Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1991-1992
22596
Economische betrekkingen met China
Nr. 2
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG
Vastgesteld 10juni 1992 De vaste Commissie voor de buitenlandse handel' heeft op 12 mei 1992 mondeling overleg gevoerd met de Minister van Economische Zaken over diens bezoek aan China van 25 april tot 1 mei 1992 (22596, nr. 1). Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1
Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), ondervoorzitter, Aarts (CDA), Van Erp (VVD), Mateman (CDA), voorzitter, Van lersel (CDA), Blaauw (VVD), Nijland (CDA), Weisglas (VVD), G. H. Terpstra (CDA), Van Traa (PvdA), Verspaget (PvdA), J. H. van den Berg (PvdA), Van der Vaart (PvdA), Ybema (066), Van Zijl (PvdA), Kersten (PvdA), Leers (CDA) en Sipkes (Groen Links). Plv. leden: E. van Middelkoop (GPV), Leerling (RPF), De Graaf (CDA), Van Noord (CDA), De Korte (VVD), Van Leijenhorst (CDA), Blauw (VVD), Frinking (CDA), Lonink (PvdA), Stemerdink (PvdA), Valk (PvdA), Tommel (D66), Ter Veer (D66), Quint– Maagdenberg (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Gualthèrie van Weezel (CDA) en Beckers-de Bruijn (Groen Links).
213577F ISSN0921 7371 Sdu Uitgevenj Plantijnstraat 's Gravenhage 1992
De heer Van lersel (CDA) oordeelde buitengewoon positief over de inhoud van kamerstuk 22 596, nr. 1. Hij achtte het een felicitatie waard als inderdaad zou kunnen worden geconcludeerd dat door de missie de economische relaties met China reeds nu op een structureel aanzienlijk hoger niveau zijn gebracht. Uit het stuk maakte hij op dat de betrokken bedrijven in het algemeen zeer content zijn met de voorbereiding van de missie, het optreden van de minister in China en het daaruit voort– vloeiende resultaat. Is de missie op basis van een gebruikelijk model voorbereid in samenwerking tussen de betrokken ondernemingen en de staf van het directoraat-generaal voor de buitenlandse economische betrekkingen? Naar aanleiding van door het parlement geuite kritiek op de uitvoering van het in 1984 gesloten Peking-protocol van Chinese zijde vroeg hij welke positie Nederland op de Chinese markt bekleedt. Welke strategie is door de missie gevolgd? Hoe is men erin geslaagd om het boeken van succes op korte termijn te combineren met het leggen van een goede relatie op lange termijn? Heeft de missie op dit punt aan de verwachtingen voldaan? In hoeverre zijn orders verworven via het aangaan van joint ventures? In verband met perspublikaties achtte hij het van belang dat meer duidelijkheid wordt gegeven over de betekenis van letters of intent. De heer Van lersel waarschuwde ervoor dat niet ieder, nu schijnbaar behaald resultaat, als voldongen feit kan worden geboekt. Ook moet niet alles tot op de cent nauwkeurig worden berekend. Belangrijk is om te weten welke trend op middellange termijn kan worden verwacht en of die strookt met de verwachte ontwikkeling van de Chinese markt. Wordt doorgegaan met stroomlijning van activiteiten van het Ministerie van Economische Zaken en die van het betrokken bedrijfsleven? Op basis van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 596, nr. 2
de resultaten van de missie zal systematisch moeten worden doorge– werkt, zowel met China als met Taiwan. Tegen die achtergrond kende hij aan de parallelle reizen van de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken naar respectievelijk China en Taiwan symbolische waarde toe. Ten aanzien van beide China's moet een economisch beleid in hoge versnelling worden gevoerd. Daarbij moet bij voorkeur in stilte worden gewerkt, want het geluidloos binnenhalen van orders is op den duur beter dan het met veel geluid missen ervan. Omdat in de komende maanden de resultaten van de missie duidelijker zichtbaar zullen worden, pleitte de heer Van lersel voor een evaluatie over een half jaar. Aan de hand daarvan kan nader met de minister worden overlegd. Nadere informatie van de staatssecretaris over haar reis naar Taiwan wachtte hij af. In dit verband wees hij erop dat zijn fractie nog steeds achter de motie-Tommel (22 513, nr. 3) staat. Hij vroeg of het in bijlage III bedoelde memorandum of understanding (MOU) moet worden gezien als een uniek document tussen Nederland en China, of