Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2002–2003
25 170
Wachttijden in de curatieve zorg
Nr. 29
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 18 november 2002 1. Inleiding Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 2002 is gesproken over de wachttijden in de zorg. Hierbij ging het met name over de wachttijden bij levensbedreigende aandoeningen. Tevens is u door de voormalig Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Bomhoff, een nulmeting toegezegd van de wachttijden voor reguliere ziekenhuiszorg. Bijgaand treft u een rapport aan waarin niet alleen de gevraagde nulmeting is opgenomen, maar waarin tevens een plan van aanpak voor het terugdringen van wachttijden voor levensbedreigende aandoeningen is opgesteld. In een welvarende samenleving mag het niet zo zijn dat mensen te lang moeten wachten op zorg. Hierbij gaat het vooral om patiënten die zo lang wachten, dat het medisch niet aanvaardbaar is. Voor reguliere (niet levensbedreigende) zorg hebben veldpartijen de zogenoemde Treeknormen vastgesteld, normen voor maatschappelijk aanvaardbare wachttijden. Voor levensbedreigende situaties is de norm dat zorg in deze situaties altijd direct moet worden geleverd. Niettemin bestaat de indruk dat zich van tijd tot tijd incidenten voordoen, waarbij zorg niet tijdig beschikbaar was. Daarom is mijn beleid er op gericht om de zorgvraag nog doeltreffender te beantwoorden. Op korte termijn worden onacceptabele wachttijden weggewerkt, op langere termijn wordt gewerkt aan een systeem dat tegemoet komt aan mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de zorgvraag van patiënten. Het is mijn verantwoordelijkheid dat dit systeem er komt. De verantwoordelijkheid voor het leveren van kwalitatief goede zorg ligt bij de zorgaanbieders. Eerder heeft voormalig Minister Bomhoff u toegezegd de wachttijden voor levensbedreigende aandoeningen binnen een termijn van maximaal twee
KST64612 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
1
jaar volledig weg te werken. Een eerste stap hiertoe is het opstellen van een plan van aanpak en het uitvoeren van een nulmeting. Ik ondersteun de inhoud van het door mijn voorganger ingezette beleid met de toezending van bijgevoegd rapport1. Ik teken daarbij met nadruk aan dat, ondanks de capaciteitsuitbreidingen, de u toegezegde termijn buitengewoon ambitieus is, vanwege het feit dat ik bij het realiseren van de doelstellingen afhankelijk ben van de inspanningen door zorgaanbieders. Ook spelen nog twee praktische redenen een rol. Hierop zal ik later in deze brief terugkomen. Deze brief handelt over het bijgevoegde rapport. Allereerst wordt de nulmeting gepresenteerd. Daarna zal uitgebreid worden ingegaan op de aanpak van twee levensbedreigende aandoeningen. 2. Nulmeting wachttijden reguliere ziekenhuiszorg De bijgevoegde nulmeting is een belangrijke stap in de aanpak van wachttijden. Nog niet eerder is een ijkpunt geformuleerd waaraan de resultaten van mijn beleid kunnen worden getoetst. Deze nulmeting maakt het namelijk mogelijk om periodiek te evalueren welk effect het gevoerde beleid heeft op de wachttijden. De nulmeting betreft de wachttijden voor reguliere ziekenhuiszorg van 24 verschillende specialismen in de maand juli 2002. Voor ieder specialisme en waar mogelijk voor afzonderlijke verrichtingen, is de gemiddelde wachttijd weergegeven (het gaat hierbij om het gemiddelde van alle ziekenhuizen in Nederland). Daarnaast is de gemiddelde wachttijd in de tien ziekenhuizen met de kortste wachttijd berekend. Ter vergelijking zijn de vijf ziekenhuizen met de langste wachttijd opgenomen. Uit de nulmeting blijkt dat er een grote spreiding in wachttijden is. Voor nagenoeg ieder specialisme is het mogelijk binnen de eigen regio binnen de Treeknormen te worden behandeld. 3. Levensbedreigende aandoeningen Op dit moment bestaat er geen heldere definitie van het begrip «levensbedreigende aandoening». De lijst met voorstelbare levensbedreigende aandoeningen is in principe oneindig, omdat iedere ziekte levensbedreigend zou kunnen zijn voor bijvoorbeeld mensen met een lage weerstand. Toch vind ik dat niet langer kan worden gewacht met een plan van aanpak voor levensbedreigende aandoeningen. Vooruitlopend op het formuleren van een sluitende definitie door de meest betrokken veldpartijen, heb ik ervoor gekozen in ieder geval de wachttijden voor radiotherapie en openhartchirurgie aan te pakken. Dit zijn de behandelingen van de meest bekende en meest voorkomende levensbedreigende ziekten.
1
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Op 30 mei van dit jaar ontving u met betrekking tot de wachttijdproblematiek een brief (kamerstuk 25 170, nr. 27) waarin een aantal factoren werd besproken die van invloed bleken op het ontstaan van wachttijden in ziekenhuizen. Het ging hierbij onder meer om de schaarste aan capaciteit in de vorm van personeel en ruimte en hiaten in de registratiesystematiek. Specifiek zijn er drie problemen te onderscheiden: • Het tekort aan intensive care bedden en gespecialiseerde verpleegkundigen; • Het tekort aan capaciteit voor hartinterventies; • Het tekort aan personeel en apparatuur voor radiotherapie bij oncologische aandoeningen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
2
In het bijgevoegde plan beschrijf ik hoe ik het bovenstaande ga aanpakken.
3.1 Radiotherapie Oncologische aandoeningen zijn in de regel levensbedreigend en kennen daarom een acute indicatie. De behandeling vindt onder meer met radiotherapie plaats, in één van de 21 radiotherapeutische centra. In 2000 heeft de Nederlandse Vereniging van Radiotherapie en Oncologie (NVRO) gewaarschuwd voor het groeiende capaciteitstekort (personeel en apparatuur) in de radiotherapie. Als reactie hierop hebben veldpartijen onder aansturing van mijn ministerie een inhaalslag voor radiotherapie ingezet. Deze omvatte onder meer een uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen en een toename van het aantal bestralingsbunkers en -toestellen. De inhaalslag verloopt op dit moment voorspoedig op het gebied van de bouw van extra bunkers, al kan niet worden verwacht dat de wachttijd in 2004 al verdwenen is. Bouw van bunkers en aanschaf van apparatuur kosten immers de nodige tijd. Wat betreft de opleidingen kan ik vaststellen dat voor de radiotherapeuten en klinisch fysici de capaciteitsuitbreiding in volle gang is. Voor radiotherapeutisch laboranten geldt dat ik in overleg ben met de sociale partners over de continuering van de financiering van extra opleidingsplaatsen in algemene ziekenhuizen via het Sectorfonds Zorg.
