Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1992-1993
22 800 IXB
Nr. 11
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IX B (Ministerie van Financiën) voor het jaar 1993
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 21 oktober 1992 De vaste Commissie voor Financiën1 heeft de regering schriftelijke vragen voorgelegd over het NEI-rapport «Grenseffecten van verande– ringen in de prijsstelling van motorbrandstoffen», aangeboden bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 18 juni 1992. Deze vragen zijn beantwoord bij brief van 20 oktober 1992. Deze vragen alsmede de door de regering gegeven antwoorden worden hierbij openbaar gemaakt. De voorzitter van de Commissie, Linschoten De griffier van de Commissie, De Gier
1
Samenstelling: Leden: Van Houwelingen (CDA), Schutte (GPV), De Korte (VVD), Tommel (D66), ünschoten (VVD), voorzitter, Paulis (CDA), Van Rey (VVD), Vermeend (PvdA), Brouwer (Groen Links), G. H Terpstra (CDA), Melkert (PvdA), ondervoorzitter, Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vreugdenhil (CDA), Vriens– Auerbach (CDA), Van Rijn-Vellekoop (PvdA), Van der Vaart (PvdA), G. de Jong (CDA), Ybema (D66), A. de Jong (PvdA), Kersten (PvdA), Van Heemst (PvdA), R. van Middelkoop (PvdA). Plv. leden: Leers (CDA), Van Dis (SGP), Van Erp (VVD), Groenman (D66), Weisglas (VVD), Gerritse (CDA), Van Hoof (VVD), Schoots (PvdA), Rosenmöller (Groen Links), Hillen (CDA), Van Traa (PvdA), Wolters (CDA), Van de Camp (CDA), Vacature CDA, Van der Hoeven (CDA), Van Zijl (PvdA), Verspaget (PvdA), Van lersel (CDA), Wolffensperger (D66), Vacature PvdA, Van Otterloo (PvdA), Leerling (RPF), Van Nieuwenhoven (PvdA).
215476F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Grauenhage 1992
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 IXB, nr. 11
1 Is de regering, na het bestuderen van het onderzoek van het Neder– lands Economisch Instituut van mening dat: - Nederland gedwongen is in de pas te lopen met het omringende buitenland op straffe van een aanzienlijk verlies aan werkgelegenheid en belastinginkomsten ? - vergroting van het prijsverschil dus onmogelijk is? - maatregelen moeten worden genomen om het prijsverschil terug te dringen? Kan een algemene beleidsmatige beoordeling worden gegeven van de onderzoeksresultaten, waarbij in het bijzonder wordt ingegaan op de vraag of de nieuwe informatie de behandeling van de wet waarvan de effecten zijn onderzocht, wat betreft de inzet van de regering wezenlijk zou hebben beïnvloed? Het NEI-onderzoek maakt andermaal duidelijk dat Nederland, ook wat de hoogte van de brandstofaccijnzen betreft, geen eiland is. Bij de overweging van fiscale maatregelen speelt de verhouding tot het buitenland een belangrijke rol, waartoe overigens altijd enige marge aanwezig is. De huidige accijnsverschillen met het buitenland houden de grenseffecten naar mijn oordeel nog binnen aanvaardbare grenzen. Door een verdere eenzijdige verhoging zullen echter vooral bij benzine de grenseffecten meer dan proportioneel toenemen. In dat kader heeft het kabmet ook afgezien van de in de tweede tranche van de Tussenbalans voorgenomen verhoging per 1-1-1993 en 1-1-1994 van de benzine– accijns met 5 ct/liter. Ovengens is Nederiand, evenals de andere Lid-Staten, bij de vaststelling van de hoogte van de accijnzen gehouden aan de minimum– tarieven die in EG-verband zijn vastgelegd. Bovendien hebben de Lid-Staten zich in EG-verband politiek ertoe verplicht zich bij wijzigingen van hun accijnstarieven te richten op de door de Commissie vastgestelde streeftarieven. Met betrekking tot de onderzoeksresultaten merk ik op dat het nieuwe model voor de netto effecten van de accijnsverhoging nagenoeg dezelfde resultaten geeft als het vóór de accijnsverhoging gehanteerde model. De regering ziet zich derhalve gesteund in haar destijds gemaakte afweging om in de eerste tranche van de Tussenbalans zo veel als mogelijk de lastenverzwaringen voor de automobilist in de vorm van verhoging van de variabele autolasten te doen plaatsvinden. Wel is het feit dat de grenseffecten, zowel voor als na de accijnsverhoging, op een aanmer– kelijk hoger niveau liggen dan eerder werd aangenomen, reden om ervan uit te gaan dat er geen ruimte is voor forse accijnsverhogingen zonder gelijktijdige wijziging van de prijzen in de buurlanden.
