Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1986-1987
19064
Bedrijfsovername in de land- en tuinbouw
Nr. 6
BRIEF V A N DE MINISTER V A N LANDBOUW EN VISSERIJ Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 16 december 1986 Ingevolge mijn toezegging in de uitgebreide commissievergadering van 25 november 1985 over onder meer de nota «Bedrijfsovername in de Land- en Tuinbouw» (19064, UCV 30), doe ik u hierbij een notitie «Positie partner bij bedrijfsovername» toekomen. De Minister van Landbouw en Visserij, G. J. M. Braks
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 064, nr. 6
1
I. Inleiding Tijdens de behandeling van de nota «Bedrijfsovername in de land- en tuinbouw» is de vraag aan de orde gesteld of bij de toepassing van met name de bijdrageregeling voor eerste vestiging van jonge agrariërs als ondernemer na bedrijfsovername rekening mag worden gehouden met het inkomen van de partner. Concreet is de vraag gesteld of de voor beoordeling in het kader van deze regeling «het gezinsinkomen (dat wil zeggen het inkomen van de ondernemer plus het inkomen van de partner) een norm mag zijn of dat alleen het inkomen van degene die het bedrijf zelf overneemt als norm geldt». 1 Uit oogpunt van de eisen die voortvloeien uit het emancipatiebeleid zou het laatste het geval moeten zijn. De vraagstelling concentreert zich op de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor de bijdrage bij eerste vestiging in aanmerking te komen, zoals vermeld in artikel 1 5 van Bestuursbesluit nr. 352 houdende de vaststelling van het Besluit «structuurverbetering landbouwbedrijven» van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw. Eén van de voorwaarden volgens genoemd artikel is, dat de bijdrage slechts wordt verleend indien op het moment van de aanvrage «bij de aanvang van de bedrijfsvoering een positief besparingssaldo en geen negatief liquiditeitssaldo wordt voorzien, met inbegrip van het ingediende bedrijfsverbeteringsplan». Ten behoeve van toetsing aan deze voorwaarde wordt een begroting opgesteld. Een andere belangrijke voorwaarde is dat «op het bedrijf tenminste werk is voor één volledige arbeidskracht». 2. Structuur van de begroting
1 Tweede Kamer, '85-'86, UCV nr 30, p. 26, 2e kol.
Als bijlage is opgenomen het formulier dat gebruikt wordt voor het opstellen van de begroting, die betrekking heeft op het inkomen, de besparingen en de ontwikkeling van de liquiditeit van de betrokkene. Ter nadere toelichting diene het volgende. De begroting wordt gebaseerd op de capaciteiten van de ondernemer en de omstandigheden op het bedrijf. Over de capaciteiten van de jonge agrariër als ondernemer is als regel nog weinig bekend; om een indicatie te krijgen van de te verwachten capaciteiten wordt gekeken naar de opleiding en arbeidsverleden (ervaring). De begroting wordt opgesteld volgens de z.g. saldo-methode. Op basis van deze methode wordt eerst een berekening gemaakt van de brutoopbrengst in guldens minus de z.g. toegerekende kosten (veevoer, kunstmest, zaai- en pootgoed, energie, berekende rente, omlopend kapitaal op basis van de bankrente etc). Van het aldus verkregen saldo worden daarna de z.g. niet-toegerekende kosten afgetrokken; hierbij gaat het om de kosten voor grond, gebouwen, arbeid, machines en werktuigen. Voor de berekening van de grondrente wordt 2,5% aangehouden op basis van de waarde van grond in onverpachte staat. Voor de bepaling van de rentekosten voor gebouwen en werktuigen wordt uitgegaan van de rente van eeuwigdurende staatsleningen, waarbij de waarde van de gebouwen wordt gebaseerd op 50% van de nieuwwaarde en die van de werktuigen vanwege de restwaarde op 60% van de nieuwwaarde. Na aftrek van deze z.g. niet-toegerekende kosten wordt het arbeidsinkomen van de ondernemer bepaald. Zoals uit het formulier blijkt, vallen onder de niet-toegerekende kosten ook het voor vreemde arbeidskrachten en meewerkende gezinsleden te betalen loon, alsmede het z.g. berekend loon voor meewerkende gezinsleden. Voor de ondernemer en meewerkende gezinsleden worden op basis van de opgave van de gewerkte uren de kosten berekend volgens ca.o. lonen met inbegrip van de van toepassing zijnde toeslagen en verhoogd met de verschuldigde premiebetalingen. In de berekende arbeidskosten van de ondernemer en meewerkende gezinsleden zijn dus
