Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
30 184
Bestuurlijke vernieuwing
Nr. 13
VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK Vastgesteld 14 maart 2007 Gedurende de periode van 28 april tot en met 1 mei 2006 heeft een delegatie uit de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een werkbezoek gebracht aan Zwitserland. De delegatie bestond uit de leden Van Beek (VVD; delegatieleider), Dubbelboer (PvdA), Van der Ham (D66), Knops (CDA) en Luchtenveld (VVD). De delegatie werd vergezeld door een adjunct-griffier van de vaste commissie voor BZK, Hendrickx. De delegatie dankt alle gesprekspartners die aan het welslagen van het werkbezoek hebben bijgedragen en in het bijzonder HM Ambassadeur te Bern, de heer Edo Hofland en zijn medewerkers, mw. Bloem, mw. Cochius en mw. Hartshoorn voor hun inhoudelijke bijdrage aan, en de uitstekende organisatie van het programma. Doel van het werkbezoek was, het vergaren van informatie over de vele directe democratische beïnvloedingsmogelijkheden die referenda bieden, en de praktische uitvoering van een unieke vorm van directe democratische besluitvorming te aanschouwen bij de Landsgemeinde van het halfkanton Appenzell-Innerrhoden. Het programma omvatte gesprekken met parlementariërs, ambtelijke en wetenschappelijke deskundigen en een bezoek aan de Landsgemeinde te Appenzell-Innerrhoden. Een overzicht van het volledige programma is als bijlage bij dit verslag gevoegd. Dit verslag geeft een beknopte beschrijving van de onderdelen van het werkbezoek die zich daartoe lenen. De voorzitter van de delegatie, Van Beek De griffier van de delegatie, Hendrickx
KST105891 0607tkkst30184-13 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 184, nr. 13
1
Op vrijdag 28 april 2006 krijgt de delegatie direct na aankomst te Bern een algemene briefing over de Zwitserse politieke verhoudingen door de Nederlandse ambassadeur te Zwitserland, de heer Edo Hofland. Vervolgens spreekt de delegatie uitvoerig met de heer Hans-Urs Wili, hoofd van de sectie politieke rechten van de Bundeskanzlei. De heer Wili geeft een uiteenzetting over het functioneren van het referendum in Zwitserland. Naar zijn mening bestaat het referendum als besluitvormingssysteem niet dankzij Zwitserland maar is het veeleer zo dat Zwitserland bestaat dankzij het referendum. Na de Sonderbundkrieg van 1847 tot 1848 verschoof het zwaartepunt van de politieke macht van de kantons naar de liberale bondsregering en het bondsparlement. De kantons die deel uit hadden gemaakt van de Sonderbund en wier macht nu was ingeperkt, wisten echter geleidelijk de politieke macht op de Bond te heroveren. In 1848 was reeds een verplicht referendum over elke grondwetswijziging aanvaard. In 1874 werd een facultatief referendum over Bonds-wetten mogelijk gemaakt. In 1891 werd het instrument van het volksinitiatief of referendum aanvaard voor deelwijzingen van de Bondsgrondwet. De Grondwet van de Bond kon sindsdien op onderdelen voor elk kanton worden gewijzigd en meer in het algemeen: het Bonds-parlement verloor daarmee het wetgevingsmonopolie. Op het kantonale niveau kon vanaf dat moment altijd besluitvorming van de Bond worden geblokkeerd en uitgelokt. Het Zwitserse staatsverband kon daardoor in stand blijven. Politieke controverse kon altijd door middel van een referendum worden beslecht. De uitvoerende macht richtte zich geleidelijk aan minder op de effectuering van de politieke macht dan op de uitvoering van breed aanvaard beleid. Op het niveau van de Bond heeft dit er toe geleid dat sinds 1959 de vier grootste partijen (Sozialdemokratische Partei SP, Christlichdemokratische Volkspartei CVP, Freisinnig-demokratische Partei