3.2 Openhartchirurgie Aandoeningen aan het hart en vaatstelsel zijn in de regel levensbedreigend, zeker wanneer tijdige behandeling uitblijft. Vijf jaar geleden waren de wachttijden voor het dotteren problematisch, dit is op dit moment gelukkig niet meer het geval. Helaas zijn de wachttijden voor openhartchirurgie nog wel een knelpunt. Dit staat in verband met het tekort aan IC-bedden en IC-personeel. Nazorg vindt immers plaats op de intensive care. Voor de reductie van wachttijden zijn sinds 1997 extra middelen beschikbaar gesteld, waardoor de wachttijden aanzienlijk zijn teruggelopen. Naast extra middelen was ook een uitbreiding van het aantal hartcentra noodzakelijk om de groeiende vraag op te vangen. Zoals verwoord in het Plan van Aanpak Uitbreiding Hartcentra, is begonnen met de bouw van drie nieuwe hartcentra. Eén daarvan, in Leeuwarden, zal binnenkort zijn deuren openen. Het wachten op open hart operaties staat in relatie tot het tekort aan IC-plaatsen in Nederland. Het oplossen van dit tekort is daarom eerste prioriteit in het door mij voorgestane beleid. Hiervoor is een Stuurgroep IC ingesteld, die het «Programma IC» heeft ontwikkeld. Onderdeel hiervan is het in gebruik nemen van reeds beschikbare capaciteit, die op dit moment niet wordt benut en het opleiden van voldoende IC-verpleegkundigen en intensivisten. Op 12 november 2001 ontving u een brief (kamerstuk 28 008, nr. 7), waarin werd aangegeven hoe het aanbod van opleidingsplaatsen is verruimd. IC-verpleegkundigen worden zowel opgeleid in academische als in algemene ziekenhuizen, gefinancierd door middel van respectievelijk het sectorfonds SoFoKles (in het kader van het Schaarsteoffensief) en de extra uitgetrokken middelen (bekostiging via CTG-beleidsregel). In de academische ziekenhuizen verloopt de opleiding van extra personeel voorspoedig, het Schaarsteoffensief blijkt een succesvol project. In de algemene ziekenhuizen verloopt het extra opleiden ook goed maar de CTG-beleidsregel
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
3
geldt slechts voor de in 2002 ingestroomde extra studenten. Ik ben thans bezig te bezien op welke wijze de regeling in 2003 kan worden gecontinueerd. 4. Afsluiting In het bijgevoegde rapport heb ik aangegeven langs welke weg ik van plan ben de doelstellingen bij het terugdringen van de wachttijden in de curatieve zorg (met name bij levensbedreigende aandoeningen) te verwezenlijken. Aan de hand van de nulmeting wordt het mogelijk op kwantitatieve wijze de effecten van het gevoerde beleid op de wachttijden te toetsen. Ik stel concluderend vast dat de bouw van extra bunkers en hartcentra op schema ligt. Voor wat betreft de opleidingen geldt dat in 2002 de nodige extra studenten zijn ingestroomd. Ik beraad mij thans op de mogelijkheid om de uitbreiding van de opleidingsplaatsen te continueren. Tot slot wil ik nogmaals benadrukken dat de toezegging om binnen twee jaar de wachttijden op te heffen een uiterst ambitieuze is. Zowel opleiden van personeel als bouw kosten tijd. Het realiseren van die ambitieuze doelstelling vergt maximale inspanningen van veldpartijen en overheid. Ik concludeer al met al dat wij op de goede weg zijn in ons streven om de wachttijden tot maatschappelijk aanvaardbare proporties terug te dringen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. J. de Geus
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
4
AANPAK WACHTTIJDEN Inhoudsopgave 1
INLEIDING
6
2
MAATREGELEN OM WACHTTIJDEN TERUG TE BRENGEN
7
2.1
De last van het wachten op zorg
7
2.2
De verantwoordelijke spelers
7
2.3
Schaarste in de zorg: prioriteiten
8
2.4
Doelstellingen en maatregelen: prestatiebekostiging en uitbreiding capaciteit
9
3
TERUGDRINGEN WACHTTIJDEN BASISZORG
10
3.1
Inleiding
10
3.2
Wachttijden en wachtlijsten voor electieve zorg
10
3.3
Leeswijzer bij nulmeting wachttijden electieve zorg (bijlage)
15
TERUGDRINGEN WACHTTIJDEN BIJ TWEE TOPKLINISCHE FUNCTIES
15
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5
Oncologische aandoeningen Terugblik radiotherapie Huidige situatie radiotherapie Wachtlijsten en wachttijden Doelen en beleid Andere knelpunten bij oncologische aandoeningen
15 16 16 19 19 19
4.2 4.2.1 4.2.2
Aandoeningen aan het hart en het coronair vatenstelsel Hartinterventies Terugblik aandoeningen aan het hart en het coronair vatenstelsel Huidige situatie aandoeningen aan het hart en het coronair vatenstelsel Wachtlijsten en wachttijden Doelen en beleid
20 20
4
4.2.3 4.2.4 4.2.5 5
20 21 21 22
WACHTTIJDEN: DE RELATIE MET ANDERE BEDRIJFSPROCESSEN IN DE ZORG
24
5.1
Inleiding
24
5.2
Het Programma IC en de Beleidsvisie PICU
24
5.3 5.3.1
25
5.3.3 5.3.4
Voorwaarden bij een geïntegreerde oplossing Opleidingsplan capaciteit: instromen, maar ook behouden van personeel in de zorg Melden van calamiteiten in de zorg: patiëntveiligheid voorop Eenduidig en zinvol registreren: transparantie Naar een nieuw systeem in de zorg
5.4
Is een oplossing binnen 2 jaar haalbaar?
26
5.3.2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
25 26 26 26
5
1 Inleiding In de Algemene politieke beschouwingen van 2002 zijn de wachttijden in de zorg besproken. Het accent in de discussie is gelegd op wachttijden bij «levensbedreigende aandoeningen». Wat daar precies onder werd verstaan is in de beschouwingen niet nader gesteld, maar duidelijk is dat de beleidsprioriteiten daar moeten liggen, waar wachten onaanvaardbaar is. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was het hier mee eens. Hij heeft toegezegd om een nulmeting te geven over de actuele wachttijden in de curatieve zorg, en op basis van deze nulmeting beleid te voeren dat binnen twee jaar het volgende resultaat geeft: binnen twee jaar zijn er geen wachttijden, waar wachten gepaard gaat met het risico op gezondheidsschade (levensbedreiging). In deze toezegging liggen twee zaken besloten: (1) een meting op basis van vergelijkbare gegevens die als algemene nulmeting kan dienen en (2) gegevens die inzicht verschaffen in aandoeningen die levensbedreigend zijn én waarvoor wachttijden bestaan. Gelukkig kennen niet alle aandoeningen waarvan directe levensbedreiging uitgaat wachttijden voor behandeling. Normaal gesproken worden in Nederland alle spoedeisende vragen direct behandeld. Desondanks hebben ook in Nederland incidenten het nieuws gehaald waarin zorg niet tijdig beschikbaar was. Harde gegevens ontbreken echter, want van wachten op acute of spoedeisende zorg wordt geen registratie gevoerd. Door het ontbreken van harde cijfers wordt de discussie bepaald door ernstige incidenten, maar dat zijn nog altijd uitzonderlijke zaken. In deze rapportage wordt uitgegaan van aandoeningen waar geldt: «doordat de wachttijd lang is, is de kans op herstel minder». Van twee aandoeningen en interventievormen is informatie beschikbaar waaruit blijkt dat de ernst van de aandoening in combinatie met het gegeven van wachttijden een probleem is in Nederland: dit geldt nu voor de openhartchirurgie en de radiotherapie. Op basis van feitelijk beschikbare gegevens zijn er vier problemen: (1) het tekort aan intensive care bedden en gespecialiseerde verpleegkundigen, (2) het tekort aan capaciteit voor hartinterventies, (3) het tekort aan personeel en instrumenten voor radiotherapie bij oncologische aandoeningen en (4) het tekort aan donoren bij orgaantransplantaties. De schaarste in donoren is echter van een andere orde. In deze rapportage wordt hier niet op ingegaan. Wel wordt zijdelings een verband gelegd met het tekort aan gespecialiseerde verpleegkundigen. Zowel het tekort aan IC en OK verpleegkundigen als het gebrek aan direct beschikbare IC capaciteit staan in verband met wachten op bepaalde ingrepen als open hart chirurgie of de verwijdering van tumoren. De aanpak van wachttijden heeft al langere tijd prioriteit. Het beleid om schaarste in de zorg te bestrijden loopt al enige jaren, en op onderdelen zijn resultaten zichtbaar. Maar bij een aanhoudende groei in de vraag is het niet eenvoudig om wachttijden terug te brengen tot aanvaardbare normen. Deze rapportage beschrijft de voortgang in het beleid om wachttijden terug te brengen in de curatieve sector. Over een aantal onderwerpen is al gerapporteerd aan de Tweede Kamer: de «Inhaalslag radiotherapie» (CZ/IZ/2261742), de «Uitbreiding aantal hartcentra» (CSZ/ZT/ 2033921), en mede in verband hiermee «Uitbreiding capaciteit personeel»
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
6
(kamerstuk 28 008, nr. 7). Over de wachttijden in ziekenhuizen is ook afzonderlijk gerapporteerd aan de Tweede Kamer (CZ/IB/2286807). 2 Maatregelen om wachttijden terug te brengen
2.1 De last van het wachten op zorg Het probleem van de wachtlijsten is één van de meest besproken problemen in de zorgsector. Er is dan ook al een aantal jaren een maatschappelijke en politieke discussie over wachtlijsten in de zorg. Wachten op zorg is belastend voor mensen. Zowel voor de patiënt als de mensen daaromheen. De aanpak van wachtlijsten heeft al langere tijd een hoge prioriteit en in de afgelopen jaren zijn steeds extra wachtlijstmiddelen beschikbaar gesteld, naast de gewone groei van de sector. Om niet alleen zicht te krijgen op de last van het wachten voor patiënten, maar ook op de ernst van wachten voor het beloop in de aandoening hebben zorgaanbieders en zorgverzekeraars normen opgesteld van wat wel en niet aanvaardbaar is. Dit zijn de «Treeknormen». De patiënten en consumentenorganisaties stellen zich op het standpunt dat wachten niet goed is, maar accepteren deze normen vooralsnog als richtinggevend. Voor VWS zijn de Treeknormen richtinggevend in het beleid om wachttijden terug te dringen.
