Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1974-1975
11 1 0 7
Huisvesting der Kamer Gewijzigd programma van eisen voor de huisvesting der Kamer
Nr. 4
Vastgesteld 25 mei 1974 PROGRAMMA VAN EISEN VOOR HET GEBOUW VAN DE TWEEDE KAMER
A. Veronderstellingen Alvorens de huisvesting sectorsgewijs te bezien, moeten een aantal veronderstellingen en voorbehouden gemaakt worden. 1. Het eisenpakket betreft uitsluitend de huisvesting van de Tweede Kamer. In overleg met de Eerste Kamer zal nog moeten blijken of bij handhaving van een tweekamerstelsel beide Kamers in één gebouw, of althans direct bij elkaafr, gehuisvest moeten zijn. 2. Het kamergebouw moet in de directe omgeving van het zwaartepunt van het regeringscentrum (ministeries, diensten) en van de Staatsdrukkerij gevestigd zijn. Uitgaande van de gegeven situatie dat Den Haag het regeringscentrum is, zal het parlement in 's-Gravenhage gevestigd moeten zijn. Planologisch is er in deze gemeente wellicht ook ruimte voor een eventueel nieuwgebouw in het centrum (nabij verkeersverbindingen) en ook elders. 3. De berekeningen zijn gebaseerd op een Kamer met 225 leden, dus een uitbreiding met 50%. Deze veronderstelling is niet gekozen vanuiteen bepaalde visie op het tweekamerstelsel; de voorspelbare toename van werkzaamheden voor de leden is daartoe aanleiding. De toename van het internationale werk en de nog steeds snelle toename van contacten tussen kiezer en gekozene zouden wellicht niet goed verwerkt kunnen worden door het huidige aantal leden. De verhouding leden Tweede Kamer/kiesgerechtigden is in ons l a n d - nadat deze in 1956 door de uitbreiding van 100 tot 150 leden was teruggebracht van 1 lid op 61 250 kiesgerechtigden naar 1 lid op ongeveer 40 000 kiesgerechtigden - inmiddels al weer opgelopen naar 1 lid op 59 500 kiesgerechtigden. In vergelijkbare landen als België en Denemarken is dit respectievelijk 1 : 29800 en 1 : 19 500 terwijl veel grotere landen als Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk verhoudingen kennen van resp. 1: 80 000,1 : 61 000 en 1 : 62 300. Om het aantal kiesgerechtigden per lid ongeveer gelijk te houden met de verhouding die in 1956 ontstond, is een uitbreiding tot 225 leden voldoende. 4. Mede gezien de groei van de fractie-assistentie in de afgelopen jaren is ervan uitgegaan dat binnen afzienbare tijd de fracties over tenminste evenveel personeel zullen beschikken als er leden zijn. Samen met de groei van het aantal personeelsleden van de Kamer zelf moet gerekend worden op
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 11 107, nrs. 3-5
7
drie personeelsleden per kamerlid. Bij een verspreiding over meer gebouwen zal dit verder toenemen. 5. Er is geen rekening gehouden met een totaal andere samenstelling van de Kamer (meer of minder fracties) door wijzigingen in het kiesstelsel of door andere oorzaken, omdat de daaruit voortvloeiende veranderingen niet of nauwelijks van betekenis zijn voorde ruimtelijke behoeften van de Kamer als geheel.
B. Algemene punten 1. Toegankelijkheid voor invaliden Invaliden en speciaal de rolstoelgebruikers onder hen, hebben helaas vaak grote moeite (openbare) gebouwen te betreden en zich daarin te bewegen. Zeker in een kamergebouw hoort dit niet voorte komen. Het gehele gebouw dient voor hen bereikbaar te zijn. Hoogteverschillen moeten dus steeds of per lift, of langs een helling, overbrugd kunnen worden; drempels, draaideuren etc. moeten vermeden worden; op tribunes en in vergaderzalen moet plaats zijn voor een of meer rolstoelgebruikers. 2. Veiligheiden toegankelijkheid Een kamergebouw is weliswaar een openbaar gebouw, dat bovendien zeer 'open' moet zijn, maar dat betekent niet dat alle delen van het gebouw zonder meer toegankelijk en zonder controle bereikbaar moeten zijn voor het publiek. Het is ongewenst en bovendien onhandig en verwarrend, dat bezoekers zonder begeleiding het halve gebouw moeten doorzwerven om het punt te vinden waar zij moeten zijn en daarbij geopende deuren passeren die toegang geven tot niet toegankelijke ruimtes, werkkamers, zolders en kelders. Vrije toegang moet uiteraard bestaan tot de publieke tribunes van de grote vergaderzaal en de vergaderzalen voor openbare vergaderingen van commissies. Diensten die mede ten behoeve van het publiek werken, moeten ook makkelijk toegankelijk zijn. Er zou daarom één entree moeten zijn, die toegang geeft tot een hal waar vandaan de tribunes bereikbaar zijn en waarin zich verder bevindt wat de commissie gemakshalve heeft aangeduid als 'het winkelstraatje'. De toegang tot de overige delen van het gebouw - de fractiekantoren, de vergaderzalen, ministerkamers, griffie, spreekkamers, etc. - dient vanuit deze hal via een centraal bewaakt punt te worden geleid, dat zodanig dient te zijn ingericht dat ook controle plaats kan vinden als men zich binnenshuis van de ene afdeling naar de andere wil begeven. Zolders, kelders, opslagruimten etc. moeten onbereikbaar zijn voor onbevoegden; alle werkruimten moeten ontoegankelijk zijn als deze niet in gebruik zijn. Er bestaan daartoe systemen van sloten met niet na te maken sleutels. De entree, de bewaakte punten in het gebouw, belangrijke gangen en trappen, en de zalen voor openbare vergaderingen moeten door middel van gesloten t.v.