FDP en de Schweizerische Volkspartei SVP) volgens een vaste verdeelsleutel deel uitmaken van een permanente coalitieregering. (het «concordantieprincipe»). De Zwitserse regering vormt daarmee als het ware een «afspiegelingscollege» van het parlement. De heer Wili benadrukt dat binnen deze context het referendum voor Zwitserland zeer belangrijk is, maar het is geen typisch Zwitsers fenomeen. Hij onderscheidt een viertal referendumsystemen: – het Engelse systeem, dat vrijwel niet functioneert en dat hij daarom verder onbesproken laat; – het Franse systeem – het Italiaanse systeem – het Zwitserse systeem. Het Franse systeem berust op het presidentieel prerogatief om belangrijke besluiten aan de kiezers voor te leggen in een referendum ofwel plebisciet. Het systeem is zeer verbreid in de landen die vroeger tot de Franse invloedssfeer behoorden. De beleidsvrijheid voor de president is groot en de regelgeving voor het houden van een referendum klein. Hoewel dit systeem, in de landen die een referendum kennen, het vaakst voorkomt is het aantal referenda dat volgens dit systeem gehouden is, relatief klein. In het Italiaanse systeem is het referendum een typisch recht van de oppositie. Doorgaans geldt er een aantal beperkende voorwaarden. Zo dient er een bepaald aantal ondersteuningsverklaringen te worden overgelegd om een referendum te kunnen eisen. In de tweede plaats vindt er doorgaans een toetsing van het onderwerp en de vraagstelling van het referendum plaats door een constitutioneel hof. Voorts geldt de uitslag van het referendum slechts indien een bepaald minimum aantal kiezers aan het referendum deelneemt. Op een aantal beleidsterreinen mogen besluiten niet aan een referendum worden onderworpen. Het gaat dan meestal om
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 184, nr. 13
2
belasting- en begrotingswetgeving, strafwetgeving en amnestie, asielrecht en verdragen. Met nadruk wijst de heer Wili op een ernstig gebrek van het Italiaanse systeem: er wordt doorgaans een minimum deelname vereist voordat de uitslag van het referendum als bindend wordt aanvaard. Deze eis van een quorum bij de opkomst van de kiezers ondergraaft de legitimiteit van het referendum en lokt strategisch gedrag uit. Tegenstanders van het onderwerp van het referendum roepen de kiezers eenvoudigweg op niet aan het referendum deel te nemen. Dat is naar de mening van de heer Wili een fundamentele fout. Een gebrek aan burgerzin wordt beloond. Het Zwitserse systeem kent deze gebreken niet. Het Zwitsers referendum biedt de oppositie een omvattend recht om genomen besluiten te stuiten en een uitspraak uit te lokken over eigen voorstellen. Dit recht kent slechts twee beperkende voorwaarden. Een referendum of een initiatief kan alleen dan in behandeling worden genomen indien het door tenminste 100 000 stemgerechtigde burgers wordt ondersteund. In de tweede plaats is een aantal onderwerpen uitgesloten. Het gaat dan om onderwerpen van dwingend volkerenrecht waaraan Zwitserland zich heeft gebonden, zoals het verbod op genocide en slavernij. Het Zwitserse systeem is in de loop der jaren door een beperkt aantal landen overgenomen. De heer Wili noemt Australië, Micronesië en Uruguay. In die landen heeft het systeem echter nooit succesvol gefunctioneerd en op grond van dat feit meent de heer Wili te moeten concluderen dat het succes vooral afhangt van de cultuur van het land waarin het systeem moet functioneren. Bij de eventuele invoering dient daar dan ook zeer veel aandacht aan te worden besteed: past het referendum in de politieke cultuur van het land? Als het besluit genomen wordt het referendum in te voeren, dient de uitvoering intensief te