dat dergelijke MOU's ook met andere landen zijn gesloten. Ligt er een relatie tussen dit MOU en de oprichting van een gemengde commissie-Nederland/China? Welke consequenties heeft het gebleken verschil in handelingsvrijheid tussen de autoriteiten in Peking en Shanghai? Uit de op pag 3 van kamerstuk 22 596, nr. 1 vermelde conclusie, dat de Chinese gesprekspartners zonder uitzondering op de hoogte waren van aanleiding en achtergrond van de missie, leidde hij af dat de minister hier gebruik van heeft gemaakt in de onderhandelingen en dat dit mede heeft bijgedragen aan het succes ervan. Intrigerend vond hij de opmerking, dat China erin is geslaagd om een aanzienlijke valutareserve op te bouwen. Sinds wanneer is daarvan sprake? Hij ging ervan uit dat het in de brief genoemde repetitie-effect van toepassing zal zijn op meer orders dan alleen die voor de F-100 vliegtuigen van Fokker. Naar aanleiding van de mededeling dat zachte leningen en schenkingen bij het verwerven van orders nauwelijks een rol hebben gespeeld vroeg hij ten slotte of in het kader van het ORED-programma toezeggingen aan ondernemingen zijn gedaan. Desgevraagd door de heer Janmaat merkte hij op dat de politieke ontwikkelingen in China niet kunnen worden voorspeld en dat niet anders kan worden gedaan dan doelstellingen helder formuleren en handelen naar de eisen van de tijd. Op een vraag van de heer Rosenmöller naar de verdeelde reactie van CDA-kamerleden direct na afloop van de missie antwoordde hij dat het door hem thans uitgedragen standpunt door de gehele CDA-fractie wordt gedeeld. De heer Lonink (PvdA) was er verheugd over dat door de CDA-fractie thans met één mond wordt gesproken. Hij betreurde het zeer dat door de uitspraken die leden van de fracties van het CDA en de VVD uit hoofde van hun functie deden, verwarring over het resultaat van de missie is gezaaid. De heer Mateman (voorzitter) ontkende op enig moment te hebben gereageerd als voorzitter van de vaste kamercommissie. Hij wees erop dat hij zijn standpunt, waaraan hij overigens vasthield, uitsluitend naar buiten had gebracht als voorzitter van de fractiecommissie buitenlandse handel van het CDA, ter ondersteuning van de missie van de minister. De heer Blaauw (VVD) voerde aan, dat hij slechts reageerde op infor– matie die werd gegeven tijdens de persconferentie in China. De heer Lonink (PvdA) bleef er desondanks bij dat deze gang van zaken het Nederlandse belang geen goed heeft gedaan. Hij complimenteerde de minister met de wijze waarop en de snelheid waarmee uitvoering is gegeven aan de door de Kamer geuite wens om in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 596, nr. 2
China te overleggen over intensivering van de economische betrek– kingen. Hij concludeerde dat het goede resultaat ongetwijfeld is beïnvloed door het debat over de levering van duikboten aan Taiwan. Wel was hij van mening dat de minister een onnodig risico had genomen door vooraf reeds uiting te geven aan zijn hooggespannen verwach– tingen. Naar aanleiding van een artikel van de hand van de heer Mateman in het Algemeen Dagblad vroeg hij of de minister van het bedrijfsleven ook negatieve reacties heeft ontvangen. Hem was daar niets van gebleken. De heer Lonink trok de voorlopige conclusie dat China alsnog invulling lijkt te geven aan de in 1984 gemaakte afspraak over intensivering van de economische betrekkingen. Afgewacht moet worden of de nu binnen– gehaalde orders ook structureel effect zullen hebben op de bilaterale handelsbalans. Rond november wenste hij hierover nader te worden geïnformeerd. Investeren in China achtte hij op langere termijn potentieel interessanter dan alleen handel drijven. Hoe zal dit in de toekomst vorm krijgen? Hij ging ervan uit dat China om politieke redenen buitenlandse investeringen zeer aanmoedigt. De heer Lonink stelde het zeer op prijs dat de minister is ingegaan op het uitdrukkelijke verzoek van de Kamer om tijdens zijn reis de mensen– rechten aan de orde te stellen. Daarmee heeft hij getoond dat handels– missies ook een bredere strekking kunnen hebben Naar aanleiding van een artikel in NRC Handelsblad, waarin de minister de mensenrechten in China plaatste tegen de achtergrond van de Chinese cultuur en geschie– denis, wees hij erop dat het