigenlijk geen ruimte. Wat betekent dit concreet voor het voortbestaan van het lokale maatschappelijk middenveld, het behoud van voorzieningen? Acht de regering binnengemeentelijke decentralisatie op haar plaats, en zo ja, waaraan wordt dan in deze gevallen concreet gedacht? De leden van de D66-fractie zouden graag een nadere uiteenzetting van de regering ontvangen over de (getals)verhouding die na de voorgestelde herindeling ontstaat tussen centrumgemeenten en plattelandsgemeenten. In het voorstel worden de centrumsteden Doetinchem, Doesburg en Zutphen niet of nauwelijks versterkt, terwijl er relatief grote plattelandsgemeenten ontstaan. Zijn de centrumgemeenten volgens de regering na de voorgestelde herindeling nog wel in staat hun centrumfunctie te vervullen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
10
3.2 De nieuwe gemeenten 3.2.1 De gemeente Zevenaar Naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie is het belangrijkste argument voor de vorming van de nieuwe gemeente Zevenaar het feit bij dat de huidige gemeenten Angerlo en Zevenaar draagvlak voor samenvoeging bestaat. Is de regering met deze leden van oordeel dat het op basis van de functionaliteit niet direct voor de hand ligt om juist deze beide gemeenten samen te voegen? Is de regering met de provincie van oordeel dat de voorgestelde grenscorrectie met Didam ook bij Didam op voldoende draagvlak kan rekenen? De leden van de PvdA-fractie vragen, mede gezien het beleidskader, waarom de regering er niet voor heeft gekozen de gemeente Zevenaar en de gehele gemeente Didam samen te voegen? De gemeente Zevenaar had oorspronkelijk een groeifunctie tot ongeveer 40 000 inwoners. Er zijn derhalve veel voorzieningen, gericht op dat aantal. Waarom wijkt de regering nu af van dat oorspronkelijke groeiplan? Wat is de reden van de regering om de gemeente Angerlo toe te voegen aan Zevenaar? De oriëntatie van die gemeente is immers primair gericht op Doesburg, waar de grote kern Angerlo tegenaan gebouwd ligt. Bovendien is er geen openbaar vervoer vanuit Angerlo naar Zevenaar, zo stellen deze leden. De leden van de D66-fractie vragen of het ontbreken van een openbaar vervoersverbinding tussen Angerlo en Zevenaar nog een overweging is geweest voor de regering bij het beslissen over deze herindeling? Ook de leden van de VVD-fractie vragen de regering wat de relatie is tussen de gemeenten Zevenaar en de gemeente Angerlo. Op welke gebieden wordt reeds samengewerkt? Kan de regering dezelfde vraag ook beantwoorden ten aanzien van de relatie tussen Angerlo en Doesburg? Waarom heeft de regering uiteindelijk gekozen voor de combinatie Zevenaar/Angerlo en niet voor de combinatie Doesburg/Angerlo? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering. De leden van de SP-fractie vragen naar de opvatting van de regering over het feit dat Zevenaar liever met Liemers-Oost en Didam wil samengaan. Hoe oordeelt de regering over het feit dat Angerlo in 2001 «toegerust en voorbereid op de toekomst» werd geacht en in april 2003 een nieuw gemeentehuis in gebruik heeft genomen? Verbaast het de regering in dat licht dat er in Angerlo weinig draagvlak is onder de bevolking voor deze herindeling? De meerderheid van de raad is vóór fusie met Zevenaar. De grootste fractie in de raad is tegen. Hoe oordeelt de regering over de representativiteit van de raad voor de bevolking, zo vragen deze leden. 3.2.2 De gemeente Montferland Ten aanzien van de gemeente Montferland herkennen de leden van de CDA-fractie de samenhang in de nieuwe gemeente. Dat neemt niet weg dat zij enkele vragen hebben over de voorgestelde grenscorrectie met betrekking tot een deel van Wehl ten behoeve van de ontwikkeling van Doetinchem. Wegens de aansluiting bij de systematiek van het wetsvoorstel zullen zij deze vragen aan de orde stellen bij de paragraaf inzake Doetinchem. De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een nadere toelichting van de regering op de vraag hoe een samenvoeging van Didam, Bergh en Wehl zich verhoudt tot de oorspronkelijke bedoeling van het wetsvoorstel namelijk versterking van de centrumgemeenten, in dezen Doetinchem?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
11
De gemeente Montferland wordt een grote plattelandsgemeente. Kan de regering de leden van de VVD-fractie nader informeren over de bestuurskracht en de financiële mogelijkheden van deze gemeente in de toekomst? De leden van de SP-fractie vragen of de regering het zorgwekkend vindt dat de gemeenteraad van Didam een voorstel voor een referendum van tafel heeft geveegd terwijl een peiling uitwees dat 77.2% van de bevolking tegen herindeling is? Vindt de regering dat Didam meer dan een «administratief» geheel vormt met haar twee nieuwe fusiepartners? Wat vindt de regering van het feit dat er vanuit Didam niet eens een bus rijdt naar Bergh? Betekent dat niet dat er nauwelijks een band is tussen de twee plaatsen? Kan de regering voorts ingaan op de problematiek van het natuurgebied Wehlse Broek? Dat zou naar Doetinchem gaan volgens de plannen terwijl inwoners van Wehlse Broek hiertegen zijn? De leden van de D66-fractie zeggen begrepen te hebben dat de drie gemeenten het provinciale voorstel tot fusie ondersteunen. Evenwel hebben zij vernomen dat inwoners van Wehl samengaan met Doetinchem prefereren boven de voorgestelde fusie met Didam en Bergh. De regering schrijft in de memorie van toelichting dat de beoogde nieuwe gemeente «kan zorgen voor een evenwichtiger balans in de regio». Wat zijn de signalen dat deze balans nu niet aanwezig is, vragen deze leden. Voorts vragen deze leden waar de regering op doelt met «het opbouwen van specifieke expertise waar de regio van kan profiteren». 3.2.3 De gemeente Bronckhorst Met de regering zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat met de nieuwe gemeente Bronckhorst een grote gemeente ontstaat met een overwegend agrarische en recreatieve functie die op draagvlak bij alle betrokken gemeenteraden kan rekenen. Daarbij is het naar het oordeel van deze leden wel de vraag of de gemeente Bronckhorst niet te groot en te uitgestrekt wordt. Is naar het oordeel van de regering deze herindeling duurzaam? Kan in zo’n grote gemeente voldoende samenhang worden aangebracht en is het mogelijk om in een gemeente met meer dan 40 kernen voldoende bestuurskracht te ontwikkelen? In afwijking van het provinciale advies stelt de regering voor de gemeente Zelhem volledig toe te voegen aan de gemeente Bronckhorst. Is ook overwogen om een grenscorrectie uit te voeren waarbij een deel van Zelhem bij de gemeente Bronckhorst zou gaan horen en een ander deel bij Doetinchem? Eerder was een overweging dat samenvoeging van Zelhem met Doetinchem wenselijk was wegens de mogelijkheid om te kunnen voorzien in een deel van de woningbouwbehoefte van Doetinchem. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering deze overweging heeft betrokken in het voorliggende voorstel en vragen tevens of de regering van mening is dat woningbouw ontwikkeld kan worden op het grondgebied van de gemeente Zelhem. Deze leden vragen ook aandacht voor het feit dat vele insprekers op de hoorzitting, die de vaste kamercommissie op 5 september 2003 in Doetinchem heeft belegd, hebben gesteld dat naar hun oordeel de gemeente Bronckhorst ook is ontstaan vanuit de wens om niet samengevoegd te worden met Doetinchem of Zutphen of Doesburg. Deelt de regering deze opvatting en is deze opstelling naar haar oordeel van belang om mee te wegen in het uiteindelijke herindelingsvoorstel? Ten aanzien van de vorming van de gemeente Bronckhorst stellen de leden van de PvdA-fractie de volgende vragen. Hoe verhoudt dit voorstel zich tot de door de regering in het beleidskader gemeentelijke herindeling geformuleerde criteria? Hoe ziet de regering de balans tussen deze zeer grootschalige plattelandsgemeente in relatie tot de centrumstad Doetinchem?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
12
