Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
29 282
Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 juli 2006 Bij brief van 29 november 2005 (TK 29 282, nr. 23) heb ik u uitgebreid geïnformeerd over mijn beleid ten aanzien van de nieuwe bekostiging van zorgopleidingen en het opleidingsfonds alsook over de maatregelen en de route om daartoe te komen. In aansluiting daarop heb ik u met mijn brieven van 16 februari en 3 april 2006 (TK 29 282, nrs. 27 en 28) op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen. Hierbij doe ik u conform mijn toezegging bij het AO Arbeidsmarktbeleid van 1 juni jongstleden een brief toekomen over de volgende aspecten met betrekking tot het opleidingsfonds, waarover specifiek vragen zijn gesteld: – het tempo van invoering van het opleidingsfonds; – de samenstelling van de 2e tranche zorgopleidingen voor het opleidingsfonds; – een voorbeeld van toepassing van de selectiecriteria voor de opname van zorgopleidingen in het opleidingsfonds bij de opleiding tot reumaverpleegkundige. 1. Tempo van invoering van het opleidingsfonds.
Zoals: – vaststellen van de zorgopleidingen die in aanmerking komen voor opname in het opleidingsfonds en het daartoe verzamelen van relevante informatie; – verzamelen van gedegen informatie voor het oormerken van de opleidingsmiddelen en een zorgvuldige herallocatie van opleidingsmiddelen uit de instellingsbudgetten; – uitwerken van de juridische en wettelijke aspecten rond het opleidingsfonds; – regelen van een betaaltitel en de verantwoording aan en door het fonds; – regelen van het toezicht op de besteding van de opleidingsmiddelen.
Voor de zorgvuldige uitvoering van de diverse aangekondigde maatregelen moet een groot aantal activiteiten1 in onderlinge samenhang plaatsvinden en ter hand worden genomen door de overheid en de veldpartijen, deels gezamenlijk. Gezien de benodigde medewerking van veldpartijen op lokaal en landelijk niveau was vanaf het begin van deze majeure operatie een groot draagvlak bij de veldpartijen geboden. Daarom is het veld intensief betrokken bij het gehele traject van ontwikkeling en invoering. Veldpartijen hebben hun voorkeur uitgesproken voor een gefaseerde invoering in twee tranches. Het gaat om ingrijpende veranderingen, terwijl de noodzaak daartoe niet voor alle zorgsectoren even urgent is. Het tempo van de invoering van de DBC’s in de «cure» heeft ertoe geleid dat prioriteit is gegeven aan de «ziekenhuisopleidingen» en daarbinnen weer aan de opleidingen van erkende medische specialisten (inclusief de revali-
KST99415 0506tkkst29282-32 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 282, nr. 32
1
1
datieartsen maar met uitzondering van de psychiaters), tandheelkundige specialisten en de zogenaamde ß-beroepen (ziekenhuisapothekers, klinisch fysici en de klinisch chemici). De opleidingen met betrekking tot preventie, de «care», de GGZ en de gespecialiseerde verpleegkundigen worden bij de 2e tranche meegenomen.
1e Tranche In 2005 is in intensief overleg met de veldpartijen de samenstelling van de 1e tranche zorgopleidingen tot stand gekomen en heeft het kabinet deze goedgekeurd. Voor de 1e tranche heeft het CTG/ZAio op mijn verzoek vervolgens in 2005 een beleidsregel opgesteld, waartoe ook intensief overleg met de betrokken veldpartijen vereist was. Per 1 januari 2006 geldt deze beleidsregel tot 1 januari 2007. Dan komt de beleidsregel 1e tranche te vervallen. Met deze beleidsregel worden de gemoeide opleidingsmiddelen in de budgetfinanciering van de zorginstellingen geoormerkt. Deze middelen worden met ingang van 1 januari 2007 geschoond uit de instellingsbudgetten op basis van het aantal daadwerkelijk bezette opleidingsplaatsen vermenigvuldigd met het bijbehorende normbedrag per opleidingsplaats. Per 1 januari 2007 krijgen de zorginstellingen deze opleidingsmiddelen niet langer via de vulling van hun budgetten door de zorgverzekeraars, maar rechtstreeks vanuit het opleidingsfonds op basis van het aantal daadwerkelijk bezette opleidingsplaatsen (= prestatiebekostiging). Bij gelijkblijvende aantallen vóór en na de schoning is sprake van een budgetneutraal verleggen van de financieringsstroom. Duidelijk mag zijn dat grote zorgvuldigheid is geboden bij het verkrijgen van de juiste basisgegevens voor de schoning vanwege de mogelijke financiële impact voor de individuele zorginstellingen.