2.2 De verantwoordelijke spelers Het is in een welvarende samenleving niet aanvaardbaar dat mensen te lang moeten wachten op zorg. Daarom is alles erop gericht om het aanbod van zorg beter met de behoefte te «matchen». Dit geldt nu, maar ook straks. Op korte termijn worden onacceptabele wachttijden weggewerkt, op langere termijn wordt gewerkt aan een systeem dat ook bestendig is voor toekomstige ontwikkelingen in de vraag naar zorg van patiënten. De minister is verantwoordelijk voor de werking van het systeem. De verantwoordelijkheid voor kwalitatief goede zorg ligt bij de zorgaanbieders. Zorgaanbieders zijn ook verantwoordelijk voor het bieden van inzicht in wat goede zorg is, en waar tekorten dreigen. Dit moet tijdig worden gemeld, zodat oplossingen op tijd worden geboden. De zorgverzekeraars zijn via inkoop en financiering verantwoordelijk voor een doelmatige en patiëntgerichte toegang tot de zorg. Patiënten moeten kunnen rekenen op zorg. Dit beleid kent verschillende invalshoeken en verantwoordelijkheidsgebieden: (1) Op het stelselniveau van de ziekenhuiszorg wordt beleid gevoerd om alle wachttijden terug te dringen. Een prestatiegerichte bekostiging, een verruiming van de middelen, en het verzekeren van recht op zorg zijn de nieuwe beleidsmiddelen die worden ingezet. Dit zijn maatregelen op het systeemniveau. (2) Op het niveau van de ziekenhuizen is het tekort aan personeel (vooral verpleegkundigen) een probleem. Daarnaast speelt het tekort aan intensive care bedden een belangrijke rol in het ontstaan van wachtlijsten en wachttijden. Niet alleen voor intensive care opnamen, ook voor andere functies die sterk afhankelijk zijn van voldoende beschikbaarheid van IC plaatsen. Een objectief en eenduidig overzicht van wachten voor acute zorg ontbreekt echter. Wel zijn gegevens voorhanden die als een nulmeting voor het wachten op electieve ingrepen kunnen dienen. Personeelsbeleid, de allocatie van middelen naar functies in ziekenhuizen en registratiebeleid vereisen maatregelen op het niveau van de zorgaanbieders. (3) Aan de hand van de radiotherapie en bijzondere interventies aan het hart zal het beleid in topklinische functies duidelijk worden. Deze
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
7
aandoeningen zijn in de Tweede Kamer besproken onder de term «levensbedreigende aandoeningen» in de Algemene politieke beschouwingen 2002. Voor topklinische functies, die onder vergunning uitgevoerd worden, zijn zowel maatregelen op overheidsniveau als op ziekenhuisniveau noodzakelijk.
2.3 Schaarste in de zorg: prioriteiten Het probleem is niet op te lossen door alleen maar extra geld te steken in de zorg. Wachttijden ontstaan immers ook door schaarste aan personeel, een hoge werkdruk in ziekenhuizen, te weinig efficiënte organisatievormen, en logistieke problemen. Uit een verkenning naar factoren die een rol spelen bij wachttijden (VWS/IGZ, 2002) blijkt dat vier factoren van betekenis zijn voor het ontstaan en bestaan van wachttijden in ziekenhuizen, te weten: (1) organisatie van zorg, (2) zorgvraag, (3) capaciteit (waaronder personeelsbeleid) en (4) financiering en bekostiging. Ook nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen leiden soms tot een vraag die groter is dan in het aanbod op korte termijn kan worden gerealiseerd. Onder gelijke omstandigheden (gelijke regelgeving en financiële mogelijkheden) is toch veel variatie zichtbaar tussen ziekenhuizen in aantallen wachtenden en de lengte van het wachten. De verschillen kunnen deels, maar niet volledig worden teruggevoerd op distributie in patiëntstromen en «interpatiënt-variatie». Door lange wachttijden worden patiënten soms niet tijdig geholpen. Dit kan tot gezondheidsschade tot leiden. Wachten is voor patiënten altijd heel vervelend. De ernst van het wachten voor het verdere verloop van de ziekte is afhankelijk van de aard van de aandoening, het al dan niet invaliderende karakter, en de mogelijke levensbedreiging die hiervan uitgaat. In de regel worden alle spoedeisende gevallen direct geholpen in Nederland. Ieder specialisme kent gradaties van urgentiebepalingen en door de beroepsgroep opgestelde richtlijnen voor risico- en ernstschattingen. Wanneer ingrepen niet spoedeisend van karakter zijn, spreken we van electieve ingrepen. Ook bij de patiënten die wachten voor een electieve ingreep worden steeds risicoschattingen uitgevoerd en, indien noodzakelijk, kan een electief wachtende patiënt direct voor spoedeisende zorg terecht. Helaas zijn er in Nederland voorbeelden geweest in de afgelopen jaren waarbij zelfs spoedeisende zorg niet direct beschikbaar was. In deze gevallen wordt uitgeweken naar de ons omringende landen (en omgekeerd). Het tekort aan intensive care bedden is een belangrijke oorzaak van wachten op bepaalde functies van ziekenhuiszorg, naast een tekort aan personeel. Vooral het tekort aan gespecialiseerde verpleegkundigen wreekt zich. Daarom ligt hier een belangrijke prioriteit. Voor die specialismen waarin een overschrijding van de Treeknormen wordt verwacht voor individuele patiënten zijn hulpverleners gehouden deze overschrijding vroegtijdig te melden, zodat een patiënt zich via zijn of haar verzekeraar tijdig bij een andere (buitenlandse) hulpverlener kan vervoegen. De inschatting en informatie van een arts betreffende de tijdigheid van zorg zijn in dit kader doorslaggevend. De informatieplicht van (huis)artsen bevat ook het tijdig verwijzen naar andere (buitenlandse) alternatieven wanneer gezondheidsschade hierdoor wordt vermeden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
8
2.4 Doelstellingen en maatregelen: prestatiebekostiging en uitbreiding capaciteit «Wij streven ernaar, vraag en aanbod in de zorg met elkaar in pas te laten lopen. Gezien de thans bestaande wachtlijsten, de demografische ontwikkelingen en de autonome ontwikkelingen is het belangrijk dat de productie toeneemt, en dat de middelen en de capaciteit daarvoor toereikend zijn. Daarnaast is de organisatie van de zorg een belangrijk punt. Een doelmatig en efficiënt georganiseerde zorg vergroot de beschikbare ruimte en daarom de toegankelijkheid tot de zorg» (Zorgnota 2003). We streven naar een situatie waarin op den duur over de volle breedte alleen middelen beschikbaar worden gesteld voor daadwerkelijk geleverde productie. Daarbij worden voorwaarden gesteld aan aanbieders en verzekeraars, zoals een transparante manier van werken en afrekenen op prestaties. Het doel voor de komende tijd is alles te richten op de totstandkoming van een zorgaanbod dat beter «matched» met de behoefte van patiënten en consumenten.
1
Het behalen van deze doelstelling is kritisch afhankelijk van voldoende instroom van personeel in de zorg.