Hoe kijkt de regering aan tegen de toekomstige financiële situatie van een dergelijke gemeente. Er moet immers een immens gebied onderhouden worden en er zijn veel decentrale voorzieningen nodig. Hoe beoordeelt de regering de toekomstige bestuurbaarheid van een dergelijk gebied? De gemeente Bronckhorst (met Doesburg) was ook in het provinciale voorstel al een zeer grote plattelandsgemeente. Waarom heeft de regering besloten de gemeente Zelhem ook nog eens toe te voegen? Welke criteria legt de regering aan als het gaat om de omvang en oppervlakte van gemeenten, zo vragen de leden van de VVD-fractie aan de regering. Is deze gemeente nog wel te besturen? Hoe vallen de financiële berekeningen uit ten aanzien van deze gemeente? Is de regering het met deze leden eens dat de VHS, de gemeenten Vorden, Hengelo en Steenderen de basis vormen van de nieuwe gemeente Bronckhorst en dat de ++ deze nieuwe gemeente wel erg groot maakt? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering. De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie van de regering op het feit dat de meerderheid van de bevolking tegen herindeling is, omdat de gemeente «te groot» wordt. Deze leden overwogen daarbij dat vanuit de gemeente Hengelo wordt gesteld dat, daar waar er kwaliteitsvoordeel te behalen is reeds lang wordt samengewerkt met Vorden en Steenderen. Deze gemeente vindt het bezwaarlijk dat in de nieuwe gemeente Bronckhorst zich geen enkele hoofdkern zal bevinden. De herindeling wordt door geen enkele fractie of door de bevolking ondersteund. De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat de samenvoeging van deze vijf gemeenten op brede steun van de desbetreffende gemeenteraden en bevolking kan rekenen. Hoewel er ook geluiden uit de gemeente Hummelo-Keppel zijn die pleiten voor aansluiting van deze gemeente bij Doesburg. Opvallend is wel dat deze gemeente 42 kernen zal gaan bevatten. Is een dergelijk grote gemeente wel goed bestuurbaar zonder binnengemeentelijke decentralisatie toe te passen? Bij de keuze voor de VHS++-variant stelt de regering dat deze variant op meer draagvlak kan rekenen en derhalve haar voorkeur geniet (memorie van toelichting, bladzijde 7). De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar een argumentatie voor deze stelling. Op grond waarvan wordt het draagvlak op dit onderdeel beoordeeld? Verder vragen genoemde leden een reactie op de verwachting dat de kosten van deze grote plattelandsgemeente (VHS) aanzienlijk groter zullen zijn dan andere varianten. Ook vragen zij de regering in te gaan op de signalen vanuit de desbetreffende gemeenten waarin twijfels worden geuit over de bestuurbaarheid van de nieuwe grote gemeente. De leden van de SGP-fractie constateren dat de beoogde gemeente Bronckhorst een aanzienlijke omvang heeft. Zij vrezen dat dit in regionaal verband tot disproportionele verhoudingen leidt, zeker gezien de geringe omvang van de omliggende gemeenten met een centrumfunctie. De genoemde leden vragen of de regering van mening is dat met de voorgestelde verhoudingen een duurzame situatie ontstaat. 3.2.4 De gemeente Terborg Ten aanzien van de gemeente Terborg wordt in de memorie van toelichting relatief veel aandacht gegeven aan de relatie van deze gemeente met Doetinchem. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de achtergrond daarvan. Gesteld wordt dat de gemeente Terborg Doetinchem kan steunen bij het behoud van financieel-economisch draagvlak voor regio-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
13
nale voorzieningen en dat de raden hebben uitgesproken te willen samenwerken met Doetinchem ten behoeve van het behoud van centrumvoorzieningen in Doetinchem voor de regio. Is de regering van oordeel dat deze steun en samenwerking noodzakelijk zijn? Deze leden vragen of een dergelijke opstelling niet van alle gemeenten in de regio gevraagd zou mogen en moeten worden? Ook willen de leden van de CDA-fractie graag van de regering horen of, als deze bereidheid niet was uitgesproken, samenvoeging van beide gemeenten met Doetinchem naar het oordeel van de regering een optie was geweest. De leden van de PvdA-fractie willen graag weten hoe de regering de balans ziet tussen deze nieuwe gemeente en de centrumgemeente Doetinchem. Immers de centrumgemeente wordt in het gehele voorstel omringd door grote plattelandsgemeente, met wel een sterke oriëntatie op die centrumgemeente. Hoe ziet de regering de bestuurlijke relatie tussen Gendringen/Wisch en Doetinchem? Heeft de regering een grote gemeente (Oude) IJsselstreek overwogen? Ziet de regering voldoende synergie tussen beide gemeenten, conform de criteria en zo ja, waar bestaat deze uit, anders dan de redenen nu vermeldt in het wetsvoorstel? De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de nieuwe gemeente Terborg, bestaande uit de oude gemeenten Wisch en Gendringen, een krachtige grote randgemeente belooft te worden. Heeft de regering overwogen delen van deze gemeenten toe te voegen aan Doetinchem? Beschikken deze beide gemeenten over bouwmogelijkheden die van pas kunnen komen aan de gemeente Doetinchem als centrum- gemeente? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering. De leden van de SP-fractie vragen wat de regering vindt van geluiden dat Wisch en Gendringen helemaal niets met elkaar hebben. Is dit geen reden om af te zien van de herindeling? Vooral nu ook groepen binnen de bevolking stellen tegen de herindeling te zijn? De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat de gemeenten Wisch en Genderingen – na enige aarzeling – zelf hebben besloten te fuseren. Heeft de regering aanleiding te veronderstellen dat deze fusiewens vooral is ingegeven uit angst voor – en ter voorkoming van een eventuele herindeling met Doetinchem? De leden van de SGP-fractie constateren dat de gemeenten Wisch en Gendringen besloten hebben tot samenvoeging vanuit de overweging dat de nieuw te vormen gemeente een bestuurskrachtige gesprekspartner zou zijn. De genoemde leden vragen in hoeverre hierbij echt sprake is van een initiatief van onderop. Zij hebben de indruk dat de desbetreffende gemeenten gezien de ontwikkelingen in de regio geen andere keus meer voor zichzelf zagen weggelegd. De leden van de SGP-fractie vragen de reactie van de regering hierop en vragen ook in hoeverre de vorming van de nieuwe gemeente Terborg draagvlak heeft onder de bevolking. 3.2.5 De gemeente Aalten Voorgesteld wordt om de gemeente Dinxperlo samen te voegen met de gemeente Aalten. Tijdens verschillende gelegenheden hebben de leden van de CDA-fractie met waardering kennis kunnen nemen van de voortrekkersrol die de gemeente Dinxperlo heeft op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking. Helder is ook dat zeker bij dit onderdeel van het wetsvoorstel het criterium van draagvlak tot een andere conclusie kan leiden dan het criterium van bestuurskracht. Hoe oordeelt de regering over de bestuurskracht van de gemeente Dinxperlo? Bij de uiteindelijke standpuntbepaling is voor deze leden van belang dat het bijzondere
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
14
karakter van de samenwerking ook in een eventuele nieuwe bestuurlijke setting voldoende is gewaarborgd. Deze leden vragen dan ook, wellicht ten overvloede, of hiervoor in het voorstel voldoende garanties zijn opgenomen en zij zouden graag zien dat de regering aangeeft of ook de gemeenteraad van de huidige gemeente Aalten zich voldoende van deze opgave bewust is en bereid is om in een eventuele nieuwe situatie ook specifieke voorzieningen te treffen. