2
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1999–2000
26 947
Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht 1997/99)
Nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht 1997/99). De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust. En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming ’s-Gravenhage, 10 december 1999
Nr. 2
Beatrix
VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de uitvoering van het Akkoord arbeidsvoorwaarden 1997–1999 sector Rechterlijke Macht de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren te wijzigen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 7, eerste lid, vervalt in de beschrijving van categorie 10 «verkeersschout;».
KST42674 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1999
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 947, nrs. 1–2
1
B De bijlage, bedoeld in artikel 7, tweede lid, komt te luiden: BIJLAGE BIJ DE WET RECHTSPOSITIE RECHTERLIJKE AMBTENAREN salariscategorie 1 2 3 4 5
6 7
8
8a 9
10
11
11a
11b
salaris in guldens per maand per 1 mei 1997
aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar na 10 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 947, nrs. 1–2
17 566 16 471 15 444 14 625 12 088 12 882 13 726 14 625 13 297 11 345 12 088 12 882 13 297 11 345 11 712 12 088 12 479 12 479 8 727 9 209 9 463 9 724 9 992 10 314 10 648 10 991 7 436 7 628 7 813 8 006 8 246 8 486 8 727 8 968 9 083 6 478 6 671 6 863 7 055 7 240 7 436 7 628 7 813 8 006 8 246 8 365 7 813 8 006 8 246 8 486 8 727 8 968 9 209 9 463 9 724 9 992 7 436 7 628 7 813 8 006 8 246 8 486 8 727 8 968
2
salariscategorie
salaris in guldens per maand per 1 mei 1997
na 8 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar na 10 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar
9 083 6 478 6 671 6 863 7 055 7 240 7 436 7 628 7 813 8 006 8 246 8 365 3 959 4 148 4 350 5 332 5 535 5 725 5 896 6 075 6 277
11c
12
C De bijlage, bedoeld in artikel 7, tweede lid, komt te luiden: BIJLAGE BIJ DE WET RECHTSPOSITIE RECHTERLIJKE AMBTENAREN salariscategorie 1 2 3 4 5
6 7
8
8a 9
10
salaris in guldens per maand per 1 januari 1998
aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 947, nrs. 1–2
17 566 16 471 15 444 14 625 12 088 12 882 13 726 14 625 13 297 11 345 12 088 12 882 13 297 11 345 11 712 12 088 12 479 12 479 8 727 8 968 9 209 9 463 9 724 9 992 10 314 10 648 10 991 11 345 7 436 7 628 7 813 8 006 8 246 8 486 8 727 8 968 9 083
3
salariscategorie 11
11a
11b
11c
12
salaris in guldens per maand per 1 januari 1998
aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar na 10 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar na 10 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar
6 478 6 671 6 863 7 055 7 240 7 436 7 628 7 813 8 006 8 246 8 365 7 813 8 006 8 246 8 486 8 727 8 968 9 209 9 463 9 724 9 992 7 436 7 628 7 813 8 006 8 246 8 486 8 727 8 968 9 083 6 478 6 671 6 863 7 055 7 240 7 436 7 628 7 813 8 006 8 246 8 365 3 959 4 148 4 350 5 332 5 535 5 725 5 896 6 075 6 277
D De bijlage, bedoeld in artikel 7, tweede lid, komt te luiden: BIJLAGE BIJ DE WET RECHTSPOSITIE RECHTERLIJKE AMBTENAREN salariscategorie 1 2 3 4 5
salaris in guldens per maand per 1 juli 1998
aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar
6
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 947, nrs. 1–2
17 988 16 866 15 814 14 976 12 378 13 191 14 055 14 976 13 616
4
salariscategorie 7
8
8a 9
10
11
11a
11b
11c
salaris in guldens per maand per 1 juli 1998
aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar na 10 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar na 9 jaar na 10 jaar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 947, nrs. 1–2
11 617 12 378 13 191 13 616 11 617 11 993 12 378 12 778 12 778 8 936 9 184 9 430 9 690 9 957 10 232 10 561 10 904 11 255 11 617 7 614 7 811 8 000 8 198 8 443 8 690 8 936 9 184 9 301 6 634 6 831 7 028 7 224 7 414 7 614 7 811 8 000 8 198 8 443 8 566 8 000 8 198 8 443 8 690 8 936 9 184 9 430 9 690 9 957 10 232 7 614 7 811 8 000 8 198 8 443 8 690 8 936 9 184 9 301 6 634 6 831 7 028 7 224 7 414 7 614 7 811 8 000 8 198 8 443 8 566
5
salariscategorie 12
salaris in guldens per maand per 1 juli 1998
aanvang na 1 jaar na 2 jaar na 3 jaar na 4 jaar na 5 jaar na 6 jaar na 7 jaar na 8 jaar
4 054 4 248 4 455 5 460 5 668 5 862 6 037 6 221 6 428
