Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2002–2003
22 343
Handhaving milieuwetgeving
Nr. 75
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 16 januari 2003
1
Samenstelling: Leden: Te Veldhuis (VVD), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Crone (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Oplaat (VVD), Slob (ChristenUnie), Van As (LPF), ondervoorzitter, Van Oerle-van der Horst (CDA), Alblas (LPF), Van den Brink (LPF), Jense (Leefbaar Nederland), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Smolders (LPF), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van Heteren (PvdA). Plv. leden: Geluk (VVD), Verbeet (PvdA), Van Hoof (VVD), Wolfsen (PvdA), Van der Ham (D66), Tichelaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), Meijer (CDA), Rietkerk (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Cornielje (VVD), Van der Staaij (SGP), Schonewille (LPF), Ormel (CDA), De Jong (LPF), Groenink (LPF), Teeven (Leefbaar Nederland), Van Loon-Koomen (CDA), Van Velzen (SP), Vos (GroenLinks), Wiersma (LPF), Vietsch (CDA), Ten Hoopen (CDA), Mastwijk (CDA), Adelmund (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Te Veldhuis (VVD), Van de Camp (CDA), voorzitter, Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Luchtenveld (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Rietkerk (CDA), Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Schonewille (LPF), ondervoorzitter, Teeven (Leefbaar Nederland), Wolfsen (PvdA), Spies (CDA), Stuger (LPF), Eerdmans (LPF), Azough (GroenLinks), Zeroual (LPF), Sterk (CDA), Smilde (CDA), Haverkamp (CDA). Plv. leden: Rijpstra (VVD), Mosterd (CDA), K. G. de Vries (PvdA), Adelmund (PvdA), Van
KST66330 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 en de vaste commissie voor Justitie3 hebben op 4 december 2002 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en minister Donner van Justitie over: – de brief van de minister van VROM van 10 juli 2002 met toezending onderzoeksrapport «Toetsing uitvoering gezamenlijk beleidskader inzake het terugdringen van het gedogen van milieuovertredingen» en ECWM-advies 2002/6: «Gedogen in het milieurecht» (VROM-02-740); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 10 oktober 2002 over reactie op brief van advocatenkantoor Van Mierlo m.b.t. Eerland Certification en toepassing van staalslakken (VROM-02-915); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 23 oktober 2002 over het onderzoek naar de veiligheid van de ACN-fabrieken van DSM in Geleen (22 343, nr. 71); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 14 november 2002 over beleidsvoornemens m.b.t. de asbestproblematiek (VROM-02-1017);
der Ham (D66), De Grave (VVD), Verbugt (VVD), Lazrak (SP), Rosenmöller (GroenLinks), Meijer (CDA), Slob (ChristenUnie), Van Beek (VVD), Rambocus (CDA), Janssen van Raay (LPF), Jense (Leefbaar Nederland), Van Oven (PvdA), C q örüz (CDA), Palm (LPF), Wiersma (LPF), Halsema (GroenLinks), Varela (LPF), Eski (CDA), Bruls (CDA), Verburg (CDA). 3 Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), K. G. de Vries (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), Van Blerck-Woerdman (VVD), voorzitter, Adelmund (PvdA), Luchtenveld (VVD), Albayrak (PvdA), ondervoorzitter, De Wit (SP), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Eurlings (CDA), Blok
(VVD), C q örüz (CDA), Teeven (Leefbaar Nederland), Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Schonewille (LPF), Stuger (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Zeroual (LPF). Plv. leden: Van Fessem (CDA), Arib (PvdA), De Graaf (D66), Azough (GroenLinks), Monique de Vries (VVD), Van der Staaij (SGP), Terpstra (VVD), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van Oven (PvdA), Lazrak (SP), De Pater-van der Meer (CDA), Karimi (GroenLinks), Ormel (CDA), Te Veldhuis (VVD), Jager (CDA), Jense (Leefbaar Nederland), Van Heemst (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Eerdmans (LPF), Wiersma (LPF), Joldersma (CDA), Varela (LPF), Jukema (LPF).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
1
–
de brief van de staatssecretaris van VROM van 21 november 2002 over het rapport van de VROM-inspectie «In slak en as?»; ketenonderzoek naar AVI-bodemas en mengranulaat in werken (VROM-02-1060). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) complimenteert de staatssecretaris, de ambtenaren en alle betrokken instanties met het vele werk dat zij de afgelopen jaren hebben verzet ten behoeve van een betere milieuwetgeving en -handhaving. In het voorjaar van 2003 zal voor het eerst sprake zijn van een geïntegreerde rapportage over ruimte, wonen en milieu. De nieuwe aanpak mag echter niet leiden tot minder aandacht voor het milieu. Er moet actie worden genomen op de slechte naleving, de meldingsplicht van bedrijven en de ontoereikende capaciteit van organisatie en uitvoering van de handhaving. Zonder te pleiten voor een verdergaande integratie van natuur- en milieuwetgeving is verduidelijking gewenst van het landelijk gedoogbeleid en dient aandacht besteed te worden aan de factoren in het Nederlands milieurecht die de handhaving belemmeren. De kwaliteit en de professionaliteit van de handhaving zijn gediend met de uitvoeringsstructuur van regionale milieudiensten. Waarom wordt in de beantwoording van de feitelijke vragen naar aanleiding van de begroting van VROM voor 2003 meerdere malen gesteld dat een regionale milieudienst een middel kan zijn om de handhaving te verbeteren, maar geen doel op zich is? Waarom is er vertraging opgetreden in de uitvoering van de afspraken met de provincies? Met de nulmeting moet nog gestart worden. De regionale milieudiensten moeten in goed overleg met alle betrokkenen gerealiseerd worden, zodat draagvlak van onderop ontstaat. De oprichting van twaalf provinciebrede handhavingsdiensten kan een goede eerste stap zijn. De milieurapportage bevat vrijwel geen gegevens over de twee belangrijkste handhavingspartners: de gemeenten en de politie. Kan worden toegezegd dat in de volgende handhavingsrapportages hierop uitvoeriger wordt ingegaan? De resultaten van het onderzoeksrapport over politie en milieuhandhaving zijn weinig hoopgevend. Milieuzaken krijgen noch in de basispolitiezorg noch in de beleidssfeer de aandacht die verwacht mag worden op basis van het huidige beleidsplan Nederlandse politie, waarin milieu een van de vijf prioriteiten is. De politie krijgt daarvoor geoormerkte middelen. Ervaren en gedreven milieuspecialisten boeken bij de korpsen goede resultaten, maar de eindbalans van het onderzoek is dat de handhaving van milieuwetten door de politie behoorlijk te wensen overlaat. In het rapport worden goede aanbevelingen gedaan, zoals meer milieuspecialismen dicht bij de basispolitiezorg en stimulering van de handhavingsprojecten in de basispolitiezorg. Via een jaarlijkse monitoring kan de voortgang van de milieuhandhaving goed gevolgd worden. Kunnen in overleg met de collega’s van Binnenlandse Zaken concrete afspraken met de politie worden gemaakt en een helder plan van aanpak worden opgesteld? Voor een verbetering van de politiemilieutaak is een milieudriehoek gewenst, met daarin vertegenwoordigd een provinciale bestuurder, een milieuofficier van justitie en een milieuportefeuillehouder van politie, waardoor er een directe schakeling is tussen de provinciale handhavingsstructuur en de politiebeheersstructuur. Verdere professionalisering en bundeling zijn noodzakelijk. De vorming van milieuteams kan daarbij behulpzaam zijn, maar is waarschijnlijk niet voldoende. Voor de aanpak van de snel toenemende grensoverschrijdende milieucriminaliteit is organisatie op landelijke of zelfs internationale schaal nodig. De landelijke milieugroep (LMG), die alleen voorbereidend
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
2
onderzoek mag doen, is een stap in de goede richting, maar de vorming van een nationale recherche die zelf ook opsporingsonderzoek kan doen, kan een goede vervolgstap zijn. Het project Bestuurlijke transactie milieudelicten (BTM) is van grote waarde. De voorlopige conclusies zijn positief. Wanneer kan de eindevaluatie van dit project worden verwacht? Een spoedige landelijke invoering van de BTM is gewenst. Bestuurlijke transactie kan een belangrijke meerwaarde en aanvulling zijn op milieuhandhaving. In dit verband spelen de BOA’s (opsporingsambtenaren) een belangrijke rol. Het NIBRA (Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding) stelt dat de 51 zaken van Van der Valk binnen één jaar brandveilig moeten zijn, maar dat op het nakomen van de afspraken door de inspectie geen enkele sanctie staat. De inspectie moet de hand houden aan alle gemaakte afspraken. Naar aanleiding van de HSL- en de A16-affaire heeft een ketenonderzoek plaatsgevonden naar de kwaliteit en toepassing van de secundaire bouwstoffen in een aantal infrastructurele projecten. De conclusies zijn onthutsend. Wil de staatssecretaris zo spoedig mogelijk werk maken van alle aanbevelingen uit het inspectierapport? De brief van 10 november over het asbestvraagstuk biedt een goed overzicht van de stand van zaken. Een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van het herziene asbestverwijderingsbesluit en de normstelling voor asbest in de bodem en in de grond zijn nodig. De handhaving en naleving van asbestvoorschriften laten duidelijk te wensen over. Wanneer kan de ketenhandhaving gerealiseerd worden? De staatssecretaris is niet bereid gemeenten tegemoet te komen bij sanering van wegen. Die bereidheid lijkt er wel te zijn als er asbest in de bodem zit. Hoe denkt de staatssecretaris het probleem bij het ontbreken van voldoende financiën op te lossen? Als schade niet te verhalen is op de vervuiler en er is geen nalatigheid van de gemeenten, moet het Rijk in principe bijspringen als sprake