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering overwogen heeft om een experiment aan te gaan met de gemeente Dinxperlo om gedurende een bepaalde periode te tonen dat het mogelijk zou zijn om met Süderwick een samenwerking aan te gaan, die als proeftuin kan fungeren voor Europa. Deze leden vernemen graag de overwegingen die daarbij voor de regering een rol hebben gespeeld. De nieuwe gemeente Aalten bestaat in het voorstel van de regering uit de oude gemeenten Aalten en de gemeente Dinxperlo. Uit de vele informatie die de leden van de VVD-fractie hebben ontvangen, blijkt dat het draagvlak bij de gemeente Dinxperlo nog moet groeien. Kan de regering nog eens een poging doen de leden van de VVD-fractie te overtuigen van de wenselijkheid van het opheffen van de zelfstandige gemeente Dinxperlo? Heeft de regering informatie waaruit blijkt dat ook de gemeente Aalten doordrongen is van de wenselijkheid dat de goede grensoverschrijdende contacten gehandhaafd dienen te blijven? De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie van de regering op een peiling waaruit blijkt dat 94% van de bevolking van Dinxperlo tegen de samenvoeging is. Wil de regering reageren op het feit dat Dinxperlo helemaal niet wil omdat zij vooral georiënteerd is op Bocholt in Duitsland? Wil de regering deze natuurlijk gegroeide samenwerking stoppen om te herindelen, zo vragen deze leden. De leden van de D66-fractie merken op dat dit een onvrijwillige fusie is, aangezien zowel de inwoners als het gemeentebestuur van Dinxperlo tegen het samengaan met de gemeente Aalten zijn. Ook hebben deze leden berichten bereikt dat vanuit het gemeentebestuur van Aalten vraagtekens zijn geplaatst bij nut en noodzaak van aansluiting van Dinxperlo bij Aalten, temeer omdat de (ambtelijke) samenwerking tussen beide gemeenten goed op gang is gekomen. Kan de regering de uitspraak dat Dinxperlo onvoldoende bestuurskracht kent om een zelfstandig voorbestaan te garanderen nader en met feiten onderbouwen? De leden van de D66-fractie vinden dat de regering de gevolgen van de eventuele fusie op de grensoverschrijdende samenwerking met Bocholt onvoldoende onder ogen ziet. Wat zullen bijvoorbeeld de gevolgen zijn van de eventuele fusie met Aalten voor de samenwerking tussen de politie van Dinxperlo en Süderwick, of voor de internationale commissie van advies en bijstand, waarin raadsleden uit Bocholt en Dinxperlo zijn vertegenwoordigd? De leden van de SGP-fractie constateren dat er in de gemeente Dinxperlo geen draagvlak bestaat voor samenvoeging met de bestaande gemeente Aalten. Om die reden zijn zij in beginsel geen voorstander van deze fusie. Zij vragen de regering waarom er bij de gemeente Dinxperlo ook naar haar mening sprake is van onvoldoende bestuurskracht, ook als wordt gerekend met mogelijke intergemeentelijke samenwerkingsvormen. De gemeente Dinxperlo geeft de voorkeur aan zelfstandigheid maar het provinciebestuur acht de draagkracht van Dinxperlo onvoldoende om een zelfstandig voortbestaan te rechtvaardigen. De regering neemt de motivering van het provinciebestuur over. De leden van de fractie van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
15
ChristenUnie ontvangen hierop graag een toelichting, waarbij ook wordt ingegaan op de zinsnede dat «het uitblijven van een herindelingsvoorstel ertoe zal leiden, dat Dinxperlo op korte termijn opnieuw in een herindelingsdiscussie wordt betrokken». Zij vragen waarop dan wordt gedoeld. 3.2.6 De gemeente Groenlo De regering stelt voor om de gemeenten Groenlo en Lichtenvoorde samen te voegen tot de gemeente Groenlo. Hierbij zou, anders dan in het provinciale advies, het industrieterrein De Laarberg, volledig binnen de gemeente Groenlo moeten komen te liggen. De leden van de CDA-fractie vragen of naar het oordeel van de regering de huidige ligging in twee gemeenten een ontwikkeling van het regionale bedrijventerrein toelaat die verwarring uitsluit. Zou het naar het oordeel van de regering wellicht ook de regionale samenhang van het wetsvoorstel kunnen versterken door ook in het nieuwe voorstel twee gemeenten verantwoordelijk voor het bedrijventerrein te laten zijn? Op dit moment werkt immers ook in de exploitatie van het bedrijventerrein een aantal gemeenten samen. Komt deze samenwerking naar het oordeel van de regering onder druk te staan als gevolg van een eventuele herindeling? Tevens vragen deze leden of het draagvlak voor de herindeling bij de gemeente Berkelstreek met deze aanpassing van de regering onder druk komt te staan. De regering pleit voor een toevoeging van het regionale bedrijventerrein aan Groenlo/Lichtenvoorde. De argumenten van de regering zijn voor de leden van de PvdA-fractie onvoldoende duidelijk. Het bedrijventerrein de Laarberg is op regionaal initiatief ontstaan als gevolg van de zich wijzigende economische omstandigheden van de Achterhoek. De samenwerking in deze is tot nu toe goed verlopen. Belangrijk daarin is bijvoorbeeld geweest het opstellen van een gezamenlijk bestemmingsplan voor het terrein. Het betreft een succesformule die gezien mag worden. Wat zijn dan de doorslaggevende redenen voor de regering de Laarberg toe te wijzen aan Groenlo, waardoor het gevaar ontstaat een lokaal bedrijventerrein te worden? Wat zijn de redenen voor de regering geweest om niet voor de nieuwe BREN-gemeente te kiezen? Het bedrijventerrein ligt eveneens in die gemeente. Wat is volgens de regering het voordeel van de aansturing door Groenlo, gezien het bestaan van «de combinatie», zo vragen deze leden. Ten aanzien van de nieuwe gemeente Groenlo, bestaande uit Groenlo en Lichtenvoorde, is er lang van uitgegaan dat ook de gemeente Eibergen zou worden toegevoegd. De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding daarvan de regering nog eens duidelijk aan te geven waarom zij kiest voor de combinatie van de twee gemeenten. Het nieuwe regionale bedrijventerrein komt in het voorstel van de regering geheel op het grondgebied van de nieuwe gemeente Groenlo te liggen. Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat daarmee geen afbreuk mag worden gedaan aan het regionale karakter van het terrein, maar dat hierdoor slechts een aantal praktische bezwaren worden opgelost? De leden van de SP-fractie stellen vast dat Groenlo zelfstandig wil blijven. Er is een voorkeur voor samenvoeging in de zogenaamde LEG-gemeente, die omvat Lichtenvoorde, Eibergen en Groenlo. Volgens de burgemeester van Groenlo, zijn er geen argumenten vóór samengaan met alleen Lichtenvoorde. Deze leden ontvingen graag een reactie van de regering op deze opvatting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
16
De leden van de D66-fractie hebben geen goed beeld kunnen krijgen van het draagvlak voor deze herindeling. In de memorie van toelichting wordt gesproken over een «goed draagvlak» voor de fusie tussen Groenlo en Lichtervoorde, maar inmiddels hebben zij begrepen dat de gemeente Groenlo nadrukkelijk kiest voor het behoud van zelfstandigheid en zich verzet tegen de in hun ogen van bovenaf opgelegde herindeling. Over het draagvlak van de herindeling van de kern Zwolle (Gelderland) en de kern Holterhoek is hen geen informatie bekend. Wat is de laatste stand van zaken wat betreft het draagvlak voor deze herindeling die bij de regering bekend is, zo vragen deze leden. Een intergemeentelijk bedrijventerrein is een gelegenheid voor intergemeentelijke samenwerking. Deze kans wordt nu ontnomen door het bedrijventerrein Laarberg op het grondgebied van de nieuwe gemeente Groenlo te plannen. Volgens de regering kan ligging van een bedrijventerrein in twee gemeenten belemmerend werken doordat een situatie ontstaat die vatbaar is voor misverstand. Dit argument wordt volgens deze leden door de regering zelf ontkracht door niet te kiezen voor fusie van de huidige gemeenten Lichtervoorde, Eibergen en Groenlo (LEGvariant). Deze variant zou immers langs de Twenteroute en de toekomstige A18 liggen en volgens deze redeneertrant een optimale garantie bieden voor een heldere niet mis te verstane ontwikkeling van het gebied, zo stelden deze leden. De leden van de SGP-fractie constateren dat de gemeente Groenlo in tegenstelling tot wat staat vermeld in de memorie van toelichting nadrukkelijk kiest voor behoud van zelfstandigheid. Wegens het ontbreken van draagvlak zijn de genoemde leden in beginsel geen voorstander van de samenvoeging van de bestaande gemeenten Lichtenvoorde en Groenlo. Zij vragen de regering om aan te geven in hoeverre de bevolking van Lichtenvoorde en Groenlo voorstander is van de beoogde fusie van deze gemeenten. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe de stelling dat de gemeente Groenlo en Lichtenvoorde hebben uitgesproken voorstander te zijn van een samenwerking van beide gemeenten, zich verhoudt tot de brief van de gemeente Groenlo (dd. 21-8-2003, BZK-03–468) waarin zij concluderen dat het uitvoeren van de fusie tussen Groenlo en Lichtenvoorde niet in het voordeel van de Groenlose bevolking is. De gemeente doet daarbij een beroep op de Kamer om de van bovenaf opgelegde fusie niet uit te voeren. Hoe beoordeelt de regering de oproep van de gemeente Groenlo om het regionaal bedrijventerrein te situeren op het grondgebied van Groenlo zodat deze gemeente kan voldoen aan de door de provincie toegedichte «functionaliteit» en «economische bedrijvigheid» optimaal ten uitvoer kan brengen? 3.2.7 De gemeente Berkelstreek De nieuwe gemeente Berkelstreek zou conform het provinciale advies en de regering moeten gaan bestaan uit de gemeente Borculo, Ruurlo, Eibergen en Neede. Gedurende het herindelingsproces heeft de gemeente Ruurlo steeds nadrukkelijker gezegd zelfstandig te willen blijven. De leden van de CDA-fractie vragen wat de doorslaggevende argumenten zijn om niet tegemoet te komen aan de wens van de gemeente Ruurlo. Het voornemen van de regering om het regionale industriegebied De Laarberg volledig toe te voegen aan de gemeente Groenlo stuit op weerstand bij de betrokken gemeenten en in het bijzonder bij de gemeente Eibergen en vormt daarmee mogelijk een bedreiging voor het draagvlak voor de gemeente Berkelstreek. De gemeente Berkelstreek heeft gezegd dat de agrarische functie en de werkgelegenheid in de agrarische sector in dit gebied onder druk staan. Mede daarom acht zij het van belang om in
