Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1986-1987
2
Rijksbegroting voor het jaar 1987
19700 Hoofdstuk XI Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Nr. 108
VERSLAG V A N EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 2 juli 1987 De vaste Commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 1 heeft op 18 juni 1987 mondeling overleg gevoerd met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de brieven inzake de budgettaire situatie bij de Rijksgebouwendienst (19 700-XI, nrs. 84 en 96). De minister was vergezeld van de heer Lemstra, Secretaris-Generaal, de heer Verhaar, Directeur Financieel-Economische Zaken, de heer Loschacoff, Directeur-Generaal RGD, en de heer Franckena, Directeur Financiële, Juridische en Huisvestingszaken, RGD De commissie heeft de eer van het gevoerde overleg als volgt verslag te doen. Vragen en opmerkingen uit de commissie
' Samenstelling: Leden: De Beer (VVD), ondervoorzitter, Stoffelen (PvdA), Weijers (CDA), Eversdijk (CDA), Spieker (PvdA), Van Erp (VVD), Lauxtermann (VVD), Veldhoen (PvdA), Van Noord (CDA), Van Vlijmen (CDA), De Pree (PvdA), Wolters (CDA), Van Es (PSP), Tommei (D66), Hummel (PvdA), JorritsmaLebbink (VVD), Paulis (CDA), Schaefer (PvdA), voorzitter, Tegelaar-Boonacker (CDA), Wolffensperger (D66), Verspaget (PvdA), Melkert (PvdA), Koetje (CDA). Plv. leden: Scherpenhuizen (VVD), Vos (PvdA), Nijland (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Van Rey (VVD), Wöltgens (PvdA), Schartman (CDA), Duyn (CDA), Müller-van Ast (PvdA), Van de Camp (CDA), Lankhorst (PPR), Eisma (D66), De Boois (PvdA), Van den Berg (SGP), Boers-Wijnberg (CDA), Rienks (PvdA), Vriens-Auerbach (CDA), Nypels (D66), Leerling (RPF), Castricum (PvdA), Schutte (GPV). 2 Dit rapport is bij kamerstuk 19 700, XI nr. 96, ter inzage gelegd op de bibliotheek.
De heer Hummel (P.v.d.A.) was van mening dat de beide brieven van de minister een goed inzicht bieden in de problemen die bij de Rijksgebouwendienst (RGD) zijn ontstaan en de oplossingen die daarvoor zijn gekozen. De financiële situatie bij de RGD was onbevredigend, en is dat ten dele nog. De RGD is een uitermate service-gerichte dienst, en is derhalve geneigd positief te reageren op wensen van klanten. De problemen zijn gedeeltelijk ontstaan doordat de RGD, onder meer op verzoek van de Kamer, sneller tot betaling is overgegaan. Dit lid vroeg in dit verband, of hij goed had begrepen dat de minister niet tot privatisering van de RGD wenst over te gaan. Alvorens een voorlopig oordeel te geven over het voorliggende vroeg de heer Hummel nog antwoord op een aantal vragen. Het cijfermatige deel in de brief van de minister sluit niet zonder meer aan op het cijfermatige deel in het rapport van het bureau Berenschot BV.2 Gedeeltelijk is dit te verklaren uit de wijze van presenteren van de cijfers. Deze woordvoerder vroeg, ervan uitgaande dat het cijfermateriaal klopt, of één en ander in een brief inzichtelijk kan worden gemaakt. Wil de minister met de gegevens over de budgettaire dekking hetzelfde doen? De heer Hummel vroeg in dit verband ook hoe uitvoering is gegeven aan de motie-Kosto c.s. (19 864, nr. 2) in relatie tot de motieVoorhoeve/De Vries (19895, nr. 18). Dit lid vroeg de minister om, als de Kamer hem feitelijke vragen over de financiële toestand van één van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. XI, nr. 108
1
onder zijn verantwoordelijkheid vallende diensten ter beantwoording voorlegt, deze in het vervolg zo snel mogelijk te beantwoorden ongeacht of de Minister van Financiën het daarmee eens is. De heer Hummel deelde mee dat zijn fractie het weghalen van gelden uit het plafond van Ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van de RGD onaanvaardbaar acht, tenzij bij andere ministeries hetzelfde wordt gedaan. In dit verband vroeg deze woordvoerder of de minister overweegt om de huisvestingskosten bij andere ministeries zichtbaar te maken. In het kader van de uitvoering vroeg dit lid in welke mate de bereidheid bestaat het beheer van de budgetten te decentraliseren. De heer Hummel constateerde dat er in de plannen voor budgettaire dekking een bedrag van f 4 5 min. niet wordt ingevuld. Kan de Kamer tijdig te voren worden ingelicht over de voorgenomen invulling van dat bedrag? Door verkoop van overtollige gronden en panden komt tot en met 1990 f 3 1 min. beschikbaar waarover de RGD kan beschikken. Is het denkbaar dat wanneer dat bedrag hoger mocht blijken te zijn ook dat hogere bedrag ter beschikking zou komen van de RGD? Vervolgens ging de heer Hummel in op de andere benadering van het lease-programma. Er komt geen nieuwbouw voor het Ministerie van Landbouw en Visserij. Het betreffende ministerie is daar niet ongelukkig mee maar