worden begeleid. Dat is een noodzakelijkheid die ook in Zwitserland telkens is gebleken. De referendumvraag dient zeer zorgvuldig te worden geformuleerd. Door het feit dat in Zwitserland in een referendum zowel het voorstel van de regering als het voorstel dat op initiatief van de burgers is geformuleerd, ter beoordeling kan worden voorgelegd, en deze beide bovendien ook nog afgewogen moeten kunnen worden tegen de status quo, moeten hoge eisen worden gesteld aan de alternatieve keuzemogelijkheden die aan de kiezers worden voorgelegd. In Zwitserland blijken deze problemen niet aan het succes van het referendum in de weg te staan. Integendeel. Tot medio 2005 zijn er op alleen al op nationaal niveau 531 referenda gehouden waarvan ca. 150 in de laatste 15 jaren. De populariteit van het referendum neemt toe. De populariteit blijkt overigens ook samen te hangen met de economische ontwikkeling: indien de economie stagneert, worden er meer referenda voorgesteld. De uitslag van die referenda is ongewis: ca. 50% van de voorstellen wordt verworpen. Het feit dat over een voorstel in een referendum is beslist, oefent naar de mening van de heer Wili een zeer sterke integrerende kracht uit op de kiezers. Tijdens het diner op de residentie van de Nederlandse ambassadeur spreken de delegatieleden met de volgende leden van het Zwitserse parlement: – Mw. Maya Graf, lid van de Nationalrat voor de Grüne Fraktion, gekozen vanuit Basel-Landschaft. – De heer dr. Andreas Gross, lid van de Nationalrat voor de Sozialdemokratische Partei (SP), gekozen vanuit Zürich en voorzitter van de Staatspolitische Kommission van het Zwitserse parlement. De Staatspolitische Kommission is belast met de behartiging van alle staatsrechtelijke en constitutionele aangelegenheden. – De heer dr. Gerhard Pfister, lid van de Nationalrat voor de Christlichde-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 184, nr. 13
3
–
–
mokratische Partei (CVP), gekozen vanuit Zug en vice-voorzitter van de Staatspolitische Kommission. De heer dr. Fritz Schiesser, lid van de Ständerat voor de Freisinnigdemokratische Partei (FDP), gekozen vanuit Glarus, en voorzitter van de Ständerat in 2004. De heer Hermann Weyeneth, lid van de Nationalrat voor de Schweizerische Volkspartei (SVP), gekozen vanuit Bern en voorzitter van de Staatspolitische Kommission in 2005.
Op zaterdagochtend 29 april 2006 spreekt de delegatie met prof. dr. Andreas Gross. De heer Gross is parlementslid voor de Sozialdemokratische Partei, lid van de Raad van Europa, directeur van het «Atelier voor Directe Democratie» in Zürich, en als politicoloog verbonden aan de Universiteit van Speyer (BRD). Hij geeft een uiteenzetting over de vormgeving van directe democratie in Zwitserland. Daarbij gaat hij achtereenvolgens in op de huidige situatie, de ontwikkeling van directe democratie, de kenmerkende aspecten van directe democratie, de vereisten voor directe democratie, en op de belangrijkste verworvenheden van en de belangrijkste misverstanden over directe democratie. Directe democratie zoals die in Zwitserland vorm heeft gekregen in het referendum en het volksinitiatief draagt naar de mening van de heer Gross bij aan de «democratisering van het democratisch proces». Het bevordert de legitimiteit van de besluitvorming door de bevordering van communicatie. Het tilt de representatieve democratie zoals die in het merendeel van de Europese landen vandaag de dag bestaat naar een hoger niveau. Daarmee maakt het de bestaande stelsels van representatieve democratie niet overbodig; het vormt een aanvulling op die stelsels. Representatieve democratie geeft de kiezers de mogelijkheid zijn vertegenwoordigers te kiezen; directe