is van reële gezondheidsrisico’s en onoverkomelijke kosten voor de gemeenten. Wil de staatssecretaris ingaan op de huidige stand van zaken met betrekking tot de nieuwbouwwijk Hogenkamp in Goor en de problematiek van de asbesthoudende secundaire bouwstoffen in de infrastructurele werken? Hoe groot zijn deze problemen? Wat is de inzet van de inspectie en de staatssecretaris? Mevrouw Van Heteren (PvdA) wijst op de voortdurende spanning tussen enerzijds controlesysteemdichtheid en anderzijds menselijke listen en lagen om onder controles uit te komen. Een deel van de spanning komt terug in de rapportage. Daarnaast speelt het vraagstuk van afstemming tussen controle-instanties en overheden, de fragmentering van deze instanties en de prioritering bij de controle-inzet, die soms in mankracht en capaciteit nog vrij beperkt is. Door het overgaan op een jaarlijkse handhavingsrapportage mag er geen laksheid optreden. Gegevens van de handhavingsinstanties moeten tijdig worden aangeleverd. Kunnen deze gegevens bijvoorbeeld via een site van VROM continu beschikbaar worden gesteld? In de brief van 10 juli heeft het kabinet, dat het einde van de gedoogcultuur heeft aangekondigd, aangegeven, een standpunt in te zullen nemen. Wat is de stand van zaken? Welke belemmerende factoren zijn er, vooral ten opzichte van bedrijven? Wat wordt onder de herdefinitie van de controles bij de VROM-inspectiedienst verstaan? In de tabellen komt een aantal opvallende overtreders naar voren. Er worden veel bestuurlijke maar weinig strafrechtelijke acties ondernomen. Kan een specificatie worden gegeven van de bestuurlijke acties? Hoe verhouden deze zich ten opzichte van het strafrecht? Uit de gegevens van de algemene inspectiedienst valt op dat 25% van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
3
MINAS-dossiers niet akkoord zijn bevonden. Welke overtredingen zijn geconstateerd? Op grond van gegevens van de interprovinciale monitoringsrapportage is een aantal trends geschetst, zoals een meer repressieve controle. Is dit een kwestie van capaciteit? Kunnen de handhavingsgegevens van het openbaar ministerie nader worden gespecificeerd? Een groot aantal zaken in het kader van de Wet economische delicten wordt zonder nadere specificatie vermeld. Om welke delicten gaat het? In de externe veiligheidsrapportages is vuurwerk een belangrijk aandachtspunt. Het Besluit risico zware ongevallen uit 1999 krijgt vrij veel aandacht, ook vanwege de DSM-kwestie van enige jaren geleden. Uit de evaluatie van het veiligheidsbeheer komt naar voren dat daarbij meer kwalitatieve in plaats van kwantitatieve criteria betrokken moeten worden en dat wellicht niet per bedrijventerrein, maar per bedrijf gekeken moet worden naar de best available practices. Wellicht kan bij de brede evaluatie van het Besluit risico zware ongevallen het ALARP-risk (as low as reasonably practicable) betrokken worden. Op de vorige week verschenen rapportage over gassingen komen nog vervolgberichten. 20% van de circa 4 miljoen containers die worden ingevoerd, levert mogelijkerwijs gezondheidsrisico’s op door te hoge concentraties koolmonoxide, kooldioxide, ammoniak en een laag zuurstofgehalte en in een kwart van de gevallen door gassingen. Hoe is bij een dergelijke hoeveelheid containers adequate handhaving überhaupt mogelijk? Op 28 januari 2002 zijn tussen VROM, VNG, IPO en de Unie van waterschappen bestuurlijke afspraken gemaakt over het project professionalisering van milieuwethandhaving. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is er inmiddels ook bij betrokken. Hoe staat het met de andere ministeries, zoals LNV, en met de blauwgrijsgroene samenwerking? De landelijke coördinatiecommissie milieuwethandhaving heeft een aantal prioriteiten gesteld. De terugdringing van cfk’s is wat naar de achtergrond geschoven, terwijl uit de boetetabellen valt op te maken dat zij nog steeds een groot probleem zijn. Waarom is gekozen voor de huidige prioritering? Wat gebeurt er met de afgevoerde prioriteiten? In het kader van de Europese verordening voor overbrenging van afvalstoffen en het vergunningenbeleid zijn afspraken gemaakt over minimumcriteria voor milieu-inspecties. Ligt Nederland ten aanzien daarvan goed op koers of zijn er knelpunten? Mevrouw Van Heteren sluit zich ten slotte aan bij eerdere opmerkingen over de AVI’s. Welke beleidsconclusies verbindt de minister aan de rapportage over de toepassing van secundaire bouwstoffen? De heer De Wit (SP) vraagt naar de opvatting van het kabinet over de gedoogbrief van de vorige minister van VROM. In de brief van de staatssecretaris over DSM stond dat naar aanleiding van het onderzoek van Acona is vast komen te staan dat sprake is van een acceptabel veiligheidsniveau, maar dat het de vraag is hoe dit bij DSM verder verloopt zonder publiciteit en aandacht van de media. Kennelijk is de situatie jaren gevaarlijk geweest. DSM zal zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. De overheid heeft daarin een taak. Via de motie-Poppe/ Van der Steenhoven is onderzoek tot stand gekomen. De staatssecretaris vraagt zich af of het niveau van veiligheid wel gegarandeerd is. Recent stond in het Limburgs Dagblad dat op een bedrijf van DSM 400 kilo ammoniak is weggelekt. Is de staatssecretaris daarvan op de hoogte? Hoe zit het met de rol van de provincie, die moet zorgen voor de naleving van de vergunningen? Heeft de staatssecretaris nog vertrouwen in de provincie, gezien haar opstelling in de ACN-affaire? Is het niet tijd voor een extra handhavingstraject onder rechtstreekse verantwoordelijkheid van de inspectie? Is de gemeente op de hoogte van wat er gebeurt? Wordt de gemeente geïnformeerd? Moet daaraan niet meer aandacht worden besteed? Bij lekkages bij DSM doet zich steeds het probleem voor dat de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
4
overheid niet op tijd wordt geïnformeerd of zelfs in het geheel niet op de hoogte is. C2-deponie is de grootste verzamelplaats van afval in Nederland. Oud-minister Pronk heeft onderzoek toegezegd naar wat er is opgeslagen. Degene die het schandaal aan de orde heeft gesteld, zit ziek thuis als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Heeft de overheid een speciale verantwoordelijkheid ten opzichte van deze persoon? De asbestwegen in de buurt van Eternitvestigingen zijn inmiddels berucht. Er zijn ook woonwijken waar sprake is van verontreiniging met asbest. Hoe staat het met de door de staatssecretaris al eerder toegezegde inventarisatie? Wanneer komt de definitieve rapportage? Gemeenten die te maken hebben met een aanzienlijke asbestproblematiek komen in de financiële problemen. Wil de staatssecretaris, ondanks een eerdere afwijzing, toch het initiatief nemen en inventariseren welke provinciale middelen er zijn en welke oplossing er vervolgens tot stand moet worden gebracht? Op de overheid rust de taak om het initiatief te nemen om deze zaak vlot te trekken en zorg te dragen voor sanering. Wat is de bedoeling van de alarmerende brief van 14 november? Is de inventarisatieplicht van de baan of moet de Kamer hierover nog een standpunt bepalen? In het laatste geval is een debat met de regering op korte termijn gewenst. Er is sprake van een nieuwe norm voor de hoeveelheid vezels in de lucht. In Binnenlands Bestuur staat dat de normen worden aangescherpt, maar in de NRC staat juist dat zij worden verlaagd. Is daarover al een beslissing genomen? Kan de staatssecretaris 100% duidelijkheid geven op dit punt? De heer Klein Molekamp (VVD) vraagt zich af hoe wordt omgegaan met de stukken, aangezien zij nauwelijks te behandelen zijn. Bij de stukken over gedogen ontbreekt de aangekondigde reactie van de regering. De vraag is of de milieuwetgeving niet is vastgelopen. Is de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken bereid politiekracht beschikbaar te stellen voor de naleving? Soms moet om praktische redenen worden gedoogd, omdat bedrijven anders onmiddellijk gesloten moeten worden en dat heeft maatschappelijk onaanvaardbare consequenties. Soms is er een tijdsprobleem of duren procedures zo lang dat daar niet aan voldaan kan worden. Sluiting is ook in dat verband buiten proportie. In de gedoogcultuur is er een zeker evenwicht tussen wetgeving en praktijk. Dit wordt echter doorkruist door de Europese regelgeving, waarin niet de doelen, maar de middelen zijn omschreven. Zij moet worden nageleefd. Trieste voorbeelden van een onveilige samenleving zijn de rampen in Volendam en Enschede. In Volendam werden regels op gemeentelijk niveau niet nageleefd. In Enschede was er een tekort aan handhaving. Moet de milieuwetgeving en -handhaving niet fundamenteler bekeken worden? Gegeven de hoeveelheid milieuwetgeving is handhaving voor gemeenten onmogelijk, waardoor er een schijnzekerheid wordt gecreëerd. Het probleem van de asbestwegen wordt al vier jaar gesignaleerd en dat geldt voor meer milieuproblemen. Hoe staat de regering daartegenover? Kan de staatssecretaris aanvullende informatie geven over de sanering van asbestwegen? Een deel van de milieuwetgeving wordt gehandhaafd door de inspectie milieuhygiëne. Zeker voor kleine gemeenten is de milieuwetgeving te ingewikkeld. In het verleden is gepleit voor een DCMRachtige regionale constructie, maar de wetgeving concentreert zich nog grotendeels op de gemeenten, die daardoor overbelast worden. Vaak worden zaken daarom gedoogd, zonder vergunning. Het is de vraag of elke gemeente in staat is om een gedoogvergunning te produceren, want dat vereist menskracht en deskundigheid. Een aantal zaken dient door de politie gehandhaafd te worden. In het kader van het NMP zijn daarvoor extra gelden beschikbaar gesteld. De politie is daarvoor extra opgeleid. Na incorporatie van de gelden in het politieapparaat daalde de prioriteit milieuhandhaving bij de politie. Hoe