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 064, nr. 6
2
ook de premies van de verplichte sociale verzekeringen begrepen. De meewerkende partner valt onder het begrip meewerkende gezinsleden. Het arbeidsinkomen van de ondernemer vormt het uitgangspunt voor de berekening van de besparingen. Aan het arbeidsinkomen van de ondernemer worden de volgende posten toegevoegd: het saldo van de berekende rente en de te betalen rente, het berekend loon van de meewerkende gezinsleden en de neveninkomsten. Optelling van dit alles levert het totaal inkomen op. Zoals tijdens de beraadslagingen in de Kamer werd verondersteld, heeft dit totaal inkomen het karakter van gezinsinkomen. Teneinde de hoogte van de besparingen te berekenen wordt op het gezinsinkomen een aftrek toegepast van de volgende posten: gezinsuitgaven, premies sociale verzekeringen en belastingen. De besparingen vormen de grondslag voor de berekening van de liquiditeitsontwikkeling. Aan de besparingen wordt toegevoegd de afschrijving van bedrijf, woning en auto. Dan is bekend hoeveel middelen er beschikbaar zijn voor jaarlijkse vervangingsinvesteringen, vastleggingen en aflossingen. Na aftrek van deze posten kan de liquiditeitsontwikkeling worden bepaald. 3. Beoordeling Zoals in de inleiding gesteld, vormen de besparingen een belangrijk criterium ter beoordeling van de aanvragen voor een vestigingspremie. De besparingen moeten positief zijn en wel in principe de uit het bedrijf verkregen besparingen. Uit de context van artikel 15 van bb. nr. 352 is duidelijk, dat dit uitgangspunt voor de beoordeling is. Dit betekent dat hierbij wél het berekend loon van de meewerkende gezinsleden wordt meegerekend maar niet de neveninkomsten. Met andere woorden, als uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvraag wordt in eerste instantie genomen het kengetal «inkomen uit het bedrijf»; na aftrek van de gezinsuitgaven, premies sociale verzekeringen en belastingen wordt dan de omvang van de besparingen uit het bedrijf berekend. Indien deze positief is dan wordt de aanvraag goedgekeurd, er van uitgaande dat bij positieve besparingen de liquiditeitsontwikkeling als regel niet negatief is; overigens wordt ook hiernaar afzonderlijk gekeken. Hiermede is evenwel niet het laatste woord gezegd. Er zijn situaties mogelijk, waarin de besparingen uit het bedrijf negatief zijn maar positief worden indien er ook neveninkomsten zijn, b.v. van de partner. In deze situaties wordt de vraag gesteld of de negatieve besparingen uit het bedrijf tijdelijk van aard zijn, resp. of de besparingen uit het bedrijf met tijdelijke inbreng van de neveninkomsten op den duur positief kunnen worden. Hierbij speelt de berekening van de liquiditeitsontwikkeling een belangrijke rol. Het is mogelijk dat in bedoelde situaties de inbreng van de neveninkomsten er toe kan leiden dat een zodanig hoog bedrag voor aflossing beschikbaar komt dat versneld kan worden afgelost. Wanneer dit gebeurt, wordt het saldo van de berekende en te betalen rente hoger, hetgeen bijdraagt tot een positieve ontwikkeling van de besparingen uit het bedrijf. In deze gevallen wordt de aanvraag toch goedgekeurd. Indien de neveninkomsten hiervoor niet beschikbaar zijn ofwel niet voldoende in omvang, zodat de besparingen uit het bedrijf ook niet op termijn positief kunnen worden, wordt de aanvraag afgewezen. In situaties waarbij een positief besparingssaldo of liquiditeitssaldo blijvend afhankelijk is van neveninkomsten van de partner wordt de aanvraag afgewezen, omdat het bedrijf dan geen continuïteit op langere termijn blijkt te hebben. Deze beoordelingsprocedure sluit aan bij die t.b.v. het verlenen van garanties door de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 064, nr. 6
3
