Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1986-1987
2
Rijksbegroting voor het jaar 1987
19700 Hoofdstuk XI Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (onderdeel Milieubeheer)
Nr. 16
LIJST V A N VRAGEN EN A N T W O O R D E N Vastgesteld 10 november 1986 De vaste Commissie voor Milieubeheer' heeft een aantal in haar midden naar voren gebrachte vragen over het onderdeel Milieubeheer van deze begroting ter beantwoording voorgelegd aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Deze vragen werden op 17 oktober 1986 ter kennis van de minister gebracht. De minister heeft daarop op 10 november 1986 geantwoord. De commissie acht de plenaire behandeling van het onderdeel Milieubeheer van deze begroting over de publikatie van deze vragen en antwoorden voldoende voorbereid. Zij wijst er nog op dat gelijktijdig een groot aantal vragen en antwoorden worden gepubliceerd over het Indicatief Meerjaren Programma Milieubeheer 1987-1991 (19 707, nr. 6). De voorzitter van de commissie, De Boois De griffier van de commissie, Eikerbout
1 Samenstelling: Leden: De Boois (PvdA), voorzitter, Rienks (PvdA), Braams (VVD), Eversdijk (CDA), Lansink (CDA), Zijlstra (PvdA), Veldhoen (PvdA), Van Noord (CDA), Blauw (VVD), Lankhorst (PPR), Oomen-Ruijten (CDA), ondervoorzitter, Schartman (CDA), De Visser (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Jorritsma Lebbink (VVD), Laning-Boersema (CDA), Tegelaar-Boonacker(CDA), Eisma (D66), Swildens Rozendaal (PvdA), Verspaget (PvdA), Melkert (PvdA), Esselink (CDA). Plv. leden: Van der Hek (PvdA), Moor (PvdA), Rempt-Halmmans de Jongh (VVD), De Kok (CDA), Van de Camp (CDA), Schutte (GPV), De Pree (PvdA), Nijland (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Van Es (PSP), Roosen-van Pelt (CDA), Duyn (CDA), Tazelaar (PvdA), Leerling (RPF), De Boer (VVD), Boers-Wijnberg (CDA), De Leeuw (CDA), Tommei (D66), Niessen (PvdA), Roethof (PvdA), Huys (PvdA), Van den Berg (SGP)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hoofdstuk XI, nr. 16
1
M E M O R I E V A N TOELICHTING BIJ DE BEGROTING VAN UITGAVEN Hoofdstuk 2 . 1 . Wetgeving 1 In welk stadium van voorbereiding bevindt zich het wetsvoorstel inzake Bestrijding Dierplagen? Welke relatie zal deze wet hebben met de Bestrijdingsmiddelenwet en eventueel andere wetten? Wanneer zal het wetsontwerp naar verwachting worden ingediend? Het wetsvoorstel inzake Bestrijding Dierplagen bevindt zich in het stadium van intern departementaal overleg. Bezien wordt thans, rekening houdend met de uitgangspunten voor een sober en terughoudend wetgevingsbeleid, welke onderwerpen in het kader van de ongediertebestrijding in een (afzonderlijke) wettelijke regeling uitwerking behoeven. Van een relatie met de Bestrijdingsmiddelenwet is nauwelijks sprake. Deze wet geeft immers regelen met betrekkint tot het toelaten en het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Een wettelijke regeling in het kader van de ongediertebestrijding zal naar het zich laat aanzien in hoofdzaak betrekking hebben op een zo efficiënt mogelijke organisatie met betrekking tot het weren en bestrijden van ongedierte. Wat betreft de relatie met de Bestrijdingsmiddelenwet kan daarom opgemerkt worden dat degene die in het kader van een wettelijke regeling op het gebied van de ongediertebestrijding bestrijdingsmaatregelen neemt, zich net als ieder ander zal moeten houden aan in de Bestrijdingsmiddelenwet gestelde regelen. Wat betreft de vraag naar een relatie met andere wetten kan wel de Woningwet genoemd worden. Met name wordt bij de te regelen onderwerpen in het kader van de ongediertebestrijding aansluiting gezocht bij de aanschrijvingsregeling van artikel 25 van de Woningwet. Gezien het stadium van voorbereiding kan