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
17
de vorm van een eigen industrieterrein ook alternatieve werkgelegenheid aan te trekken. In hoeverre acht de regering het wenselijk dat een regionaal bedrijventerrein ook (gedeeltelijk) binnen de eigen gemeentegrenzen valt, zo vragen deze leden. De regering stelt voor de kern Holterhoek, die thans volgens de regering op het grondgebied van Lichtenvoorde ligt, toe te voegen aan de nieuwe gemeente Berkelstreek. De leden van de PvdA zijn evenwel van mening dat de kern Holterhoek in de huidige gemeente Eibergen ligt. De gemeente Berkelstreek is weer zo’n heel grote gemeente, stellen de leden van de VVD-fractie vast. Met de keuze van Eibergen voor de BREN ontstaat qua inwoners en oppervlakte een zeer grote plattelandsgemeente. Kan de regering de leden van de VVD-fractie informeren over de financiële mogelijkheden van deze gemeente? Kan de regering aangeven waarom zij het voorstel doet ook de gemeente Ruurlo aan deze nieuwe gemeente toe te voegen? Uit informatie blijkt dat in Ruurlo het gemeentebestuur en groepen uit de bevolking nog niet geheel en al overtuigd zijn van de meerwaarde van deze samenvoeging. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering. De leden van de SP-fractie vragen de regering te reageren op het feit dat in een referendum 82% van de bevolking van Ruurlo zich tegen herindeling heeft uitgesproken. Welke waarde hecht de regering aan dit signaal? Voorts vragen deze leden de regering specifiek in te gaan op de kwestie van de kern Mariënvelde, aangezien 88% van de Mariënvelders bij één gemeente wil blijven horen. Ruurlo wil niets met fusie te maken hebben, zo laat de burgemeester van Ruurlo weten. Volgens hem zijn alle beginselen van behoorlijk bestuur geschonden. Ook de raad is tegen. «Wilt u dit a.u.b. afblazen?» zo viel te horen tijdens de hoorzitting. De aan het woord zijnde leden ontvangen hierop graag een reactie van de regering. De leden van de D66-fractie hebben geen goed beeld van het draagvlak van deze fusie. In de memorie van toelichting wordt nog gesproken over een vrijwillig samengaan. Ondertussen blijkt dat Ruurlo een zelfstandig voortbestaan prefereert en dat 70 % van de inwoners van Neede zich via een volksraadpleging voor zelfstandigheid heeft uitgesproken. Zien deze leden het goed dat het draagvlak voor het samengaan sterk is verminderd? De leden van de D66-fractie vragen of de voorgestelde fusie werkelijk noodzakelijk is voor de taken waar het gebied voorstaat wat betreft het behoud en het ontwikkelen van natuur en de daaraan te relateren toeristische functies. Heeft de provincie hier niet veel meer een taak? De leden van de SGP-fractie stellen vast dat de gemeente Ruurlo geen behoefte heeft aan opschaling, maar in het geval van een samenvoeging van de regiogemeenten toch niet wil achterblijven. Zij vragen of dit ook geldt voor de bevolking van de gemeente Ruurlo. De genoemde leden constateren dat de gemeente Ruurlo door de ontwikkelingen in de regio tot samengaan met een aantal buurgemeenten wordt gedwongen. De leden van de SGP-fractie vragen de regering of de gemeente Ruurlo naar haar mening voldoende bestuurskrachtig is om zelfstandig te blijven en waarom zij de afweging van deze mogelijkheid niet expliciet in de memorie van toelichting vermeldt. Zij vragen de regering om hierop alsnog in te gaan. 3.2.8 De gemeente Lochem Bij de vorming van de nieuwe gemeente Lochem is de bijzondere positie van Bathmen van belang, zo stellen de leden van de CDA-fractie vast.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
18
Bovendien is er, als het regeringsvoorstel wordt overgenomen, niet alleen sprake van een gemeentelijke maar ook van een provinciale herindeling. De provincie Overijssel en de gemeente Deventer hebben bezwaar tegen het voorstel. Voor hen is de oriëntatie van de bevolking uit Bathmen op Overijssel van belang en de congruentie van de veiligheidsrisico’s. De regering stelt dat de veiligheid adequaat kan worden gewaarborgd. Voor de aan het woord zijnde leden is het daarbij in elk geval van belang of er speciale voorzieningen en/of afspraken gemaakt moeten worden om deze veiligheid inderdaad te waarborgen. De ontwikkelingen in de huidige gemeenten Bathmen, Gorssel en Lochem zijn naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie een illustratie van het belang snel duidelijkheid te verschaffen. Deze leden hebben zelf herhaaldelijk kunnen waarnemen hoe voortvarend de gemeenten op weg zijn in de richting van de nieuwe gemeente Lochem. Tegelijkertijd moeten deze leden constateren dat het brede draagvlak onder druk komt te staan. Wegens de systematiek van het wetsvoorstel wordt bij de paragraaf inzake de gemeente Zutphen nog stilgestaan bij de specifieke positie van Eefde. De regering heeft in de aanbieding van dit wetsvoorstel het advies gevolgd van de provincie Gelderland (samenvoeging Bathmen, Lochem, Gorssel), zo stellen de leden van de PvdA-fractie vast. Dit heeft een wijziging van de provinciegrens tot gevolg. Deze leden stellen daarover de volgende vragen. Welke overwegingen heeft de regering om niet het voorstel Overijssel te volgen? Deelt de regering de mening van de leden van de PvdA-fractie dat de inwoners van de gemeente Bathmen vooral gericht zijn op Deventer, bijvoorbeeld daar waar het gaat over werk, scholing en recreatie? Deelt de regering de mening van de leden van de PvdAfractie dat het logisch zou zijn dat de inwoners van de gemeente Bathmen hun eigen inbreng krijgen in de democratische besluitvorming van de gemeente waar hun primaire oriëntatie ligt (Deventer)? Zo ja, waarom is dat dan niet gebeurd? Zo nee, waarom niet? Bij een samenvoeging van Bathmen bij Gorssel en Lochem zullen Bathmen en Deventer tot twee verschillende hulpverleningsregio’s gaan behoren. Staat dit niet haaks op de zo gewenste en nodige ondubbelzinnige aansturing bij ongevallen en rampen? Zo ja, wat is voor de regering in dezen doorslaggevend geweest? Zo nee, waarom niet? De gemeente Bathmen heeft ook nu nog, tijdens het proces van herindelen, een sterke oriëntatie op Deventer. In een recent verschenen notitie over de recreatieve en toeristische mogelijkheden van Bathmen wordt gestreefd naar een samenwerking met het VVV Deventer. In een ander recent voorstel wordt gepleit voor samenwerking met de leerplichtambtenaren van Deventer. Hoe ziet de regering deze ontwikkelingen tegen de achtergrond van het wetsvoorstel. Immers, tweemaal eerder is er een wetsvoorstel opgesteld waarbij Bathmen bij Deventer gevoegd zou worden mede op grond van bovenstaande argumenten. Zijn er volgens de regering wijzigingen opgetreden waardoor er nu een ander voorstel voorgesteld wordt? De aan het woord zijnde leden constateren dat de regering bij de vorming van deze gemeente geen problemen inzake de veiligheidsregio voorziet omdat de regering erop vertrouwt dat er goede coördinatieafspraken worden gemaakt. Ook vertrouwen de aan het woord zijnde leden erop dat die zullen worden gemaakt, maar vragen of het nu juist niet de bedoeling van herindeling was om tot ondubbelzinnige en onvervreemdbare aansturing te komen en aldus niet afhankelijk te zijn van afspraken gemaakt tussen verscheidene gemeenten. Wat is hierover de opinie van de regering, zo vragen deze leden. De regering noemt bij haar overwegingen het feit dat de voorbereidingen van de nieuw te vormen gemeente, via Stuurgroep en bijzondere ondernemingsraad, reeds op gang zijn. Voor de aan het woord zijnde leden kan dit niet als argument gelden, aangezien het wetsvoorstel nog door de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