Nederlandse mensenrechtenbeleid zich richt op de universeel geformuleerde mensenrechten. Hij ging ervan uit dat de minister zijn standpunt conform dit beleid heeft geformuleerd. Ten slotte concludeerde hij dat er kennelijk geen behoefte aan bestaat om het in 1984 gesloten Peking-protocol op te zeggen. De heer Blaauw (VVD) merkte op dat de uiteenlopende reacties na afloop van de reis van de minister mede zijn veroorzaakt door diens eigen uitspraken vooraf. Uit perspublikaties leidde hij af dat bepaalde uitspraken van de minister niet kloppen met het resultaat van de missie. Hij uitte twijfel aan de hardheid van de orders voor Boskalis BV en de Rabobank, ten bedrage van 0,5 mld. Ook de order voor Fokker bezag hij met de nodige scepsis, omdat zeven van de F-100's in feite reeds voor het Taiwan-debat waren verkocht. Naar aanleidmg van de uitspraak van de minister, dat zijn reis niet gericht was op het binnenhalen van enkele grote orders maar op het verwerven van een breed orderpakket, waarbij een breed spectrum van het Nederlandse bedrijfsleven betrokken zou zijn, wees hij erop dat 1,3 mld van het totale orderpakket van 1,8 mld. naar vier bedrijven gaat. Hij vroeg naar de mening van het bedrijfsleven over deze missie, omdat men in informele contacten veel minder positief gestemd is dan uit formele reacties is gebleken. De heer Blaauw herinnerde eraan dat het niet doorgaan van de Taiwanese duikbootorder neerkomt op het verlies van 50 000 manjaren werkgelegenheid. Hoeveel manjaren Nederlandse werkgelegenheid zijn het resultaat van deze missie? In dit verband wees hij erop dat een F-100 voor het grootste deel in het buitenland wordt geproduceerd, terwijl de duikboten voor Taiwan goeddeels in Nederland zouden zijn gebouwd. De levering van duikboten aan Taiwan zou ten minste gedurende vijf jaar werkgelegenheid hebben geboden, terwijl het Chinese orderpakket hoogstens twee jaar werkgelegenheid biedt. Daarna is men afhankelijk van vervolgorders. Wordt nu reeds aan dergelijke orders gewerkt en hoeveel werkgelegenheid is daarmee gemoeid? Op welke termijn zullen de nu binnengehaalde orders daadwerkelijk worden gerealiseerd? Gezien de geschiedenis van het in 1984 gesloten Peking-protocol vroeg hij welke waarde aan het thans gesloten MOU moet worden gehecht. Kan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 596, nr. 2
worden aangetoond in hoeverre de economische relatie met China nu al structureel op een aanzienlijk hoger niveau is gebracht? Volgens hem had de minister tijdens zijn reis slechts orders versneld binnen kunnen halen waarover reeds lang werd onderhandeld. Moet hieruit wellicht worden geconcludeerd dat deze orders nooit waren verkregen als deze reis niet had plaatsgevonden? Zijn deze orders verkregen onder druk van het verloop van het Taiwan-debat, of hebben de Chinezen plotseling ingezien welke goede mogelijkheden Nederland hen te bieden heeft? Hoe groot is overigens de centrale macht nog in China? Gezien het gevaar van versplintering van de communistische macht achtte hij het verstan– diger om zich meer te richten op de diverse deelregeringen. Naar aanleiding van een AFP-bericht vroeg de heer Blaauw of de Franse regering inderdaad, in weerwil van haar Ministerie van Buiten– landse zaken, positief denkt te beslissen over de levering van 100 Mirages aan Taiwan. Kan een beslissing op dit punt gevolgen hebben voor de werkgelegenheid bij HSA? De heer Ybema (D66) complimenteerde de minister ermee dat door hem goed gebruik is gemaakt van het momentum van het Taiwan-debat, waarin de invulling van het uit 1984 daterende Peking-protocol een rol speelde. Ook sprak hij zijn waardering uit voor de wijze waarop het bedrijfsleven bij de voorbereiding van de missie is betrokken. Met voorgaande sprekers was hij het eens dat de diverse reacties op het resultaat van de missie mede zijn veroorzaakt door uitspraken die de minister vooraf had gedaan. Hij kon zich verenigen met de korte– en lange-termijndoelstellingen van de missie, met name gezien de econo– mische ontwikkelingen die zich in China in de zuidelijke kustgordel voordoen. Ook wees hij in dit verband op de toekomstige overdracht van de kroonkolonie Hongkong aan China. In de rapportage zag de heer Ybema geen rechtvaardiging voor