de gemeente 's-Gravenhage wel. Hoe is de stand van zaken nu, ervan uitgaande dat er inmiddels overleg is geweest met de gemeente? Kan ook, voor die gevallen waarin Justitie en de betrokken gemeenten het ermee eens zijn, de nieuwbouw van rijkspolitiebureaus in de lease-constructie worden ondergebracht? Daarbij zou het gemeentebestuur van het gebied waar het rijkspolitiebureau staat als voorfinancier kunnen optreden. Dezelfde vraag geldt voor de uiteindelijke ver/nieuwbouw van het gerechtsgebouw in de gemeente Maastricht. De heer Hummel ging er overigens vanuit dat de RGD niet meer werkt met mondelinge opdrachten. Over het bouw- en aankoopprogramma vroeg deze woordvoerder of ook andere projecten denkbaar zijn dan de in het programma genoemde. Hij wees in dit verband op afspraken in het kader van ISP- en PNL-beleid. Als voorlopig oordeel stelde de heer Hummel de rapportage van de minister eerlijk maar ook onthullend te vinden. Hij achtte de voorgestelde maatregelen vooralsnog voldoende adequaat. Ten slotte vroeg de heer Hummel om volgend jaar voor het zomerreces een notitie aan de Kamer te doen toekomen met de stand van zaken op dat moment. De heer De Beer (V.V.D.) merkte op dat de financiële problemen bij de RGD in de eerste plaats kasproblemen zijn en geen structurele problemen. In de brief worden maatregelen aangekondigd om dergelijke problemen in de toekomst te voorkomen, waarin deze woordvoerder zich goed kon vinden. Ook dit lid had moeite met de rangschikking van de getallen en vroeg dan ook, evenals de heer Hummel dat nog schriftelijk te verduidelijken. De heer De Beer zei met een gevoel van ironie de eerste twee regels van § 2.2, in de brief van 15 mei 1987, te hebben gelezen. Hij leidde daaruit af dat andere bewindslieden eerst bereid waren mee te denken over oplossingen voor de RGD toen dreigde dat het eigen bouwprogramma niet geheel zou worden uitgevoerd. Over de aangedragen oplossingen wilde de heer De Beer een aantal vragen stellen. Op blz. 4 van eerder genoemde brief staat dat de kosten van het bouwprogramma, op basis van een inventarisatie van de huisvestingsbehoefte, aanzienlijk hoger waren dan bij de eerdere bepaling van de budgettaire problematiek werd aangenomen. Hoe is dat mogelijk? Wat voor voorbehoud is gemaakt ten aanzien van de oplossing voor de budgettaire problematiek 1987-1990 (eveneens blz. 4 regel 8)? Deze woordvoerder was verheugd over het feit dat de nieuwbouw van cellen in het vastgestelde tempo zal worden gerealiseerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. XI, nr. 108
2
Ook de heer De Beer vroeg naar de met de gemeente 's-Gravenhage gemaakte afspraken. De heer Duyn (C.D.A.) was van mening dat het bureau Berenschot, met behulp van de RGD een goed en gedegen rapport heeft uitgebracht. De budgettaire problematiek bij de RGD blijkt niet te zijn ontstaan door overschrijdingen op individuele bouwprojecten maar door een complex van samenhangende, elkaar versterkende factoren. De grote overschrijdingen zijn uiteindelijk het gevolg van onvoldoende inzicht in de kasgevolgen, bovendien zijn maatregelen om dat tegen te gaan te lang uitgebleven. Dit lid gaf vervolgens een historisch overzicht van gebeurtenissen die tot deze problemen hebben geleid. Hoe is één en ander mogelijk geweest? Hij concludeerde dat de leiding op de diverse niveaus onvoldoende ernst heeft gemaakt met het versneld zichtbaar maken van de relatie tussen opdracht kredietverplichtingen en de kasdruk daarvan, waardoor maatregelen te lang zijn uitgebleven. Op eerste signalen is onvoldoende gereageerd. Dreigende onderuitputting in de jaren 1983 tot en met 1985 en het risico van terugstorting conform de Comptabiliteitswet naar het Ministerie van Financiën hebben aldus, de heer Duyn, het systeem van overdruk doen ontstaan. Incidentele extra druk door de bouwactiviteiten ingevolge het Beleidsplan «Samenleving en criminaliteit» (18995 nrs. 1-2, 1984-1985) heeft hiermede toe bijgedragen, namelijk f 1 55 min. extra. Dit lid achtte het van wezenlijk belang dat een integrale Bahrnota1, zoals verwoord in de memorie van toelichting bij de begroting voor 1 987, (19 700, XI nr. 2) uitgangspunt wordt bij de beoordeling in hoeverre concrete huisvestingsbehoeften per ministerie gehonoreerd moeten worden. Wanneer is deze nota te verwachten? De heer Duyn was van mening dat het niet per project verwisselbaar zijn, overigens ook niet voor de RGD als totaal, van de werkartikelen bouw en aankoop, architect en adviseurs, onderhoud en exploitatie, een te rigide systeem heeft opgeleverd dat bovendien nog ondoorzichtig is. Is het niet veel beter om niet met aparte werkartikelen te werken maar per project de totale kosten tot uitdrukking te brengen? Kan een systeem worden ontwikkeld