2e Tranche Voor 2e tranche volg ik dezelfde procedure als voor de 1e tranche. Recentelijk heeft het kabinet de samenstelling van de 2e tranche vastgesteld. In de volgende paragraaf ga ik hier verder op in. Ik zal het CTG/ZAio verzoeken ook voor de 2e tranche een beleidsregel te ontwikkelen voor 2007 als overgangsjaar. Het is de bedoeling dat deze beleidsregel per 1 januari 2008 komt te vervallen, omdat vanaf deze datum de 2e tranche daadwerkelijk via het opleidingsfonds wordt vergoed. Vanuit uw Kamer is gevraagd naar het tempo van de invoering van de nieuwe bekostiging. Met het oog op de vereiste zorgvuldigheid bij elke afzonderlijke stap in het totale proces en gezien de complexiteit van de materie, is bewust gekozen voor het tempo zoals hierboven geschetst. 2. Samenstelling van de 2e tranche zorgopleidingen voor het opleidingsfonds 1
Deze trechter omvat de volgende aspecten (zie ook bijlage 3 bij brief van 29 november 2005 (TK 29 282, nr. 23)): a) Valt de opleiding qua bekostiging/ verantwoordelijkheid onder OCW of een ander departement? Zo nee, dan naar het volgende. b) Leidt de opleiding professionals op die zorg verlenen in de zin van de Kwaliteitswet zorginstellingen? Zo ja, dan door naar het volgende. c) Wordt de opleiding door een instantie landelijk erkend? Zo ja, dan door naar het volgende. d) Is er sprake van marktverstoring en/of marktfalen? Zo ja, dan opnemen in fonds.
Ik heb de door de koepels van veldpartijen voorgedragen opleidingen getoetst aan de zogenaamde trechtercriteria1 en hun toelichtende informatie beoordeeld. Daaruit is het volgende gebleken. De landelijke koepels van veldpartijen beschikken niet of nauwelijks over exacte kwantitatieve informatie betreffende de aantallen bezette opleidingsplaatsen per zorginstelling en betreffende de spreiding van de opleidingsinspanningen over de opleidende zorginstellingen. De spreiding tussen de opleidende zorginstellingen is overigens historisch gegroeid en niet een resultante van sturing of onderlinge afstemming. Landelijke ramingen voor de voorgedragen opleidingen zijn nauwelijks beschikbaar. Bij gebrek aan kwantitatieve gegevens
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 282, nr. 32
2
hebben koepels kwalitatieve overwegingen aangedragen om marktverstoring of marktfalen aan te tonen. De verkregen cijfers zijn indicatief.
