Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2002–2003
21 501-33
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 11 februari 2003 Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de Informele Raad Transport, Telecommunicatie en Energie (TTE) die op 22 februari a.s. in het Griekse Thessaloniki wordt gehouden. Deze Raad is geheel gewijd aan energie. Met nadruk wijs ik erop dat het hier gaat om een informele Raad. Dat betekent dat op deze Raad geen besluiten worden genomen, maar slechts van gedachten wordt gewisseld over onderwerpen die op dit moment in discussie zijn in de verschillende raadswerkgroepen en waarover het Griekse voorzitterschap op de formele TTE-Raad van 14 mei 2003 besluiten wil nemen. De agenda van de Informele Raad Op de agenda van de informele raad staan de volgende onderwerpen: 1. Voorzieningszekerheid. De Europese Commissie heeft in september ontwerp-richtlijnen gepubliceerd met betrekking tot de voorzieningszekerheid van olie en gas. Over deze richtlijnen en het afwijzende Nederlandse standpunt is de Kamer bij brief van 19 september 2002 (Tweede Kamer 2002–2003, 21 501-14) reeds geïnformeerd.1 2. Externe relaties: a De EU-Rusland Energiedialoog en het Energy Charter b Energie ontwikkelingen in Zuidoost Europa en de Balkan 3. Verder zal tijdens de lunch gesproken worden over de ministeriële IEA-bijeenkomst op 28 en 29 april in Parijs. 1. Voorzieningszekerheid (gedachtenwisseling)
Voorstellen van de Commissie
Zie ook de bijlage die ter inzage is gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
In september 2002 publiceerde de Europese Commissie een aantal richtlijnen om de voorzieningszekerheid op het gebied van olie en gas te verbeteren. Met de richtlijnen voor olie wil de Europese Commissie: • Tussen nu en 2007 de olievoorraden vergroten van 90 naar 120 dagen verbruik;
KST66650 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-33, nr. 17
1
1
•
De voorraden ook kunnen inzetten om de olieprijzen te beïnvloeden/ verlagen; • Een aantal bevoegdheden krijgen om op te treden ten tijde van crisis. Die bevoegdheden zijn: het geven van aanbevelingen aan de lidstaten om bepaalde maatregelen te nemen en, als dat onvoldoende effect heeft, het geven van dwingende aanwijzingen. De richtlijnen voor gas bevatten geen voorstellen om een verplichte noodvoorraad gas aan te leggen, wel de verplichting voor landen om een voorzieningszekerheidbeleid te formuleren en een aantal met die bij olie vergelijkbare bevoegdheden voor de commissie om op te treden tijdens crises. De commissie wil ook een minimumpercentage lange termijn contracten kunnen opleggen en de bevoegdheid hebben om aanbevelingen te doen of aanwijzingen te geven aan lidstaten in geval van bijzondere situaties op de gasmarkt. Dit kan zelfs zo ver gaan dat aanwijzingen worden gegeven voor de inzet van gas uit gasopslag en voor de productie van aardgas.
Nederlands standpunt Het Kabinet heeft vanaf het begin afwijzend gereageerd op de voorstellen van de Commissie. U kunt dit ook lezen in het op 19 december 2002 aan u toegestuurde zgn. BNC-fiche (opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen, TK 2002–2003, 22 112 nr. 254). In de huidige internationaal kwetsbare situatie moet maximaal moet worden ingezet op internationale, mondiale samenwerking. Dat vraagt om mondiale en niet om nieuwe regionale initiatieven, die tegenstellingen zouden kunnen vergroten. De timing is dan ook hoogst ongelukkig. Voorts is Nederland met de andere OESO-landen aangesloten bij het International Energy Agency. Kerntaak van het IEA is het up to date houden van een voorraadsysteem en een effectieve besluitvorming ten tijde van crises. De procedures worden regelmatig geactualiseerd om de effectiviteit te waarborgen. Nederland heeft geen behoefte om naast de procedures van het IEA nieuwe EU-procedures te zetten en heeft het volste vertrouwen in de effectiviteit van de IEA-besluitvorming. Het is voor het Kabinet dan ook onbegrijpelijk, en in het licht van de huidige geopolitieke situatie onaanvaardbaar, dat de Europese Commissie zich in de toelichting op de voorstellen zeer negatief uit over de werkwijze van het IEA. Nederland hecht en blijft hechten aan het handhaven van de bestaande IEA-kaders en -afspraken. De EU-voorstellen zullen daarbinnen moeten passen, hetgeen niet het geval is. Dan nu de inhoud van de ontwerp-richtlijnen. Nederland verzet zich tegen de vergroting van de verplichte olievoorraden van 90 naar 120 dagen verbruik en bovendien tegen inzet van de voorraden met het doel de olieprijzen te beïnvloeden. In de eerdergenoemde brief heeft het Kabinet al aangegeven dat het niets verwacht van het dempend effect van inzet van deze extra voorraden op de wereldprijzen. Vooralsnog ziet het IEA geen