democratie geeft hen de mogelijkheid zich direct uit te spreken over die belangwekkende zaken die zij niet aan hun vertegenwoordigers willen overlaten. Het feit dat deze mogelijkheid bestaat, creëert in een land een bijzondere democratische cultuur en verandert in dat land ook de politieke en communicatieve cultuur. De discussies zullen intensiever, diepgaander en gedifferentieerder zijn. Er zullen meer alternatieven worden besproken en de kennis van het onderwerp zal binnen de stemgerechtigde burgers een bredere spreiding krijgen. Burgers zullen elkaar trachten te overtuigen en daartoe zullen zij met elkaar moeten discussiëren: zij moeten met elkaar spreken en naar elkaar luisteren. Zij horen en leren van elkaar. De in de maatschappij samengebalde kennis wordt intensief aangesproken. Daardoor zullen problemen inventiever, sneller en meer in overeenstemming met de belangen en wensen van de bevolking worden opgelost. Allen die zich desondanks toch niet bij elk onderwerp voldoende vertegenwoordigd menen door het parlement dat zij hebben gekozen, vinden in de directe democratie een uitlaatklep. Het besef altijd toch nog «het laatste woord» te kunnen hebben, geeft burgers een veilig gevoel en versterkt hun vertrouwen in het democratische proces. De gezamenlijke burgers werken zo op een transparante wijze aan zeer sterk gelegitimeerde beleidsvorming. Zij identificeren zich sterk met dit proces dat hun «democratisch patriottisme» versterkt. Directe democratie op lokaal en regionaal niveau is een voorwaarde om het vertrouwen in de democratie te vestigen en te consolideren en vervolgens directe democratie ook op nationaal en internationaal niveau te kunnen toepassen. De heer Gross is ervan overtuigd dat directe democratie de apathie en het cynisme bij burgers bestrijdt; het herstelt bij de burgers het vertrouwen in zichzelf en in anderen. Het vermindert de personalisering van de politiek en geeft de mogelijkheid om het publieke debat weer te richten op de cruciale vraagstukken die in de huidige samenleving spelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 184, nr. 13
4
Daartoe is het naar de mening van de heer Gross wel noodzakelijk dat de directe democratie op een juiste wijze wordt vormgegeven. Essentieel is de waarborging van het stemgeheim. Er dient dus niet in een vergadering, openbaar te worden gestemd. Voorts moet een kleine groep van burgers al een referendum kunnen aanvragen. Een plebisciet, waarbij de regering bepaalt of en hoe een onderwerp in een referendum aan de kiezers ter beoordeling wordt voorgelegd, zoals het geval is in het Franse systeem, is een onwenselijke vorm van directe democratie. Voorts acht de heer Gross het essentieel, dat de inzameling van steunverklaringen voor een initiatief of referendum door zo min mogelijk regels wordt belemmerd, en dat het aantal ondersteuningsverklaringen, vooraleer een onderwerp voor een referendum of initiatief kan worden aangemeld, zo gering mogelijk is. Voorts dient de geldigheid van de uitslag van een referendum niet afhankelijk te worden gemaakt van een minimum aantal kiezers. De meerderheid van de deelnemers beslist. Wie wil winnen, dient anderen te overtuigen. Door het feit dat er geen minimum deelname vereist is voor een succesvol referendum, is het niet zinvol een referendum te boycotten. Het is een misvatting vormen van directe democratie, zoals het referendum en het volksinitiatief, tegenover indirecte democratie te plaatsen, en als daarmee in strijd te karakteriseren. Directe en indirecte democratische besluitvormingsprocessen zijn veeleer complementair ten opzichte van elkaar. Zij dienen naast elkaar te bestaan en naar gelang de