-circuit doorlopend zichtbaar zijn in het wachtlokaal van de politie. Aan brandveiligheid moet uiteraard de nodige aandacht gegeven worden. 3. Het winkelstraatje In de entreehal moet behalve voor een portiersloge plaats zijn voor: a. het postkantoor; b. een informatiebalie waar o.a. de in behandeling zijnde stukken verkrijgbaar zijn alsmede algemene documentatie over het parlement, vanwaar ook de rondleidingsdienst vertrekt die het gebouwtoont en uitleg geeft over de werking van de Kamer; de inlichtingen balie kan ook als bespreekbureau functioneren voor kaarten voor het gereserveerde deel van de tribunes; c. een boekenstalletje waar ook kranten verkocht worden. Te overwegen is ook in deze hal onder te brengen: - een kapsalon; - een reisbureau;
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 11 107, nrs. 3-5
8
- cellen met betaaltelefoon; - koffie- en frisdrankenautomaten bij een zitje. 4. Groepering Voor de bruikbaarheid van een gebouw en voor het efficiënt werken daarin is het van essentieel belang dat diensten, afdelingen en andere bij elkaar horende ruimten bijeen gehuisvest zijn. De groepering van deze eenheden in het gebouw is eveneens van groot belang. Hiervoor moeten steeds twee punten bezien worden, te weten de reeds besproken beperkingen van de toegankelijkheid en de prioriteit ten aanzien van plaatsing dicht bij de vergaderzaal. Deze is immers het brandpunt van alle activiteiten in het gebouw, maar niet alle ruimten kunnen aan de zaal grenzen. Van eenheden die naar de mening van de commissie een zeer korte horizontale of verticale (liften) verbinding met de zaal moeten hebben is dit steeds aangegeven. 5. Goede ventilatie in het gebouw, met name ook in de vergaderzalen, is erg belangrijk. Het hangt van de bouwwijze af of airconditioning nodig is.
C. Vergaderruimten voor Kamer en Commissies Deze vergaderruimten moeten dicht bijeen liggen, ook al omdat de diverse publieke tribunes via één ingang bereikt moeten kunnen worden. I. Grote vergaderzaal a. Omvang en inrichting van de zaal De zitplaatsen in de zaal zullen ruimer moeten zijn dan thans het geval is. Er zullen banken voor niet meer dan twee ieden moeten zijn, met een bureau/schrijfblad. Tussen de banken dient meer ruimte te zijn dan thans het geval is. De zaal moet ruimte bieden aan 225 leden en voor uitbreiding vatbaar zijn tot 300 zitplaatsen als daar in incidentele gevallen behoefte aan bestaat (interparlementaire bijeenkomsten, grote congressen). Met deze flexibiliteit kan eventueel ook een in het verre verschiet liggende verdere uitbreiding van het aantal leden opgevangen worden. De vorm van de zaal (heel-, half-, of kwartrond, vierkant, rechthoekig met voorzitter langs de lange of de korte wand, etc.) hangt niet alleen af van praktische bouwtechnische punten, maar ook van principiële uitgangspunten over de verhouding Regering/Parlement, voorzover die gevisualiseerd kunnen worden. Er zal in de zaal voldoende ruimte moeten zijn voor zitplaatsen vooralle ministers en staatssecretarissen tegelijk. Deze voorziening dient zo flexibel te zijn dat op niet-hoogtijdagen de enkele aanwezige bewindsman niettussen ongeveer veertig stoelen en bijbehorende tafels gezocht moet worden. Achter de regeringstafel moet een beperkte ruimte zijn waar een aantal hoofdambtenaren kan zitten, zodat direct contact tussen bewindslieden en ambtelijke adviseurs mogelijk is. Deze plaatsen moeten voorzien zijn van telefoons. Op hoogtijdagen kan deze ruimte gebruikt worden voor zitplaatsen voor staatssecretarissen. Het voorzitterspodium zal naast de voorzitter ruimte moeten bieden aan een aantal griffiers en wellicht ook aan anderen. Hierbij kan men bij wijze van voorbeeld denken aan de Directeur Stenografische Dienst en eventueel de bedieningsman van een stemmachine (als de Kamer over zou willen gaan tot mechanische stemregistratie). Het podium zou plaats moeten bieden aan ongeveer 8 personen. Het spreekgestoelte moet ingebouwd zijn in het voorzitterspodium. Uitsluitend van deze plaats wordt gesproken; bij de zitplaatsen dienen geen microfoons aangebracht te worden. Wat meer en beter gesitueerde interruptiemicrofoons kunnen gewenst zijn.