Overwegingen bij de selectie Zoals hiervoor is opgemerkt, is exacte kwantitatieve informatie voor een gedegen onderbouwing van marktfalen of marktverstoring nu niet voorhanden. Wel zijn indicaties verkregen van marktfalen en marktverstoring. De informatie die het veld heeft aangedragen, heeft dit deel van de opleidingenmarkt niet transparant kunnen maken. Ik heb besloten om ook die opleidingen te selecteren waarvan louter op basis van kwalitatieve overwegingen marktverstoring of marktfalen aangetoond wordt. Doordat de geselecteerde zorgopleidingen op basis van geleverde prestatie bekostigd zullen gaan worden, zal de informatie worden verkregen die behulpzaam kan zijn bij het vaststellen van de mate van marktverstoring. Bijlage 1 bevat een overzicht van de selectie van de 2e tranche zorgopleidingen. De geselecteerde opleidingen voor de 2e tranche komen vooralsnog tijdelijk in aanmerking voor bekostiging via het opleidingsfonds. Het nieuwe bekostigingssysteem zal per 2010 worden geëvalueerd. Indien dan blijkt dat sommige opleidingen niet meer in het opleidingsfonds hoeven te worden opgenomen, zullen deze er buiten worden geplaatst. Na de 2e tranche volgt er geen 3e tranche. Na de 2e tranche vindt alleen nog onderhoud plaats en worden alleen nieuwe opleidingen voor eventuele opname getoetst. Ik merk op dat bekostiging van de opleidingen via het opleidingsfonds niet betekent dat zorginstellingen voortaan niet meer gestimuleerd worden om doelmatig op te leiden. Ik ben immers voornemens om met ingang van 2008 marktprikkels in de nieuwe bekostiging te introduceren zoals aangegeven bij brief van 29 november 2005 (TK 29 282, nr. 23). Ik verwacht u hierover in het eerste kwartaal van 2007 te kunnen informeren. 3. Praktisch voorbeeld van toepassing van de selectiecriteria voor de opname van zorgopleidingen in het opleidingsfonds bij de opleiding tot reumaverpleegkundige Het opleidingsfonds is bedoeld voor de bekostiging van marktverstorende zorgopleidingen. Bij brief van 29 november 2005 (TK 29 282, nr. 23) heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de selectiecriteria voor de opname van zorgopleidingen in het opleidingsfonds. Op expliciet verzoek van de Kamer is hieronder bij wijze van voorbeeld de opleiding tot reumaverpleegkundige getoetst op de selectiecriteria.
Toetsing De doelstelling van de opleiding is het ontwikkelen van specifieke deskundigheid bij verpleegkundigen zodat zij afgestemde zorg kunnen verlenen aan mensen met reuma. – De opleiding valt niet onder de verantwoordelijkheid van OC&W of een ander departement. – De zorg verleend door reumaverpleegkundigen valt onder de Kwaliteitswet zorginstellingen. – De opleiding is landelijk erkend. – Het gaat hier om een vorm van bij- en nascholing. Bijen nascholing maken onderdeel uit van de CAO-afspraken en daarmee gemoeide kosten horen thuis in de product- of dienstenprijs. Bovendien gaat het om een opleiding waarvan de opleidingskosten (minder dan € 2 000
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 282, nr. 32
3
per deelnemer cursuskosten) niet marktverstorend werken. Gegevens over eventueel marktfalen bij reumaverpleegkundigen zijn niet bekend. De eindconclusie is dat deze opleiding niet marktverstorend is en dus niet in aanmerking komt voor opname in het opleidingsfonds. Geen van de veldpartijen heeft deze opleiding dan ook voorgedragen voor opname in het fonds. Voorbeelden van vergelijkbare opleidingen zijn de opleiding tot diabetes-, stoma-, incontinentie-, «mammacare»-verpleegkundige of endoscopist. Het feit dat dergelijke opleidingen niet in aanmerking komen voor het opleidingsfonds, neemt natuurlijk niet weg dat zij voor de zorg waardevol zijn. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. F. Hoogervorst
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 282, nr. 32
4
Bijlage 1
Selectie 2e tranche zorgopleidingen voor bekostiging via opleidingsfonds per 2008 Opleiding tot IC verpleegkundige IC neonatologie verpleegkundige Kinder IC-verpleegkundige kinderverpleegkundige dialyseverpleegkundige oncologie verpleegkundige SEH-verpleegkundige obstetrie-gynaecologie verpleegkundige operatie-assistenten anesthesie-assistenten radiodiagnostisch laborant radiotherapeutisch laborant klinisch perfusionist SEH-arts1 psychiater in ziekenhuizen Psychiater in GGZ-instellingen Gz-psycholoog Psychotherapeut Klinisch psycholoog GGZ Verpleegkundig Specialist2 Verpleeghuisarts Arts Verstandelijk Gehandicapten Arts Maatschappij en Gezondheid3
1
Mits erkend vóór 1 januari 2007. Mits erkend vóór 1 januari 2007. 3 Het gaat hier alleen om de 4 profielregistraties die gerelateerd zijn aan de uitoefening van de volgende taken zoals neergelegd in de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid te weten jeugdgezondheidszorg, TBC-bestrijding, infectieziektenbestrijding en medische milieukunde. 2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 282, nr. 32
5