waarbij de opdrachtgever extra eisen betaalt? De heer Duyn zei te kunnen instemmen met de hoofdlijnen van de budgettaire dekking, zoals door de minister in zijn brief van 1 5 mei is verwoord. Hij verbond hieraan de vraag of, nu de nieuwbouw van het Ministerie van Landbouw en Visserij niet doorgaat, de voortzetting van verspreide vestiging van het Ministerie van Economische Zaken geen extra voorzieningen behoeft. Ook deze woordvoerder vroeg naar het overleg met de gemeente 's-Gravenhage in dezen. Dit lid zei de versterking van het management van de operationele taken te waarderen. Welke taken zal de aan te stellen raadsadviseur krijgen? De sterk gelaagde organisatie met grote afstanden tussen operationele niveaus en de centrale eenheden maakt dat het informatiegat tussen de verschillende lagen groot is, waardoor het voor de centrale eenheid moeilijk is om actuele beheersinformatie te verkrijgen. Het ontbreken van een effectief delegatiepatroon is één van de belangrijkste factoren voor de onvoldoende beheersing tot nu toe. De problemen die daaruit voortkomen hebben te snel een vertaling gekregen naar automatisering als panacee voor de geconstateerde problemen, zo stelt Berenschot. Is het sinds januari 1985 in produktie zijnde AFTIS-systeem 2 een adequaat antwoord op de geconstateerde problemen? Waarom wordt het nieuwe systeem AFTIS-VME steeds verder naar achteren geschoven? Hoe staat het overigens met de acceptatie van het projectcontact management 1
3
Beleidsanalyse Huisvesting Rijksapparaat
Administratief, Financieel, Technisch n orma ie ys eem
(PCM)?
Q e n e e r p U yn meende dat de RGD een bijzondere positie inneemt, welke als zodanig niet ter discussie staat. Wil de RGD de komende jaren
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19700 hfdst. XI, nr. 108
3
haar werk goed blijven doen dan zullen een aantal interne maatregelen gewenst zijn. Het is niet de bedoeling dat de problemen bij de RGD andere ministeries aanleiding geven eigen bouwkernen te ontwikkelen. Dit lid meende dat de gewenste herstructurering en automatisering in korte tijd hun beslag kunnen krijgen. Over de voortgang van de operatie wenste hij periodiek geïnformeerd te worden. De heer Tommei (D66) stelde dat de financiële situatie bij de TGD ernstig uit de hand is gelopen. Het begrotingsbeheer behoeft, zoals ook uit de brief van de minister blijkt, verbetering. Dit lid verwees naar de brief van 25 februari 1987 en bracht naar voren dat daar twee oorzaken worden genoemd voor de bestaande problemen. De eerste is de verkorting van de betalingstermijn. De heer Tommei meende dat dit een positieve ontwikkeling is. Bovendien zal deze oorzaak niet op een langere termijn doorwerken. Het tweede punt betreft de overdrukprogrammering en het naar voren halen van projecten. Beide zijn het gevolg van de onderuitputting tot 1983. In 1984 was de onderuitputting al niet meer aanwezig. De heer Tommei verbond hieraan de vraag waarom pas nu wordt omgebogen. Hoe is de overdruk in de verschillende begrotingen weergegeven? De heer Tommei was van mening dat de Kamer pas zeer laat van één en ander op de hoogte is gesteld met als argument dat er nog overleg werd gevoerd met het Ministerie van Financiën. Dit lid meende dat dit geen argument mag zijn. Vervolgens ging deze woordvoerder in op de getroffen maatregelen. Het leek hem niet juist om betalingen van 1986 over te hevelen naar 1987. Een aantal projecten uit het lease-programma wordt geschrapt. Waarom is niet de nieuwbouw van het Ministerie van VROM geschrapt in plaats van de nieuwbouw van het Ministerie van Landbouw en Visserij? Wat zal het benutten van de onderuitputting uit 1986 opleveren? Deze woordvoerder vroeg eveneens naar de uitvoering van de motie-Kosto. Hij was van mening dat de voorgestelde uitvoering nooit het doel van de motie is geweest. Ten slotte zei hij onder geen beding akkoord te kunnen gaan met de benutting van het ontwikkelingshulpplafond. De heer Van den Berg (S.G.P.) sprak zijn waardering uit over de wijze waarop de minister de problemen bij de RGD het hoofd wil bieden. Met de meeste maatregelen naar aanleiding van de geconstateerde gebreken op het gebied van administratieve organisatie en management kon dit lid instemmen. Hij had echter problemen met de wijze waarop de eerder genoemde motie-Kosto wordt uitgevoerd. Die motie had ten doel nieuwe middelen ter beschikking te stellen voor de criminaliteitsbestrijding. In feite wordt het bedrag nu aangewend om de problemen bij de RGD op te lossen. Dat lijkt een oneigenlijk gebruik van de gelden die door de motie ter beschikking zijn gekomen. Ook de heer Van den Berg vroeg of er nog meer geld is te verwachten uit de verkoop van overtollige gronden en panden dan de genoemde