2
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,11 107, nrs. 3-5
9
Centraal in de zaal moet een goede werkruimte voor de stenografen zijn. Langs de wanden moeten hier en daar zitplaatsen voor de zaalbodes zijn, met daarbij een tafel voor rest-exemplaren van rondgedeelde stukken. Langs de wanden moeten tevens een aantal geluiddichte telefooncellen aangebracht worden, alleen voor inkomende en interne gesprekken. Gehandhaafd moet blijven het instituut 'achter de groene gordijnen', dat wil zeggen een deel van de zaal waar men zich onzichtbaar voor het publiek en overige leden kan terugtrekken zonder de zaal te verlaten. Deze ruimte dient zo geconstrueerd te zijn dat geen geluidshinder ontstaan kan voor de leden in de zaal, met name degenen die op de achterste rijen zitten. Wellicht moeten geluiddempend materiaal en luidsprekers aangebracht worden. Als aan al deze wensen voldaan wordt zal de zaal een vloeroppervlakte hebben van 900-1000 m 2 . Tegen de zaal aan, of daaromheen moet een 'lobby' gecreëerd worden als centrale verkeersruimte, waarop de verbindingen (gangen of liften) uitkomen met alle eenheden die in directe verbinding moeten staan met de zaal. Hier kunnen leden, staf, pers en genodigden elkaar ontmoeten. Deze ruimte heeft dus de functie die nu gedeeltelijk vervuld wordt door de gangen rondom de zaal en gedeeltelijk door 'achter de gordijnen'. De zaal en 'achter de gordijnen' zouden als dat gerealiseerd is echter alleen toegankelijk zijn voor leden, griffiers en zaalpersoneel. b. Tribunes 1. Algemeen Vanaf alle tribunes moet de gehele zaal overzien kunnen worden. Dit is bouwkundig een zware en veel ruimte vragende eis, maar gezien het belang hiervan toch nodig. Zeker als de tribunes hooggelegen zijn, verdient het aanbeveling daarvoor een aparte klimaatregeling te voorzien, en de tribunes van de zaal af te scheiden met een glaswand van onbreekbaar glas en het geluid uit de zaal over te brengen met luidsprekers. 2. Perstribune c a . Voorde journalisten moeten maximaal honderd zitplaatsen met schrijfblad gereserveerd worden. In de nabijheid van deze tribune dienen zich de verdere persfaciliteiten te bevinden, die elders beschreven zijn. De t.v.- en filmcameraploegen moeten hun werk - dringend noodzakelijke uitzonderingen daargelaten - kunnen verrichten vanuit een aantal cabines rondom de zaal die een totaal overzicht bieden op alles wat zich in de zaal afspeelt. Met cabines wordt bedoeld voor leden en derden niet toegankelijke ruimten met vaste camera-opstelling en elektronica-aansluitmogelijkheden, waar de cameraploegen hun werk kunnen verrichten op voor de vergadering niet storende wijze. 3. Ambtenarentribune. Aan een aparte ambtenarentribune bestaat geen behoefte meer als achter de regeringstafel een ruimte komt waar een aantal hoofdambtenaren kan plaatsnemen en als de faciliteiten die hieronder beschreven worden bij de ministerskamer, tot stand komen. 4. Diplomatenloge, loge voor gasten van de Kamer enz. Speciale plaatsen voor enkele categorieën gasten zullen nodig zijn. Hierin kan voorzien worden doorplaatsen op de publieke tribune af te scheiden. 5. Publieke tribune. Er moet één tribune zijn, met een flexibele en niet opdringerige scheiding tussen gereserveerde en vrije plaatsen. De tribune moet plaats geven aan omstreeks 300 bezoekers. Het publiek moet de tribune vanuit de entreehal kunnen bereiken via een rechtstreekse eigen toegang, zodat niet het gehele gebouw voor bezoekers van de tribune openstaat; de tribune dient voor de leden wel direct vanuit het gebouw bereikbaar te zijn. Bij een vijftigtal bijeengelegen plaatsen moet een koptelefoontje zijn, door middel waarvan op de tribune uitleg gegeven kan worden aan groepen, zonder andere bezoekers van de tribune te storen.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,11 107, nrs. 3-5
10
Betreffende de publieke tribune verwijst de commissie voorts naar de inleidende paragraaf over de veiligheid en de toegankelijkheid van het gebouw, maar wel wil zij op deze plaats wijzen op de bijzondere betekenis die de daar besproken aspecten hebben voor de inrichting etc. van de tribune. 6. Tolkencabines Aparte tolkencabines met volledige uitrusting (dus ook vaste leidingen en aansluitingen in de zaal) zullen nodig zijn. Deze moeten uitzicht hebben op de zaal, althans op dat deel waar de sprekers zich gewoonlijk zullen bevinden. II.
