Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1994–1995
24 071
Wateroverlast in Nederland
Nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 13 maart 1995 Toen zich eind januari/begin februari van dit jaar in het stroomgebied van de grote rivieren ernstige wateroverlast voordeed, was het voor het Kabinet duidelijk dat bij een regeling voor schadevergoeding voor de gedeputeerde boeren en tuinders de volgende uitgangspunten moesten gelden: – er moest zo snel mogelijk duidelijkheid komen over een basisregeling voor elke gedupeerde boer of tuinder; – de regeling moest rekening houden met de bijzondere omstandigheden van boeren en tuinders, die immers werken met levende have waarbij voor sommige teelten de volle omvang van de geleden schade pas na enige tijd is vast te stellen; – geen enkele boer of tuinder mocht als gevolg van de waterlast of de evacuatie failliet gaan; – er moest bijzondere aandacht worden besteed aan degenen die voor de tweede maal waren getroffen. In de week van 30 januari jl., nog tijdens de overstroming en/of evacuatie, is de schadevergoedingsregeling in grote trekken vastgesteld. Basis daarvan was de regeling die was getroffen na de overstroming van de Maas in december 1993. Voor die regeling bestond destijds en bestaat nu nog, alom waardering. Gezien de hierboven vermelde uitgangspunten meenden wij echter dat deze regeling op een aantal punten moest worden verruimd. Voorts is er op 6 februari 1995 voor bedrijven die met acute liquiditeitsproblemen te kampen hebben, een noodfaciliteit bij het Borgstellingsfonds opengesteld. Op 15 februari 1995 heeft met de Tweede Kamer overleg plaatsgevonden over de voorgestelde regeling, waarvan de uitwerking op 3 maart jl. in de Staatscourant is gepubliceerd.
5K0636 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 9
1
1. Bijdrageregeling landbouwbedrijven overstromingschade 1995 Op basis van deze regeling kan een tegemoetkoming worden verleend aan landbouwbedrijven die schade hebben geleden door de hoge waterstanden, of overstromingen van de grote rivieren in januari en februari 1995, of de daarmee in verband staande evacuatie. Tevens kan op basis van genoemde regeling een vergoeding voor gemaakte evacuatiekosten worden verkregen. Het gebied waarop de schaderegeling van toepassing is, bestaat ruwweg uit de stroomgebieden van Maas, Waal, Rijn en IJssel. De belangrijkste elementen van de regeling zijn: a. Evacuatiekosten worden volledig vergoed op basis van fiscaal erkende facturen en betalingsbewijzen. Onder evacuatiekosten wordt verstaan alle kosten die zijn gemaakt in verband met de evacuatie van levende have en goederen, opslag van goederen buiten het schadegebied en huisvesting van levende have. Het gaat hierbij om kosten die niet zouden zijn gemaakt als het bedrijf niet zou zijn ontruimd. Voor de vergoeding van evacuatiekosten wordt nog wel een maximumbedrag vastgesteld. b. 65% vergoeding van de schade die onder de regeling valt, met een drempel van f 2 000,-. Bedrijven die ook in verband met de overstroming van de Maas in 1993 voor een vergoeding in aanmerking zijn gekomen, krijgen 90% vergoed. Onder de regeling vallen onder meer activa-schade, bereddingskosten en opruimingskosten. De tijdens de periode van overstroming of evacuatie gederfde opbrengst (omzetschade) komt niet voor vergoeding in aanmerking. Onder activa-schade wordt verstaand: directe schade aan kassen (teelttunnels daaronder begrepen), grond (exclusief structuurschade), gebouwen, machines en voorraden, levende have en gewassen. Bereddingskosten zijn de kosten die gemaakt zijn om schade te voorkomen of te beperken. Het moet daarbij wel gaan om kosten die verschuldigd en betaald zijn aan derden. Dezelfde voorwaarde geldt voor