f 31 min. Bovendien vroeg hij of het juist is deze gelden uitsluitend voor deze begroting te gebruiken. Heeft de minister al inzicht hoe hij de resterende f 45 min. zal invullen? In dit verband vroeg dit lid ook of wordt gedacht aan verdere deconcentratie en zelfbeheer of wellicht zelfs aan privatisering. Er zijn bij de RGD drie budgetten: - bouw en aankoop; - leasing; - grote exploitatie voorzieningen en onderhoud Op grond van welke overwegingen worden de budgetten toegedeeld? Ten slotte zei de heer Van den Berg begrepen te hebben dat de verbouw van het RIVM niet in het programma staat. Hoe staat het daarmee? Ten slotte vroeg dit lid naar de consequentie van de voorgenomen afslanking van de rijksoverheid voor het huisvestingsprogramma en de wijze waarop de RGD op deze ontwikkeling inspeelt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. XI, nr. 108
4
Het antwoord van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer De minister concludeert dat de Kamer en het kabinet het er geheel over eens zijn dat de RGD als centrale huisvestingsdienst niet ter discussie staat. De minister zei voorts niet te streven naar privatisering van de RGD. Dat wordt zelfs niet overwogen, evenmin als het streven naar aparte bouwdiensten per ministerie. Wat wel wordt nagestreefd is privatisering van een deel van de Directie Bouw, waardoor in de toekomst 85% van de ontwerpactiviteiten zullen worden uitbesteed. Deze privatisering speelt bij de afslankingsoperatie een belangrijke rol. De rijksoverheid moet echter kunnen blijven beschikken over voldoende kennis om als professioneel opdrachtgever te kunnen functioneren en om ontwerpen van particuliere bureaus goed te kunnen beoordelen. De minister benadrukte dat ook bureau Berenschot van mening is dat er wat betreft de financiële problemen sprake is van verzachtende omstandigheden. De financiële problemen zijn vooral veroorzaakt doordat besluiten werden genomen zonder de gevolgen voor de huisvesting en de kosten die daarmee zijn gemoeid voldoende in beschouwing te nemen. In de toekomst zullen deze gevolgen bij iedere beslissing expliciet aan de orde worden gesteld. Hij sprak de hoop uit dat dit zal voorkomen dat nog oneigenlijk beslag wordt gelegd op de gelden van de RGD. In het kader van de service-gedachte heeft de RGD de afgelopen jaren steeds weer geprobeerd alle huisvestingsverzoeken in te willigen. De minister was van mening dat in het vervolg degene die extra voorzieningen vraagt daar ook voor zal moeten betalen. Hij meende dat dit mogelijk is zonder de service-gedachte aan te tasten. Naast deze oorzaken is ook de politieke druk die op de RGD is uitgeoefend een oorzaak van de problemen. De minister zegde toe het verschillende cijfermatige materiaal in een notitie te zullen toelichten. Voor de budgettaire dekking zal hetzelfde worden gedaan'.
1
Deze is als bijlage bij dit verslag afgedrukt
De bewindsman was van mening dat de wijze waarop de gelden worden besteed die door de motie-Kosto ter beschikking zijn gekomen beter besproken kan worden bij de Voorjaarsnota, welke binnenkort aan de Kamer zal worden aangeboden. Hij zei echter tevreden te zijn met deze besteding. Ook over de invulling van de nog openstaande f 45 min. zullen in de Voorjaarsnota mededelingen worden gedaan. De Tweede Kamer heeft, behoudens hetgeen bij de memorie van toelichting op de begroting werd vermeld, in het verleden niet regelmatig kennis kunnen nemen van het bouwprogramma van de RGD. Dit zal het inzicht van de Kamer in planning en realisatie van bouwprojecten niet hebben bevorderd. Het zal voor investeringsdiensten altijd moeilijk zijn in het huidige comptabele bestel om problemen die samenhangen met de planning en betaling van bouwprojecten op te vangen. De minister zei na te zullen gaan hoe de nadelen van het comptabele bestel voor een investeringsdienst als bij voorbeeld de RGD kunnen worden voorkomen. Hij kon echter op voorhand al zeggen dat zijn collega van Financiën daar problemen mee zal hebben, omdat deze een voorstander is van een stringent begrotingsbeleid. Bij de huisvestingsdiscussie over Ontwikkelingssamenwerking en Defensie is het kabinet uitgegaan van de plafondgedachte. Een dergelijke gedachte heeft tot gevolg dat alle kosten die op deze beleidsterreinen betrekking op hebben onder het plafond worden gebracht. De minister zei de huisvestingskosten bij andere departementen, voor zover zij ten laste van de RGD komen, zichtbaar te zullen maken. Daar dienen echter nog voorzieningen voor te worden getroffen. De andere ministeries krijgen een eigen verantwoordelijkheid voor kleine voorzieningen. Als het gaat om decentralisatie gaat het ook om decentralisatie naar de verschillende ministeries toe. Overigens is er nog een tweede manier