E Na artikel 27 wordt een artikel 27a ingevoegd, luidende: Artikel 27a 1. Indien het belang van de dienst zich daartegen niet verzet, kan de functionele autoriteit op verzoek van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding eenmaal per kalenderjaar de voor die rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding ingevolge artikel 24, tweede tot en met vierde lid, geldende aanspraak op vakantie verlagen. 2. Het aantal uren vakantie waarmee de aanspraak kan worden verlaagd bedraagt ten hoogste het aantal uren vakantie waarop de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding over het desbetreffende kalenderjaar aanspraak heeft, verminderd met 144 uren indien hij is aangesteld of aangewezen voor het vervullen van een volledige taak, dan wel verminderd met een in evenredigheid lager aantal uren indien hij is aangesteld of aangewezen voor het vervullen van een gedeeltelijke taak. De aanspraak op vakantie kan alleen worden verlaagd met een aantal uren vakantie dat deelbaar is door het getal vier. 3. Onze Minister stelt vast voor welke datum verzoeken als bedoeld in het eerste lid kunnen worden ingediend. 4. De functionele autoriteit beslist op of na de in het derde lid bedoelde datum gelijktijdig op de voor die datum ingediende verzoeken. 5. De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding ontvangt voor elk uur vakantie waarmee zijn aanspraak op vakantie overeenkomstig het eerste en tweede lid wordt verlaagd, een vergoeding ten bedrage van het salaris per uur dat hij geniet op de door Onze Minister krachtens het derde lid vastgestelde datum. F Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd: a. In het eerste lid komt de eerste volzin als volgt te luiden: De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot een kind, onderscheidenlijk de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding die blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft aanspraak op verlof. b. Aan het eerste lid wordt een derde volzin toegevoegd, luidende: Geen aanspraak op verlof bestaat over de periode gelegen na de datum waarop het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt. c. In het tweede lid vervalt «die is aangesteld of aangewezen voor ten minste 4/10 gedeelte van een volledige taak en».
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 947, nrs. 1–2
6
d. Het derde, vierde en vijfde lid komen als volgt te luiden: 3. Het aantal uren verlof waarop de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding ten hoogste aanspraak heeft, bedraagt een kwart van het aantal door hem te werken uren in het kalenderjaar waarin het verlof aanvangt, uitgaande van zijn arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvangt. Indien de arbeidsduur van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende het verlof wijzigt, wordt de aanspraak op verlof opnieuw vastgesteld, rekening houdend met de mate waarin de arbeidsduur is gewijzigd en de mate waarin de periode gedurende welke het verlof wordt genoten is verstreken. 4. Het verlof wordt opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden en gelijkmatig over deze periode verdeeld. In afwijking van de eerste volzin kan de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding de functionele autoriteit verzoeken om het verlof op een andere wijze aaneengesloten te genieten. De functionele autoriteit stemt in met het in de tweede volzin bedoelde verzoek, tenzij de taakvervulling zich hiertegen naar zijn oordeel ernstig verzet. 5. Over de uren waarop de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding verlof is verleend, behoudt hij 75 procent van zijn bezoldiging. e. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onze Minister kan, gehoord de functionele autoriteit, de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding ontheffen van de in de eerste volzin bedoelde verplichting, indien er bijzondere omstandigheden zijn die dat naar zijn oordeel rechtvaardigen. G Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd: a. In het derde lid wordt «een maand» vervangen door: vier weken. b. In het vierde lid wordt «en wel tot een maand voor het door de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding opgegeven tijdstip van ingang van het verlof» vervangen door: tot vier weken voor het tijdstip van ingang van het verlof. H In artikel 53, eerste lid, wordt «artikel 51, tweede lid, onderdeel b, of derde lid» vervangen door «artikel 51, derde lid, of artikel 52, tweede lid, onderdeel b» en wordt «artikel 52, tweede lid, onderdeel b, of derde lid» vervangen door «artikel 51, derde lid, of artikel 52, tweede lid, onderdeel b».