4. Toetsing aan het facet emancipatie Uit emancipatie-oogpunt kan worden gesteld dat het berekende loon van de partner ook aan die partner dient te worden uitbetaald en dat deze daarover dan de vrije beschikking behoort te hebben. A fortiori zou dit moeten gelden voor de neveninkomsten voor zover deze door de partner worden ingebracht. Enerzijds betekent dit een verlaging van het totaal inkomen als uitgangspunt voor de berekening van de besparingen. Anderzijds moet men dan ook op de gezinsuitgaven, premies sociale verzekeringen alsmede belastingen een correctie toepassen: het aandeel van de partner in deze posten moet worden afgetrokken. In bepaalde gevallen, met name wanneer het berekend loon van de meewerkende partner resp. diens neveninkomsten relatief hoog zijn, zou deze benadering er toe kunnen leiden, dat met inachtneming van de genoemde correcties, lagere, misschien zelfs negatieve besparingen, voor de ondernemer worden berekend. Het gevolg zou dan kunnen zijn, dat de aanvraag moet worden afgewezen, terwijl die conclusie tegengesteld zou zijn geweest als het inkomen van de partner er wèl bij zou zijn betrokken. De hier geschetste problematiek kan op twee manieren worden benaderd: a. Gesteld kan worden dat het uit emancipatie-oogpunt onjuist is om bij de berekening van de besparingen en liquiditeitsontwikkeling rekening te houden met het berekend loon van de meewerkende partner en de (neven-)inkomsten van de partner. Dit ondanks het feit dat, gelet op het bovenstaande, de mogelijkheid aanwezig is, dat meer aanvragen moeten worden afgewezen dan wanneer hiermee wel rekening wordt gehouden, en dat dan in meer gevallen het ideaal van jonge agrariërs om ondernemer in de land- en tuinbouw te worden niet kan worden vervuld. b. Een andere mogelijkheid is dat de beslissing hierover overgelaten wordt aan de beide partners. Met andere woorden, beide partners doen zelf de keuze om óf gezamenlijk alle geldstromen in te zetten voor het stichten of ontwikkelen van het bedrijf óf deze geldstromen afzonderlijk te houden. De keuzemogelijkheid is aanwezig bij het bepalen van de liquiditeitsontwikkeling. Indien de geldstromen gescheiden blijven, dan zal erminder beschikbaar zijn voor de aflossingen en kan er niet versneld worden afgelost. Tevens zal dan de verhouding tussen de berekende rente en de te betalen rente ongunstiger zijn, met het risico dat de besparingen dan negatief zijn, hetgeen leidt tot afwijzing van de aanvraag. Wanneer het begrip emancipatie uitgelegd mag worden als keuzevrijheid van de partners - en dat is de uitleg die de mijne is - dan kies ik de tweede weg. Mijns inziens is het onjuist om als argument naar voren te brengen dat de partner gedwongen wordt zijn of haar inkomsten in te brengen omdat het anders voor de andere partner niet mogelijk zou zijn een bedrijf te stichten. Deze situatie is mijns inziens niet anders dan in situaties waarin jonge mensen bijvoorbeeld een huis kopen en dit gezamenlijk financieren met inbreng van inkomsten van elk van de partners.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 064, nr. 6
4
Bijlage bij VEB 1046 Nr.
BEGROTING Per eenheid in gld. Aantal eenheden
Omschrijving
bruto opbrengst
saldo
Totaal saldo
Berek. rente eenh in %
Uitgangspunten totaal
Afschrijvingen
Totaal (al Hoeveelh.
Niet toegerekende kosten
Prijs / %
Bedrag
totaal
Grondrente ha af. Pacht / canon Grond- en waterschapslasten . . .
Machines en werktuigen Te betalen loon (vreemd) Te betalen loon (meewerkende gezinsleden) Berekend loon (meewerkende gezinsleden).
pers. pers. pers. + f
Algemene kosten. Totaal niet toegerekende kosten enz.
(b)
ARBEIDSINKOMEN VAN DE ONDERN. Berekend arbeidsloon ondernemer ONDERNEMERS-OVERSCHOT
(a-b) —
') + f ) per eenheid
2
LIQUIDITEIT
BESPARINGEN ARBEIDSINKOMEN V A N DE ONDERNEMER
Besparing
Berekende rente Te betalen rente — ONDERNEMERSINKOMEN. Berekend loon Inkomen uit het bedrijf Neveninkomsten (netto) T O T A A L INKOMEN Gezinsuitgaven Arbeidsongeschiktheidsverz. e.d. Afschrijving woning/auto . . . Bijzondere gezinsuitgaven . . . Aow/aww/akw/awbz Inkomstenbelasting Vermogensbelasting
AFSCHRIJVING: bedrijf woning/auto Totaal beschikbaar Jaarlijkse verv. investering Vastleggingen Beschikbaar voor aflossing AFLOSSINGEN
J + +
LIQUIDITEITSONTWIKKELING Opmerkingen:
-
BESPARINGEN
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19064, nr. 6
per ha