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
5
ligt deze nu? Wordt aan handhaving ingeval van zwerfafval prioriteit gegeven? Gelden voor de opslag van radioactief schroot schijnen wel naar COVRA te gaan, maar niet naar de tussenopslag, waardoor het speelveld ongelijk is. Het meldpunt handhaving bouwbesluit zou goed functioneren, maar in een spoedbericht van de projectgroep Bouwbesluit staat dat dit volledig ongegrond is, omdat het nog niet operationeel is. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit verschil in beleving bij het ministerie en het bedrijfsleven mogelijk is? Welke ervaringen zijn opgedaan met het Gooise proefproject Afval langs de rijkswegen? Welke beleidsconclusie trekt de staatssecretaris daar uit? De heer Alblas (LPF) wijst op de herziene beleidsregel betreffende het vervoer van vuurwerk in zeeschepen. Door de minister van Verkeer en Waterstaat is aangegeven dat vanaf 1 januari in de Europese Unie een geharmoniseerd autorisatiesysteem voor de handhaving ingaat en dat de Nederlandse herziene beleidsregel doorloopt tot classificatie van het vuurwerk sluitend is. Over de situatie na 1 januari 2003 is onduidelijkheid, want een EU-handhavingsaanpak is iets anders dan een eigen beleidsmaatregel. Is het juist dat Duitsland en België belangstelling hebben getoond voor de Nederlandse aanpak? Wordt in de Europese Unie alleen de handhavingssystematiek geharmoniseerd of komt er een totaalbeleid zoals in Nederland? Kan het kabinet via de Europese ministerraden de herziene beleidsregel als basis voor een level playing field op Europees niveau presenteren? Hoe staat het met de toelating van stoffen die als alternatief voor de huidige gassen kunnen worden gebruikt? Maakt het buitenland hier ook gebruik van? Wat is de bedoeling van de restterminal die de staatssecretaris op 16 december opent? Wat de ramp met de Prestige betreft: op EU- en IMO-niveau (International Maritime Organisation) is er regelgeving voor classificatie voor het uitfaseren van enkelwandige tankers en voor het aanwijzen van vluchthavens. Een snelle Europese interpretatie, naleving en handhaving zijn van belang, inclusief toezicht op eigenaar en kwaliteitseisen voor classificatiebureaus. Het antwoord van de bewindslieden De staatssecretaris deelt mee dat in een toekomstige geïntegreerde rapportage het milieuaspect een relevante plaats behoudt. Een groot deel van de taken van de inspectie liggen op het milieuterrein. De relatie tussen incident en beleid vormt de input voor beleidsdiscussies. De consequenties uit de rapporten over het toekomstige gedoogbeleid zullen begin 2003 worden getrokken. Daarna zullen voorstellen aan de Kamer worden gezonden naar aanleiding van de rapportages en de motie-Van der Ham c.s. over gedoogbeschikkingen op internet. Het gaat bij de handhavingsstructuur enerzijds om de verbetering van de kwaliteit, de professionalisering en de bundeling in de uitvoering en anderzijds om de samenwerking op de verschillende niveaus van regelgeving. Het is de vraag welke instrumenten gehanteerd moeten worden voor professionalisering. Enerzijds wordt het spoor gevolgd van het opzetten van een handhavingsstructuur. Er wordt momenteel een nader rapport over het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel ter zake opgesteld. Het wetsvoorstel zal begin 2003 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Anderzijds wordt het spoor gevolgd van kwaliteitsverbetering van de handhaving. Hierover wordt een ingewikkelde discussie gevoerd tussen de departementen, provincies en gemeenten. Vooral de gemeenten maken zich erg druk omdat zij niet veel voelen voor regionale milieudiensten. Zij willen zelf arrangementen maken en de handhavings-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
6
structuur versterken op basis van de door de rijksoverheid gestelde criteria. Voor het meten van de effecten van de professionalisering dient spoedig een nulmeting te worden verricht. Of regionale milieudiensten uiteindelijk de oplossing zullen zijn, wordt nog even in het midden gelaten. Via het NMP-3 zijn in 1998 bedragen ter beschikking gesteld voor de operationalisering van de milieuhandhaving onder het adagium: zo weinig mogelijk regels, maar de regels die er zijn, worden gehandhaafd. Het blijkt dat dit bij de politie niet de bedoelde prioriteit heeft gekregen. Hierover dient in overleg met het openbaar ministerie en de politie helderheid te komen. De staatssecretaris heeft bij brief voorgesteld om af te zien van een algemene inventarisatie van asbest in niet-sloopsituaties. De prioriteit ligt bij de handhaving. In de niet-sloopsituaties gaat het om een zeer beperkt aantal doden van 0,05 tot 0,2 per jaar, terwijl de kosten van inventarisatie en verwijdering 1 mld euro zijn. Het asbestverwijderingsbesluit zal in die zin worden gewijzigd dat de eisen ten aanzien van de asbestinventarisatieplicht voorafgaand aan sloop worden uitgebreid. Via die