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. XI, nr. 108
5
om de budgetten te decentraliseren, namelijk decentralisatie naar de diensten in het land. De voorbereidingen zijn inmiddels gestart om een eigen verantwoordelijkheid en budget toe te kennen aan de uitgevoerende verschillende directies van de RGD. Over het niet doorgaan van de nieuwbouw van het Ministerie van Landbouw en Visserij merkte de minister op dat hij de gemeente 's-Gravenhage over één en ander had ingelicht. De Minister van Landbouw en Visserij is bijzonder verheugd over deze beslissing. Dit is ook één van de redenen waarom ervoor is gekozen deze nieuwbouw niet te laten doorgaan en die van VROM wel. Bovendien zijn voor de nieuwbouw van VROM al juridische verplichtingen aangegaan. Binnen het bestaande gebouw van Landbouw en Visserij zullen een aantal voorzieningen moeten worden aangebracht die met het oog op de nieuwbouw niet zijn uitgevoerd. De kosten daarvan zullen echter niet bijzonder hoog zijn. Met de gemeente 's-Gravenhage wordt nu overleg gevoerd om te bezien wat het niet doorgaan van de nieuwbouw voor de gemeente betekent. De minister zei ook voor de gemeente het maximaal mogelijke te zullen doen om de pijn zoveel mogelijk te verzachten. Het Ministerie van Economische Zaken blijft waar het nu is gevestigd. Er is ongeveer f 40 min. ter beschikking gesteld voor de extra wensen van Economische Zaken. De algemene regel is dat de gelden die beschikbaar komen uit extra opbrengsten van verkoop van gronden en panden terugvloeien naar de algemene middelen. De Minister van Financiën heeft, gezien de problemen, er nu toe besloten deze gelden voor een bedrag van f 31 min. bij de RGD te laten. Zouden de opbrengsten hoger worden dan de f 31 min. dan zal daarover overleg met de Minister van Financiën moeten worden gevoerd. In principe vloeit het meerdere terug naar de algemene middelen. De minister zei dat zijn collega van Financiën nog altijd de voorkeur geeft aan het kopen van gebouwen boven leasen. Hij is de mening toegedaan dat koop op de lange termijn de goedkoopste oplossing is voor de rijksoverheid. Voor de RGD heeft een lease programma zeker aantrekkelijke kanten, maar uitbreiding daarvan wordt nu niet overwogen. De bewindsman was van mening dat, wanneer er over de aard en omvang van een financieel probleem nog overleg gaande is met de Minister van Financiën, c.q. binnen het kabinet, door de vakminister geen mededelingen kunnen worden gedaan. De Minister van Financiën heeft dat in de uitgebreide commissievergadering van 1 juni 1987 van de Commissie Rijksuitgaven nog eens duidelijk bevestigd. De Minister van VROM zei overigens in principe altijd bereid te zijn de Kamer in te lichten, maar vond tevens dat hij zich aan gestelde regels heeft te houden. Hij kon zich er echter goed in vinden als deze geldende regels zodanig zouden worden aangepast dat de Tweede Kamer voortaan eerder zou kunnen worden ingelicht. Maar de wijziging van de regels is een taak van de Minister van Financiën. In dit verband merkte de minister nog op dat juist het karaktervan de begroting van de Rijksgebouwendienst maakt, dat mededelingen snel prematuur kunnen zijn. Dat karakter maakt namelijk mogelijk dat op eenvoudige wijze in de programmering kon worden geschrapt, waardoor overschrijdingen kunnen worden voorkomen. De bewindsman zegde overigens toe de Kamer volgend najaar door middel van een voortgangsrapportage verder te zullen inlichten. Vervolgens ging de minister in op de vraag over het voorbehoud dat wordt gemaakt op blz. 4 van de brief van 15 mei 1987. Dat voorbehoud heeft betrekking op het feit dat het kabinet wel het bouwprogramma voor de komende vijf jaar had vastgesteld, maar nog niet het bijbehorende budget. De nieuw aan te stellen raadadviseur zal de volgende taken krijgen: - financiering van de infrastructuur, public-private partnership; - civiele techniek; aspecten in relatie tot hoger onderwijs en de architectuur; - exportbevordering in de bouw.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. XI, nr. 108
6