2 Welke invloed heeft de tijdens de wetsbehandeling in de Tweede Kamer aangebrachte differentiatie tussen de accijnzen van gelode en ongelode benzine kwantitatief gehad op de berekende grenseffecten? In het model is per 6 juli 1991 aangebrachte differentiatie in de accijns van ongelode en gelode benzine als een gegeven beschouwd. Het is derhalve niet mogelijk de situatie zonder differentiatie rechtstreeks te berekenen. Wel kan de situatie gesimuleerd worden door een fictieve prijsverhoging voor ongelode benzine te veronderstellen en een prijs– daling voor gelode benzine, zodanig dat het accijnsverschil wordt geëlimineerd. De uit deze mutatie resulterende totale afvloeiing ligt voor benzine ongeveer op hetzelfde niveau als in de situatie met accijnsdiffe– rentiatie, opgebouwd uit een hogere afvloeiing voor ongelode en een lagere voor gelode benzine.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 IXB, nr. 11
3 Is de indruk juist dat tabel 1.13 aangeeft dat de totale afvloeiing van benzine in liters perjaar direct na de accijnsverhoging is afgenomen in vrijwel dezelfde mate als ten tijde van de wetsbehandeling werd verwacht op basis van de toen beschikbare NEI-rapportage? Aannemende dat met de in de vraag genoemde tabel 1.13 bedoeld wordt tabel I.3, kan ik bevestigen dat de totale afvloeiing van benzine in liters per jaar na de accijnsverhoging zowel in het oude als in het nieuwe model in ongeveer gelijke mate is afgenomen, te weten met ruim 10 mln. liter.
4 Kan een kwititatieve indicatie worden gegeven van het effect op de gepresenteerde effecten van de na het onderzoek doorgevoerde prijsver– hoging van diesel in België? Doorrekening met het NEI-model van de accijnsverhoging en btw-verlaging voor dieselolie in België per 1 april 1992, leidend tot een prijsverhoging van 7,8 ct/liter, geet aan dat de toevloeiing van dieselolie naar Nederland toeneemt van 34,2 mln. liter brandstof op jaarbasis in de uitgangssituatie tot 59,1 mln. liter na de prijsverhoging. Dit leidt tot extra accijns– en btw-opbrengsten van ongeveer ƒ 15 mln. op jaarbasis.
5 Ligt het in de benadering van het Ministerie van Financiën van de budgettaire gevolgen van accijnsverhogingen voor de hand om de invloed op de BTW-opbrengst mee te wegen in de beoordeling van grenseffecten? De budgettaire effecten van fiscale maatregelen zoals accijnsverho– gingen worden in beginsel gepresenteerd zonder in– of uitverdienef– fecten. Bij de raming van de endogene ontwikkeling van de belastingont– vangsten wordt met de budgettaire gevolgen van effecten die in reactie op de fiscale maatregel optreden wel rekening gehouden.
6 Is er enige indicatie te geven van de orde van grootte en richting van de invloed van alle verschillen in indirecte belastingen tussen Nederland, Duitsland en België op (detail)handelsmarges in de Nederlandse grens– streek? Zou de gemiste marge wegens accijnzen motorbrandstoffen daarin een dominante plaats innemen? Bij brief van 21 september 1992, nr. AFP 92-396, heb ik aan uw Commissie een vergelijkend overzicht gezonden van de btw-tariefin– deling alsmede de accijnstarieven in Nederland, België en Duitsland. Daaruit is af te lezen dat wat de btw-tariefindeling betreft er geen grote verschillen bestaan. Ook de tariefpercentages zullen elkaar per 1-1-1993 niet veel ontlopen. Een overzicht is in onderstaande tabel opgenomen. Tabel 1: Hoogte btw-tarieven in Nederland, België en Duitsland per 1—1—1993
Nederland België Duitsland
Verlaagd
Algemeen
6% 6% 7%
17,5% 19,5% 15%
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 IXB, nr. 11
Voor de accijnzen is het beeld zeer wisselend. De accijnzen op alcohol– houdende dranken verschillen zo weinig dat per verkoopeenheid de prijzen uit dien hoofde slechts enige procenten uit elkaar zullen liggen. De accijnzen op tabakswaren zijn voor sigaretten, sigaren en rooktabak, als percentage van de kleinhandelsprijs, in Nederland lager dan in de buurlanden. Bij de minerale oliën is de accijns in Nederland hoger dan in Duitsland en Belgie voor gelode en ongelode benzine, huisbrandolie en zware stookolie voor verwarmingsdoeleinden. De accijns is in Nederland lager voor dieselolie, ook na verhoging met 11 cent/ltr per 1-1-1993. Voornamelijk bij de motorbrandstoffen leidt de accijnscomponent in de kleinhandelsprijs tot prijsverschillen van betekenis. Omtrent de invloed van verschillen in accijnzen (en btw-percentages) op detailhandels– marges in het algemeen is echter weinig bekend. Hoewel op zichzelf een lagere accijns ruimte kan geven voor een grotere handelsmarge is de uiteindelijke omvang van de marge ook afhankelijk van andere factoren, zoals de inkoopprijzen ten opzichte van het buitenland en de mate van concurrentie in het land zelf. Of derhalve door accijnsverschillen ook verschillen in de detailhandelsmarge ontstaan kan ik niet bevestigen.