opruimingskosten. c. Teeltplanschade/bedrijfsschade: anders dan in andere sectoren is in de land- en tuinbouw sprake van natuurlijke groeiprocessen. Door de watersnood is in sommige situaties het produktieproces onomkeerbaar verstoord of zelf afgebroken, zonder dat dit later nog kan worden ingehaald. De na-ijleffecten zijn daardoor veel groter dan in andere sectoren. Daarom komen naast de directe schade als gevolg van de overstroming en/of evacuatie ook bepaalde vormen van gevolgschade voor vergoeding in aanmerking. Het gaat hierbij om de financie¨le gevolgen van de verstoring van het produktieproces in de land- en tuinbouw. Dit wordt gewoonlijk aangeduid met de termen teeltplanschade (gewassen) en bedrijfsschade (dieren). In de schadeberekeningsgrondslag wordt hierbij uitgegaan van de mindere opbrengst (gewaardeerd tegen integrale kostprijs) gedurende een bepaalde schadetermijn minus de uitgespaarde kosten en de eventueel gerealiseerde opbrengst. Bij de schadetermijn wordt uitgegaan van de periode vanaf week 6 (= moment van terugkomst op overstroomde of gee¨vacueerde bedrijf) tot het moment waarop het bedrijf redelijkerwijs in staat moet worden geacht op zijn normale produktieniveau te werken. Zoals aangegeven valt deze vervolgschade onder de regeling. d. Tweede taxatie: om de omvang van de schade aan bedrijfsgebouwen, kassen, fruitbomen, boomkwekerijgewassen, meerjarige groentegewassen of fokzeugen te kunnen vaststellen, kan een tweede taxatie noodzakelijk zijn. Tot 1 november 1995 kan een aanvullend taxatieformulier ingediend worden. e. Taxatiekosten: deze komen voor rekening van de overheid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 9
2
Aanvragen kunnen tot 15 mei 1995 worden ingediend bij het ministerie van LNV. 2. Noodfaciliteit Naast de bijdrageregeling kunnen agrarische bedrijven die in acute liquiditeitsproblemen zijn gekomen ten gevolge van de watersnood, sedert 6 februari jl. een beroep doen op een noodfaciliteit. Het Bestuur van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw (BF) heeft op mijn verzoek het besluit genomen garant te staan voor agrarische bedrijven die als gevolg van de wateroverlast in het stroomgebied van de grote rivieren en de daarmee verband houdende evacuaties in acute financie¨le problemen zijn gekomen. Het gaat hierbij om bedrijven die voor de financiering van het herstel van de schade onmiddellijk krediet nodig hebben en die geen krediet op gebruikelijke voorwaarden kunnen krijgen. Dit krediet heeft betrekking op voor hervatting van de bedrijfsvoering noodzakelijke herstel van de schade. Voor deze bedrijven kunnen de banken de financiering van het herstel van de schade verstrekken, terwijl het BF zich garant stelt voor deze noodfaciliteit. Bij de overstroomde bedrijven moeten de investeringen in het herstel van de schade betrekking hebben op schoonmaakkosten, op de aankoop van dieren of plantmateriaal, op herstel van energie- of watertoevoer, op melk- en voermachines, verwarmings- en koelinstallaties, of hoogst noodzakelijk herstel aan kassen of stallen. Bij de gee¨vacueerde bedrijven komen alleen aankoop van plantmateriaal of dieren, of herstel van energievoorziening of watertoevoer in aanmerking voor borgstelling. 