omstandigheden en wensen te worden benut. Dan zal ook blijken dat zij ieder op hun eigen wijze het besluitvormingsproces verrijken en de democratische gezindheid bij de burgers verdiepen. Vormen van directe democratie werken echter nooit snel en eenvoudig; het kan niet snel als een instrument ter vrijblijvende consultatie van de bevolking worden ingezet of als een instrument om de bevolking gunstig te stemmen. Goed gebruikt zal blijken dat vormen van directe democratie niet traag en te gecompliceerd zijn. Zij zullen niet slechts ja-nee antwoorden opleveren en zij zullen niet tot desinteresse bij de burgers leiden. Integendeel. Op zondagochtend 30 april 2006 bezoekt de delegatie de Landsgemeinde van het halfkanton Appenzell-Innerrhoden. Dit is een besluitvormende vergadering van alle stemgerechtigde burgers van het halfkanton die jaarlijks op de laatste zondag van april in de open lucht plaatsvindt. Appenzell ligt in het noordoosten van Zwitserland en is sinds 1514 volwaardig lid van het Zwitsers Eedgenootschap. Religieuze en daarmee verbonden politieke tegenstellingen leidden in 1597 tot splitsing van het kanton in twee halfkantons: het overwegend katholieke Innerrhoden en het overwegend protestantse Ausserrhoden. Appenzell Innerrhoden is met ca. 15 000 inwoners het kleinste kanton van Zwitserland. Twee kleine, door Ausserrhoden omsloten, katholieke gebieden behoren als exclaves eveneens tot Innerrhoden. Appenzell als geheel wordt omsloten door het kanton Sankt Gallen. De hoofdstad van Appenzell Innerrhoden, Appenzell, heeft 5500 inwoners. Ruim 55% van het kanton bestaat uit agrarisch gebied, ruim 30% is bebost, ruim 10% wordt als onproductief gebied beschouwd, slechts 4% is bewoond. Het halfkanton is verdeeld in zes gemeenten, elk met een aantal afgevaardigden in het kantonnale parlement, overeenkomstig hun relatieve bevolkingsomvang. De wetgevende macht berust bij de Grosser Rat die uit 49 leden bestaat. De raad vergadert op vijf maandagen van het jaar. De uitvoerende macht berust bij de uit 7 leden bestaande Standeskommission. De leden van de Standeskommission worden elk jaar opnieuw door de Landsgemeinde gekozen in een open, niet geheime stemming. De volksvergadering heet in Appenzell Innerrhoden Landsgemeinde. Belangrijke besluiten worden op de jaarlijkse vergadering aan de Landsgemeinde voorgelegd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 184, nr. 13
5
Op de agenda voor de Landsgemeinde 2006, die de delegatie bijwoonde, stonden 25 onderwerpen waarover een stemming zou plaatsvinden. Het ging onder meer om: – een aanpassing van de kantonale wetgeving aan de Bondswetgeving op het punt van het geregistreerd partnerschap voor personen van gelijk geslacht; – een aanpassing van de Strafwet; – de besteding van een extra uitkering ter grootte van ca. ZFr. 32 mln. van de Bond aan het halfkanton; – een herziening (verlaging) van de belastingwetgeving; – diverse wetten met betrekking tot onderwijs, cultuur en veiligheidswetgeving. Op enkele uitzonderingen na werden alle voorstellen van de Grosser Rat met grote meerderheid aanvaard. Discussie ontstond er over de besteding van de extra uitkering, maar ook op dat punt werd het voorstel van de Grosser Rat met grote meerderheid gevolgd en werden alternatieve bestedingsvoorstellen niet gehonoreerd. Met uiterst krappe meerderheid werd ingestemd met het voorstel tot belastingverlaging. In de voorafgaande discussie werd naar voren gebracht dat het inkomensverlies voor het halfkanton weliswaar gecompenseerd zou worden door de toevloed van kapitaalkrachtige bedrijven en particulieren maar dat dit tevens zou leiden tot een stijging van grond- en huizenprijzen die de