Over de problemen bij het RIVM wordt op dit moment ambtelijk overleg gevoerd. De problemen bij het RIVM zullen in het kabinet aan de orde komen bij het vaststellen van het programma voor het grootschalig onderhoud en exploitatievoorzieningen. De minister deelde mee dat hij op dit gebied een andere weg volgt dan zijn voorgangers. Vaststelling van ook dit programma door het kabinet heeft als voordeel dat een ieder weet waar hij aan toe is. Bovendien kunnen de beschikbare gelden dan duidelijk worden verdeeld. De toedeling van gelden over de drie budgetten is voor een belangrijk deel historisch gegroeid. Meestal volgt alleen op basis van praktische ervaring een verschuiving tussen de budgetten. Op de vraag van de heer Van den Berg of door de afslanking van het rijksapparaat niet op de huisvestingskosten kan worden bespaard antwoordde de minister dat dit inderdaad enige besparing zou kunnen opleveren. Daarom is er bij de financiering van het flankerend beleid van uitgegaan, dat door besparing op de huisvestingskosten in deze kabinetsperiode 50 miljoen ter beschikking komt. Dit betekent, dat netto-besparingen die dit bij de Rijksgebouwendienst oplevert, door de departementen wordt gebruikt voor het flankerend beleid. De mogelijke besparingen die door de departementen zelf, na overleg met de Rijksgebouwendienst moeten worden ingevuld, zullen in de praktijk pas na enige tijd echt zichtbaar worden. In eerste instantie zullen nog geen hele gebouwen of grote delen van gebouwen vrij komen, maar zal het vooral om enkele kamers gaan. Overigens betekent de invulling van de afslanking in veel gevallen een extra vraag naar bouwkundige voorzieningen ten behoeve van automatisering en van beveiliging. De heer Verhaar voegde aan het antwoord van de minister nog het volgende toe. De nog openstaande f 45 min. is tot stand gekomen vanuit de gedachte dat dat ongeveer het bedrag is waar de overschrijding door versnelling van kasbetalingen aan toe te rekenen is. Op de begroting van VROM is toen gezocht naar posten die een tegenovergestelde beweging vertoonden. Het gaat dus niet om een beleidsmatige afweging, maar om een dekking in de kassfeer. Bovendien leek het hem verstandig om naast de al door de minister toegezegde verduidelijking van het cijfermateriaal, ook de cijfers die in de Voorjaarsnota zullen worden vermeld inzichtelijk te maken. De heer Franckena voegde daar nog aan toe dat het nieuw gekozen systeem van budgettering een drastische ingreep betekent. De regionale directeuren en de directeur Bouw krijgen een budgetbevoegdheid die zij in het verleden niet hadden. Inmiddels ontwikkelt zich een budgetrapportage-systeem, waardoor de directeur de kaseffecten van zijn projecten goed kan bewaken. Daarnaast dienen regionale controleurs te worden opgeleid en gevormd, welke namens de uitvoerende directeuren bevoegdheden moeten krijgen ook in de richting van projectleiders. Het systeem AFTIS-VME wordt momenteel geëvalueerd. Deze evaluatie zal eind deze maand worden afgerond. Twee resultaten zijn al duidelijk. Het ontwerp kan zo worden afgeslankt dat wel blijft worden voldaan aan de Comptabiliteitswet en kan dan per 1 september 1989 operationeel worden gemaakt. Of het systeem wordt ingevoerd is afhankelijk van beschikbare alternatieven. Het project contract-management wordt onder andere nog zo weinig toegepast, omdat het project eerst vorig jaar is gestart voor alle dan te starten projecten. Sindsdien zijn er weinig nieuwe projecten gestart. Op het moment wordt overwogen dit instrument ter beschikking te stellen van de uitvoerend directeur.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19700 hfdst. XI, nr. 108
7
Discussie in t w e e d e termijn De heer H u m m e l vroeg of bij het cijfermatig overzicht ook de opbouw van het tekort zal worden weergegeven. Hij wilde ook weten of zijn indruk juist is dat wanneer de gelden van de motie-Kosto niet worden gebruikt, het erogeen te financieren bedrag f 190 min. zou zijn in plaats van f 100 min. De heer Hummel had de indruk dat de f 15 min. uit het ontwikkelingshulpplafond in ieder geval niet meer kan worden uitgegeven aan ontwikkelingssamenwerking. Hij verbond hieraan de vraag waarom ontwikkelingssamenwerking zo'n aparte benadering krijgt. Dit lid achtte de decentralisatie van budgetbeheer van belang. Zal voldoende aandacht worden besteed aan begeleiding van de nieuwe verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeuren. Hij vroeg ten slotte nogmaals hoe het nu staat met de mondelinge opdrachten. De heer De Beer wilde weten wat de betalingstermijn na declaratie was en is. Hoe zal de f 4 5 min. in de periode 1987-1990 worden ingevuld? De heer Duyn meende dat ook voor kleine voorzieningen die door de ministeries zelf moeten worden uitgevoerd duidelijke regels moeten worden gesteld. Hij wilde weten wat de ontwerpkosten zijn geweest voor de geplande nieuwbouw voor het ministerie van Landbouw en Visserij. Ook dit lid vroeg nogmaals naar de mondelinge opdrachten. De heer T o m m e i was van mening dat de financiële invulling verder besproken kan worden bij de Voorjaarsnota. Hij bleef van mening dat geen gelden uit het ontwikkelingshulpplafond mogen worden gehaald. De heer Van den Berg meende dat aandacht voor de gebouwen van de RIVM noodzakelijk is, zeker met het oog op de veiligheid. Hij drong ten slotte aan op de nodige voortvarendheid bij het invoeren van deconcentratie, zelfbeheer e.a. De