noodzaak om de voorraden te vergroten, ook niet in de huidige geopolitieke situatie. De voorstellen besteden hoegenaamd geen aandacht aan de coördinatie in de besluitvorming tussen IEA en EU. Dat is vreemd, omdat in 2004 een tiental nieuwe lidstaten toetreedt tot de EU. Een deel van de nieuwe lidstaten is geen lid van het IEA. Ook ten aanzien van de voorstellen voor gas heeft Nederland bedenkingen. De richtlijn gaat voorbij aan het feit dat lidstaten al voorzieningszekerheidbeleid geformuleerd hebben en biedt onvoldoende ruimte voor het voeren van een beleid dat toegesneden is op de specifieke situaties van elke lidstaat. Hoewel de richtlijn niet verplicht tot het aanleggen van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-33, nr. 17
2
gasvoorraden, legt de Commissie hier wel grote nadruk op. De bevoegdheden van de Commissie zouden ook voor het voeren van prijsbeleid kunnen worden toegepast, een doelstelling die door mij wordt afgewezen. De richtlijn grijpt in op de markt terwijl zij tevens onvoldoende vertrouwt op de mechanismen van de interne markt. Nederland is van mening dat de richtlijn voor voorzieningszekerheid voor gas overbodig is. Nog maar enkele maanden geleden is overeenstemming bereikt over de tweede Gasrichtlijn. Die richtlijn ging primair over de liberalisering, maar er zijn met opzet bepalingen aan toegevoegd ten behoeve van de voorzieningszekerheid. Daarbij ging het bijvoorbeeld om bepalingen over het monitoren van de gasvoorziening en de vrijheden voor lidstaten om voorzieningszekerheidbeleid te voeren – wat in sommige onvermijdbare gevallen kan leiden tot maatregelen die ingrijpen op de markt. Nederland is van mening dat eerst ervaring met deze richtlijn opgedaan moet worden, alvorens weer een nieuwe richtlijn wordt vastgesteld. Daar komt nog iets bij: de Commissie wil impliciet de mogelijkheid om zeggenschap te krijgen over de inzet van voorraden uit gasopslag en over de gasproductie ten tijde van crises. Dit is een ongewenste aantasting van de nationale soevereiniteit over ons aardgas. Afgelopen weken is in de Raadswerkgroep Energie overleg gevoerd over de richtlijnen. Ten behoeve van deze discussie heeft Nederland een zogeheten «Position Paper» verspreidt dat ik bij deze brief voeg. Uit het overleg bleek dat bij alle lidstaten grote bezwaren bestaan tegen de richtlijnen. Op dit moment is dan ook niet te verwachten dat de besprekingen in de Raadswerkgroep op korte termijn tot resultaten zullen leiden. Waarschijnlijk zal de discussie in de bijeenkomst draaien om de vraag hoe Commissie en Lidstaten uit deze impasse komen. 2. Externe relaties (gedachtenwisseling)
a) EU-Rusland Energiedialoog en Energy Charter Ontwikkelingen Energiedialoog In het kader van de samenwerkingsrelatie EU-RF (Russische Federatie) is enkele jaren geleden de EU-RF-dialoog (zg. Poetin-Prodi initiatief) van start gegaan. Voor de Russische Federatie zijn buitenlandse investeringen in de energiesector essentieel, voor de EU zijn de energieleveringen uit Rusland van belang. De gasvoorraden in Europa zijn beperkt. Om die voorraden te sparen en om ook op langere termijn gas beschikbaar te hebben, is aanvoer uit de RF van groot belang. Tijdens de laatste halfjaarlijkse top EU-RF in november 2002 is het voortgangsrapport van de energiedialoog bekrachtigd. Onderwerpen die worden behandeld zijn: investeringen in de Russische energiesector, contractvoorwaarden (zgn. lange termijn contracten), samenwerkingsprojecten en nucleaire vraagstukken. De dialoog biedt ook de mogelijkheid om specifieke onderwerpen die hiermee samenhangen te bespreken. Zo speelt er in het kader van de liberalisering van de gasmarkt tussen de Europese Commissie en de Russen (met een sterke rol voor het Russische Gazprom) een discussie over vorm en inhoud van lange termijn leveringscontracten. De ontwikkeling van de gasmarkt in de toekomst valt moeilijk te voorspellen. Naast lange termijncontracten zullen zeker ook contracten met een veel kortere looptijd op spotmarkten worden afgesloten. Lange termijncontracten zijn niettemin essentieel voor de voorzieningszekerheid. Zonder die contracten is het moeilijk zo niet onmogelijk om de financiële middelen te mobiliseren voor de gigantische investeringen in gaswinning en transport, nodig om aan de groeiende gasbehoefte in Europa te kunnen voldoen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-33, nr. 17
3
Inmiddels is iedereen ervan overtuigd dat lange termijncontracten van wezenlijk belang zijn voor de voorzieningszekerheid van Europa. De discussie tussen de EU en Rusland gaat nu vooral over clausules die de werking van de interne gasmarkt kunnen belemmeren. Zowel de Europese Commissie als Rusland zijn echter optimistisch over het verloop van de gesprekken hierover.