Dit doel wordt ondersteund door de volgende elementen in het beleid: • Element 1: Transparantie en monitoren De zorgsector moet transparant zijn georganiseerd. Vraag en aanbod zijn daarin helder te onderscheiden naar diagnosen en behandeling. Voor de ziekenhuiszorg betekent dit nu de voorbereiding en straks de invoering van de Diagnose Behandel Combinatie systematiek. Deze systematiek zal het mogelijk maken om tijdig en zeer exact na te gaan waar tekorten in het aanbod optreden. • Element 2: prestatiebekostiging De prikkels die uitgaan van de bekostiging van het zorgsysteem moeten leiden tot maximale productie. In de Diagnose Behandel Combinatie systematiek is de bekostiging direct gekoppeld aan de productie. • Element 3: resultaatgericht beleid en productieafspraken waar nodig In de Zorgnota 2003 staat als operationele doelstelling voor de ziekenhuiszorg dat de wachttijden tot redelijke termijnen worden teruggebracht, door het inbouwen van prikkels die de productie verhogen en door het faciliteren van capaciteit- en productieafspraken op lokaal niveau. De Treeknormen vormen de maximaal aanvaarbare streefnormen voor wachten op zorg. • Element 4: uitbreiding capaciteit Op korte termijn is een volumegroei van 2,5% beschikbaar gesteld om het zorgaanbod gelijke tred te kunnen laten houden met vergrijzing en innovatieve ontwikkelingen, en om de wachtlijsten weg te werken. Voor de extra productie die in 2002 geleverd wordt, geldt dat in het voorjaar van 2003 inzicht ontstaat in de omvang van de middelen die daartoe ingezet zijn. Conform de hiervoor bestaande prestatiebekostiging vind nacalculatie plaats: voor daadwerkelijk geleverde productie komen extra middelen beschikbaar. Dit beleid wordt gevoerd voor alle functies (die wachtlijsten kennen). • Element 5: spoedeisende en acute zorg op orde, te beginnen bij de IC Voor die situaties waarin het wachten op zorg gepaard gaat met levensbedreiging, moet zorg direct beschikbaar zijn. De behandeling van acuut trauma, de intensieve nazorg na operaties op een intensive care, en de spoedeisende opvang bij nader te diagnosticeren ernstige aandoeningen zijn hiervan onderdeel. Het Programma IC is gericht op een directe uitbreiding van de beschikbare capaciteit. Over twee jaar mag geen wachttijd voor intensive care meer bestaan1. Tot die tijd moeten uitbreiding zichtbaar zijn. Op patiëntniveau moeten afspraken met het buitenland onderdeel zijn van de zorg, indien noodzakelijk.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
9
3 Terugdringen wachttijden basiszorg
3.1 Inleiding Ten tijde van het aantreden van het vorige kabinet heeft Minister Bomhoff aan de Tweede Kamer toegezegd een nulmeting op te stellen van de wachttijden voor reguliere zorg. De peildatum was juli 2002. Door een meting op deze peildatum als nulmeting te laten gelden, kunnen de effecten van nieuw beleid over twee jaar worden vastgesteld, zoals toegezegd door de toenmalige minister. Wachttijden voor electieve zorg betreffen wachttijden voor zorg waarvoor een afspraak kan worden gemaakt en die niet acuut (of levensbedreigend) is. De nulmeting is als bijlage bijgevoegd en bevat de gemiddelde wachttijd in weken in Nederland, de gemiddelde wachttijd in de tien ziekenhuizen met de kortste wachttijd en de wachttijd in de vijf ziekenhuizen met de langste wachttijd. Deze cijfers worden gegeven voor alle geregistreerde specialismen en verrichtingen. De gemiddelde wachttijd is voor alle verrichtingen weergegeven voor poliklinische functies, dagverpleging en klinische opnamen. Eerst wordt ingegaan op de huidige stand van zaken ten aanzien van de wachttijden en wachtlijsten voor electieve zorg in Nederland. Daarna is een leeswijzer opgenomen voor de nulmeting, die als bijlage is bijgevoegd.
3.2 Wachttijden en wachtlijsten voor electieve zorg Wachtlijsten zijn er altijd geweest in de electieve ziekenhuiszorg, de zorg waarvoor vooraf een afspraak wordt gemaakt en waarbij geen acute bedreiging van de gezondheid aan de orde is. De acute zorg kent geen specifieke registratie van wachtlijsten en wachttijden. In het algemeen is acute of spoedeisende zorg direct beschikbaar. Er zijn de afgelopen jaren enkele malen signalen geweest dat ook zorg met een spoedeisend karakter niet direct beschikbaar was, voor het tekort aan intensive care bedden speelt hier een rol. Voor de electieve zorg bestaat sinds 1997 een algemeen erkend registratiesysteem voor wachtlijsten en wachttijden, de NZi-registratie, waarmee de informatie van verschillende ziekenhuizen onderling te vergelijken is. Bijna alle algemene ziekenhuizen werken aan de registratie mee en vanaf 1997 is (op twee peilmomenten per jaar) landelijke informatie beschikbaar over ontwikkelingen in wachttijden en wachtlijsten. In Nederland worden per jaar 2,3 miljoen mensen geholpen in ziekenhuizen. In totaal wachten 160 000 mensen op zorg, waarvan ruim 40% binnen de Treeknormen worden geholpen. Naar verwachting neemt het aantal problematisch wachtenden af, na een opschoning van de huidige data. Waarschijnlijk wordt 3% van de totale patiëntpopulatie in ziekenhuizen niet binnen de normen geholpen.
1
Verwezen wordt naar de VWS internetsite (www.minvws.nl), waar onder de noemer «wachttijden» doorgeklikt kan worden naar informatiesites over wachten op zorg. Zie ook www.nvz-ziekenhuizen.nl
Vanaf 2000 leveren de ziekenhuizen maandelijks geactualiseerde informatie aan de landelijke publieksdatabank van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), die de wachttijden beschikbaar stelt op haar website. Inmiddels hebben ook de Vereniging van Academische Ziekenhuizen (VAZ) en de Vereniging van Revalidatie Instellingen (VRIN) toegezegd te gaan deelnemen aan deze publieksdatabank met gegevens over vergelijkbare basiszorgverrichtingen. Nu zijn deze er nog niet in opgenomen. Informatie over topklinische en topreferente zorg kan het publiek op de afzonderlijke websites van de acht academische ziekenhuizen en de verschillende revalidatieklinieken vinden1.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
10
Naast haar publieksversie heeft de NVZ sinds voorjaar 2001 een beleidsdatabank. Daarin registreert zij alle wachtlijsten. Deze lijsten tellen alle wachtenden, daarbij inbegrepen de patiënten die zelf voor uitstel van behandeling kiezen, bijvoorbeeld vanwege vakantie. De wachtlijstproblematiek zou scherper in beeld worden gebracht wanneer de urgente wachtenden apart gepresenteerd worden, op dit moment is dit nog niet haalbaar. Wel is onlangs een onderzoek gestart naar de samenstelling van de wachtlijst en de mogelijke vervuiling (door dubbeltelling, afgezegde afspraken, etc.). De resultaten van dit onderzoek zullen naar verwachting leiden tot aanscherpingen van de definities en de registratiesystematiek. In het eerste kwartaal van 2003 worden de eerste resultaten verwacht. Om toch een beeld te krijgen van de verdeling van het aantal wachtenden is er een grafiek opgenomen, die de verdeling van het totaal aantal wachtenden voor alle registrerende specialismen in beeld brengt voor zowel dagverpleging als klinische opname. Grafiek 1: Verdeling aantal wachtenden dagverpleging en kliniek (data: Prismant, mei 20021) Verdeling aantal wachtenden (<1jr)
18000
16000
14000
aantal w achtenden
12000
10000
8000
6000
4000
2000
1
Schatting VWS op basis van data Prismant mei 2002.