ARTIKEL II In artikel 2, tweede lid, van de Ambtenarenwet wordt «de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: de rechterlijke ambtenaren in opleiding, bedoeld in artikel 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
ARTIKEL III 1. De rechters in een arrondissementsrechtbank en de officieren van justitie, alsmede de rechters-plaatsvervangers en de plaatsvervangende officieren van justitie als bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 947, nrs. 1–2
7
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voorzover zij wat hun salaris betreft gelijk zijn gesteld met een rechter in een arrondissementsrechtbank of een officier van justitie, die vóór 1 januari 1998 het aanvangssalaris in salariscategorie 9 hebben genoten, genieten met ingang van de dag dat voor hen op of na 1 januari 1998 de jaarlijkse verhoging tot het daarna in de schaal vermelde salaris geschiedt, in afwijking van de artikelen 13 en 14 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, het salaris dat overeenkomt met het schaalbedrag na twee jaar. Zij ontvangen vervolgens telkens na één jaar het daarna in de schaal vermelde salaris. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de leden en de plaatsvervangende leden van het College van beroep studiefinanciering.
ARTIKEL IV 1. De gerechtsauditeurs, tevens rechter-plaatsvervanger in een arrondissementsrechtbank, de substituut-officieren van justitie, de plaatsvervangende officieren van justitie voorzover zij wat hun salaris betreft gelijk zijn gesteld met een substituut-officier van justitie, en de rechterlijke ambtenaren in opleiding die op 31 december 1997 in opleiding zijn voor het ambt van rechter in een arrondissementsrechtbank of officier van justitie en die op of na 1 januari 1998 in dat ambt worden benoemd, worden met ingang van de datum van indiensttreding, in afwijking van artikel 14 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, in salariscategorie 9 ingepast op het schaalbedrag na één jaar onderscheidenlijk twee jaar, indien zij voorafgaand aan die indiensttreding een salaris hebben genoten dat minder bedraagt dan onderscheidenlijk gelijk is aan het aanvangssalaris in salariscategorie 9. Zij ontvangen vervolgens telkens na één jaar het daarna in de schaal vermelde salaris. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de gerechtsauditeurs, tevens plaatsvervangend lid, bij het College van beroep studiefinanciering die op 31 december 1997 in opleiding zijn voor het ambt van lid van dat college en die op of na 1 januari 1998 in dat ambt worden benoemd.
ARTIKEL V 1. De rechters in een arrondissementsrechtbank en de officieren van justitie, alsmede de rechters-plaatsvervangers en de plaatsvervangende officieren van justitie als bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voorzover zij wat hun salaris betreft gelijk zijn gesteld met een rechter in een arrondissementsrechtbank of een officier van justitie, die vóór 1 januari 1998 het maximum salaris in salariscategorie 9 hebben genoten, genieten, in afwijking van de artikelen 13 en 14 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met ingang van 1 januari 1998 onderscheidenlijk, wanneer het een rechterplaatsvervanger of een plaatsvervangend officier van justitie betreft die met ingang van een latere datum dan 1 januari 1998 wordt aangewezen voor het vervullen van een taak, met ingang van die latere datum, het salaris dat overeenkomt met het schaalbedrag na negen jaar. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de leden en de plaatsvervangende leden van het College van beroep studiefinanciering.
ARTIKEL VI Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug als volgt:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 947, nrs. 1–2
8
a. wat artikel I, onderdeel B, betreft: tot en met 1 mei 1997; b. wat artikel I, onderdelen F en G, betreft: tot en met 1 juli 1997; c. wat de artikelen I, onderdelen C en E, III, IV en V betreft: tot en met 1 januari 1998; d. wat artikel I, onderdeel D betreft: tot en met 1 juli 1998.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven
De Minister van Justitie,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 947, nrs. 1–2
9