Visie Kabinet Nederland is voorstander van de energiedialoog met Rusland en zou graag een snelle concretisering zien van de samenwerking. De dialoog past bovendien in de algehele tendens van intensivering van de relatie tussen de Europese Unie en Rusland. Een goede relatie tussen EU en RF is ook van belang voor de aanleg van een gaspijpleiding door de Oostzee, waarbij Gasunie en de Russische transporteur Gazprom samenwerken. Nederland hoopt dat juist door op een structurele manier met de Russen over energiesamenwerking te praten ook oplossingen kunnen worden gevonden voor onderwerpen als de lange termijn contracten. Ontwikkelingen Energiehandvest, Kyotoprotocol Het Energiehandvest en het Kyotoprotocol zijn geen onderwerp van de energiedialoog, maar komen natuurlijk wel in het kader van bredere energiediscussies met Rusland ter sprake. Rusland heeft het Energiehandvestverdrag, de multilaterale overeenkomst op het gebied van investeringen en handel in energie niet geratificeerd onder andere vanwege het feit dat de monopoliepositie van Gazprom zich moeilijk verhoudt tot het vrije markt karakter van dat verdrag. Overigens houdt Rusland zich in de praktijk wel aan de bepalingen van het Energiehandvestverdrag. Daarnaast vindt nog overleg plaats over het Transitprotocol. Hierin moeten afspraken worden vastgelegd over de doorvoer van land A naar land C door land B. Het gaat daarbij dus om toegang tot de netwerken van een land voor de doorvoer naar een derde land. Over het grootste deel van de tekst van het Transitprotocol bestaat overeenstemming. Over enkele zeer lastige punten bestaat die overeenstemming nog niet en het is nog niet zeker of die overeenstemming wel wordt bereikt. Het initiatief tot afronding van de onderhandelingen is neergelegd bij de voorzitter van de Energiehandvestconferentie, de Deen Henning Christophersen. Het Energiehandvestproces richt zijn aandacht nu ook op de landen rond de Middellandse zee en in het Midden-Oosten. Met name landen als Iran en Algerije kunnen op termijn veel betekenen voor de gasvoorziening aan Europa. Het Kyotoprotocol is eveneens niet door Rusland geratificeerd en nog niet duidelijk is of dit wel gaat gebeuren. Ratificatie van het Kyotoprotocol door Rusland is essentieel voor de inwerkingtreding van het protocol. We houden hoop op een positieve afloop.
Visie Kabinet op Energiehandvest en Kyotoprotocol Nederland hoopt dat Rusland over zal gaan tot ratificatie van het Energiehandvestverdrag en het Kyotoprotocol en draagt dit ook uit in contacten met de Russische autoriteiten. Ook houdt Nederland goede hoop dat het Transitprotocol wordt afgerond onder leiding van de voorzitter van de Energiehandvestconferentie. Verder ondersteunt Nederland de activiteiten van het Energiehandvest in het Midden-Oosten en de landen rond de Middellandse Zee. Reden is dat deze multilaterale verdragen een belangrijke basis legt voor verder overleg met Rusland en andere landen over energielevering. Het multilaterale karakter sluit goed aan bij het algemene beleid van Nederland zoveel mogelijk tot overeenkomsten in multilateraal verband te komen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-33, nr. 17
4
b) Energie ontwikkelingen in Zuidoost Europa en de Balkan Het Griekse voorzitterschap zal ons hier informeren over recente ontwikkelingen. De relatie met de Balkan is voor de Grieken tijdens hun voorzitterschap een belangrijk punt. Verdere informatie ontbreekt op dit moment. 4. Ministeriële IEA-bijeenkomst van 28 en 29 april in Parijs (gedachtenwisseling) Naar verwachting zal het Griekse voorzitterschap informeren naar de wenselijkheid van een woordvoering door het voorzitterschap tijdens de IEA-bijeenkomst. Die bijeenkomst heeft het karakter van een gedachtenwisseling en gaat rond het thema «voorzieningszekerheid op korte en lange termijn» in op aspecten als benodigde investeringen, bijdragen van technologische ontwikkeling, diversificatie van brandstoffen, milieu en dialoog tussen producenten en consumenten. Nederland is van mening dat het doel van de ministeriële IEA-bijeenkomst juist is het bevorderen van een open gedachtenwisseling tussen de individuele ministers. Daarbij past geen woordvoering door het voorzitterschap. De Staatssecretaris van Economische Zaken, J. G. Wijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-33, nr. 17
5