de conclusie dat de economische relatie nu al op een structureel hoger niveau is gebracht. Hoe hard is het orderpakket eigenlijk, gezien het aanzienlijke aantal intentieverklaringen? Zijn er naast de orders voor de F-100's nog andere orders die in feite reeds voor aanvang van de reis waren geboekt? Over welke orders waren de onderhandelingen reeds ver gevorderd op het moment dat de missie naar China vertrok? Hij merkte op dat sommige orders, zoals die voor SHV en de Rabobank, slechts leiden tot investeringen in China en niet tot de beoogde export van Nederlandse kapitaalgoederen en diensten. Hoe hard is de order aan Boskalis en wat is er waar van persberichten, als zou de order voor AKZO geen enkel effect op de handelsbalans sorteren? Is de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking het ermee eens dat een deel van het pakket wordt gefinancierd met ontwikkelingsgelden? Hij sloot zich aan bij de vraag van de heer Blaauw naar het beoogde repetitie-effect van nu binnengehaalde orders. De heer Ybema concludeerde dat de missie van de minister een zeer divers en nog niet geheel duidelijk resultaat heeft opgeleverd. Derhalve vroeg hij om in het najaar nader te worden geïnformeerd over meer concrete resultaten. Door middel van een jaarlijkse rapportage moet de vinger aan de pols worden gehouden en moet er druk op de ketel blijven. Hij verzette zich tegen het eventueel opzeggen van het Peking-protocol uit 1984, aangezien dit de basis is van het nu bereikte resultaat. De suggestie dat de motie-Tommel (22 513, nr. 3) hiertoe in feite oproept, sprak hij tegen. De heer Rosenmöller (Groen Links) dankte de minister voor de snelle rapportage over de missie. Hij verwees naar het door zijn fractie bij het Taiwan-debat ingenomen standpunt, waarin het Peking-protocol uit 1984 slechts gold als nevenargument om niet over te gaan tot levering van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 596, nr. 2
duikboten aan Taiwan. In dit verband vroeg hij of de minister tijdens zijn reis is gebleken dat er aan Chinese zijde begrip is voor het Nederlandse misnoegen over de uitvoering van dit protocol. Het vergelijken van de handelsperspectieven tussen China en Taiwan achtte hij zinloos. In deze was hij het met de minister eens dat een èn-èn-beleid moet worden gevoerd. Hij ging ervan uit dat de minister met zijn uitspraken vooraf beoogde om de Chinese onderhandelingspartners onder maximale druk te zetten. Heeft de minister zich echter wel gerealiseerd dat hij daarmee degenen die politiek belang hebben bij het mislukken van de missie, in de kaart speelde? Uit de eerdere interventie van de heer Mateman maakte hij op dat er, ondanks het betoog van de heer Van lersel, binnen het CDA kennelijk toch nog verdeeld wordt geoordeeld over het resultaat van de reis. Hoewel de heer Rosenmöller in het algemeen redelijk positief oordeelde over het resultaat van de reis van de minister, was ook hij benieuwd naar de hardheid van het orderpakket. Vergeleken met de huidige situatie is er inderdaad sprake van een uitbreiding van de handelsrelatie, maar hoe zal in de toekomst worden bereikt dat de handel met China op een structureel hoger niveau komt? Hij signaleerde enige frictie tussen het bij kamerstuk 22 596 nr. 1 gevoegde schrijven van de Parallelle Economische Missie (PEM) en eerdere uitlatingen van een PEM-lid in de pers over het resultaat van de missie. De heer Rosenmöller vroeg hoe door de minister de kwestie van de mensenrechten aan de orde is gesteld. Ziet hij de schending ervan in China als een incidenteel of een structureel verschijnsel? Hoe reageerde de heer Li Peng hierop? De heer Van Middelkoop (GPV) had waardering voor de inzet van de minister om een goed resultaat te boeken. Hij vroeg of tijdens het bezoek is gebleken dat China het gedoogt dat Frankrijk aan Taiwan rompen voor fregatten verkoopt. Tegen de achtergrond van hetgeen tijdens het Taiwan-debat werd gezegd over de status van het Peking-protocol uit 1984 vroeg hij of van het bezoek gebruik is gemaakt om te komen tot zodanige normalisering van de betrekkingen tussen beide landen dat op termijn het protocol niet meer van toepassing zal zijn. Hij sloot zich aan bij de vraag van de heer Rosenmöller naar het bespreekbaar maken van de