kn
kn
0w 48 -5
kn
6w 44 -4
2w
kn 40 -4
8w
kn 4w
periode
36 -3
kn 0w
32 -3
6w
kn 28 -3
2w
kn 24 -2
8w
kn 20 -2
kn 4w
16 -1
w
kn 12 -1
10 8-
6w 4-
to t
2w
kn
kn
0
Dagverpleging Kliniek
De ontwikkeling van de wachtlijsten op basis van de databank van de NVZ laat zien dat de wachtlijsten voor de verschillende specialismen in de afgelopen jaren redelijk constant zijn gebleven, ze zijn niet noemenswaard gedaald noch gestegen. Wel zijn er grote verschillen tussen de gemid-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
11
delde wachtlijsten voor de diverse specialismen en verrichtingen. Die verschillen treden zowel op tussen specialismen binnen één ziekenhuis, als tussen ziekenhuizen binnen één specialisme. De wachtlijsten in de electieve zorg geven aan hoeveel patiënten op bepaalde zorg of een specifieke ingreep wachten. Voor de individuele patiënt is echter veeleer van belang hoe lang er gewacht moet worden. Op basis van de gegevens van de publieksdatabank wachttijden van de NVZ is de bijgevoegde nulmeting van de stand van zaken op peilmoment juli 2002 samengesteld. De relatief grote afname van de wachttijd voor klinische oogheelkunde wordt mede veroorzaakt doordat meer behandelingen in dagverpleging plaatsvinden. Meer algemene gegevens over de ontwikkeling van de wachttijd zijn in de volgende grafieken terug te vinden. Grafiek 2: Ontwikkeling wachttijd in weken dagverpleging 2001–2002 Plastische chirurgie
Orthopedie 8,6
19,0
8,4
18,0
8,2 17,0
8,0 16,0
7,8 15,0
7,6 14,0
7,4
13,0
7,2 nov-01
okt-02
Chirurgie
nov-01
okt-02
Oogheelkunde
9,5
1 4 ,5
9,0
1 4 ,0
8,5 1 3 ,5
8,0 1 3 ,0
7,5 1 2 ,5
7,0
1 2 ,0
6,5 nov-01
okt-02
n o v-0 1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
ok t-0 2
12
Grafiek 3: Ontwikkeling wachttijd in weken kliniek 2001–2002 Plastische chirurgie
Orthopedie
3 5 ,0
1 5 ,0
3 4 ,0 1 4 ,5
3 3 ,0 3 2 ,0
1 4 ,0
3 1 ,0 1 3 ,5
3 0 ,0
1 3 ,0
2 9 ,0 2 8 ,0
1 2 ,5
2 7 ,0 1 2 ,0
2 6 ,0 2 5 ,0
1 1 ,5 n ov-0 1
okt-0 2
Chirurgie
n ov-0 1
okt-0 2
Oogheelkunde
9 ,0
1 5,5 1 5,0
8 ,5
1 4,5 8 ,0
1 4,0
7 ,5
1 3,5 1 3,0
7 ,0
1 2,5 6 ,5
1 2,0 1 1,5
6 ,0 n ov-0 1
okt-0 2
n ov -0 1
o kt-0 2
Vanuit het plan «Structurele aanpak van wachttijden in de zorgsector» is in 1999 de samenwerking tussen de partijen voortgezet in het «Platform aanpak wachttijden curatieve zorg». Dit platform heeft als doel de implementatie van aanbevelingen uit het plan te stimuleren en te bewaken. Naast het opstarten van een databank en kenniscentra, hebben de betrokken partijen (o.a. aanbieders, verzekeraars en medisch specialisten) in 2000 de zogenoemde «Treeknormen» vastgesteld om te kunnen bepalen wanneer wachtlijsten problematisch of onaanvaardbaar lang zijn. Ze kwamen tot onderstaande streefnormen voor toegangstijden en wachttijden voor curatieve zorg, die gelden voor elk specialisme en elke verrichting. Op basis van deze normen kan een overzicht worden gemaakt van specialismen die boven en onder de Treeknorm presteerden in juli 2002.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
13
Tabel 1 Overzicht streefnormen en maximale wachttijden (Bron: Treekoverleg)
Huisarts Paramedische zorg Ziekenhuis/specialist poli Ziekenhuis/specialist kliniek
Toegangstijd
Wachttijd
2 dagen 1 week – –
– – 6 weken 7 weken
De Treeknormen worden door partijen omschreven als «medisch en maatschappelijk verantwoorde wachttijden». De normen zijn opgesteld in overleg tussen de zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Grafiek 4: Verdeling specialismen naar wachttijd boven en onder Treeknorm (Bron: Prismant) Aantal specialismen boven en onder de Treeknorm
30
aantal specialism en
25
20 Aantal specialismen boven Treeknorm 15
Aantal specialismen onder Treeknorm
10
5
0 dagverpl.
kliniek
poli
zorgtype
Uit grafiek 4 komt naar voren dat er door de vierentwintig verschillende specialismen die er in Nederland zijn, gemiddeld gezien onder de Treeknormen wordt gewerkt. Dit wil niet zeggen dat niemand te lang wacht, voor een aantal specialismen en verrichtingen is wachten onaanvaardbaar. Daarom gaat het volgende hoofdstuk in op twee topklinische functies waar wachten onaanvaardbaar is (oncologische aandoeningen en aandoeningen aan het hart). De topklinische en topreferente verrichtingen zijn in bovenstaande grafieken niet meegewogen, omdat de academische ziekenhuizen voor deze verrichtingen een aparte registratie voeren. Specialismen/verrichtingen waarvoor een wachttijd boven de Treeknorm geldt, zijn bijvoorbeeld orthopedie (knie-operaties en heupoperaties), oogheelkunde (staaroperaties), cardiopulmonale chirurgie (dotterbehandelingen en open hart operaties; zie het volgende hoofdstuk) en plastische chirurgie. Voor een uitputtend overzicht wordt verwezen naar de nulmeting (bijlage) waar voor alle geregistreerde specialismen en verrichtingen de wachttijd in weken bij ieder ziekenhuis zijn weergegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
14
3.3 Leeswijzer bij nulmeting wachttijden electieve zorg (bijlage) In de nulmeting is voor ieder specialisme en iedere verrichting weergegeven wat de gemiddelde wachttijd is in Nederland, de gemiddelde wachttijd in de tien ziekenhuizen met de kortste wachttijd en de wachttijd in van de vijf ziekenhuizen met de langste wachttijd. De overzichten zijn voor deze rapportage samengevat en worden gepresenteerd per specialisme (en waar mogelijk per verrichting). Per specialisme worden aparte lijsten gepresenteerd per zorgsoort: polikliniek, dagverpleging en kliniek. Voor de verschillende verrichtingen zijn minder gegevens opgenomen, omdat bepaalde ingrepen alleen in dagverpleging of kliniek plaatsvinden. Bij het interpreteren van de cijfers dient rekening te worden gehouden met het volgende: • Nadrukkelijk wordt gewezen op het feit dat in de nulmeting alleen gegevens van algemene ziekenhuizen zijn opgenomen. Academische ziekenhuizen leveren alleen gegevens aan waar het vergelijkbare basiszorgverrichtingen betreft. • Niet alle specialismen worden in ieder ziekenhuis uitgevoerd. • Niet elk ziekenhuis levert elke maand gegevens aan. • De Treeknormen, langer wachten dan zeven weken op electieve zorg is onaanvaardbaar, zijn als richtlijn gehanteerd (zie tabel 1). • De gegevens in de publieksdatabank betreffen de «gemiddelde verwachte wachttijden», die iedere maand door de medisch specialisten worden aangeleverd. De werkelijke (of historische) tijd die door patiënten wordt gewacht, komt hiermee niet altijd overeen. • De gegevens in de nulmeting zijn ontoereikend voor hartinterventies, omdat wachttijdgegevens van specifieke hartcentra ontbreken (zie Hoofdstuk 3). • Hetzelfde geldt voor radiotherapie. Anders dan de lijst doet vermoeden, komt de wachttijd niet overeen met hetgeen in de nulmeting wordt vermeld. Nog niet alle topklinische en topreferente verrichtingen zijn in de algemene registratie opgenomen. Zie voor een juist overzicht Hoofdstuk 3. 4 Terugdringen wachttijden bij twee topklinische functies
Inleiding Voor twee topklinische functies wordt al enkele jaren specifiek beleid ontwikkeld om wachttijden terug te dringen. Dit geldt voor de radiotherapeutische behandeling van oncologische aandoeningen, en voor de bijzondere interventies aan het hart. In navolgende wordt hierop ingegaan. Van deze twee functies wordt al langere tijd een betrouwbare specifieke registratie van wachten gevoerd. Zodoende beschikken we over objectief inzicht in de problematiek. De wachttijden staan afzonderlijk in dit hoofdstuk vermeld, deze maken niet volledig onderdeel uit van de nulmeting uit het voorgaande hoofdstuk. Wel wordt voor de hartinterventies dezelfde peildatum gehanteerd (juli 2002). Bij de radiotherapie zijn de gegevens van meer recente datum, in verband met de rapportage hierover van de betrokken instellingen.