minister zegde toe ook een overzicht te zullen verschaffen over tekorten. Hij zei nogmaals dat de vragen over de motie-Kosto het ontwikkelingshulpplafond en de f 4 5 min. verder bij de behandeling van de Voorjaarsnota moeten worden besproken. De minister zei bij decentralisatie van de budgetten de controle een belangrijk accent te zullen geven. Overigens worden er sinds december 1986 geen mondelinge opdrachten meer gegeven zo heeft de leiding van de RGD laten weten. De minister stelde het geven van mondelinge opdrachten af te keuren. De betalingstermijnen waren 6 tot 8 weken, dat is nu teruggebracht tot 3 a 4 weken. In dit verband merkte de minister ook op dat er voor binnenonderhoud en kleine exploitatievoorzieningen nieuwe afspraken zijn. Die zullen gelijk met de zgn. Bahrnota aan de Kamer worden gestuurd. Het gaat hierbij om een totaalbedrag van f 10 min. a f 12 min. De minister vatte samen dat de Kamer instemt met zijn conclusie dat de RGD de centrale huisvestingsdienst is, waar slechts in geringe mate (bij de Directe Bouw) sprake is van privatisering. De maatregelen die zijn getroffen vanwege de financiële problematiek worden adequaat geacht. Over een jaar zal de Kamer worden geïnformeerd over de stand van zaken. Voorts merkte de minister op dat ook voor het RIVM geldt dat uitgegaan moet worden van werkelijke noden. Die moeten worden ingewilligd als de financiële middelen daarvoor beschikbaar zijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19700 hfdst. XI, nr. 108
8
De heer Franckena merkte in aanvulling op de eerste termijn nog over de uitwisseling van werkartikelen op, dat in de begroting voor 1987 een uitwisseling is gerealiseerd tussen de post bouw en aankoop en de post onderhoud en exploitatie. Het is de bedoeling in de begroting voor 1988 nog verder te gaan en ook de post architekten, adviseurs en de post kunst daaraan toe te voegen. De ontwerpkosten voor de geplande nieuwbouw van Landbouw en Visserij zullen dit jaar éénmalig moeten worden afgeschreven van de begroting. De voorzitter van de commissie, Schaefer De griffier van de commissie, Hordijk
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. XI, nr. 108
9
BIJLAGE
MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 29 juni 1987 Zoals toegezegd tijdens het mondeling overleg dat op 18 juni jl. plaatsvond naar aanleiding van de gerezen budgettaire problematiek van de Rijksgebouwendienst, doe ik u hierbij een nadere specificatie toekomen van de gegevens zoals deze in de onlangs uitgebrachte Voorjaarsnota 1987 zijn verwerkt. Tevens wordt in deze brief een gespecificeerd overzicht gegeven van de maatregelen die het kabinet ter dekking van de problematiek voorstaat. a. Omvang problematiek 1987 1. Tekort nieuw/bouwprogramma 1987-1991 49 2. Extra kosten huisvesting Ministerie EZ 3. Extra huur/lease 4. Handhaven planning mei 1986cellenbouw 49 5. Tekort overige RGDartikelen voor 1987/ veiligheidsmarge cf. Berenschotrapport 95 193
1938
1989
1990
101
127
23
10
20 7
10 10
37
-55
-31
20
20
30
168
119
42
1991
14
14
Toelichting Ad 1 Met deze bedragen dient het artikel «Huisvestingskosten Rijksdienst» voor 1987 en volgende jaren te worden verhoogd ten einde het nieuwbouwprogramma dat als bijlage bij mijn brief d.d. 1 5 mei 1987 aan u is toegezonden, te kunnen uitvoeren. Ad 2 Zoals u bekend lag het in de bedoeling het Ministerie van Economische Zaken te huisvesten in het pand dat thans door het Ministerie van Landbouw en Visserij in gebruik is. Nu de beslissing is genomen de geplande nieuwbouw voor het laatstgenoemde Ministerie niet te laten doorgaan, dient de sterk gedeconcentreerde huisvesting van het Ministerie van Economische Zaken op andere wijze te worden verbeterd. Hiervoor zijn de onder dit punt voorziene bedragen bedoeld. Ad 3 Door het schrappen van de nieuwbouw van het Ministerie van Landbouw en Visserij komt in het leasebudget een bedrag van ca. f 2 0 0 min vrij. Voor dit bedrag zullen projecten uit het vastgestelde nieuwbouwprogramma 1 987-1 991 door middel van lease dan wel huur worden gerealiseerd. Omdat deze projecten onvoldoende vrijvallende huren genereren, dient het lease, c.q. het huurartikel met deze bedragen te worden verhoogd. Ad 4 In mei 1986 is een voortgangsrapportage met betrekking tot het Beleidsplan «Samenleving en Criminaliteit» aan de Kamer gezonden waarin ten aanzien van de nieuwbouw van cellen werd uitgegaan van de technisch snelst haalbare planning. Hierbij werd aangekondigd dat in plaats van vier, vijf nieuwbouwprojecten zouden worden gerealiseerd. Bij de inventarisatie van de problematiek op de RGD-begroting kwam vast te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 1 9 700 hfdst. XI, nr. 108
10