op dit moment geen uitspraak worden gedaan over het tijdstip van indiening. Hoofdstuk 2.2. Voorlichting en externe betrekkingen 2 Waaruit zal de taak van de directie voorlichting bestaan bij het ondersteunen van het Nationale Comité voor het Europese Milieujaar? Zal deze ondersteuning ten koste gaan van andere taken van de directie voorlichting of zal hiervoor extra personeel worden aangetrokken? Kan inmiddels informatie worden verstrekt over de plannen van het Nationale Comité voor het Europese Milieujaar? De Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen van VROM heeft slechts een adviserende taak ten behoeve van het Nationale Comité voor het Europese Milieujaar. De Directeur Voorlichting is adviserend lid van het Comité. Voor de secretariële ondersteuning van het Comité is een public relationsbureau ingeschakeld. Het Nationaal Comité heeft inmiddels een eerste selectie gemaakt uit de voor het Europese Milieujaar ingediende projecten. In oktober zijn zeventien projecten voor subsidiëring bij de Europese Commissie voorgedragen. In november zal hierover worden beslist. Voor Nederland is in 1986 125 000 ecu beschikbaar. Subsidies van de EG bedragen in dit kader overigens nooit meer dan 50% van de projectkosten. Een tweede serie projecten is momenteel in behandeling. Over een maand zal het Comité een selectie hieruit voor subsidiëring voordragen bij de Europese Commissie. Het gaat dan om de toekenning van de voor 1987 beschikbare middelen voor Nederland van 350 000 ecu.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hoofdstuk XI, nr. 16
2
Ik verwacht dat het Nationaal Comité binnenkort aan de regering zal laten weten of en op welke wijze verdere ondersteuning door of vanwege mijn en/of andere departementen gewenst is.
HOOFDSTUK 5. MILIEU 5.3. Bijdrage R I V M 3 Welke redenen liggen ten grondslag aan de verhoging van de vaste bijdrage met ca. f2 min. voor het RIVM? In de strukturele bijdrage zoals die oorspronkelijk tussen de ministers van WVC en VROM werd vastgesteld bleek met een aantal kostenposten niet of in onvoldoende mate rekening te zijn gehouden. Als gevolg hiervan is de strukturele bijdrage verhoogd. 5.4. B e l e i d s o n d e r b o u w e n d o n d e r z o e k en schone t e c h n o l o g i e 4 Kan nadere informatie worden verstrekt over de afname van ruim f 10 min. voor beleidsonderbouwend onderzoek en schone technologie (met vermelding van de onderdelen waarop deze bezuiniging betrekking heeft)? Achtergrond van de afname zijn o.a. de ombuigingen voortvloeiende uit de kaderbrief 1987 en de negatieve prijsbijstelling. De ombuigingen zijn aangebracht binnen de in de artikelen opgenomen budgetten voor beleidsonderbouwend onderzoek en schone technologie. 5.6. Sanering en p r e v e n t i e 5 Betekent de vermelding dat voor sanering voor de jaren 1987 t/m 1989 circa f200 min. per jaar beschikbaar zal zijn dat voor de jaren 1988 en 1989 circa f30 min. extra ten aanzien van de oorspronkelijke meerjarenramingen beschikbaar wordt gesteld? Voor de jaren 1988 en 1989 is ten behoeve van bodemsanering een bedrag van ca. f 3 1 min. extra beschikbaar ten opzichte van de oorspronkelijke meerjarenramingen (totaal dus 62 miljoen). 6 Mag uit de zinsnede «terwijl daarna een zelfde bedrag als in 1986 beschikbaar zal zijn (ca. 170 min.)» worden afgeleid dat het extra bedrag van een kleine 50 miljoen in 1990 uit het regeeraccoord voor de jaren daarna als een structurele verhoging wordt beschouwd? Vanaf 1990 zal voor bodemsanering een bedrag van ca. 170 miljoen beschikbaar zijn. Dit betekent dat de verhoging van het budget met 45 miljoen als structureel kan worden beschouwd. 7 Wanneer is de bijdrageregeling autowrakken operationeel. wordt de in 1987 gevoteerde f9 min. besteed?