4.1 Oncologische aandoeningen Oncologische aandoeningen zijn in de regel levensbedreigende aandoeningen en kennen daarom een acute indicatie. Oncologische aandoeningen kunnen op verschillende manieren worden behandeld. Naast medicamenteuze behandeling (chemotherapieën, hormoonbehandelingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
15
en andere) zijn chirurgie en radiotherapie de meest gebruikte interventies. De radiotherapie gaat gepaard met wachttijden die problematisch zijn. De wachttijd voor chirurgische ingrepen komt in het gedrang door een tekort aan OK verpleegkundigen en een tekort aan IC-plaatsen, die soms nodig zijn voor de nazorg. De behandeling met radiotherapie vindt plaats in een radiotherapeutisch centrum. In Nederland zijn er 21 radiotherapeutische centra (7 algemene, 7 academische, 1 categoraal en 6 zelfstandige). Deze centra beschikken over een vergunning op basis van de Wet op de bijzondere medische verrichtingen. In de radiotherapeutische zorg werken radiotherapeuten, klinisch fysici, radiotherapeutische laboranten en ondersteunend personeel. Voor alle volledigheid wordt erop gewezen dat deze rapportage de eerder aangekondigde voortgangsrapportage radiotherapie (zie brief CZ/IZ/ 2 261 742, d.d. 7 maart 2002) vervangt. 4.1.1 Terugblik radiotherapie In maart 2000 verscheen het rapport «Radiotherapie: onze zorg» geschreven door de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO). De kern van het rapport was de discrepantie tussen het zorgaanbod en de zorgvraag binnen de radiotherapie. De radiotherapie had een achterstand opgelopen. De uitbreiding van de capaciteit in de radiotherapie (lineaire versnellers, bunkers, radiotherapeuten, klinisch fysici en ander gekwalificeerd personeel) bleef achter bij het groeiende aantal kankerpatiënten. Dit resulteerde in het ontstaan van wachtlijsten. Als oplossing voor dit probleem bepleitte het rapport een snelle en substantiële toename van voorzieningen in de radiotherapie (personeel, infrastructuur en apparatuur), de «inhaalslag radiotherapie». Er is beleid ingezet waarbij de toename van het aantal opleidingsplaatsen in de radiotherapie (voor de functies: radiotherapeuten, radiotherapeutische laboranten en klinisch fysici) én de toename van het aantal bestralingsbunkers entoestellen centraal staan. 4.1.2 Huidige situatie radiotherapie De inhaalslag radiotherapie beoogt de tekorten in capaciteit en de daaruit voortvloeiende wachttijden op te heffen. De volgende onderwerpen spelen daarbij een rol: – bouwprocedures – opleidingen – gerichte financiering (beleidsregel investeringen). Dankzij de inhaalslag radiotherapie zijn over de hele linie inmiddels successen geboekt. Niet alleen ten aanzien van de snelle uitbreiding van de bouwkundige capaciteit, maar ook ten aanzien van extra opleidingsplaatsen. Daarnaast beschikken we nu over een beleidsregel investeringen. Dit wil zeggen dat het oude bedrag voor de aanschaf van apparatuur niet langer voldeed door voortschrijdende technologie. Per lineaire versneller is nu een bedrag gemoeid van €3 miljoen. Om instellingen zo spoedig mogelijk te laten uitbreiden is een «instapmogelijkheid» gecreëerd, dat wil zeggen dat instellingen direct apparaten kunnen aanschaffen zonder vooraf kapitaal te vergaren. Voor de huidig beschikbare 75 lineaire versnellers is een verhoging van het normatieve investeringsniveau ingesteld van €660 000 per jaar. Dit bedrag loopt op tot €6,6 miljoen per jaar in 2012. Voor de uitbreiding van de geplande
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
16
groei van de 20 lineaire versnellers tot 2005 bestaat een macrokostenstijging van €6,4 per jaar. Ook dit bedrag loopt op in de komende jaren.
Stand van zaken bouw radiotherapie: Volgens gegevens van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen zijn er door de radiotherapeutische centra bouwplannen ingediend die op termijn tot de uitbreiding van de capaciteit met 42 bestralingsruimten moeten leiden. Dit betreft een aanzienlijke uitbreiding van de bestralingscapaciteit met circa 60% ten opzichte van de situatie in 2000. In de periode tussen nu en 2005 worden 30 bestralingsbunkers gebouwd, terwijl in de periode 2005–2010 nog eens 12 bestralingsbunkers volgen. Naar verwachting zijn in 2005 28 van de geplande 42 bestralingsbunkers operationeel. De overige zullen als «wisselbunkers» dienen, die voorkomen dat bij vervanging van apparatuur productieverlies optreedt. Met de uitbreiding van de bestralingsbunkers is een bedrag gemoeid van circa €50 miljoen tot 2005. Per 1 november 2002 kan schematisch het volgende overzicht gegeven worden: Stand plannen
Aantal centra
Aantal bunkers
14 2 1
28 7 2
2 2
5 n.v.t.
21
42
Plannen die gereed zijn (vergunning is afgegeven) Plannen die op verklaring/ vergunning wachten Plannen die in behandeling/ overleg zijn Plannen die aangejaagd (ingediend) moeten worden Instellingen die geen uitbreiding zullen realiseren Totaal
(Bron: College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen, november 2002)
Zie ook de grafiek van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen die als bijlage is opgenomen. De planontwikkeling en de planafhandeling is, mede door de aanjaagactiviteiten van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen, voortvarend ter hand genomen. In een aantal gevallen is de bouw van de bestralingsbunkers reeds begonnen. Onlangs is op 28 oktober jl. de eerste bestralingsbunker met lineaire versneller in gebruik genomen in het Dr. Bernard Verbeeten Instituut te Tilburg.
Stand van zaken opleidingen radiotherapie: Het verhogen van de capaciteit van de radiotherapie vereist dat extra radiotherapeuten, klinisch fysici en radiotherapeutische laboranten worden opgeleid. Dit is de tweede hoofddoelstelling van de inhaalslag radiotherapie. De cijfers van de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie tonen voor radiotherapeuten en klinisch fysici een positief beeld. Volgens de NVRO liggen alle activiteiten op schema en zijn de gestelde doelen gehaald. Radiotherapeuten en klinisch fysici: De invulling van de extra toegekende opleidingsplaatsen (32 voor radiotherapeuten en 15 voor klinisch fysici) verloopt voorspoedig. Een groot deel van de beschikbare opleidingsplaatsen is ingevuld of zal op korte termijn ingevuld worden. Een aantal procedures voor de invulling van de extra opleidingsplaatsen moet nog worden afgewikkeld. Dit gebeurt in de loop van het komende jaar (2003) of het daaropvolgende jaar (2004). De situatie ziet er momenteel als volgt uit:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
17
Jaar
2001 2002 2003 2004 Totaal
Extra opleidingsplaatsen radiotherapeuten + 10 + 10 + 10 +2 + 32
Opmerkingen
Ingevuld 4 definitief ingevuld, 6 al toegewezen invulling in 2003 invulling in 2003 of 2004
(bron: Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie, september 2002)
Jaar
2001/2002 Totaal
Extra opleidingsplaatsen klinisch fysici + 15 + 15
Opmerkingen
14 ingevuld, 1 nog in te vullen
(bron: Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie, september 2002)
Voor de feitelijke invulling van de opleidingsplaatsen voor radiotherapeuten en klinisch fysici worden adequate beleidsregels opgesteld. De werklast en de zorgzwaarte op een modelafdeling radiotherapie worden met de door de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie ontwikkelde systematiek in beeld gebracht. Op basis hiervan worden de T2 en B2 equivalente behandeling als productieparameters in de radiotherapie aanbevolen. Momenteel wordt het aantal radiotherapeuten waarvoor een instelling budget ontvangt nog bepaald aan de hand van het aantal nieuwe patiënten. De benodigde formatie aan klinisch fysici in relatie tot de productie is nog niet in een beleidsregel opgenomen. Middels het gebruik van de T2 en B2 equivalente behandelingen voor de financiering van het aantal radiotherapeuten en klinisch fysici kan adequate zorg binnen de radiotherapie worden geleverd en kunnen de extra opgeleide mensen later ook daadwerkelijk instromen. Het College Tarieven Gezondheidszorg stelt op korte termijn de productieparameters vast voor T2 en B2 equivalente behandelingen.