Commissievergaderzalen
Hiervoor zullen 3 grote zalen nodig zijn. Eén daarvan zal mede ingericht moeten zijn als filmzaaltje o.a. ten behoeve van de voorlichting aan groepen. Deze zaal, mede bestemd voor persconferenties, zal uitgerust moeten zijn met tolkcabines (omschreven als boven) ten behoeve van o.a. commissievergaderingen van internationale lichamen. De inrichting van deze zaal moet zeer flexibel zijn: filmzaal" (pers)conferentiezaal-commissievergaderzaal. In deze laatste hoedanigheid moet deze geschikt zijn voor 50 leden, 50 journalisten, 100 man publiek. Verder zijn drie vergaderzalen nodig voor 100 personen (leden, ministers, ambtenaren, gehoorden, pers, publiek). Twee van deze zalen zouden deelbaar gemaakt kunnen worden. Verder zal nog een achttal zalen nodig zijn voor 25 leden, met publieke- en perstribune voor 25 personen. De tribunes van deze zalen dienen uitsluitend op dezelfde manier bereikbaartezijn als omschreven voorde publieke tribune van de grote vergaderzaal. Bij het zalencomplex, in het niet vrij toegankelijke deel van het gebouw, moeten een wachtkamer en garderobe zijn, o.a. voor gehoorden. Deze zalen zullen ongeveer 1800 m 2 i n beslag nemen, twee keer zoveel als in het huidige gebouw beschikbaar is daarvoor. III.
Regeringsunit
Direct aansluitend aan de lobby moet gelegen zijn: een ministerskamer, die ook dienst kan doen voor kabinetsberaad, geschikt voor ongeveer dertig personen. Daarnaast zijn drie werk/ontvangkamers voor bewindslieden nodig, een werkzaal voor 30 departementsambtenaren (audiovisueel met de vergaderzaal verbonden) een typekamer, een bodekamer, alsmede enige kleedruimte en douchegelegenheid. Dit deel moet gegroepeerd zijn rond een centrale ruimte met zitgelegenheid. Op dit moment staat de Regering ongeveer 150 m 2 ter beschikking (ministerskamer, ambtenarentribune en de derde afdeling, die eigenlijk vergaderzaal is voor kamercommissies). Bovengenoemde regerings-unitzou zeker 450 m 2 moeten beslaan.
D. Werkruimte voor leden, fractiebureaus enz. De fractieruimten, inclusief werkruimte voor de leden, dienen bijeen gegroepeerd te zijn. Het gebouw waarin dit alles gehuisvest wordt, dient flexibel van indeling te zijn om de gevolgen van de verkiezingen op te vangen. Er moeten ruimten zijn voor fractievergaderingen, voor de fractievoorzitter, voor secretaressen en voor medewerkers. Voor grote fracties moet tevens gerekend worden met kamers waar fractiecommissies kunnen vergaderen. Voor gecombineerde fractievergaderingen kan gebruik gemaakt worden van de grote commissiezalen. De totale nuttige oppervlakte van de hier besproken ruimten kan als volgt berekend worden, waarbij ervan uit gegaan wordt dat de fracties binnen afzienbare tijd over evenveel personeel zullen beschikken als er leden zijn:
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 11 107, nrs. 3-5
11
20 m 2 per lid voor werkkamers 10 m 2 per lid voor medewerkers 10 m 2 algemene ruimten per lid (fractiekamers, secretariaat, ontvangruimten etc.) Totaal 40 m 2 per lid. Dit deel van het gebouw zou zo ingericht kunnen worden dat ieder lid een werkkamer van 20 m 2 heeft, en dat tussen twee van die werkkamers een secretaressekamer is van 20 m 2 voor de persoonlijke assistentie van twee leden. De algemene ruimte van 10 m 2 per lid is bedoeld als richtgetal om te bepalen hoeveel ruimte een fractie ter beschikking krijgt voor de fractievergaderzaal (3 m 2 per lid), en voor werkruimten voor de functionarissen in algemene dienst van een fractie (b.v. chef de bureau, voorlichter, typekamer, documentalist). Voor dit onderdeel van het gebouw is dus 225 x 40 = 9000 m 2 nuttig opppervlak nodig. Dit is driemaal zoveel als in het huidige gebouw (inclusief delen in verbouwing) daarvoorter beschikking is. Per lid is dus tweemaal zoveel ruimte nodig als thans. Behalve gangen, trappen en overige serviceruimten moet bij dit complex ook een aantal rustkamers opgenomen worden, evenals douchecellen/badkamers. Het moet van essentieel belang geacht worden dat alle faciliteiten voor de fracties en haar leden bijeen gegroepeerd zijn en niet her en der in een of meerdere gebouwen ondergebracht zijn.
E. Voorzitter- Presidium Voor het Presidium moet ter beschikking staan: een kamer met kleedruimte voor de Voorzitter, een antichambre, een secretaressekamer met archiefruimte, een kamer voor de kamerbewaarder, kamers voor ieder van de ondervoorzitters, een vergader/ontvangzaal voor ten minste twintig personen; dit geheel gegroepeerd rond een centrale ruimte met zitgelegenheid, direct aansluitend gelegen aan de lobby. De presidiumruimte zal ongeveer 300 m 2 beslaan.