lijn kunnen de gevolgen van sloop voor werknemers en bevolking beperkt worden. Bij de normstelling voor bodem en lucht wordt onderzoek van TNO betrokken. Nog dit jaar zal de Kamer een brief hierover ontvangen. De subsidieverordening voor het oplossen van de problematiek van de asbestwegen is verlengd. Binnenkort zal worden gestart met de sanering van de bodemverontreiniging met asbest in de wijk De Hogenkamp. De bodemsanering is gedecentraliseerd naar provincies. In ernstige situaties zal het Rijk helpen bij het zoeken van oplossingen ook in termen van het stellen van prioriteiten en het bezien van de mogelijkheden. De staatssecretaris geeft aan dat dit, gezien de specifieke problematiek, alleen geldt voor de provincies Overijssel en Gelderland. Voor handhaving op het terrein van asbest en bouwstoffen is een ketenbenadering essentieel. Op zo kort mogelijke termijn wordt gestart met een nationaal handhavingsteam. Op beide terreinen wordt een ketenhandhavingsonderzoek gestart. Na toezending van de brief aan de Kamer over de normstelling van asbest in bodem en puingranulaat wordt gestart met de inventarisatie van de bodemverontreiniging. In deze brief zal ook worden ingegaan op asbest in secundaire bouwstoffen bij infrastructurele werken. In het algemeen lijkt de situatie bij nieuw puingranulaat aanmerkelijk te zijn verbeterd. De staatssecretaris zal het afsprakenlijstje naar aanleiding van het bestuurlijk overleg toesturen aan de Kamer. Daarbij zal ook worden ingegaan op het overzicht van de middelen. Honderden asbestwegen zijn gesaneerd met subsidie van VROM. Voor de nieuwe regeling zijn al meer dan 200 belangstellenden. De staatssecretaris zal laten nagaan in hoeverre de berm en omgeving daarvan daarbij behoren. De aanpak richt zich op de provincies Gelderland en Overijssel, waar de problematiek zich voornamelijk voordoet. De staatssecretaris heeft een gesprek gehad met de Raad van bestuur van DSM. Inmiddels heeft DSM kenbaar gemaakt te willen overleggen over de te maken afspraken. Technologisch voldoet DSM aan de eisen, maar het is onduidelijk wat de stand van zaken was geweest zonder publiciteit. De samenleving wordt vaak gestuurd op basis van incidenten. Over verandering van de veiligheidscultuur binnen bedrijven moet open worden gediscussieerd. Instrumenten daarvoor zijn alertheid, scholing en expertise. De staatssecretaris denkt nog na over de vraag of dit wettelijk geregeld moet worden. De inspectie van VROM houdt vanuit de tweede lijn veel aandacht voor het toezicht op DSM. De gemeenten Sittard en Geleen moeten op de hoogte zijn van de aanpak van het onderzoek, evenals DSM, de provincie en de arbeidsinspectie. Het betreft een onafhankelijk door Acona verricht onderzoek. De staatssecretaris zal met de directie bespreken of het incident van het ammoniaklek valt onder de categorie huis-, tuin- en keukenincidenten of
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
7
dat dit een exponent is van de wens om de veiligheidscultuur te veranderen. De feitelijke informatie is bij de inspectie bekend. Alle incidenten vanaf een bepaalde omvang worden bij de provincie gemeld en op de website geplaatst. De staatssecretaris heeft geen wantrouwen jegens de provincie. In het Acona-rapport wordt echter gewaarschuwd voor het versplinterde toezicht op dergelijke omvangrijke bedrijven. De staatssecretaris geeft aan na te zullen denken over het maken van specifieke afspraken over het toezicht, zoals wordt geadviseerd in het Acona-rapport. Daarbij wordt gedacht aan de echt grote bedrijven en complexen, waarvan er in Nederland zo’n vijf of zes zijn. Nadere arrangementen zijn nodig om versplinterd toezicht te voorkomen. De praktische vormgeving daarvan wordt nog bekeken. De provincie Limburg heeft op het blauwzuurincident met een tienvoorwaardenplan gereageerd. Aan die voorwaarden heeft het bedrijf inmiddels voldaan. Het overtredingspercentage van 25 in het kader van MINAS is behoorlijk. Dit varieert van interpretatieverschillen tot valsheid in geschrifte. Het ontbreekt de staatssecretaris aan inzicht omdat dit door de AID wordt geregeld. In 10% van de gevallen wordt de aangifte bijgesteld. Een nadere specificatie van strafrechtelijk onderzoek zal de Kamer schriftelijk worden geleverd. Het RIVM is in opdracht van VROM nagegaan welke stoffen er bij C2-deponie zijn. Die informatie is aan alle geïnteresseerden opgestuurd. Het rapport over de samenstelling is in april 2002 aan de Kamer gezonden. De geconstateerde tekortkomingen bij Van der Valk zijn niet van dien aard dat de bedrijven moeten worden gesloten. De te verrichten werkzaamheden worden vastgelegd in een verbeterplan. De VROM-inspectie zal op de uitvoering ervan zeer nauwkeurig toezien. Bij niet-nakoming ervan zal de inspectie handhavend optreden, dus met een dwangsom en een verzoek tot handhaving aan de gemeenten. Schriftelijk is al kenbaar gemaakt dat wordt nagedacht over