mensenrechtenkwestie. Met het artikel van de hand van de minister in NRC Handelsblad van 4 mei 1992 was hij niet gelukkig. Hij begreep niet waarom de minister zich geroepen voelde om daarin een totaalvisie op China te geven, in plaats van zich te beperken tot een verslag van zijn reis als Minister van Economische Zaken. Op grond waarvan meent de minister in dit artikel te kunnen concluderen dat in China een autoritaire overheid wordt geaccepteerd? Waarom vond hij het nodig om te conclu– deren dat de politieke discussie in China beperkt is, maar dat de winkels vol zijn? Dit herinnert aan de manier waarop vroeger aan de hand van het op tijd rijden van treinen een politiek systeem werd beoordeeld. Ook uitlatingen over de door China gevoerde bevolkingspolitiek vielen bij hem niet in goede aarde. Wat bedoelt de minister met zijn passages over de mensenrechten in China? Naar aanleiding van dit alles herinnerde hij eraan dat tijdens het onlangs gehouden kamerdebat over de breuk in de relatie met Indonesië door het kabinet is benadrukt dat de Minister van Buitenlandse Zaken als eerste verantwoordelijk is voor het buitenlands beleid. De heer Van Middelkoop vroeg, onder verwijzing naar de aanvaarde motie op kamerstuk 22 513, nr. 4, om over zes maanden nader te worden geïnformeerd over de structurele resultaten van de reis. Wil de minister, wellicht met inschakeling van de Minister van Buitenlandse Zaken, die tijd gebruiken om de betrekkingen tussen China en Nederland zodanig te normaliseren dat het Peking-protocol op enige termijn kan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 596, nr. 2
worden ingetrokken? In tegenstelling tot de heer Ybema was hij van mening dat dit uiteindelijk de strekking is van de motie-Tommel (22 513, nr. 3). De heer Leerling (RPF) waardeerde het dat de minister als uitvloeisel van het Taiwan-debat hoogstpersoonlijk naar China was gereisd. Een eindoordeel over het resultaat ervan wenste hij nu nog niet te geven. Waarom is van Chinese zijde op zo speciale manier meegewerkt aan de verwezenlijking van dit bezoek? Vreesde men wellicht voor herroeping van het Peking-protocol uit 1984? De heer Leerling vroeg zich af of de optimistische toonzetting rondom de reis van de minister wel gerechtvaardigd is. De 1,8 mld. aan orders die ermee zijn binnengehaald vond hij niet schokkend, in vergelijking met de ervoor betaalde prijs. Ook hij wees op het meetellen van ongeveer 400 mln. voor reeds verkochte F-100's en op de ongewisheid over concretisering van intentieverklaringen en samenwerkingscontracten. Uiteindelijk is er naast de verkochte F-100's slechts zekerheid over zo'n 700 mln. aan nieuwe, harde contracten. Uit persberichten had hij begrepen dat het project van AT&T Networksystems voor een deel met een zachte lening wordt gefinancierd. Hoe is dit te rijmen met de mededeling dat dergelijke leningen nauwelijks een rol hebben gespeeld? Is het juist dat de minister met zijn collega van Ontwikkelingssamen– werking overlegt over de vraag of de levering van schakelapparatuur door AT&T voldoet aan OESO-richtlijnen voor het verstrekken van ontwikkelingskredieten? De heer Leerling had begrepen dat in juni aanstaande een Chinese inkoopcommissie een bezoek aan Europa zal brengen. Zal deze missie ook Nederland aandoen en zo ja, wat mag daarvan worden verwacht? Dat de Chinese regering nog steeds tegen levering van militair materieel aan Taiwan is, maakte de heer Leerling op uit het feit dat kennelijk steeds meer druk wordt uitgeoefend op de Franse regering om af te zien van de levering van 120 Mirage-2005's. Parijs zou de beslissing over deze levering willen aanhouden om China, in navolging van de reis van minister Andrïessen, tot commerciële tegenprestaties te dwingen. Kan nader worden ingegaan op de problemen bij de HSA-leveranties in verband met de Franse levering van rompen voor fregatten aan Taiwan? Is hierover tijdens het bezoek van gedachten gewisseld? Gezien de huidige politieke en economische situatie vroeg hij zich af wat nog de zin is van handhaving van het uit 1984 daterende protocol. Wordt dit akkoord geen slachtoffer van het eigen succes? Wordt het slechts gehandhaafd om druk op de ketel te houden? De heer Leerling waardeerde het zeer dat de minister tijdens