Radiotherapeutisch laboranten: De koepelorganisaties van de ziekenhuizen (VAZ en NVZ), van de laboranten (NVRL en VORL), van de opleidingsorganisaties (RBRL en MBRT) en de NVRO zijn verenigd in een «task force» radiotherapie. Momenteel kunnen voltijd HBO opleidingen door een tekort aan leerlingen niet in de behoefte voorzien. Onbekendheid met het vakgebied radiotherapie speelt een belangrijke rol. In september 2001 is een duale leergang gestart. Daarnaast zijn de ziekenhuizen hard bezig het aantal «inservice» leerlingen te verhogen. Men beoogt meer mogelijkheden te creëren voor belangstellenden en zo meer studenten binnen te halen. Extra opleidingsmogelijkheden gaan gepaard met extra financiële inspanningen. Om deze inspanningen financieel mogelijk te maken, zijn de partners in de sectorfondsen door de toenmalige minister verzocht om voor de zomer van 2001 afspraken te maken over het opleiden van extra radiotherapeutische laboranten. Dit ging gepaard met een stimuleringsregeling (ter hoogte van ruim 9 000 euro’s per leerling per jaar). In totaal is er 0,7 miljoen euro’s gereserveerd. Hiermee kunnen jaarlijks 27 nieuwe leerlingen voor de driejarige opleiding instromen. Van deze regeling is goed gebruikt gemaakt. De regeling is in 2002 gecontinueerd. Momenteel ben ik in overleg met de sociale partners over de continuering in 2003 van de financiering van extra opleidingsplaatsen voor radiotherapeutische laboranten in algemene ziekenhuizen via het Sectorfonds Zorg.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
18
Stand van zaken beleidsregel investeringen radiotherapie: Het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) heeft de bestaande beleidsregel voor investeringen in medisch apparatuur op verzoek van de NVRO aangepast in verband met kostenstijging. 4.1.3 Wachtlijsten en wachttijden De NVRO heeft de wachttijden voor radiotherapie geactualiseerd en gepubliceerd. Het gaat hier om gegevens per november 2001 (zie bijlage). Hieruit blijkt dat de wachttijden voor radiotherapie in november 2001 gemiddeld niet verder zijn toegenomen ten opzichte van november 2000. Per specifieke behandeling zien we een meer gedifferentieerd beeld. Bij sommige behandelingen is een lichte daling. Bij andere behandelingen is juist sprake van een lichte stijging. Over het algemeen kan worden gesteld dat een substantiële reductie van de wachttijden in de radiotherapie nu nog niet kan worden verwacht, omdat de resultaten van het nieuw ingezette beleid pas op een termijn van 2 à 3 jaar zichtbaar zullen worden. De door de NVRO aangeleverde gegevens worden momenteel door Prismant, in overleg met het CVZ en de NVRO, aan een nadere uitwerking en detaillering onderworpen. Prismant verwerkt de gegevens in een nulmeting van de wachttijden in de radiotherapie. De resultaten worden op 28 november aanstaande openbaar gemaakt. 4.1.4 Doelen en beleid Het doel is het uitbreiden van apparatuur en personeel. De inhaalslag radiotherapie heeft op basis van de huidige gegevens over twee jaar een merkbaar effect op de wachtlijsten in de radiotherapie. Op de langere termijn (tot het jaar 2005) beoogt de inhaalslag een toename van 40% van de behoefte aan apparatuur en personeel te hebben bewerkstelligd. 4.1.5 Andere knelpunten bij oncologische aandoeningen In 2002 bleek dat het aantal chirurgische ingrepen dat noodzakelijk was bij de verwijdering van (hoofd- en hals)tumoren tekortschoot om in de behoefte te voorzien. Binnen twee jaar moet dit tekort zijn ingelopen, en is er geen sprake meer van wachttijden voor de chirurgische verwijdering van tumoren. Er bestaat een relatie tussen wachttijden voor chirurgische functies in het algemeen en tekorten aan IC plaatsen (nazorg na chirurgie) en OK-verpleegkundigen. Het doel is op de kortst mogelijke termijn operatiekamers op orde te hebben, en de intensive care continu beschikbaar te hebben. Om zo de directe beschikbaarheid oncologische chirurgie te realiseren. De doelstellingen IC staan genoemd in het Programma IC en in de brief van de Minister aan de Tweede Kamer d.d 12 november 2001 (28 008, nr 7).
Maatregel: risicoanalyse en interveniëren bij problemen Met de Nederlandse Werkgroep Hoofd-Hals Tumoren (NWHHT) is afgesproken dat de rapportage van de NWHHT de basis is voor het plan van aanpak om de wachttijden voor chirurgische verwijdering van hoofdhalstumoren terug te dringen. Daarbij gaan de NWHHT en de Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ) na of ook voor andere categorieën oncologiepatiënten wachttijden bestaan die onaanvaardbaar zijn. Indien dit het geval is, dan worden ook voor deze functies oplossingsstrategieën opgesteld en uitgevoerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
19
4.2 Aandoeningen aan het hart en het coronair vatenstelsel Aandoeningen aan het hart en coronair vaatstelsel zijn in de regel levensbedreigend, zeker wanneer tijdige interventie uitblijft. Naast de tekorten in personeel en middelen voor radiotherapie, zijn de wachttijden bij hartaandoeningen een feitelijk geconstateerd probleem waar een lange wachttijd de kans op herstel kan doet afnemen. Vijf jaar geleden waren de wachttijden voor het dotteren problematisch. Dat is nu niet langer het geval, althans niet in de mate van toen. Nu zijn de wachttijden voor open hart chirurgie een knelpunt. Dit staat in verband met het tekort aan IC- bedden. Nazorg vindt immers vaak plaats op een IC. 4.2.1 Hartinterventies Tot 1996 vielen verrichtingen aan het hart onder artikel 18 van de toenmalige Wet ziekenhuisvoorzieningen. In 1996 zijn deze interventies ondergebracht in de Wet op de bijzondere medische verrichtingen in het Planningsbesluit bijzondere interventies aan het hart. In dit besluit is te lezen dat de betrokken beroepsgroepen (cardiologen en thoraxchirurgen) van oordeel waren dat een onderscheid naar relatief eenvoudige en meer complexe ingrepen niet mogelijk was. Alle ingrepen werden als dermate specialistisch en risicovol beschouwd dat artikel 2 van de WBMV gerechtvaardigd was. Alleen onder vergunning mochten speciaal daartoe uitgeruste centra hartinterventies verrichten. Zodoende is er een geconcentreerd en specialistisch circuit van hartcentra ontstaan. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar interventiecardiologie (beperkt chirurgische ingrepen) en open hartchirurgie (cardiopulmonale chirurgie). Momenteel bestaan beperkte wachttijden voor het dotteren, en onaanvaardbare wachttijden voor open hart chirurgie. Goede samenwerking met – en beschikking over voldoende intensive care capaciteit is een onlosmakelijk onderdeel van de nazorg bij hartchirurgie. 4.2.2 Terugblik aandoeningen aan het hart en het coronair vatenstelsel Bij het opstellen van het Planningsbesluit werd voorzien dat op termijn behoefte zou bestaan aan uitbreiding van het aantal centra dat deze functies biedt. De Gezondheidsraad schatte in 1996 een uitbreidingsbehoefte van 2% per jaar, de betrokken organisaties deden schattingen die boven de 5% uitgaan. De wachttijden waren problematisch. Voor de reductie van wachttijden is in 1997 extra geld ingezet. Hierdoor zijn de wachttijden aanzienlijk teruggelopen. Uit de beschikbare gegevens van het College Tarieven Gezondheidszorg bleek een afname van meer dan 50% tussen 1997 en 1999. Naast extra geld was ook een uitbreiding van het aantal hartcentra noodzakelijk om de groei in de vraag op te vangen. In 1997 is daarom het Plan van aanpak Uitbreiding hartcentra naar de Tweede Kamer verstuurd. Locaties te Enschede, Leeuwarden en Den Haag werden genoemd als mogelijke plaatsen voor nieuwe hartcentra. In 3.2.4 zal duidelijk worden dat het centrum in Leeuwarden binnenkort operationeel is. In NoordNederland bestonden de langste wachttijden. Voorts werd vastgesteld dat de vraag naar PTCA’s fors groter was dan die naar OHO’s. In dit verband werd aan het Medisch Centrum Alkmaar toestemming verleend om in het kader van klinisch wetenschappelijk onderzoek PTCA’s uit te oefenen buiten een hartcentrum. Voorheen werd dit te risicovol bevonden door de betrokken beroepsgroepen, maar in het kader van een verantwoord klinisch onderzoek kon worden bekeken of uitbreiding van PTCA mogelijk is, zonder de directe aanwezigheid van een chirurgische achterwacht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