maatschappelijke start van jonge gezinnen zou bemoeilijken. De tegenstanders achtten met dit voorstel tot belastingverlaging de grens van het «agressieve groeibeleid» bereikt. Op maandagochtend 1 mei 2006 spreekt de delegatie met prof. dr. Hanspeter Kriesi, hoogleraar aan het Institut für Politikwissenschaft van de universiteit van Zürich. Prof. Kriesi geeft een beschouwing over directe democratie en legt daarbij, gezien het doel van het bezoek van de delegatie, de nadruk op het verschil tussen directe en indirecte democratie en de voordelen van directe democratie. Hij wil het onderscheid echter niet te zwaar aanzetten. Een belangrijk onderscheid tussen beide ziet hij in het feit dat verkiezingen in een indirecte democratie altijd van bovenaf worden georganiseerd. In een directe democratie is dat niet het geval en zijn er doorgaans ook veel vaker controle- en besluitvormingsmomenten. Dat wil niet zeggen dat deze directe kiezersinvloed ten koste zou gaan van de invloed die de politieke elite kan uitoefenen. Ook in een directe democratie blijft die een grote rol spelen in de publieke meningsvorming. Bij een grote consensus van de politieke partijen over een bepaald vraagstuk blijkt er bij de burgers zelden behoefte te bestaan hun directe democratische rechten tot gelding te brengen. Burgers ontwikkelen niet zo vaak voorstellen die geheel los staan van de politieke partijen. Zij kunnen wel een opvatting van een partij tot de hunne maken en deze in het bijzonder onder de aandacht van de kiezers brengen door middel van een referendum. Want, zo merkt prof. Kriesi op, de uitslag van een referendum blijkt niet zozeer afhankelijk te zijn van de omvang van de beschikbare financiële middelen maar veeleer van de intensiteit van de inzet van de campagnemedewerkers. Onderzoek leert dat er geen sprake is van een typische «nee-stemmer» bij referenda; er is niet een kiezer te typeren die bij elk referendum nee stemt en daarmee het instrument van de directe democratie boycot en ineffectief maakt. Kiezers laten zich vrijwel altijd terdege informeren voor een referendum. Dat is ook in Zwitserland telkens weer waarneembaar. De typische neestemmer, zo hij al zou bestaan, wordt in Zwitserland ook de wind uit de zeilen genomen door de spreiding van referenda over het jaar. Gedurende een jaar worden verscheidene referenda gehouden die telkens ca. 3 onderwerpen betreffen. Dat is geheel anders dan in verscheidene staten van de VS waar eenmaal per 2 jaren een referendum wordt gehouden over een lange lijst van onderwerpen. Daar krijgt een typische
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 184, nr. 13
6
neestemmer op dat moment een uitgelezen kans om met zijn stem de besluitvorming te frustreren. Naar aanleiding van vragen van de delegatieleden zegt de heer Kriesi van mening te zijn dat het belang van de financiering van een campagne sterk wordt overschat. De financiering is op dit moment in Zwitserland naar zijn mening echter ook volstrekt ondoorzichtig en dat is naar zijn mening een zwak punt dat nader onderzocht zou dienen te worden. Tot nu toe wordt er vooral campagne gevoerd met relatief goedkope middelen als advertenties en vooral aanplakbiljetten. Ook de regering mag daarbij geen andere dan de normale kanalen benutten om haar standpunt kenbaar te maken. De regering behoort ten aanzien van een onderwerp ook een standpunt in te nemen naar de mening van de heer Kriesi, zij is immers een belangrijk onderdeel van wat «de politieke elite» zou kunnen worden genoemd. Indien er vervolgens een tegenstelling blijkt tussen de opvatting van de regering en de bevolking is dat in de Zwitserse verhoudingen niet zo erg. Dit verschil van