zijn reis de mensenrechtenkwestie aan de orde stelde. Wat was hierop de reactie? De heer Janmaat (Centrumdemocraten) vergeleek de reis van de minister en het resultaat ervan met het sprookje van «Domme Hans», die met een paard vertrok om uiteindelijk, na een aantal ruilingen, met een gans thuis te komen. Hij zag niet in hoe de verkoop van Fokker-vlieg– tuigen tot het succes van deze handelsmissie kon worden gerekend. Verder wees hij erop dat de betrokken bedrijven reeds lang handelsre– laties met China onderhouden. Alles overziende concludeerde hij dat de reis als een mislukking moet worden beschouwd. Hij ging ervan uit dat bij het verwerven van orders flink gebruik is gemaakt van ontwikke– lingsgeld, in de vorm van zachte leningen. Waarom wordt in de brief dan geschreven dat zachte leningen nauwelijks een rol hebben gespeeld? Welke betekenis moet in dit verband aan het woordje «nauwelijks» worden gehecht? Hij vond dit soort praktijken volstrekt afkeurens– waardig. Hij ging ervan uit dat een deel van de orders ook zonder de reis van de minister zou zijn gesloten. Hiervan uitgaande en rekening
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 596, nr. 2
houdend met het afzeggen van de order voor levering van duikboten aan Taiwan, concludeerde hij dat het resultaat van de reis economisch gezien ver onder de maat blijft. De heer Janmaat vroeg zich af of het in deze tijd wel verstandig is om met een wankelende communistische wereldmacht verbintenissen aan te gaan. Als het communisme in China bakzeil moet halen, zal dit het Nederlandse bedrijfsleven opbreken. Onder verwijzing naar het artikel van de minister in NRC Handelsblad van 4 mei jl. vroeg hij of de minister, gezien zijn kennelijk politiek mededogen, RDM aan vervangende orders kan helpen. Naar aanleiding van de mededeling in de brief van de minister, dat de gesprekspartners zonder uitzondering goed op de hoogte bleken te zijn van aanleiding en achtergrond van de missie, vroeg hij in hoeverre hem lokkertjes zijn voorgehouden om de regeringspartijen in Nederland over de streep te trekken. Politiek gezien achtte hij de reis van de minister buitengewoon onverstandig. Hij betwijfelde of zaakmi– nisters wel buitenlandse reizen moeten maken. Indien daartoe wordt besloten, moeten zij zich veel beter voorbereiden op de politieke conse– quenties daarvan. Het was de heer Janmaat volstrekt onduidelijk op welke wijze het belang van het Nederlandse bedrijfsleven met dit bezoek gediend zou kunnen worden. Ook de handelwijze van de regeringspartijen op dit punt was hem een raadsel. Uit het feit dat leveranties zich tot in 1994 kunnen uitstrekken maakte hij op dat de minister het aan zijn opvolger overlaat om ervoor te zorgen dat uiteindelijk compensatie wordt geboden voor de 50 000 manjaren die gemoeid waren met de bouw van de duikboten voor Taiwan. Het antwoord van de minister De minister zegde, in lijn met de motie –Van Middelkoop (22 513, nr. 4) toe, de Kamer voor 1 januari 1993 nader te informeren over de resultaten van de handelsmissie naar China. Indien mogelijk zal daarbij worden gedifferentieerd naar leveringen via Hongkong. Tijdens het bezoek is nadruk gelegd op de intensivering van de bilaterale econo– mische betrekkingen, op basis van het Peking-protocol van 1984. De Nederlandse visie hierop is, ook in gesprekken met premier Li Peng, openhartig en duidelijk naar voren gebracht. Hoewel er enig meningsver– schil over de precieze cijfers bestond, moest van Chinese kant toch worden toegegeven dat er sprake was van enige onevenwichtigheid. De minister benadrukte dat, behoudens de uitzondering ten aanzien van Frankrijk, door de Chinese autoriteiten zeer negatief wordt gereageerd op levering van strategische goederen aan Taiwan. In de gesprekken is ook aandacht geschonken aan het mede onderhouden van goede betrek– kingen met Taiwan en aan de komende overdracht van de kroonkolonie Hongkong. De missie is voorbereid in samenwerking tussen vertegen– woordigers van het bedrijfsleven en het Directoraat-generaal voor de buitenlandse economische betrekkingen. Teneinde het beoogde snelle resultaat te kunnen verkrijgen, zijn ter voorbereiding van de onderhande– lingen reeds voor aanvang van de reis teams van deskundigen naar China