F. Diensten van de Kamer, gemeenschappelijke diensten 1. Griffiers De kamers voor griffier, plaatsvervangend en assistent-griffiers dienen direct bij de 'Presidium-unit' gelegen te zijn. De totale nuttige oppervlakte van degriffiers-unit is gemiddeld als volgt te berekenen: 20 m 2 per plv. griffier of ass. griffier (30 m 2 voor de griffier) 10 m 2 per secretaresse (één per griffier) 30 m 2 per griffier Bij hun huidige taken moet op zeker 15 griffiers gerekend worden. 2. Directeur der Diensten De kamer voor de directeur moet mede geschikt zijn voor besprekingen met kleine groepen. Nodig is voor de kamer D.v.D. minstens 35 m 2 voor secretaresse 20 m 2 voor hoofd B.Z.B./ass. D.v.D. 20 m 2 minstens
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 11 107, nrs. 3-5
75 m 2
12
3. Griffie 1 werkkamer chef griffie, werkkamers voor de overige ambtenaren ter griffie; typekamer; grote ruimte voor registratuur, postverwerking en -distributie, waarin de thans verspreid liggende lokalen voor expeditie en opslag van Kamerstukken, circulaires, boekwerken en brieven zijn samengebracht; afzonderlijk vertrek waar ter inzage gelegde stukken bewaard worden en ingezien kunnen worden. De reproduktie-afdeling behoort bij de overige griffieruimten geplaatst te zijn. De griffie kan als volgt ingedeeld worden: werkkamer chef griffie 20 m 2 overige kantoorruimte 150 m 2 ter visie-kamer 20 m 2 postverwerking, registratuur, stukkenopslag, balieruimte 500 m 2 reproduktie-afdeling 200 m 2 typekamer 60 m 2 magazijn voor kantoorbehoeften 50 m 2 1000 m 2 Dit is ongeveer een verdubbeling van de huidige ruimte. 4. Afdeling comptabiliteit Deze dienst zou mede de administratie van het restaurant moeten omvatten en heeft meer dan 5 personeelsleden. Nodig zullen zijn 4 kamers, waarvan 1 groter dan de rest (samen 90 m2). Enige reserveruimte is nodig. Totale behoefte: 120 m 2 , in de omgeving van de griffie. 5. Personeelszaken Voor de chef, een assistent en een secretaresse zijn drie kamers, samen 60 m 2 nodig. 6. Algemene voorzieningen voor personeel Er moeten personeelskleedkamers (dames en heren) met douche zijn eventueel gecombineerd met zulke ruimten bij de keuken. Het betreft ongeveer dertig personeelsleden van het restaurant (keuken, magazijn, bediening), 20 tot 30 bodes en portiers (gedeeltelijk in aantal afhankelijk van het type gebouw), dertig schoonmaaksters en corveeërs, en vijf man van de technische dienst. Door ploegensysteem zullen niet allen tegelijk aanwezig zijn, maar ieder heeft een eigen kast nodig. De personeelskantine wordt in een volgend hoofdstuk behandeld. 7. Bibliotheek De verschillende ruimten van de bibliotheek en de onderafdelingen die daaronder vallen, moeten bij elkaar liggen. Indien de Kamer zou besluiten tot instelling van een studiedienst voor de gehele Kamer, moeten de werkruimten van die dienst in de onmiddellijke omgeving van de bibliotheek liggen. Nodig is voor de bibliotheek: 1 kamer voor het hoofd van de bibliotheek, 30 m 2 1 kamer voor het bureau van de bibliotheek, 30 m 2 3 kamers voor de documentatiedienst, 90 m 2 1 kamer voor de knipseldienst, 60 m 2 1 typekamer met fotocopieerapparaat, 30 m 2 In de kamers van de documentatiedienst en die van de knipseldienst moet ruimte aanwezig zijn voor veel archiefkasten en voor sorteertafels. Voorts is een studiekamer van 30 m 2 nodig voor degene die, niet werkzaam zijnde bij de Kamer, gebruik maken van de Kamerbibliotheek; een leeszaal van 150 m 2 waarin de naslagwerken, tijdschriften en couranten te vinden zijn, en de Handelingenkamer van 150 m 2 . De voor de kantoren en zalen van de bibliotheek benodigde ruimte kan geschat worden op 600 m 2 .