Waaraan
Genoemde regeling treedt met ingang van 1 januari 1987 in werking. Het beschikbare bedrag ad f 9 min. zal in 1987 door de provincies worden besteed aan het inrichten van provinciale wrakkenterreinen en aan het sluiten en/of verplaatsen van autosloopterreinen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hoofdstuk XI, nr. 16
3
5.7. Uitkering aan bedrijven 8 Is in de raming van de financiële bijdrage voor de verwerking/opslag van chemische afvalstoffen rekening gehouden met deze extra gelden voor compartimentering van de C2-deponie? In de ramingen van de kosten verbonden aan de verbrandingsinstallatie en de deponie is geen rekening gehouden met extra gelden voor de verdeling van de deponie in compartimenten. De verdeling van de deponie in twee compartimenten zal leiden tot een overschrijding van ca. f 3 min. Verder zijn nog extra kosten te verwachten als gevolg van prijsstijgingen (de eerste raming dateert van juli 1983) en aanvullende eisen. De exacte financiële bijdrage voor de deponie is nu nog niet te bepalen omdat nog geen definitief ontwerp beschikbaar is. Zodra over de hoogte van de overschrijding meer duidelijkheid bestaat zal - in overleg met mijn ambtgenoot van Financiën - een budgettaire oplossing worden gerealiseerd. 9 a. Aan wie is opdracht verleend tot het maken van een inventarisatie van te verwachten schadevergoedingen? b. Wanneer zullen de resultaten van deze inventarisatie beschikbaar komen? a. De opdracht voor het inventarisatie-onderzoek wordt verleend aan Tebodin advies- en constructiebureau b.v. te Den Vlaag. b. Naar verwachting zullen de resultaten omstreeks september 1987 beschikbaar komen. 10 a. Hoe is de stand van zaken met betrekking tot het, plan Rijnmond? b. Wanneer zal dit actieplan operationeel zijn?
milieuactiviteiten-
a. Door de deelnemende 32 bedrijven is op 12 mei 1986 het concept Milieu Actie Plan (MAP) aan mij aangeboden. Ik heb het concept ter advisering voorgelegd aan de Saneringcommissie Rijnmond. Naar ik heb vernomen van de voorzitter van deze commissie, kan ik haar advies vóór 1-1-1987 tegemoet zien. Het is dan aan de deelnemende bedrijven om het concept om te zetten in het definitieve MAP rekening houdend met de door de Saneringscommissie gemaakte opmerkingen. Ik zal daarna, naar verwachting omstreeks april 1 987, het MAP vaststellen in overstemming met het College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. b. In het concept-MAP staat vermeld dat, in overeenstemming met de Doelstellingennota, de voorgestelde maatregelen in ieder geval vóór 1990 effectief van kracht zullen zijn. Voor veel maatregelen geldt dat nu reeds initiatieven zijn genomen om de voorgestelde maatregelen te verwezenlijken. Met name geldt dit voor de te treffen investeringen voor stankbeperking. Ook de voorgenomen episodenstrategieën ten aanzien van zwaveldioxide, reactieve koolwaterstoffen en stinkende stoffen zijn reeds van kracht of zullen in 1987 operationeel zijn. Voor de te treffen maatregelen ten aanzien van de beperking van de fluoride-emissies met 20% worden in het concept-MAP door de 5 betrokken bedrijven nog geen concrete emissie-beperkende maatregelen aangegeven. Oorzaak hiervan is o.a. dat er bij enkele van de betreffende bedrijven binnenkort ook maatregelen moeten worden genomen voor de beperking van de water-emissies. Beide maatregelen moeten op elkaar zijn afgestemd. Met de bedrijven is afgesproken dat men in ieder geval voor 1-7-1988 voorstellen zal doen die erin resulteren dat voor 1-1-1990 de totale fluoride-emissie met 20% zal zijn beperkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hoofdstuk XI, nr. 16
4
Overigens blijkt uit nieuwe inzichten (op grond van studies van het Instituut voor Plantenziektekundig Onderzoek, IPO) dat deze reductie nog niet voldoende zou zijn om schade aan onder andere vee en veevoedergewassen te voorkomen. Aanscherping van de normstelling inzake fluoruitworp dient derhalve buiten het kader van het MAP te worden opgesteld. 