gereisd. In verband met de in China reeds betrekkelijk ver doorgevoerde decentralisatie is daarbij door de Chinese ambassadeur, ook op regionaal en ondernemingsniveau, een bemiddelende rol gespeeld. Achterliggende doelstelling van de missie was, op korte termijn via het verwerven van extra orders te komen tot een structurele verdubbeling van het huidige exportvolume tot minimaal 1 mld., met een redelijk vooruitzicht op repetitie-orders. Hoewel hij vergelijkingen met de Taiwanese duikboot– order van de hand wees, merkte de minister op dat daaraan geen repetitie-effect verbonden was. Verder wees hij erop dat, ondanks het niet doorgaan van deze order, Nederlandse bedrijven kunnen blijven
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 596, nr. 2
meedingen naar Taiwanese orders op civiel gebied. In dit verband wees hij op hetgeen aan het slot van kamerstuk 22 596, nr. 1 staat over het ten aanzien van China en Taiwan te voeren èn-én-beleid. Overigens merkte hij op dat Taiwan hooguit vier duikboten in Nederland had willen laten bouwen. Daarmee zou hooguit 2,8 mld. gemoeid zijn en het zou ongeveer 11 000 manjaren werkgelegenheid hebben opgeleverd. De extra Chinese orders ter waarde van 1,8 mld. leveren bij een omzet van f 200 000 per hoofd van de bevolking ongeveer 7 500 a 9 000 manjaren werkgelegenheid op. Hij wees erop dat deze vergelijking in feite mank gaat en dat de duikbootorder eigenlijk niet anders is dan een spook– verhaal, omdat de Nederlandse regering niet de intentie had om deze order te aanvaarden. Daarom wenste hij ook in zijn nadere rapportage geen vergelijkingen in manjaren, zoals door de heer Blaauw gevraagd, te maken. Uit het feit dat door RDM niet is gereageerd op het resultaat van de missie maakte hij op dat dit bedrijf kennelijk niet ontevreden is met deze gang van zaken en zich heeft gericht op het doen van industriële leveranties. Hij deelde mede dat ook Duitsland geen goedkeuring zal geven voor de bouw van deze boten, ondanks de lege werven in het voormalige Oostduitsland. Van vertegenwoordigers van Franse bedrijven die actief zijn in China, had hij verder begrepen dat men beslist niet te spreken is over de levering van fregatrompen aan Taiwan. Over de eventuele levering van Franse Mirages durfde hij geen uitspraak te doen. De minister merkte op dat als resultaat van de reis alleen orders zijn gepresenteerd waarover op korte termijn (in het algemeen maximaal twee jaar) redelijke zekerheid bestaat en die daadwerkelijk leiden tot export van goederen en diensten naar China. Zo is slechts een heel klein gedeelte van de volgens de minister ongetwijfeld geweldige Nederlandse mogelijkheden op het gebied van bagger– en waterwerken opgenomen. Hierover zullen nog gesprekken worden gevoerd met de Minister van Verkeer en Waterstaat. Ook is niets uit het MOU opgenomen, omdat het daarbij gaat om afspraken tussen regeringen en omdat er meer tijd mee gemoeid zal zijn. Verder is niets opgenomen van de grote investeringen die bedrijven als Philips en Shell in China doen en van het Nederlandse deel ad 95 mln. van een Nederlands/Duitse order van in totaal 190 mln. De reeds verkregen order voor de F-100 vliegtuigen is wel als resultaat van de missie opgenomen, omdat dit een direct resultaat was van het niet laten doorgaan van de Taiwanese duikbootorder. Dat nu ook een andere Chinese luchtvaartmaatschappij tot aanschaf van deze vliegtuigen heeft besloten, kan worden gezien als een repetitie-effect van deze order. Hieruit leidde de minister af dat in de toekomst nog meer maatschappijen zullen besluiten tot de aanschaf van Fokker-vliegtuigen. In dit verband wees hij op de geweldige groei in het Chinese lucht– verkeer. Ondanks het ontbreken van het benodigde budget is met de nodige inspanning een order voor IHC verkregen, die goede uitzichten op herhaling biedt. Bijzonderheid van de order voor Boskalis is, dat hierbij op de wereldmarkt, in samenwerking met een Chinese maatschappij wordt geopereerd. Als resultaat van de reis is slechts meegeteld de export van diensten als gevolg van de deelname van Boskalis aan Chinese projecten buiten China. Contracten van Stork en KTI zullen leiden tot export naar China. Ten aanzien van laatstbedoelde order is er mogelijk nog een repetitie-effect te verwachten. De order voor AT&T vond de minister iets minder hard dan de overige. Wel tekende hij hierbij aan dat het Chinese Ministerie voor Buitenlandse Economische Betrek– kingen zich heeft gecommitteerd aan de order (inclusief financiering) voor de eerste 200 000 telefoonlijnen. De order voor AKZO behelst extra levering van chemicaliën. Van de order betreffende de zoutfabriek zijn alleen eventuele leveringen vanuit Nederland als resultaat geteld. De door de heer Ybema in dit verband genoemde persberichten wees de minister van de hand als zijnde afkomstig van een slecht geïnformeerde