19
Tweede en Eerste Kamer gewogen moet worden. Voorts kan het wetsvoorstel er dan nog anders uit komen te zien. Deze leden zouden graag een reactie van de regering ontvangen op deze procesgang. De leden van de VVD-fractie zien zich voor een moeilijke afweging geplaatst ten aanzien van de gemeente Lochem, bestaande uit Lochem, Gorssel en Bathmen. Uit informatie blijkt dat over dit onderwerp in de gemeenschap van Bathmen zeer divers wordt gedacht. Ook lijkt het dat de opvattingen nog steeds schuiven. Kan de regering nadere informatie verschaffen op dit punt, zo vragen deze leden. De regering stelt voor om een kleine grenscorrectie te maken om het bedrijventerrein «Eefde» in de nieuwe gemeente Zutphen te plaatsen. Kan de regering aangeven waarom daarbij het grondgebied van de gemeenschap Eefde is doorsneden en waarom niet de keuze is gemaakt voor de ene of de andere gemeente? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering. De leden van de SP-fractie hebben de indruk dat de gemeente Gorssel iedere discussie over de samenvoeging uit de weg wil gaan. De gemeenteraad wil Eefde-West niet afstaan aan Zutphen. Indien Zuphen een bedrijventerrein zal ontwikkelen op Eefde-West, zal de daardoor ontstane verkeersdruk grote gevolgen hebben voor de flora en fauna aldaar. De aan het woord zijnde leden ontvangen hierop graag een reactie van de regering. Zij willen ook graag een reactie ontvangen op het feit dat tussen Bathmen, Lochem en Gorssel geen openbaar vervoer beschikbaar is. In Lochem is kennelijk 57% van de bevolking tegen herindeling. Er bestaat verder geen enkele band met Bathmen en Gorssel. Bathmen en Gorssel kiezen voor aansluiting bij Lochem omdat ze bang zijn te worden opgeslokt door respectievelijk Deventer en Zutphen. Het Visiedocument spreekt weliswaar van grote steun onder de bevolking, maar de inwoners is niets gevraagd. Actiecomités in Lochem verzetten zich tegen fusie. Volgens een NIPO-onderzoek is 65% van de bevolking van Lochem tegen fusie. Kan de regering, gezien deze gegevens, de fusie wel blijven steunen, zo vragen deze leden. De leden van de D66-fractie hebben geen goed beeld kunnen krijgen van het draagvlak voor deze herindeling. De gemeenteraden hebben in december 2001 aangegeven dat zij ongedeeld samen willen gaan tot één nieuwe gemeente. Deze leden bereiken echter berichten dat zowel in Lochem als Gorssel de bevolking geen kans heeft gekregen zich over de fusie uit te spreken. Voorstellen hiertoe zijn door een raadsmeerderheid geblokkeerd. Deze leden ontvangen hierover graag nadere informatie van de regering. Voorts vragen zij of een convenant uit 2001, waarin Gorssel van het 35 ha tellend industrieterrein op haar grondgebied 29 ha voor Zuthpen bestemde, wordt geschonden indien het industrieterrein «Eefdewest» van Gorssel naar de Zutphen overgaat. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een reactie op de stelling van de raad van de gemeente Gorssel dat met de ontwikkeling van een bedrijventerrein (29 ha. voor Zutphen en 6 ha. voor Gorssel) de grenswijziging tussen de gemeenten Zutphen en Gorssel niet noodzakelijk zou zijn. Voorts merkten deze leden op dat in de memorie van toelichting terecht wordt opgemerkt dat onder andere de gemeente Bathmen al betrokken is geweest bij eerdere herindelingsvoorstellen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom niet is gekozen voor de optie de gemeente Bathmen samen te voegen met de gemeente Deventer, onder meer omdat daarmee de knelpunten rond de A1 anders zouden worden. Hoe beoordeelt de regering de argumentatie dat voor de veiligheid het van groot belang is dat de A1 onder één bestuurlijke regie komt te vallen? De genoemde leden vragen waarom nauwelijks wordt ingegaan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
20
op het advies van Provinciale Staten van Overijssel, zoals in de brief van deze provincie aan de vaste kamercommissie staat (brief dd. 11-06-2003, BZK-03-332). Zij vragen of op de argumenten uit deze brief alsnog kan worden ingegaan. Ook vragen zij een reactie op de relatie tussen voorliggend wetsvoorstel en de in 1998 aangenomen motie-Hoekema (25 653, nr. 12), waarin wordt gesteld dat «Bathmen betrokken moet worden bij een volgend herindelingsvoorstel in Overijssels verband». Genoemde leden vragen in hoeverre op organisatorisch niveau een binding bestaat tussen de gemeenten Lochem en Bathmen. Zij vragen of het inderdaad zo is, dat bijvoorbeeld de bewoners van Bathmen en Lochem voor geen enkele voorziening gericht zijn op Lochem. Als dat zo is, wat betekent dat voor het voorliggende voorstel? De leden van de SGP-fractie constateren dat de bevolking van de gemeente Lochem in meerderheid de voorgenomen herindeling niet ondersteunt. Naar hun mening is dit een belangrijk bezwaar voor doorvoering van de beoogde samenvoeging met de gemeenten Bathmen en Gorssel. De genoemde leden vragen de regering om nader te beargumenteren waarom de gemeenten Bathmen en Gorssel samen geen bestuurskrachtige gemeente kunnen vormen. De leden van de SGP-fractie stemmen in met de wijziging van de provinciegrens tussen Gelderland en Overijssel als gevolg van de samenvoeging van de gemeenten Bathmen, Lochem en Gorssel. Gezien het karakter van deze gemeenten geven zij de voorkeur aan de samenvoeging van in ieder geval de gemeenten Bathmen en Gorssel boven het voorstel van de provincie Overijssel om de gemeente Bathmen samen te voegen met de gemeente Deventer. 3.2.9 De gemeente Zutphen De regering stelt voor de gemeenten Zutphen en Warnsveld samen te voegen tot de gemeente Zutphen. Hiermee zou een decennialange strijd voor de zelfstandigheid van Warnsveld in het nadeel van Warnsveld worden beslecht. De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom niet is gekozen voor het door Warnsveld voorgestelde model van vergaande samenwerking in plaats van samenvoeging. De leden van de CDA-fractie zijn zich er zeer van bewust dat het voorstel voor herindeling bij de gemeente Warnsveld buitengewoon gevoelig ligt. Dat betekent naar het oordeel van deze leden, dat indien besloten zou worden tot herindeling, de effectuering hiervan met veel aandacht gevolgd zal moeten worden. Is de indruk terecht dat de regering suggereert een dorpsraad in Warnsveld op te richten en is bekend of Zutphen hiertoe bereid is? Ten behoeve van de economische ontwikkeling van de gemeente Zutphen wordt voorgesteld het regionale bedrijventerrein Eefde dat op dit moment bij de gemeente Gorssel hoort, toe te voegen aan de gemeente Zutphen. Waarom biedt het tussen Gorssel en Zutphen gesloten convenant over de ontwikkeling van dit bedrijventerrein de gemeente Zutphen onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden, zo vragen deze leden. De kern Eefde verzet zich tegen de opsplitsing en heeft duidelijk te kennen gegeven ongedeeld te willen blijven. Heeft de regering overwogen om eventueel de hele kern Eefde bij Zutphen te voegen en waarom is hiervoor niet gekozen? Deelt de regering de zorg dat door de ontsluiting van het industrieterrein de natuur in Eefde-West wordt bedreigd? De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat het wetsvoorstel voorziet in een samenvoeging van Warnsveld en Zutphen met een grenscorrectie ten aanzien van Eefde. In eerdere varianten zijn de mogelijkheden van een gemeente Graafschap (Zutphen, Warnsveld, Lochem, Gorssel) onderzocht, mede wegens de regionale samenhang. Dit leidt voor de hier aan het woord zijnde leden tot de volgende vragen. Heeft de regering de Graafschap-variant nog in haar overwegingen betrokken. Zo nee, wat zijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
21