de regelingen die nodig zijn voor de omvangrijke problematiek van de gassingen. Begin 2003 zal een voorstel aan de Kamer volgen. De internationale component zal zeker onderdeel uitmaken van een regeling ter zake. Bij het meldpunt bouwstoffenbesluit zijn er nog operationele problemen waarover overleg plaatsvindt. De staatssecretaris zegt toe schriftelijk te zullen reageren op de opmerking van de heer Klein Molekamp. In Europees verband is men op de goede weg via minimumcriteria voor milieuinspecties. Op de schroot zal de staatssecretaris schriftelijk ingaan. De minister van Verkeer en Waterstaat zal de Kamer een brief sturen over de Europese implicaties ten aanzien van vuurwerk (vervoer vuurwerk in schepen). In een AO met minister De Boer en de staatssecretaris wordt verder gesproken over het verbieden van enkelwandige tankers. Allereerst dienen de afspraken gemaakt naar aanleiding van de ramp met de Erica te worden nagekomen. Er zijn tal van regels voor controle en uitfasering van enkelwandige tankers. Nederland zal versnelling en aanpassing in Europees verband zeker niet tegenhouden. Zowel in de Transportraad als in de Milieuraad van volgende week wordt nagegaan welke mogelijkheden er zijn voor verdere aanscherping. De minister wijst erop dat de problemen van wetgeving mede verband houden met uiteenlopende activiteiten van bedrijven. Het begrip «schade voor het milieu» is op tal van onderdelen nog niet behoorlijk uitgewerkt. Voor ieder individueel geval moet een verantwoord besluit worden genomen, maar dat is vaak niet mogelijk zonder algemene criteria, die gedragen moeten worden onder de verantwoording van het bestuur. Door jurisprudentie is de regelgeving dus steeds verder verfijnd. De Wet milieu-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
8
beheer biedt een aantal oplossingen, maar bij de handhaving geldt dat de milieuwetgeving een verzameling van wetten behelst. De richtlijnen op basis waarvan nationale wetgeving is opgezet stroken vaak niet met de communautaire richtlijnen, die gebaseerd zijn op grote projecten of aard van bedrijven en niet op de milieuaspecten. Het betreft voor een deel overgangsproblemen. De Nederlandse wetgeving zal ook die richting opgaan. Tegen die achtergrond moet de handhavingsproblematiek worden bezien. In bepaalde sectoren verloopt de milieuhandhaving in het algemeen uitstekend. De waterschappen doen veel aan bescherming van water. Er zijn projecten voor de controle op landbouwbedrijven en er is de actie van de inspectie betreffende handhaving bij benzinepompen. Alleen ingeval van toekomstige verplaatsing van benzinepompen worden deze eisen niet gesteld. Bij de milieuwetgeving moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen gedogen omdat er geen aandacht voor is en gedogen met een gedoogbeschikking, in afwachting van bijvoorbeeld een vergunningverlening. Via milieuwetgeving worden in feite maatschappelijke activiteiten gereguleerd. Het duurt dan ook enige tijd voordat het gedogen verleden tijd is. Bij de vergunningverlening en de handhaving gaat het om de afweging van combinaties. Deze deskundigheid is niet in alle gemeenten aanwezig. Voor het onderbrengen van de milieuaspecten aangaande water, geluid en lucht in één vergunning zijn de rechtsbeschermingsprocedures te ingewikkeld. Vanwege de complexe afwegingen moet er een gemiddelde worden gevonden tussen wat werkbaar is en wat uit een oogpunt van milieuwetgeving goed is. Bij (bestuurlijke) handhaving en uitvoering gaat het primair om professionalisering met een zekere mate van regionalisering van diensten. Omdat het een verzameling van verschillende instanties en wetgeving betreft en er binnen de milieuwetgeving een verdeling is gemaakt tussen gemeenten en provincies is de bestuurlijke handhaving verdeeld over een groot aantal bestuursinstanties. Binnen de huidige milieuwetgeving heeft het Rijk weinig eigen bestuurlijke bevoegdheden. De bestuurlijke handhaving volgt de bestuurlijke bevoegdheid ten aanzien van de vergunning, tenzij sprake is van delegatie aan een regionale dienst. De inspectie werkt daardoor vaak op de tweede hand. Zij zal zelden zelf proces-verbaal opmaken, want dat valt onder het strafrecht. In de komende jaren zal nagegaan moeten worden op welke wijze een betere verdeling bereikt kan worden tussen de bestuurlijke en de strafrechtelijke handhaving en op welke wijze het samenspel tussen bestuursrecht en strafrecht verbeterd kan worden. Een belangrijk onderdeel is particuliere handhaving, waarbij burgers een gemeente vragen om handhaving en het eventueel toepassen van bestuurlijke dwangmiddelen. Na de gevangenneming van de heer Van der G. op 6 mei is in een gehele sector de handhaving weggevallen. Bij integrale handhaving is een rol weggelegd voor bestuur en justitie. Het bestuur zal in de meeste gevallen het initiatief moeten nemen, mede omdat politie en justitie niet zonder de relevante informatie