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 596, nr. 2
bron. Orders voor ingenieursbureaus vond hij extra interessant, omdat daarin de krachten van diverse middelgrote bedrijven zijn gebundeld. De order voor SHV is van bijzonder karakter, omdat deze ertoe leidt dat door een Nederlands bedrijf in China winkelvestigingen kunnen worden geopend. Hoewel het in principe om drie a vier vestigingen gaat, is slechts de export vanuit Nederland voor één van deze vestigingen als resultaat opgenomen. Door de Rabobank in een joint venture met een Chinese partner te verlenen kredieten zijn als resultaat meegeteld, omdat ze alleen bestemd zijn voor de import op korte termijn van Nederlandse goederen in China. Intentieverklaringen zijn in het resultaat opgenomen omdat ze, hoewel ze wat minder hard zijn dan een afgeronde order, kunnen worden beschouwd als een duidelijke wilsverklaring van de betrokken partners. Ook als men er onverhoopt in de onderhandelingen niet uitkomt, zal gezamenlijk naar een oplossing moeten worden gezocht. Alles overziende, concludeerde de minister dat de missie bijzonder succesvol is geweest en op korte termijn zal leiden tot een substantiële groei van de Nederlandse export naar China. De reacties daarop vanuit Nederland hadden hem dan ook hooglijk verbaasd. In dit verband merkte hij op dat men uit de samenstelling van de missie vrij eenvoudig had kunnen afleiden op welk resultaat ongeveer zou worden gemikt. De door de heer Leerling bedoelde inkoopcommissie zal inderdaad Nederland bezoeken. Voor het thans aan de orde zijnde orderpakket zijn, buiten een betrek– kelijk klein deel overheidsfinanciering (45 mln.), geen bijzondere krediet– garanties gegeven. De door de heer Van lersel bedoelde Chinese valuta– reserve kon ontstaan doordat China in 1990 en 1991 ten opzichte van de EG een handelsoverschot kende van respectievelijk 10,5 mld en 18,9 mld. De minister merkte op, het door de heer Van Middelkoop bedoelde NRC-artikel niet bedoeld te hebben als een reactie op de berichten over zijn reis, maar als een algemeen, economisch artikel over China, waarin zijn visie op de politieke zijde van het verhaal tot uitdrukking is gebracht door ook te wijzen op zwarte kanten. Hij erkende dat mensenrechten universeel zijn geformuleerd. In zijn artikel in de NRC had hij, zonder daaraan een waarde-oordeel te verbinden, slechts duidelijk willen maken dat men vanuit een andere cultuur anders kan aankijken tegen dit universeel geformuleerde recht. In het officiële gesprek met de Chinese premier is er door hem gewezen dat tussen China en Nederland een discussie wordt gevoerd over eerbiediging van mensenrechten en dat de Nederlandse regering erop vertrouwt dat deze discussie zal worden voortgezet. Enige reactie hierop werd niet gegeven, waaruit kan worden afgeleid dat het Nederland vrij staat, hierop op enig moment terug te komen. Verder aandringen op dit gebied achtte de minister bij die gelegenheid niet passend. De minister was het met de heer Van Middelkoop eens dat op enig moment de relatie met China zodanig moet worden genormaliseerd dat het Peking-protocol, al dan niet stilzwijgend, kan vervallen. Opheffing van het protocol is tijdens de reis niet ter sprake geweest, omdat het juist de opening bood om van China dit orderpakket los te krijgen. Op dit moment wordt deze maatstaf, zij het niet met zoveel woorden vastgelegd, voor alle landen gehanteerd. Ten slotte zegde de minister toe, op nog niet beantwoorde vragen alsnog schriftelijk te zullen ingaan. De voorzitter van de Commissie, Mateman De griffier van de Commissie, Janssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 596, nr. 2