dan die overwegingen? Zo ja, wat zijn de overwegingen geweest deze variant niet aan de Kamer voor te stellen? Hoe ziet de regering de nieuwe gemeente Zutphen in het kader van de Stedendriehoek vanuit criteria als evenwichtigheid en beschikbaarheid van eigen kracht? Is de regering van mening dat het huidige voorstel afdoende is om Zutphen een zelfstandige rol te laten spelen? Gelet op de duurzaamheid van het voorstel is de regering dan van mening dat het huidige voorstel voldoende is om de economische centrumfunctie van Zutphen te waarborgen (Eefde), mede gezien het feit dat Zutphen momenteel flinke knelpunten kent op economisch, fysiek en sociaal gebied? Hoe verhoudt zich dit voorstel tot de start van de herindeling om te komen tot krachtige centrumgemeenten? De leden van de VVD-fractie stellen vast dat het draagvlak voor de samenvoeging van Zutphen en Warnsveld meer te vinden is aan de Zutphense kant dan aan de kant van Warnsveld. De nieuwbouwwijken van Zutphen zijn rondom de gemeente Warnsveld gebouwd na de eerdere grenscorrectie. De bevolking van deze nieuwe wijken gebruikt daardoor deels de bovenwijkse voorzieningen van Warnsveld, zo blijkt uit de verstrekte informatie. De emoties rond de herindeling lopen hier erg op. De vraag die de leden van de VVD-fractie aan de regering wil voorleggen, is of er eigenlijk wel een andere oplossing is dan de door de regering voorgestelde fusie. Is de feitelijke situatie niet zodanig dat Zutphen en Warnsveld langzaam maar zeker stedenbouwkundig geheel en al verweven zijn, zo vragen de leden van de VVD-fractie aan de regering. De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie van de regering op het feit dat in Warnsveld de gemeente en de meerderheid van de bevolking zelfstandig willen blijven. 93,5% heeft zich uitgesproken tegen samenvoeging met Zutphen. In 1987 was de belofte gedaan de gemeente de eerstkomende 25 jaar met rust te laten. De bevolking is tevreden over de organisatie en service van gemeente en zij is bang dat dit verloren gaat na samenvoeging. Ook de Zutphense inwoners hoeven geen annexatie van Warnsveld. Kan de regering reageren op deze feiten, zo vragen deze leden. Zutphen kan naar het oordeel van de fractieleden van GroenLinks met het voorstel niet echt 20 of 30 jaar vooruit. Waarom is niet gekozen voor één Graafschapgemeente (Zuthpen, Lochem, Warnsveld, Gorssel), of om tenminste geheel Eefde in plaats van alleen het industrieterrein aan Zutphen toe te voegen? Wat schiet de stad op lange termijn op met de onderhavige voorstellen, zo vragen deze leden. De leden van de D66-fractie concluderen dat geen van beide gemeenten gelukkig is met de voorgestelde herindeling. Zij signaleren fel verzet vanuit de gemeente Warnsveld tegen samenvoeging met Zutphen. Tegelijkertijd heeft Zutphen laten weten ook na de voorgestelde herindeling te vrezen voor haar centrumpositie en haar rol in de Stedendriehoek met Apeldoorn en Deventer. Hoewel Warnsveld praktisch wordt omgeven door de nieuwe Vinex-wijk van Zutphen, heeft Warnsveld Zutphen ruimtelijk niets te bieden: bij de herindeling in 1989 heeft Warnsveld bouwgrond afgestaan aan Zutphen. Is het beperkte extra aantal inwoners wat Zutphen met de herindeling wint, deze bestuurlijke strijd wel waard, zo vragen de leden van de D66-fractie. Wat verzet zich tegen de door Warnsveld aangedragen alternatieven als de dubbelgemeente of de federatiegemeente? Er is al veel (gemeentelijke) samenwerking tussen beide gemeenten: schoolbesturen van beide gemeente zijn onder één bestuur ondergebracht en Warnsveld maakt gebruik van de ombudscommissie van Zutphen. Wat voegt herindeling nog toe? Hoe beoordeelt de regering de belofte die in 1989 door de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken is
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
22
gedaan dat Warnsveld de komende 25 jaar gevrijwaard zou blijven van herindelingen? De leden van de fractie van de ChristenUnie stellen vast dat de regering het provincievoorstel volgt in de stelling dat de gemeente Warnsveld haar zelfstandigheid in de toekomst niet kan behouden. De desbetreffende gemeente vreest dat er door de samenvoeging met Zutphen onvoldoende aandacht is voor haar buitengemeente. Volgens de regering is het «goed voorstelbaar» dat de gemeente Zutphen op adequate wijze recht doet aan de gemeenschap van Warnsveld (bladzijde 11). De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar verheldering op dit punt. Zijn hierover reeds afspraken gemaakt? Verder vragen deze leden hoe de huidige voorstellen zich verhouden tot de toezeggingen die in 1989 aan de gemeente Warnsveld zijn gedaan bij de toenmalige ingrijpende grenscorrectie door de toenmalige staatssecretaris. Die grenscorrectie zou een oplossing betekenen voor de komende 25 jaar en dat zou ook voor die termijn rust op het «herindelingsfront» inhouden. De leden van de SGP-fractie constateren dat er in de gemeente Warnsveld nauwelijks draagvlak bestaat voor samenvoeging met de gemeente Zutphen. Zij zijn daarom in beginsel geen voorstander van dit onderdeel van de voorgenomen gemeentelijke herindeling. De genoemde leden verwijzen voor een keur van argumenten naar de publicatie van prof. dr. A.F.A. Korsten en vragen daarop een nauwgezette reactie. Ook vragen zij de regering om commentaar op het pleidooi van de Zutphense wijk Leesten om wegens het karakter van die wijk terug te keren naar de gemeente Warnsveld. De leden van de SGP-fractie constateren voorts dat er onder de bevolking veel bezwaren leven tegen de overheveling van Eefde-West van de gemeente Gorssel naar de gemeente Zutphen. Dit zou nodig zijn wegens de uitbreiding van bedrijventerreinen in Zutphen. De genoemde leden merken op dat er door middel van een convenant is voorzien in de behoefte aan bedrijventerreinen in Zutphen en vragen waarom overheveling van Eefde-West naar Zutphen dan nog noodzakelijk of wenselijk zou zijn, zeker als de voorkeur van de bevolking zwaar wordt meegewogen. 3.2.10 De gemeente Doetinchem De regering stelt voor om, met uitzondering van een kleine grenscorrectie, de positie van Doetinchem in de Achterhoek niet te versterken door uitbreiding van gebied of inwonertal. De gemeente Doetinchem, een aantal maatschappelijke organisaties en nogal wat burgers denken daar anders over en zijn van oordeel dat dit voorstel geen recht doet aan de oorspronkelijke inzet met betrekking tot de versterking van de positie van de centrumsteden. Zij zijn van oordeel dat de positie van Doetinchem recht wordt gedaan indien Doetinchem uit ongeveer 80 000 inwoners gaat bestaan. Wat is het oordeel van de regering over deze opvatting, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is de regering van oordeel dat ook op de lange termijn (na 2015) voorzien kan worden in de woningbouwbehoefte van de gemeente Doetinchem? Hoe stelt de regering zich dit voor, zo vragen deze leden. Is de regering van oordeel dat via inbreiding nog voldoende mogelijkheden voor woningbouw binnen de huidige gemeentegrenzen van Doetinchem aanwezig zijn? Verder verwijzen deze zelfde leden naar de eerder gestelde vragen met betrekking tot de mogelijkheid van een grenscorrectie met Zelhem ten behoeve van het voorzien in de woningbouwbehoefte van Doetinchem. De regering komt, met vele anderen, tot de conclusie dat het huidige grondgebied niet genoeg ruimte biedt voor noodzakelijke economische ontwikkeling en bedrijvigheid. Daarom wordt een bescheiden grenscor-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
23