van het bestuur kunnen. Het aantal zaken op milieugebied is de afgelopen jaren grofweg hetzelfde gebleven. Er is nog steeds sprake van intensivering. Het is een punt van aandacht bij de politie. De hoofdcommissarissen hebben naar aanleiding van het rapport ter zake onder andere besloten tot de invoering van gespecialiseerde milieuteams. In het rapport wordt geconstateerd dat, zodra er binnen de politie specialisten zijn, de aandacht in de basiszorg wegvalt. Er wordt een monitor ontwikkeld gericht op kwaliteit. Het OM streeft naar vijf regionale milieucentra die aansluiten op de ontwikkeling bij de parketten en daarmee op de politie. Het streven is het tot stand brengen van bestuursovereenkomsten met de provincie. Deze bieden een kader voor het uitbreiden van de verder-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
9
gaande samenwerking tussen handhavingspartners. Met Overijssel is er een handhavingsarrangement en met Noord-Holland zijn gesprekken daarover gaande. Het is de bedoeling dat de samenwerking verder gestalte krijgt door het opstellen van handhavingsplannen waarin de doelen en middelen van de verschillende partners inzichtelijk worden gemaakt. Aan de hand daarvan kan gecontroleerd worden of de inspanning voldoende is. De uitvoering van de handhavingsplannen wordt gemonitord, zodat de inspanning van alle partners duidelijk is. Ook de houding van het bestuur speelt bij bestuurlijke handhaving een rol. Justitie probeert al bij de besluitvorming via handhavingsplannen aan te geven wat noodzakelijk is. Vervolgens dient het geschikte handhavingsinstrumentarium bepaald te worden. Het rapport naar aanleiding van de evaluatie van de pilots bestuurlijke transactie milieudelicten is gereed. Het instrument strafrechtelijke transactie stimuleert tot samenwerking en verdieping, omdat het bestuur rechtstreeks met het OM in aanraking komt. Het standpunt van het kabinet over de evaluatie verschijnt snel. De specificatie van delicten in verband met de Wet economische delicten zal naar de Kamer worden gezonden. Nadere gedachtewisseling De heer Klein Molekamp (VVD) is van mening dat als gevolg van de EU-wetgeving gemeenten de omvangrijke regelgeving niet meer goed kunnen uitvoeren. De zwakste schouders dragen daarmee de zwaarste lasten en specialisten zoals Volkert van der G. winnen rechtszaken van bijna-amateurs bij de gemeenten. Bedrijven die willen investeren, zijn het slachtoffer van vormfouten van gemeenten. De heer De Wit (SP) is het niet eens met het stopzetten van de inventarisatie van asbest in niet-sloopsituaties. Hij wijst op het voorzorgprincipe. Het aantal asbestslachtoffers neemt alleen maar toe. Wil de staatssecretaris de reactie van DSM op zijn brief aan de Kamer sturen en rapporteren over het gesprek met DSM? Welke garanties zal hij vragen ten aanzien van ACN en de overige installaties? Mevrouw Van Heteren (PvdA) suggereert om nog eens apart te spreken over de heterogeniteit in de wetgeving en de verhouding tussen Europese en nationale wetgeving. Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) wil helderheid over de rol van de gemeenten bij de handhaving van milieuwetgeving. Verschillen per gemeente in de wijze van afhandeling kunnen tot concurrentievervalsing leiden. Aan klachten daarover moet meer aandacht worden besteed. De minister is van mening dat de suggestie dat een en ander vastloopt, te ver gaat. Op de moeilijkheden van gemeenten wordt gereageerd. In West-Brabant zijn er regionale milieudiensten. Gemeenten hebben mogelijkheden om aan te sluiten bij de discussie van het OM over provinciale arrangementen. De expertise dient op een goede wijze uitgezet te worden binnen gemeenten. Dat Milieudefensie of Milieuoffensief zaken winnen, is vaak een gevolg van centrale regelgeving. In vormvoorschriftzaken wordt vaak gebruikgemaakt van een gedoogbeschikking ter overbrugging van de periode tussen vormvoorschrift en reparatie. Inherent aan de keuze van de wetgever om decentrale besluitvorming tot stand te brengen is dat er verschillen zullen optreden tussen gemeenten, primair op het punt van beleid maar eventueel ook ten aanzien van de handhaving. De staatssecretaris zal de Kamer informeren over het gesprek met DSM.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
10
Het niet inventariseren van asbest in niet-sloopsituaties is een gevolg van de keuze voor een versterking van de inzet op het beperken van het aantal slachtoffers. Ten slotte deelt de staatssecretaris mee dat bij het stellen van regels geaccepteerd moet worden dat niet alles kan worden geregeld. De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Buijs De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Van de Camp De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, Van Blerck-Woerdman De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Van der Leeden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 343, nr. 75
11