staan dat de planning van mei 1986 - die een snellere realisatie van de projecten inhield dan de oorspronkelijke planning van 1985 - voor de jaren 1987 en 1988 een overschrijding van de voor die jaren beschikba re gelden zou inhouden. Door de verhoging van de begroting die voor deze jaren is voorzien, kan de planning van mei 1986 worden gehandhaafd. Doordat het totaalbedrag dat o\/er de jaren heen voor het Beleidsplan «Samenleving en Criminaliteit» is geraamd niet wordt overschreden, heeft de verhoging voor 1987 en 1988 tot gevolg dat de beschikbare bedragen voor 1989 en 1990 kunnen worden verlaagd. Deze laatste bedragen dienen ter gedeeltelijke dekking van de tekorten op de overige projecten van het nieuwbouwprogramma in de betreffende jaren. Ad 5Voor 1987 werd op de overige artikelen van de RGD-begroting een totaaltekort ad f 95 min. geïnventariseerd. Conform de aanbeveling in het Berenschotrapport is voor de jaren 1988 tot en met 1990 een veiligheidsmarge van in totaal 70 min. voorzien. b. Maatregelen ter dekking 1987 1. Schrappen nieuwbouw Landbouw en Visseri| 2. Opbrenyst Verkopen 3. Gelden motie Kosto 4. Dekking uit V R O M begroting 5. Doorberekening huisvestingskosten aan O n t w . Samenwerking
1988
1989
1990
1991
2 50
70 11 30
70 11 10
60 7
25
20
14
14
14
14
14
91
145
105
81
14
Toelichting Ad 1 Zoals reeds gesteld zullen voor een bedrag ad f 200 min. projecten uit het nieuwbouwprogramma 1987-1991 door middel van huur dan wel lease worden gerealiseerd. De uitfinanciering van deze projecten is conform de bedragen die in het overzicht onder dit punt zijn vermeld. Met deze bedragen kan de begroting van de RGD worden verlaagd. Ad 2 Normaal vloeien de opbrengsten van af te stoten panden en gronden toe aan de Dienst der Domeinen. De opbrengsten van deze verkopen kunnen tot de aangegeven bedragen worden gebruikt voor gedeeltelijke oplossing van de RGD-problematiek. Ad 3 Zoa\s hiervoor omschreven leidt uitvoering van het Beleidsplan Samenleving en Criminaliteit met name voor de jaren 1987 en 1988 tot tekorten van ca. f 9 0 min. Deze tekorten worden gedekt door gelden, die het kabinet ter uitvoering van de motie-Kosto heeft vrijgemaakt, voor dit doel aan te wenden. Ad 4 In de VROM-begroting zal voor de jaren 1987 en 1988 in totaal voor f 45 min. in de oplossing van de problematiek worden bijgedragen. - Voor f 2 5 min. betreft dit het artikel «lokatiesubsidie». Door het niet volledig uitputten van het verplichtingenbedrag in 1986 valt in 1987 dit bedrag vrij. - Voorts zijn verhaalacties gestart met betrekking tot gevallen van milieuvervuiling. - De eerste f 10 min. die op deze titel binnenkomt zal worden aangewend ter dekking van de RGD-problematiek.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. XI, nr. 108
11
- Voor de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers worden hogere ontvangsten voorzien dan geraamd. Hiervan zal f 5 min. worden bestemd als dekking van de RGD-problematiek. - De resterende f 5 min. zal in de begroting 1988 worden aangewezen. Ad 5 Naar analogie met de plafondafspraken met het Ministerie van Defensie zal voortaan ook Ontwikkelingssamenwerking de huisvestingskosten zelf financieren. De integrale huisvestingkosten van Ontwikkelingssamenwerking zijn berekend op f 14 min. per jaar. c. Samenvattend overzicht 1987
1988
1989
Omvang problematiek Dekking
193 91
168 145
119 105
42 81
Resteert exogene bijstelling
102
23
14
-39
1990
1991 14 14
-
d. Aansluiting met cijfers Voorjaarsnota 1987 In de Voorjaarsnota 1987 is in bijlage 2A onder de uitgaven bij hoofdstuk XI Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de volgende reeks ten aanzien van de Rijksgebouwendienst opgenomen: 1987
1988
1989
1990
179
84
35
-32
1991
Deze reeks wordt verkregen door van de bedragen die in deze brief zijn opgenomen onder punt a «Omvang problematiek» de bedragen die worden gefinancieerd uit het leasebudget en de bedragen die worden doorberekend aan Ontwikkelingssamenwerking (de punten 1 en 5 van de dekkingsmaatregelen) in mindering te brengen. e. Mutaties Artikelen RGD begroting Exclusief de doorberekening van de huisvestingkosten aan Ontwikkelingssamenwerking bedraagt de bijstelling in totaal:
Inclusief deze doorberekening bedraagt de totale aanpassing
1987
1988
1989
1990
179
84
35
-32
193
98
49
-18
1991
14
Deze verhoging is als volgt over de verschillende RGD-artikelen te verdelen: Artikel 68 72 73 74 76 77
materieel huren lease onderhoud architecten huisv.kosten ri i k ^ i e n s t
Totaal
1987 7 8
1988
1989
1990
10
7 10 10
26 53 99
10
8 7 10
78
24
-45
193
98
49
-18
1991
14
14
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. De Ministervan Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H.T. M. Nijpels
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. XI, nr. 108
12