7 Is bij benadering aan te geven hoeveel pomphouders in de verschil– lende gespecificeerde zones langs de grenzen voorkomen, en wat het berekende macro-bestedingsweglek betekent voor de levensvatbaarheid van het gemiddelde pompstation? Ik beschik niet over gegevens omtrent het aantal pomphouders in de grensstreken. Ook het NEI beschikt er niet over. Over de gevolgen van de berekende bestedingsweglek voor de levensvatbaarheid van het gemid– delde pompstation kan ik vanwege het ontbreken van cijfermatig inzicht daarin, geen uitspraken doen. Wel merk ik op dat deze effecten zich vooral zullen voordoen in de Nederlands-Belgische grensstreek. Door de gelijktijdige verhoging van de accijns zowel in Nederland als in Duitsland zal voor de pompen aan de oostgrens weinig verandering zijn opgetreden.
8 Heeft nader rapport plaatsgevonden over de mogelijkheden om anders dan door accijnsaanpassingen, de positie van de getroffen pomphouders te ondersteunen, bij voorbeeld door toekenning van accijnskrediet aan de individuele pomp in de grensstreek? Welke hulp hebben de grote oliemaatschappijen terzake geboden? De toekenning van een accijnskrediet, ter financiële compensatie voor getroffen pomphouders, komt niet in aanmerking omdat het - de voldoening van de accijns geschiedt bij de aangifte aan het eind van de maand volgende op die waarin de uitslagen uit de accijnsgoederenplaats hebben plaatsgevonden - uitsluitend van toepassing kan zijn op de fabri– kanten en handelaren die beschikken over een accijnsgoederenplaats. Houders van afleveringspompen, die rechtstreeks aan verbruikers afleveren, betrekken de minerale oliën inclusief de accijns. Met betrekking tot andere vormen van financiële compensatie zij opgemerkt dat in ieder geval in de fiscaliteit bij specifieke regelingen het gelijkheids– beginsel ten opzichte van niet in de grensstreek woonachtige pomphouders, alsmede de beperkingen vanuit de EG voor specifieke steunverlening, hieraan in de weg staan. In hoeverre de grote oliemaatschappijen hulp hebben geboden, onttrekt zich aan mijn waarneming.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 IXB, nr. 11
9 Kan worden ingegaan op de mate waarin de accijnsverhoging benzine in geheel Nederland een afremmend effect heeft gehad of heeft op de automobiliteit? Vindt hiernaar eveneens onderzoek plaats en wanneer kan dit tot betrouwbare uitspraken leiden op dit puntP De effecten op de mobiliteit van de maatregelen uit de eerste tranche van de Tussenbalans worden momenteel onderzocht door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De resultaten zullen naar verwachting nog dit najaar beschikbaar komen.
10 In hoeverre passen de berekende grenseffecten binnen de volume– effecten waarmee in de meerjarencijfers voor de accijnsverhoging rekening is gehouden? De berekende grenseffecten direct na de invoering van de accijnsver– hoging komen overeen met de effecten die ten tijde van de indiening van het wetsvoorstel werden geraamd. Aangezien ook de door het NEI berekende afvloeiing voor de situatie waarin de markt weer tot rust is gekomen, de evenwichtssituatie, ongeveer op dit niveau ligt, is de verwachting gerechtvaardigd dat de grenseffecten op langere termijn passen binnen de volume-effecten waarmee in de meerjarencijfers voor de accijnsverhoging rekening is gehouden.