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,11 107, nrs. 3-5
13
De magazijnoppervlakte is afhankelijk van de opstelling (gesloten of open systeem), hetgeen weer samenhangt met de structurele sterkte van de magazijnvloeren. Gerekend moet worden op een minimum van 1000 m 2 voor de boekwerken en couranten bij een conventionele wijze van opbergen. 8. Voorlichtingsdienst Voor de ambtenaren van deze dienst zijn nodig: Een werk/ontvangkamer van 30 m 2 voor het hoofd van de voorlichtingsdienst, met aansluitend een werk/ontvangkamer van 30 m 2 voordesecretaresse. Bij de inlichtingenbalie in het winkelstraatje hoorteen werk/zitkamer te zijn voor het baliepersoneel en rondleiders en enige opslagruimte voor documentatiemateriaal en Kamerstukken. Onder beheer van deze dienst moet ook staan een sectie'inkomend nieuws'; een ruimte van 50 m 2 voort.v.toestellen en radiotoestellen, met respectievelijk videorecording en geluidsopname. Verder is een telex-ontvangkamer nodig waar doorlopend de binnenkomende ANP-berichten ingezien kunnen worden. Hiervoor i s - e x c l u sief de inlichtingenbalie- 50 m 2 nodig. Als de Kamer tot een uitbreiding van de externe voorlichting zou besluiten (dagelijkse voorlichtingsbulletins, uitwerking van het rapport OpenheidOpenbaarheid en het rapport van de commissie-Aantjes), moet rekening gehouden worden met een kamer van 20 m 2 . Verder is één kamer (20 m2) voor reserve nodig. 9. Griffie delegaties griffier 20 m 2 medewerkers 10 m 2 wacht/spreekkamer 15 m 2
20 m 2 50 m 2 15 m 2 85 m 2
Hierbij komt dan nog vrij veel archiefruimte (200 m2) in de directe omgeving van genoemde kantoren. Deze afdeling werkt met omvangrijke, voortdurend geraadpleegde archieven. 10. Administratie verzoekschriften griffier 20 m 2 medewerkers ieder 10 m 2 wacht-/spreekkamer 15 m 2 werkkamer rapporteur 20 m 2
20 m 2 30 m 2 15 m 2 20 m 2
85 m 2 Ook hierbij komt vrij veel archiefruimte in de directe omgeving van de kantoren ; ook deze dienst werkt dagelijks met deze archieven, die van persoonlijke en vertrouwelijke aard zijn. Hiervoor is 75 m 2 voldoende. 11. Stenografische Dienst De werkruimten voorde Stenografische Dienst moeten bijeen liggen en een directe korte verbinding hebben met de grote vergaderzaal enerzijds en met de grote commissievergaderzalen anderzijds. De werkruimten moeten bestaan uit: - een directeurs-en een onderdirecteurskamer ieder 20 m 2 40 m 2 - een'verzendkamer' 30 m 2 - een bodekamer 15 m 2 - een magazijn 15m 2 - 8 stenografen kamers 160m 2 - een leslokaal, tevens zitkamer voor stenografen 30 m 2 - toiletten, kleedruimte en garderobe 40 m 2 330 m 2
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 11 107, nrs. 3-5
14
Als moderne tekstverwerkende apparatuur wordt ingevoerd zullen nog 3 kamers van elk 20 m 2 nodig zijn. Bij deze opstelling is uitgegaan van een dienst van 28 stenografen, die zelf de stenogrammen uittikken. 12. Gebouwendienst De gebouwendienst, onder leiding van een hoofd interne dienst, moet bestaan uit het schoonmaakpersoneel, 'corveeërs', en een technische dienst voor klein onderhoud aan gebouw en inventaris, inclusief loodgieters- en elektriciteitswerk, geluid- en beeldapparatuur, bediening verwarming en air-conditioning. Voor deze dienst is nodig: Kamer hoofd van dienst 20 m 2 werkplaats elektronika 20 m 2 werkplaats elektricien 30 m 2 werkplaats hout 30 m 2 werkplaats metaal 30 m 2 reserve (RGD) 20 m 2 meubelmagazijn 100 m 2 250 m 2 Hierbij kan ook een kantoortje voor de Rijksgebouwendienst komen. 13. Telefonisten Telefooncentrale en telefonistenkamer hoeven niet centraal te liggen dank zij het oproepsysteem. De benodigde ruimte wordt door PTT bepaald. Gerekend moet worden op meer dan 100 m 2 .