11 a. Wanneer zullen PCB's uit transformatoren in Nederland verwijderd zijn? b. Hoe is de situatie in andere EG-lid-staten. c. Kan aangegeven worden hoe de PCB's momenteel worden verwijderd en verwerkt. d. Wat is het rendement van deze procedure (bijv. verbranding in Engeland) en wat zijn de totale kosten? a. Zie antwoord 54 bij het IMP Milieubeheer. b. In de andere EG-lid-staten is voorzover bekend niet besloten tot een afbouw van het PCB-transformatorenpark. Hierdoor valt te verwachten dat PCB-transformatoren tot circa 2020 nog in gebruik zullen zijn in deze lid-staten. c. Voor de verwijdering van PCB-transformatoren bestaan 3 mogelijkheden: 1e: Het ontmantelen van de transformator in a. reinigbare metaalafvallen (met gladde oppervlakken die geen insluitsels kunnen bevatten) b. PCB-koelvloeistof en verontreinigde reinigingsvloeistoffen c. Niet reinigbare vaste afvalstoffen. De onder a genoemde stroom wordt na reiniging verschroot en de onder b en c genoemde stromen worden verbrand bij voldoende hoge temperatuur van 1200 C en een verblijftijd van circa 2 seconden. 2e: In beperkte mate wordt in Nederland gebruik gemaakt van de mogelijkheid van het hervullen van een transformator met een nieuwe niet PCB-bevattende koelvloeistof na een zo goed mogelijke reiniging van oorspronkelijke transformatoren van PCB's. Als grens voor het PCB-gehalte in de transformator na hervulling wordt een waarde gehanteerd van 500 mg/kg. koelvloeistof waarbij het niveau in de koelvloeistof gestabiliseerd moet zijn. De bij deze methode vrijkomende vloeibare afvalstoffen worden bij hoge temperatuur verbrand. 3e: Door een beperkt aantal bedrijven wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die Duitse transformatorproducenten hebben om PCB-transformatoren te verwijderen. Hierbij wordt de transformator ontdaan van de PCB-vloeistof die bij hoge temperatuur wordt verbrand. Vervolgens wordt het transformatorhuis goed afgesloten na te zijn gevuld met een circa 30 cm. dikke laag van absorberend materiaal. Het op deze wijze behandelde transformatorhuis met inhoud wordt daarna opgeslagen in een zoutmijn. d. Het vernietigingsrendement van verbranding bij hoge temperatuur is groter of gelijk aan 99,99%. De kosten voor afvoer en vernietiging van PCB-transformatoren liggen in ue orde van f 7 tot f 11 per kg totaal gewicht. Bijlage 5 bij de memorie van toelichting 12 Met welke gesprekspartners wordt overleg gevoerd over de knelpunten in de haalbaarheid van een re-raffinage-inrichting voor afvaloliën (Zie motie Veldhoen, 18603, nr. 9)? Gesprekken worden gevoerd met alle bij het huidige systeem en bij mogelijke toekomstige oplossingen betrokkenen, te weten de inzamelaars en be- en verwerkers van afgewerkte olie en afvaloliën, de brandstoffen-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hoofdstuk XI, nr. 16
5
handel alsmede oliemaatschappijen. Deze gesprekken hebben nog niet tot een duidelijke oplossingsrichting geleid. Belangrijke beperkende factor hierbij vormt de recent opgetreden sterke daling van de olieprijzen. 13 Welke elementen spelen een rol in de mogelijke oplossing van het jarosiet (Budelco) probleem (blz. 143)? In vervolg op de begrotingsbehandeling najaar 1985 is door mijn departement aan de provincie Noord-Brabant gevraagd er bij het bedrijf Budelco op aan te dringen een milieu-actie-plan (MAP) te ontwikkelen, waarin op basis van een inventarisatie van de thans bekende milieuproblemen van het bedrijf doelstellingen worden geformuleerd voor een uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbare oplossing van deze problemen en waarin maatregelen worden aangegeven met bijbehorend tijdspad voor het bereiken van deze doelstellingen. Budelco is thans doende om het milieu-actie-plan op te stellen. Tevens voert Budelco onderzoek uit naar technische oplossingen voor het jarosietprobleem. Dit onderzoek valt in twee hoofdlijnen onder te verdelen, t.w.: - onderzoek naar preventie-mogelijkheden (voorkomen van het ontstaan van afvalstoffen door de introductie van nieuwe technologie). - onderzoek naar verwerkingsmogelijkheden van het jarosiet. Met betrekking tot preventiemogelijkheden kan worden gesteld dat de huidige onderzoeksresultaten hierop nog geen duidelijke vooruitzichten bieden. Met betrekking tot verwerkingsmethoden biedt het zogenaamde oxy-smeltproces de beste vooruitzichten. Elementen die bij de implementatie van dit proces een rol spelen zijn onzekerheden ten aanzien van de afzetbaarheid van de producten die bij dit proces worden gevormd en de financiële haalbaarheid. De investeringen worden geschat op f 150 min. en de exploitatiekosten ca. f 14 min. per jaar bij een capaciteit van 120 000 t jarosiet/jaar. De exploitatiekosten zullen nog groter zijn indien het reeds bij Budelco opgeslagen afval middels het oxy-smeltproces wordt verwerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hoofdstuk XI, nr. 16
6