11 Kan voor de gerealiseerde accijnsverhoging en voor de accijnsmutaties die in theoretische scenario's zijn doorgerekend, de verhouding worden gegeven tussen de netto-accijnsopbrengst na aftrek grenseffect en de mutatie in het grenseffect (alleen accijnsdeel)? In onderstaande tabel zijn voor het pakket van juli 1991 en voor de vier in het NEI-rapport beschreven scenario's de volgende gegevens opgenomen:1. de netto-opbrengst op transactiebasis; 2. de derving vanwege de grenseffecten die daarin verwerkt is; 3. de mutatie in de grenseffecten en 4. de verhouding tussen de netto-opbrengst en de mutatie in de grenseffecten. Niet opgenomen is een prijsverhoging van LPG, omdat Nederland geen LPG-accijns kent. Het pakket van juli 1991 is berekend ten opzichte van de situatie begin 1991. De 4 scenario's zijn berekend ten opzichte van het pakket van juli 1991. Voorts is geabstra– heerd van de naast de grenseffecten optredende volume-effecten zoals die bij een prijsverhoging zullen optreden. Tabel 2: Netto opbrengst en mutatie grenseffecten bij verschillende scenario's (Bedragen in mln. guldens)
Pakketjuli 1991 Scenario I Scenario II Scenario III Scenario IV
X = Netto opbrengst
Derving u.h.v. grenseffecten
Y = mutatie grenseffecten
X/Y
1
2
3
4
155 404 614 878 -56
- 10' + 249 + 459 + 723 -211
2,61 2,92 2,73 3,26
810 651
1 341 1 977 -689
* De grenseffecten zijn door het pakket van juli 1991 in totaliteit afgenomen, doordat tegelijkertijd in Duitsland de accijns nog forser werd verhoogd
12. Welke grenseffecten berekent het NEI-model indien er geen prijsver– schillen in motorbrandstoffen zouden zijn?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 IXB, nr. 11
Het NEI-model is gebouwd op basis van enquête-gegevens die verkregen zijn uit onderzoek naar de huidige situatie en naar het gedrag van automobilisten indien wijzigingen in de prijsverhogingen worden aangebracht. Daarbij moet het gaan om significante prijsverschillen. Voor een prijsverschil van 0 cent is het model dan ook niet gedefinieerd. Een prijsverschil van 0 cent zou kunnen worden gesimuleerd door fictief zodanige prijsverhogingen in Duitsland en België door te voeren dat de brandstofprijzen op hetzelfde niveau komen te liggen als in Nederland. Bij doorrekening hiervan in het model ontstaan de volgende resultaten. De toevloeiing van dieselolie en LPG naar Nederland wordt ongeveer nihil. De afvloeiing van benzine naar België en Duitsland neemt af van 176 mln. liter naar 55 mln. liter. Hoewel op zichzelf verwacht zou mogen worden dat de afvloeiing naar nihil zou tenderen blijkt er nog een, weliswaar sterk afgenomen, afvloeiing te resteren. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat het model, zoals hiervoor reeds vermeld, niet voor een dergelijk prijsverschil is gedefinieerd. Overigens zal volgens het NEI naar verwachting ook bij afwezigheid van prijsverschillen nog enige afvloeiing resteren. Deze wordt onder andere verklaard uit het aanbod van pompstations in de grensstreek, waardoor het dichtstbijzijnde pompstation in het buitenland gelegen kan zijn. Ook speelt nog een rol dat in het buitenland getankte, maar ook verstookte brandstof niet uit de berekende afvloeiing is geëlimineerd.
13 Hoe valt vast te stellen, dan wel heeft het NEI verondersteld, of de berekende bedragen van aankopen over de grens van andere zaken dan motorbrandstoffen, ook zonder accijnsverschillen niet in een bepaalde mate zouden zijn gedaan? Met het model van het NEI valt niet vast te stellen of ook zonder accijnsverschillen aankopen van andere zaken dan motorbrandstoffen niet in bepaalde mate zouden zijn gedaan. In het model worden namelijk alleen de extra aankopen berekend die gekoppeld zijn aan het tanken (zie o.a. paragraaf 5.5.3, pagina 36 van het rapport). Wel merk ik op dat het algemene prijsniveau in Nederland concurrerend is ten opzichte van onze buurlanden, maar dat er verschillen kunnen optreden in het assortiment.
14 Welke criteria zijn gebruikt bij de keuze van de plaatsen waarin onderzoek is gedaan? In de onderzoeksopzet zijn de gebieden langs de Belgische en Duitse grens verdeeld naar afstand tot de grens in drie grenszones. Bij de door het bureau AGB Intomart gehouden telefonische enquête is gebruik gemaakt van een aselecte representatieve steekproef binnen de grens– zones.
15 Wat is de reden dat geen onderverdeling is gemaakt naar regio's als toch verwacht mocht worden dat bij voorbeeld in de provincie Limburg de effecten aanzienlijk groter zijn? Als relevant criterium voor het tanken over de grens, ongeacht in welke richting, geldt de afstand tot het pompstation. Daarop is de indeling in grenszones gebaseerd. Het feit dat de provincie Limburg, door haar geografische vorm, voor een groter deel dan andere provincies binnen de grenszones valt, leidt ertoe dat de grenseffecten een relatief groot gewicht in de schaal leggen. In de grenszones zelf zullen naar verwachting de grenseffecten in Limburg echter niet of nauwelijks afwijken van die in andere grensprovincies.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 IXB, nr. 11