G. Journalisten, faciliteiten voor massacommunicatiemedia Het komt de commissie dienstig voor de voorzieningen ten behoeve van de massacommunicatiemedia in drie onderdelen te splitsen, te weten: a. voorzieningen die de Kamer dient te treffen; b. extra faciliteiten waaraan behoefte bestaat bij de persvertegenwoordigers; c. 'Nieuwspoort' Ad a. Verwezen kan worden naar de opmerkingen bij hoofdstuk C l (b.2.) en hoofdstuk C. II voor wat betreft de voorzieningen voor het verslaan van openbare vergaderingen. In deze categorie vallen verder: zitkamer, televisielounge, persbuffet, telefooncellen. Ad b. Bedoeld is hier (thans niet aanwezig) ruimten die door de Kamer verhuurd worden aan persvertegenwoordigers. De inrichting daarvan komt voor rekening van de huurder: - permanente studio's voor radio en T.V. met vaste verbindingen (Straalzender?); - telexverzendkamer; - donkere kamer voor fotografen; - redactiekamers met audiovisuele verbinding met openbare vergaderingen. Als de Kamer tot nieuwbouw besluit moet direct 'marktonderzoek' gepleegd worden. Ad c. Vragen betreffende een perscentrum als 'Nieuwspoort', dat gedeeltelijk een sociëteitsrol vervult en gedeeltelijk vergaderruimte en persconferentiezalen omvat, kunnen door de commissie niet behandeld worden, omdat het hier een zelfstandige rechtpersoon betreft. Indien de Kamer tot nieuwbouw zou besluiten verdient het aanbeveling dat het bestuur van de Stichting Nieuwspoort beziet of het perscentrum mee moet verhuizen en zo ja, of het nieuwe perscentrum een bouwkundig geheel moet zijn met het parlementsgebouw, of dat het los daarvan in de directe omgeving van het parlement gebouwd moet worden.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 11 107, nrs.3-5
15
De commissie zou het aantrekkelijk vinden als er een soort 'Nieuwspoort' bij een eventueel nieuw gebouw verrees. In een bespreking met vertegenwoordigers van Nieuwspoort is o.a. het volgende vastgelegd: 1. Nieuwspoort zou er prijs op stellen indien bij de bouw rekening wordt gehouden met een annex, zou mogelijk tegen de kamergebouwen aanliggend, waarin Nieuwspoort als ontmoetingscentrum kan worden ondergebracht evenals faciliteiten voor radio, televisie enz. 2. Nieuwspoort zou gaarne de voor Nieuwspoort beschikbare ruimte 'kaal' van de Tweede Kamer huren. 3. Overleg voor en tijdens de bouw omtrent bouwwijze, inrichting, grootte e.d. tussen Nieuwspoort en de Tweede Kamer is gewenst. 4. De tot heden gevolgde gedachtengang waarbij de Kamer werkvertrekken ten behoeve van de pers ter beschikking stelt alsmede enkele kamers ten behoeve van interviews, persbuffet en werkruimten zou moeten worden gehandhaafd. 5. In overleg met de Kamer zal nagegaan moeten worden of het mogelijk en wenselijk zou zijn voor beide instanties één centrale keuken in te richten met de mogelijkheid van gesepareerde uitgifte. 6. Indien tot nieuwbouw van de Kamergebouwen zou worden overgegaan dient vanaf het begin de mogelijkheid voor Nieuwspoort aanwezig te zijn ook gedurende week-ends e.d. als zelfstandige eenheid, te blijven opereren zonder dat daartoe van de zijde der Kamer speciale maatregelen moeten worden getroffen. Wel dient een interne verbinding tussen Nieuwspoort en de Kamergebouwen aanwezig te zijn. Mocht tot uitbreidingen verbouwing van de bestaande gebouwen worden besloten dan moet rekening gehouden worden met een nijpend ruimtetekort in het huidige Nieuwspoort en zou nader bezien moeten worden hoe aan dit ruimtetekort tegemoet kan worden gekomen. Een en ander zou zeer waarschijnlijk wel inhouden dat de bestaande behuizing van Nieuwspoort oijna geheel zal moeten worden verbouwd, uitgebreid en opnieuw ingericht.
H Restauratie, zitruimten Afgezien van een zitkamer - de huidige 'rookzaal' - dienen de volgende restauratieruimten te bestaan: 1. koffiekamer/eetzaal voor leden en griffiers; 2. voor publiek toegankelijk restaurant, eventueel met een aparte 'coffeeshop' daarin; 3. eetzaal en recreatieruimte voor het personeel van de Kamer en van de fracties. Ad. 1. Uitgaande nog steeds van 225 leden en van ± 1 5 man staf dient deze ruimte 175 zitplaatsen te hebben en 250 m 2 groot te zijn. Ad 2. In totaal ook 175 zitplaatsen; deze ruimte moet eventueel in 3 delen gescheiden kunnen worden door middel van vouwwanden en 300 m 2 groot te zijn, waarvan 50 m 2 voor coffeshop. Ad 3. Aantal plaatsen gelijk aan de helft van het aantal personeelsleden. Daarnaast komt in deze ruimte een aantal zitjes etc, benodigde oppervlakte: 250 m 2 . Deze ruimte moet ten behoeve van de privacy en ongestoorde rust van het personeel ruimtelijk duidelijk gescheiden zijn van de meer publieke ruimten. De zitkamer moet dezelfde functie vervullen als de huidige rookzaal en ook zo ingericht zijn, dus met zitjes - langs de wanden en leestafels in het midden. Deze ruimte moet 2 maal zo groot zijn als de huidige, dus 300 m 2 . Daarnaast zijn twee T.V./radio-lounges nodig van ieder 25 m 2 . Deze ruimten moeten bijeen liggen en onmiddellijk aan de grote zaal grenzen. Restauratieruimten en keuken moeten in een nieuw gebouw bij voorkeur zo gelegen zijn dat het openbaar restaurant een aantrekkelijk uitzicht heeft, dus öf op straatniveau of hooggelegen, met uitzicht over de stad.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 11 107, nrsa. 3-5
16
De keuken en wat daarbij hoort (spoelkeuken, patisserie etc.) hoort te grenzen aan de drie restauratieruimten (eventueel verticaal). Er moeten goederenliften zijn voor de dagelijkse voorziening van de keuken. Voor diverse magazijnen moet worden gerekend op 250 m 2 . Overigens zou op het punt van keukens en magazijnen advies ingewonnen moeten worden van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding. Tenslotte zullen voor de directie van het restaurant 2 kamers, samen 40 m 2 , nodig zijn. Verder zijn ruimten nodig voor opslag van levensmiddelen, wijn, linnenen serviesgoed. Er moet een koelruimte zijn. Inclusief deze opslagruimte zal ongeveer 1800m 2 nodig zijn, dat wil zeggen veel meer dan een verdubbeling van de huidige beschikbare oppervlakte. Een belangrijk deel van deze extra ruimte moet gebruikt worden voor betere keuken-accommodaties en voor de personeelskantine. Het is niet nodig nog depandances van de keuken door het gebouw te verspreiden. Wel zullen er hier en daar koffie- en frisdrankenautomaten moeten zijn. De kantoorruimten voor de Stichting Restaurant moeten geplaatst worden bij die van de griffie. Bij de keuken horen wel kleedruimten en uitgebreide sanitaire voorzieningen voor het bedienend en het keukenpersoneel.