3. Vergelijking tussen de huidige en vorige schadevergoedingsregeling Ten opzichte van de wateroverlast ten gevolge van de overstroming van de Maas in december 1993 is een groter aantal bedrijven en een groter gebied getroffen. In vergelijking tot de schadevergoedingsregelingen in het kader van de overstroming van de Maas in 1993 is de huidige bijdrageregeling op de volgende punten identiek: – het eigen risico van 35% voor activaschade (incl. voorraadschade), bereddingskosten en opruimingskosten; – een noodfaciliteit/bijzonder noodkrediet voor acute knelgevallen; In vergelijking tot de schadevergoedingsregeling overstroming Maas 1993 is de huidige bijdrageregeling op de volgende punten uitgebreid: – in de huidige regeling komt ook teeltplanschade (in de dierlijke sectoren bedrijfsschade) voor vergoeding in aanmerking; – voor bedrijven die een tweede keer voor vergoeding in aanmerking komen ten gevolge van de overstroming van de Maas, bedraagt het vergoedingspercentage 90% (ergo: eigen risico 10%); – in enkele gevallen is de schade niet onmiddellijk na de watersnood zichtbaar en vast te stellen. Als de omvang van de schade aan bedrijfsgebouwen, kassen, fruitbomen, boomkwekerijgewassen, meerjarige groentegewassen of fokzeugen niet voor 15 mei 1995 is vast te stellen, kan de aanvrager voor 1 november 1995 een aanvullend taxatieformulier indienen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 9
3
4. Ontwikkelingen Op 8 maart jl. hebben de Minister-President en ondergetekende gesproken met vertegenwoordigers van het «Actiecomite´ 100%». Dit naar aanleiding van de bezetting van het provinciehuis in Arnhem op 6 maart jl. en het overleg met de Commissaris van de Koningin in Gelderland. Onzerzijds is de schadevergoedingsregeling nader toegelicht en is herhaald op welke manier het Kabinet invulling geeft aan de reeds op 3 februari jl. uitgesproken intentie, namelijk dat geen bedrijf als gevolg van de waterschade failliet mag gaan. Daartoe is ook een adequate schadevergoedingsregeling opgesteld. Door ons is nadrukkelijk gezegd dat we begrip hebben voor de gevoelens en emoties bij de getroffen ondernemers. Dit is een extra reden om voortvarend te werk te gaan met het uitvoeren van de schadevergoedingsregeling. Voorts is aangegeven welk belang gediend is met een voortvarende aanpak van de taxaties en op welke manier het Kabinet eventuele acute liquiditeitsproblemen in verband met de geleden schade en de gemaakte evacuatiekosten wil voorkomen. Tenslotte is in het gesprek aan de orde geweest dat het Kabinet bereid is om op basis van de feitelijke uitvoering van de schadevergoedingsregeling, en in overleg met het georganiseerde landbouwbedrijfsleven, voor evidente onrechtvaardigheden of knelgevallen, een aanvullende voorziening te overwegen. 5. De verdere afwikkeling van de schade Het geheel overziend kom ik tot de conclusie, dat er sprake is van een adequate en – ten opzichte van 1993 – aanzienlijk verruimde basisregeling. Ervaringen uit 1993/1994 hebben echter geleerd dat in individuele gevallen sprake kan zijn van evidente onrechtvaardigheden of knelsituaties bij de uitvoering van de schadevergoedingsregeling. Om dat te voorkomen, zullen aanvullende maatregelen worden getroffen. Omdat het hier om individuele boeren en tuinders gaat, kiest het Kabinet ervoor deze taak in handen te leggen van de Stichting Fonds Watersnood 1995 Land- en Tuinbouw. Het Kabinet zal dit Fonds in staat stellen aanvullende maatregelen te treffen. Over de mate waarin en de wijze waarop zal het Kabinet zo spoedig mogelijk nader overleg voeren met het georganiseerde landbouwbedrijfsleven. Tot op heden zijn ruim 3000 schadeformulieren ingediend en circa 70 taxaties uitgevoerd. Er bestaat derhalve nog geen volledig overzicht in de aard en omvang van de schade bij individuele bedrijven. Het is van het grootste belang dat taxaties, uitgevoerd in opdracht van de LTO, zo snel mogelijk kunnen worden afgerond. Eerst dan immers kunnen wij op basis van feiten een definitief oordeel geven. Tenslotte kan ik u het volgende meedelen. Vanaf 13 maart 1995 bestaat de mogelijkheid voor gedeputeerden om, vooruitlopend op de uiteindelijke schadevergoeding, een voorschot uitbetaald te krijgen. Bovendien bestaat vanaf 13 maart 1995 de mogelijkheid om een voorschot op de evacuatiekosten uitbetaald te krijgen. Deze worden immers onafhankelijk van de taxaties volledig vergoed op basis van fiscaal erkende rekeningen. Bevoorschotting zal plaatsvinden teneinde onnodige liquiditeitsproblemen te voorkomen. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J. J. van Aartsen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 9