rectie met Wehl voorgesteld. Waarom kiest de regering voor een grenscorrectie en niet voor grensoverschrijdende samenwerking? Naar het oordeel van velen is de grenscorrectie zo gering en daarmee de ontwikkelingsmogelijkheden voor een bedrijventerrein zo klein dat bij lange na niet tegemoet wordt gekomen aan de behoefte van Doetinchem. Er zou minimaal gesproken moeten worden van een verdubbeling van het aantal hectares (nu 140). De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven of een dergelijke vergroting van het bedrijventerrein naar het oordeel van de regering te realiseren is en of deze dan nog valt binnen de criteria die voor grenscorrecties gelden. De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de regering in het voorstel niet het advies van de provincie heeft overgenomen Zelhem aan Doetinchem toe te voegen. De overwegingen die de regering daarbij geeft, komen er slechts op neer dat een toevoeging slechts een beperkte meerwaarde zou opleveren. De aan het woord zijnde leden zouden graag een nadere onderbouwing van de regering voor dit standpunt ontvangen. De aan het woord zijnde leden overwogen daarbij dat het wetsvoorstel de gemeente Doetinchem als centrumgemeente nagenoeg alleen achterlaat, met nu een enkele grenscorrectie. De gemeente Doetinchem heeft een sterke centrumfunctie binnen de regio. Deze functie wordt door iedereen, ook de omringende gemeenten, onderschreven. Een sterke centrumstad is trouwens ook van belang voor die regio. Het voorzieningengebied van Doetinchem kent een reikwijdte van 120 000 tot 250 000 mensen. Om die centrumfunctie te kunnen blijven waarmaken, heeft Doetinchem volgens eigen zeggen een zekere groei nodig met mogelijkheden voor woningbouw en mogelijkheden voor bedrijvigheid. Vervolgens moet het voorzieningenniveau op peil blijven, mits de regering van mening is dat de Achterhoek hier zelf in moet blijven voorzien. Dit leidt voor de leden van de fractie van de PvdA tot de volgende vragen. Kan de regering aangeven hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot het rapport «Krachtige gemeenten»en ook tot de Vijfde nota RO? Hoe is de verevening via de Financiële verhoudingswet? Is er sprake van voldoende compensatie vanuit de omringende gemeenten? Hoe is de regering omgegaan met het door de provincie vastgestelde Iris rapport en de daarin geschetste plannen voor woninguitbreiding in Zelhem? Kan de regering exact schetsen wat de mogelijkheden in Zelhem zijn voor woningbouw in de toekomst, gezien de ook aanwezige ecologische hoofdstructuur? In de Intergemeentelijke Ruimtelijke Inrichtingsschets (rapport IRIS) wordt uitgegaan van een verstedelijkt gebied, omgeven door groen. Hoe sluit het voorstel van de regering aan op deze constatering? In het proces van herindeling is een aantal varianten aan de orde geweest: toevoeging van Wisch/Gendringen, vervolgens Doetinchem Zelhem en een grenscorrectie met Wehl (college van GS d.d. 12–06–2001), grenscorrectie met Wehl (GS 04-12-2001), Doetinchem/Zelhem en grenscorrectie Wehl (13-12-2002) en tot slot het wetsvoorstel van de regering, waarbij het laatste voorstel niet wordt overgenomen (zonder Zelhem). Hoe beoordeelt de regering een dergelijke procesgang, zowel voor burgers als bestuurders? Ten aanzien van de gemeente Doetinchem overwegen de leden van de VVD-fractie het volgende. Alle gemeentebesturen hebben laten weten dat zij de gemeente Doetinchem zullen steunen als centrumgemeente. Slechts één gemeente gaf aan ook werkelijk te willen fuseren maar deze gemeente grenst niet aan Doetinchem. Reden voor de leden van de VVD-fractie om dat voorstel vooralsnog niet over te nemen. De gemeenteraad van Doetinchem heeft een besluit genomen waarop de leden van de VVD- fractie gaarne de opvattingen van de regering vernemen. De gemeenteraad stelt vast dat toekomstige uitbreidingen van woningbouw en industrie vooral zullen plaatsvinden op het grondgebied
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
24
van de gemeente Wehl. De gemeenteraad geeft aan dat aangrenzend op het grondgebied van Zelhem een stedelijk uitloopgebied ligt. De gemeenteraad heeft belangstelling voor Gendringen en Wisch ter versterking van het draagvlak. Kan de regering de leden van de VVD-fractie informeren over de stedenbouwkundige mogelijkheden voor het gebied dat de gemeente Doetinchem aanduidt als stedelijk uitloopgebied? Kan hier daadwerkelijk worden gebouwd? Wil de regering ingaan op de Doetinchemse visie op «De gemeentelijke herindeling in de regio Achterhoek», zoals door de gemeenteraad is vastgesteld in februari 2001, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Naar de mening van de fractieleden van GroenLinks komt Doetinchem klem te zitten. De stad zou naar het oordeel van deze leden wellicht het meest gebaat zijn bij toevoeging van een stuk industrieel/stedelijk grondgebied langs de Oude IJssel, waardoor woningbouw en sociale infrastructuur kan worden gerealiseerd. Waarom wordt in het voorstel gekozen voor een gedeelte van Wehl, terwijl dat niet logisch lijkt gezien deze functie van Doetinchem? Is bovendien overwogen om naast (geheel) Wehl ook (geheel) Bergh bij Doetinchem te voegen, om deze centrumgemeente werkelijk meer ruimte te kunnen geven, zo vragen deze leden. De leden van de fractie van D66 willen graag van de regering vernemen of deze de vrees van de gemeente Doetinchem deelt dat deze gemeente haar centrumfunctie niet goed zou kunnen vervullen te midden van de voorgestelde grote plattelandsgemeenten. Op welke manier ziet de regering dat de steun van de beoogde gemeente Terborg «bij het behoud van een goed financieel-economisch draagvlak voor de regionale voorziening» gestalte zal kunnen krijgen? En waaruit zou de samenwerking van de beoogde gemeente Terborg met Doetinchem voor «het behoud van de centrumvoorzieningen in Doetinchem voor de regio» moeten bestaan, zo vragen deze leden. Zij vernemen hierover graag de opvatting van de regering. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar aanleiding van het feit dat de gemeente Doetinchem van mening is dat het voorliggende voorstel haar gemeente geen mogelijkheid geeft voor de voor haar noodzakelijke economische en ruimtelijke ontwikkelingen, om welke reden het provincievoorstel hierin niet is gevolgd. In het oorspronkelijke voorstel van de provincie werden hier meer mogelijkheden geboden, omdat daarbij aandacht was voor de versterking van de centrumgemeente. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe zich deze keuze verhoudt tot de eisen die door de regering aan herindelingsbeleid worden gesteld. De leden van de SGP-fractie stemmen wegens het gebrekkige draagvlak en het onderscheiden karakter van de desbetreffende gemeenten in met de keuze om de gemeenten Zelhem en Doetinchem niet samen te voegen. Zij constateren echter dat de gemeente Doetinchem een centrumfunctie vervult en geen ruimte heeft om de in dat kader noodzakelijke uitbreiding te realiseren. De genoemde leden constateren dat de gemeente Doetinchem over de voor de invulling van de centrumfunctie noodzakelijke ontwikkelingen nog geen overeenstemming met de buurgemeenten heeft kunnen bereiken. Zij vragen op welke wijze de regering wil bevorderen dat alsnog afspraken tot stand komen waarmee de belangen van alle betrokken gemeenten zo goed mogelijk worden gediend. De leden van de SGP-fractie vragen of de door sommigen gesuggereerde samenvoeging van de bestaande gemeente Doetinchem met de nieuwe gemeente Terborg en/of de gemeente Wehl een bevredigende oplossing voor de bestaande knelpunten kan bieden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
25
3.2.11 Rijnwaarden Samen met de gemeente Doesburg is ook de gemeente Rijnwaarden niet verder in het herindelingsproces betrokken. Beide gemeenten hebben nu een omvang die vergelijkbaar is met die van de meeste andere gemeenten. Na de herindeling is dat echter niet meer het geval. Beide gemeenten zullen dan aanzienlijk kleiner zijn dan de hun omringende gemeenten. Waarom heeft de regering de gemeente Rijnwaarden niet in het herindelingsproces betrokken? Zou het niet verstandig zijn als de gemeente Rijnwaarden de eigen positie nog eens zou evalueren in het licht van de andere opschalingen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie op deze punten een reactie van de regering. 3.2.12 Doesburg De fracties van CDA, PvdA, VVD, GroenLinks en D66 stellen vast dat de gemeente Doesburg, anders dan de provincie adviseert, buiten het herindelingsvoorstel is gehouden. Deze fracties willen graag inzicht in de problematiek van de gemeente Doesburg en de overwegingen van de regering om daaraan in dit wetsvoorstel geen oplossing te bieden. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering daarmee, anders dan de provincie en de gemeente Doesburg zelf, van mening is dat de gemeente Doesburg duurzaam in deze vorm kan blijven voortbestaan. Indien dat niet geval is, is de regering dan van mening dat op andere wijze voorzien moet worden in het versterken van de bestuurskracht van de gemeente Doesburg? Op welke wijze zou dit kunnen? Voorts vragen deze leden of wellicht ook alternatieven zijn gewogen in de vorm van het samenvoegen van Doesburg met (delen van) de nu voorgestelde gemeenten Bronckhorst en/of Zevenaar? De leden van de PvdA-fractie constateren dat weliswaar een aantal varianten de revue passeert, maar dat zij uiteindelijk concludeert dat de problematiek van Doesburg kleinstedelijk van aard is en niet alleen met een herindeling zal kunnen worden opgelost. Dit roept bij hen de volgende vragen op. Hoe verhoudt zich deze conclusie tot het beleidskader gemeentelijke herindeling waarin gesproken wordt over oriëntatie, evenwicht, samenhang en vooral duurzaamheid? Immers, Doesburg blijft nu als kleine centrumgemeente achter, omringd door grote plattelandsgemeenten. Hoe verhoudt deze conclusie zich tot de start van het traject, namelijk dat de problematiek van de steden/stadjes moet worden opgelost. Ten aanzien van Doesburg is er nu geen enkel initiatief. Hoe ziet de regering de toekomst van Doesburg als kleine gemeente met 11 000 inwoners, omgeven door grotere robuuste gemeenten, als het gaat om bijvoorbeeld het oplossen van gestelde problematiek of vinden van ambtenaren? Doesburg heeft sinds de aanvang van het traject zelf gepleit voor herindeling en opschaling om aldus een oplossing te vinden voor de sociale en de werkgelegenheidsproblematiek en het grensoverschrijdende natuurbelang. Ook bleek een opschaling wegens het toeristische karakter van Doesburg gewenst. Dat lijkt te leiden tot een contour van het oude «Stadt en Ambt Doesborgh». Op welke wijze heeft de regering deze variant onderzocht? De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de regering voor heeft met Doesburg. Zou de samenvoeging met Angerlo, en eventueel (geheel) Hummelo en Keppel niet voor de hand liggen om deze centrumgemeente meer armslag te geven? Deze leden vragen op welke termijn hiervoor voorstellen naar de Kamer komen en welke gevolgen dit voor het onderhavige wetsvoorstel zal hebben?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
26
Voor de leden van de D66-fractie heeft de regering duidelijk gemaakt waarom Doesburg geen onderdeel uitmaakt van haar herindelingsvoorstel. De regering heeft echter niet aangegeven op welke manier Doesburg de gesignaleerde kleinstedelijk problematiek het best zou kunnen oplossen. De leden van de D66-fractie nodigen de regering nadrukkelijk uit hierop in te gaan. De leden van de SGP-fractie hebben begrip voor en stemmen in met het besluit om de huidige gemeente Doesburg niet samen te voegen met de nieuwe gemeente Bronckhorst, omdat deze gemeente een ander karakter heeft dan de overige gemeenten. Zij stellen echter vast dat daarmee de knelpunten van de gemeente Doesburg blijven bestaan. De genoemde leden vragen op welke manier wordt gezocht naar een alternatieve en passende oplossing voor de door de gemeente Doesburg ervaren knelpunten. Zij vragen de regering tevens om daarbij in te gaan op de door de gemeente Doesburg opgeworpen mogelijkheid van de samenvoeging van de huidige gemeenten Doesburg, Angerlo, Hummelo en Keppel en Steenderen. 4. Overige aspecten
4.1. Algemeen De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wat de personele gevolgen zijn van voorliggend voorstel voor de desbetreffende gemeenten. Verder vragen zij een reactie op de verwachting van de Tilburgse hoogleraar Camps dat het herindelingsvoorstel tot «ongelofelijk» veel uitvoeringskosten door bestuurlijke drukte en ambtelijke ontregeling zal leiden. De leden van de SGP-fractie vragen of er als gevolg van de voorgenomen gemeentelijke herindeling door wijziging van de opheffingsnormen scholen in hun voortbestaan worden bedreigd en zo ja, op welke wijze de regering daarmee wil omgaan.
4.2. Datum van herindeling In de eerste plaats onderschrijven de leden van de CDA-fractie het belang om nu snel tot besluitvorming te komen. Zoals alle betrokken gemeenten ook hebben aangegeven loopt dit proces inmiddels enkele jaren en is het van groot belang voor alle betrokkenen dat snel duidelijkheid wordt verschaft. Zij onderschrijven dit belang en zullen dan ook alles in het werk stellen om de besluitvorming over dit voorstel in de Tweede Kamer nog voor het einde van dit kalenderjaar af te ronden. De leden van de CDA-fractie zijn met de regering van mening dat de herindeling per 1 januari 2005 effectief moet zijn. Zij kunnen zich vinden in het voorstel om de zittingsduur van de nieuwe raden de eerste periode 5 jaar en 4 maanden te laten duren. Het alternatief van na 1 jaar en 4 maanden opnieuw verkiezingen is naar het oordeel van deze leden niet wenselijk. In het wetsvoorstel is sprake van herindeling per 1 januari 2004, merken de leden van de fractie van GroenLinks op. Kan de regering aangeven of die datum haalbaar is, gezien de benodigde tijd voor behandeling in het parlement, of gaat zij inmiddels uit van de ingangsdatum 1 januari 2005, zo vragen deze leden. De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het nodig dat dit wetsvoorstel nu snel wordt behandeld in de Kamer. Dit biedt de zekerheid waar de betrokken gemeenten behoefte aan hebben. Hoogleraar Bestuurskunde & organisatiekunde Camps stelt terecht dat slepende herindelingsdiscussies leiden tot opeenstapeling van achterstallig onderhoud, omdat de «uitslag van de herindeling» moet worden afgewacht. Deze leden vragen of er, naar de mening van de regering, in het desbetref-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
27
fende gebied inderdaad sprake is van «het niet vervullen van vitale vacatures, uitstel van noodzakelijke investeringen, uitstel van projecten, achterwege laten van innovaties en de organisatie-ontwikkeling maar even te laten voor wat het is». 5. Financiële aspecten Nadat besluitvorming in beide Kamers heeft plaatsgevonden komt er een grote verantwoordelijkheid bij de nieuwe gemeentebesturen te liggen om van de herindeling ook werkelijk een succes te maken. Daarbij past naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie in elk geval een extra uitkering uit het gemeentefonds op grond van de maatstaf herindeling zoals de regering die voorstelt. Ook hechten deze leden aan het bewaken van de voortgang van het herindelingsproces. Is de regering met deze leden van oordeel dat de provincie hierin bij uitstek een taak heeft? De leden van de fractie van GroenLinks hebben nog enkele vragen over de kosten die verbonden zijn aan deze herindeling. Over het algemeen, zo blijkt uit onderzoek in Drenthe en de Peel, blijken herindelingen niet te leiden tot minder maar tot meer ambtenaren, niet tot kostenreductie maar tot kostenstijgingen, en niet tot een beter investeringsklimaat maar tot investeringsvernietiging (van lopende projecten). Welke financiële gevolgen voorziet de regering voor elk van de gemeenten? Hoe zal een en ander gecompenseerd worden en draagt het voorstel uiteindelijk bij aan kostenreductie dan wel leidt dit tot kostenstijgingen? De leden van de D66-fractie willen opmerken dat schrappen van de onvrijwillige herindelingen enkele miljoenen aan frictiekosten zou schelen. 6. Slot Samenvattend willen de leden van de PvdA-fractie stellen dat vorm inhoud volgt. Hoe verhoudt het voorstel zich tot de uitgangspunten van het rapport en de stuurgroep «Krachtige gemeenten», kortom, tot de start en de probleemstelling bij deze herindeling? Hoe verhoudt het herindelingsvoorstel zich tot het streekplan (en de functies rond reconstructie waterhuishouding), tot de wenselijke positie van de centrumgemeenten en de vorming van een vitaal platteland? Hoe draagt dit voorstel bij aan de samenhang tussen stad en platteland en aan de bestuurbaarheid van het platteland? De leden die hier aan het woord zijn geven als hun mening dat dit wetsvoorstel vragen onbeantwoord laat op deze punten en zij kijken derhalve uit naar de beantwoording van de vragen door de regering. De leden van de VVD-fractie vragen de regering een zorgvuldige maar ook snelle beantwoording van de vragen. Zij zijn van mening dat het gebied recht heeft op een snelle beslissing die de broodnodige duidelijkheid zal bieden. Deze leden hebben op geen enkel onderdeel nog een standpunt ingenomen, omdat alles met alles samenhangt. Mede afhankelijk van de antwoorden op de door de fracties gestelde vragen zullen de leden van de VVD-fractie toewerken naar een definitieve opvatting. De voorzitter van de commissie, Noorman-den Uyl De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 4
28