I. Overige voorzieningen 1. Politie Opeen centraal punt in het gebouw moet het wachtlokaal voor 10 man gelegen zijn, met daarbij een kleedruimte en een kamer voor de wachtcommandant. wachtlokaal 25 m 2 kleed-en toiletruimte 20 m 2 kamer 10 m 2 55 m 2 Overige wensen (gesloten t.v.-circuit, centrale sluizen, toegankelijkheid, beveiliging) zijn in het algemene gedeelte uitgewerkt. 2. E.H.B.O.-ruimte Gezien het aantal in het gebouw werkzame personen, bezoekers etc. is een E.H.B.O.-ruimte geen overbodige luxe. Deze ruimte (25 m2) moet binnenshuis van alle kanten goed bereikbaar zijn en moet van buiten gemakkelijk toegankelijk zijn voor ambulances. 3. Woonruimten Er bestaat behoefte aan: a. een Voorzittersflat, die mede een representatieve functie vervult; 80 m 2 b. een viertal dienstwoningen, ieder 100 m 2 - deel uitmakend van of staande in de onmiddellijke omgeving van het kamergebouw - voor o.a.: - hoofd van de huishoudelijk dienst/conciërge - hoofdportier - eerste monteur/vaste beambte voor 'technische E.H.B.O.'. 4. Kindercrèche Bij het Kamergebouw zou een crèche welkom zijn voor kinderen van allen die in het gebouw werkzaam zijn (met inbegrip van leden). 5. Trimzaaltje In het Kamergebouw moet een trimzaaltje opgenomen worden, van 100-150 m 2 , met normale verdiepingen hoogte.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 11 107, nrs. 3-5
17
6. Interne communicatie Door middel van een gesloten t.v.-circuit met voldoende monitors kunnen behalve beelden uit de vergaderzaal ook allerlei mededelingen gedaan worden. 7. Voorzieningen waarvan de aanwezigheid van belang is, doch die slechts gedeeltelijk ten dienste van de Kamer staan a. stalling van (brom)fietsen en auto's Als er van uitgegaan wordt dat het gebouw voor alle leden, pers en personeel per auto bereikbaar moet zijn, bestaat er behoefte aan parkeergelegenheid voor 600 a 700 auto's bij het Kamergebouw, eventueel binnendoor bereikbaar, eventueel (afhankelijk van de lokatie) met een benzine- en service station, met tevens enkele tientallen plaatsen voor kortparkeerders vlakbij het gebouw; eventueel met parkeermeters. Op niet-vergaderdagen kan de parkeergelegenheid voor het publiek opengesteld zijn. Overigens is de behoefte aan stallingsruimte afhankelijk van de bereikbaarheid van het gebouw per openbaar vervoer, en van het parkeerbeleid van de gemeente 's-Gravenhage. De (brom)fietsstalling moet overdekt zijn en ruimte bieden aan 150 (brom-) fietsen. b. Overnachtingsgelegenheid Een sobere overnachtingsgelegenheid met 75 kamers zou welkom zijn. Hiervoor kan de 'hotel-garni'-vorm gekozen worden, dus met uitsluitend ontbijtgelegenheid. Deze accommodatie zou buiten de vergaderdagen, dus ook in de weekends en in de recessen, voor het publiek tegen betaling ter beschikking kunnen staan. De enige extra-voorziening hiervoor hoeft een afsluitbare kast te zijn waarin het lid dat de kamer gewoonlijk gebruikt, zijn toebehoren kan achterlaten. Een zwembad voor het parlement is hierbij onnodig. Niettemin zou het niet te versmaden zijn als er een gewoon, voor het publiek toegankelijk zwembad, in de onmiddellijke omgeving van het parlementsgebouwzou zijn.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 11 107, nrs. 3-5
18