inzicht is te overbruggen door het feit dat de politieke partijen op nationaal niveau in Zwitserland relatief zwak zijn, de partijdiscipline is niet sterk en door de al decennia lang bestaande «Konkordanzpolitik» op basis waarvan de vier belangrijkste politieke stromingen in Zwitserland permanent en volgens een vrijwel vaste verhouding in de bondsregering vertegenwoordigd zijn. Indien zich een vraagstuk ontwikkelt waarover een belangrijke groep burgers een referendum zou willen houden, leidt dit op regeringsniveau doorgaans tot onderhandelingen tussen de partijen teneinde een referendum te voorkomen. Slaagt de regering er niet in een breed aanvaardbaar compromis te formuleren en wordt er toch een referendum over het onderwerp gehouden, dan blijkt het referendum op zich te leiden tot maatschappelijke consensus en pacificatie. Het wordt in Zwitserland als zeer ongepast ervaren de uitslag van een referendum ter discussie te stellen. Het feit dat er altijd nog een referendum mogelijk is, leidt er naar de mening van de heer Kriesi wel een enkele maal toe dat de regering zich afzijdig houdt door een niet erg scherp standpunt te formuleren. De regering laat de besluitvorming dan zonder meer over aan de burgers. Op de vraag of het Zwitserse burgerschap beter, van hoger niveau is, zegt prof. Kriesi dat hij daarover geen harde uitspraken kan doen. Wel is naar zijn mening de betrokkenheid van de Zwitsers bij de politieke discussie groot. In die zin is er zonder meer sprake van een «participatieve democratie». Deze betrokkenheid krijgt momenteel een sterke stimulans door de ontwikkelingen in de Europese Unie. De Zwitserse burgers zijn bang invloed te verliezen. Deze vrees uit zich onder meer in een toename van het aantal referenda. Die referenda wijzen evenwel niet in één bepaalde richting. Noch naar herkomst van de initiatiefnemers tot een referendum, noch naar de uitkomst kan een duidelijke lijn worden vastgesteld. De referenda worden soms door zeer vreemde coalities gedragen. Indien er toch een tendens zou moeten worden benoemd, zou kunnen worden gezegd dat tot de jaren ’80 van de vorige eeuw referenda vooral gericht waren op behoud en op het afremmen van of tegengaan van ontwikkelingen en sindsdien meer op stimulering en het in gang zetten van ontwikkelingen. De teneur van de vraagstelling heeft zich ontwikkeld van overwegend passief naar in meerderheid actief.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 184, nr. 13
7
Programma Vrijdag 28 april 08.40
Aankomst op luchthaven Zürich-Kloten (KL 1953), transfer naar Bern, hotel Allegro. Welkom door ambassadeur Edo Hofland. Transfer naar Bern.
12.30
Lunch Nederlandse residentie te Bern. Tijdens de lunch bespreking programma met ambassadeur en staf.
14.30 – 16.30
Gesprek met de heer Hans-Urs Wili, hoofd van de sectie politieke Rechten van de Bundeskanzlei Diner op de residentie Gasten: delegatie en vijf Zwitserse politici van Nationalrat en Ständerat, en vertegenwoordigers ambassade.
19.30
Zaterdag 29 april 09.00 – 12.00
Workshop in residentie georganiseerd door Andreas Gross, voorzitter van de Staatspolitische Kommission van de Nationalrat.
Vertrek naar Appenzell Zondag 30 april 08.30
Vertrek naar de Landeskanzlei
08.45
Vertrek met de officiële gasten naar de Pfarrkirche St. Mauritius
09.00 – 10.00
Kerkdienst
12.00 – 14.00
Landsgemeinde
14.00
Lunch
Maandag 1 mei 09.00
Vertrek naar Zürich
10.00 – 12.00
Gesprek met prof. dr. Hanspeter Kriesi, Institut für Politikwissenschaft, Universiteit Zürich.
12.00
Transfer naar vliegveld Zürich-Kloten
15.00
Vertrek naar Nederland met KL1960
16.30
Aankomst Schiphol
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 184, nr. 13
8