4
BIJLAGE 1
Voorbeelden van schadeposten die voor 65% en 90% worden vergoed: 1. schade aan duurzame produktiemiddelen zoals gebouwen, kassen, machines, CV-installaties, e.d.: activa-schade wordt vergoed; 2. verloren gegane gewassen zoals sla, prei, tomatenplantjes: schade aan verloren gewassen te velde en in kassen wordt vergoed; 3. schade door noodslachting ten gevolge van tijdens de overstroming of evacuatie beschadigde dieren: schade verloren dieren wordt vergoed; 4. schade aan levende produktiemiddelen, bijvoorbeeld varkens, biggen, koeien, kosten medicijnen en/of dierenarts: schade wordt vergoed; 5. koelcel met appels of snijbloemen, voorraad kuilvoer of kunstmest aangetast door water: schade aan voorraad wordt vergoed; 6. missen van deel van de voorgenomen «normale» teeltcyclus van gewassen als snijbloemen, tomaten, e.d.: mindere opbrengst wordt vergoed, die het gevolg is van niet meer in te halen tijd en produktieverlies: nieuwe plantjes zijn niet altijd onmiddellijk leverbaar en er is ook tijd gemoeid met het terugbrengen van de plantjes in hetzelfde produktiestadium; 7. lege champignoncellen/lege kassen na de periode van overstroming of evacuatie: mindere opbrengst wordt vergoed; 8. groeivertraging bij vleesvee na de periode van evacuatie: mindere opbrengst wordt vergoed; 9. lagere melkgift bij melkkoeien, lagere eierproduktie bij legkippen na de periode van overstroming of evacuatie: mindere opbrengst wordt vergoed; 10. verwerpen van biggen: schade wordt vergoed indien verwerping hoger is dan normaal verwacht mag worden. NB.: voorbeelden 6 tot en met 10 worden vergoed vanaf week 6. Voorbeelden van kostenposten die volledig worden vergoed: 1. evacuatiekosten zijn: transportkosten heen en terug, opslag- en huisvestingskosten, voerkosten: kosten worden volledig vergoed tot een nader te bepalen maximum.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 9
5
BIJLAGE 2
Fiscale maatregelen watersnood: – schenkingen aan de Stichting Fonds Watersnood 1995 Land- en Tuinbouw zijn niet belast met schenkingsrecht; – de uitkeringen door de Stichting Fonds Watersnood 1995 Land- en Tuinbouw aan getroffenen zijn vrij van schenkingsrecht; – de giften zijn, binnen de wettelijke grenzen, aftrekbaar voor de Inkomstenbelasting (IB) en Vennootschapsbelasting (Vpb); – de uitstelmogelijkheden voor betaling van belasting zijn verruimd; – bij te late betaling van belasting is geen invorderingsrente verschuldigd; – verzoeken om vernietiging of verlaging van voorlopige aanslagen en verzoeken om voorlopige teruggaaf worden met spoed afgedaan; – de aangiftetermijn is in veel gevallen verlengd of er kan worden volstaan met schattingen. Berekening van rente en boete blijft dan achterwege; – belastingconsulenten kunnen buitengewoon uitstel krijgen voor het indienen van aangiften voor hun clie¨nten; – met het opleggen van sancties zal soepel worden omgegaan; – voor verloren gegane bedrijfsmiddelen die nog geen 5 jaar oud zijn, vindt geen investeringsbijtelling plaats. Nieuwe bedrijfsmiddelen komen in beginsel in aanmerking voor investeringsaftrek. Zeer binnenkort wordt nog goedgekeurd dat veehandelaren met forfaitaire BTW-regelingen die vee vervoerd hebben geen BTW in rekening hoeven te brengen aan forfaitaire landbouwers.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 9
6