20
4.2.3 Huidige situatie aandoeningen aan het hart en het coronair vatenstelsel Er zijn in Nederland 15 ziekenhuizen (19 locaties) waar hartinterventies worden verricht. De verruiming van het aanbod vindt plaats binnen – of in samenwerking met deze centra. PTCA’s vinden nu ook plaats op samenwerkingslocaties, waar niet direct een chirurgische achterwacht aanwezig is. Voor openhartoperaties bestaan inmiddels wachtlijsten en wachttijden die de Treeknormen overschrijden. De Treeknormen stellen een aanvaardbare wachttijd van zeven weken, er zijn overschrijdingen van meer dan twee maanden. Voor de PTCA’s bestaan ook nog wachtlijsten en wachttijden, maar op beperkte schaal, en al enige tijd niet meer in de omvang uit 1997. De vraag naar openhartchirurgie is nu groter. Dit staat in relatie tot de tekorten aan intensive care plaatsen, omdat de nazorg van openhartchirurgie in veel gevallen afhankelijk is van intensive care. Sinds 1999 zijn ook organisatieverbeteringen ingezet. De huidige beschikbare capaciteit is hierdoor toegenomen: – Het verwijzingsbeleid van cardiologen in algemene ziekenhuizen naar de 15 behandelcentra is opgesteld en geïmplementeerd (landelijk protocol ten behoeve van de indicatiestelling, urgentiegradering, transparante en eenduidige wachttijden registratie). – De samenwerking en taakverdeling met de thoraxchirurgie (richtlijnontwikkeling en protocollering) is uitgewerkt en een systeem van visitatie is opgezet en geïmplementeerd (kwaliteitsbeleid). – De Begeleidingscommissie Hartinterventie Nederland (BHN) voert sindsdien een landelijke registratie en maandelijkse wachtlijstinventarisatie uit. – In 1997 heeft een incidentele extrabudgettaire financiering plaatsgevonden om de wachtlijsten te bekorten. Naast verbetering in de organisatie van de zorg werd ruimte geboden voor de start van twee nieuwe hartcentra: in 1998 in het Leyenburgziekenhuis en in 1999 Het Medisch Spectrum Twente. In het Leyenburgziekenhuis heeft de totstandkoming van het hartcentrum vertraging opgelopen. In Twente zijn de voorbereidingen in het stadium dat de eerste paal voor het hartcentrum dit najaar wordt geslagen. 4.2.4 Wachtlijsten en wachttijden In juli 2002 is uit de gegevens van de Begeleidingscommissie Hartinterventies Nederland af te leiden dat de wachttijden in bepaalde regio’s de Treeknormen overschrijden. Vooral in het noorden van Nederland en in Rotterdam overschrijden bestaan wachttijden die de Treeknormen overschrijden. De wachtlijsten betreffen de hartchirurgie en in slechts enkele gevallen de PTCA’s (Groningen en Breda/ Tilburg). Voor de PTCA stonden 14 patiënten langer dan twee maanden op een wachtlijst en daarvan 3 patiënten langer dan drie maanden. De overige centra kende geen wachtlijst voor PTCA. De BHN werkt met voorspellingen (kolom 2) en aantallen patiënten die wachten per maand (kolom 4).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
21
Tabel 2. Wachttijden in weken PTCA peildatum juli 2002 Hartcentrum
Academisch Ziekenhuis Groningen Weezenlanden (nu Isalaklinieken) Amsterdams Medisch Centrum Vrije Universiteit Amsterdam Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Leids Universitair Medisch Centrum Universitair Medisch Centrum Utrecht Anthonuisziekenhuis Nieuwegein Erasmus Universitair medisch Centrum Universitair medisch Centrum Nijmegen Amphia Breda Caterinaziekenhuis Eindhoven Academisch Ziekenhuis Maastricht
Verwachte wachttijd
Aantal patiënten die wachten
>2 mnd
2.0 1.0 0.8 2.0 0.5 1.5 1.0 1.3 2.0 1.0 0.8 2.0 2.9
27 39 27 17 20 48 84 107 71 41 97 135 53
4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 4 2
766
14
Verwachte wachttijd
Aantal patiënten die wachten
>2 mnd
9.0 7.0 2.5 3.5 3.0 3.5 – – 3.0 4.0 1.2 3.5 3.5
72 227 107 87 187 49 – – 65 128 154 181 88
32 139 18 40 21 33 – – 29 24 23 40 20
1345
419
Tabel 3. Wachttijden in weken OHO peildatum juli 2002 Hartcentrum
Academisch Ziekenhuis Groningen Weezenlanden (nu Isalaklinieken) Amsterdams Medisch Centrum Vrije Universiteit Amsterdam Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Leids Universitair Medisch Centrum Universitair Medisch Centrum Utrecht Anthonuisziekenhuis Nieuwegein Erasmus Universitair medisch Centrum Universitair medisch Centrum Nijmegen Amphia Breda Caterinaziekenhuis Eindhoven Academisch Ziekenhuis Maastricht
4.2.5 Doelen en beleid Uitbreiding van het aanbod vindt plaats onder gereguleerde samenwerking met erkende hartcentra. –
De behoefteraming voor de drie noordelijke provincies ligt rond de 1750 openhartoperaties, terwijl de capaciteit van het Academisch Ziekenhuis Groningen op dit moment rond de 1000 ligt. Daarom wordt binnen de vergunning van het AZG openhartchirurgie in het Medisch Centrum Leeuwarden opgestart. Het Academisch Ziekenhuis Groningen heeft in 2002 een aanpassing aan de vergunning gekregen, waardoor hartchirurgie en interventiecardiologie kunnen plaatsvinden in Leeuwarden. Door het werken op bilocatie mogelijk te maken, is een extra hartcentrum ontstaan in het noorden van Nederland, waar de wachtlijsten het grootste probleem vormen. Hiermee wordt naar verwachting in de loop van 2003 voldaan aan de behoefteraming, de effectuering in aantallen operaties is echter ook afhankelijk van de instroom van voldoende OK personeel en aantallen beschikbare IC bedden.
–
Ook in Leiderdorp wordt sinds 2002 samen met het Leiden Universitair Medisch Centrum op twee locaties «gedotterd» (PTCA). Dit zal niet
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
22
zozeer een effect op de huidige wachttijden hebben (die zijn al beperkt), maar wel op het aantal wachtenden, dat nog groot is. –
In Alkmaar en in Rotterdam bereiden de bestaande centra zich voor op uitbreiding van aantallen PTCA’s. De uitbreiding in Rotterdam zal ook een vermindering van de vraag naar PTCA in Zuid-Nederland tot gevolg hebben.
–
In verband met de tekorten in de open hart chirurgie moet worden opgemerkt dat recent ontwikkelde technologie rond de implantaties van interne cardioverter defillibratoren (ICD) op termijn een reductie betekent van het aantal open hart operaties. Momenteel zijn drie centra in voorbereiding om ICD implantaties uit te voeren, naast het thans bestaande aanbod.
Doel: dereguleren en spreiden aanbod hartinterventies: Ten tijde van het Planningsbesluit bijzondere interventies aan het hart (1996) bestond onder betrokken beroepsorganisaties geen overeenstemming over een onderscheiding naar risicovolle en minder risicovolle interventies aan het hart. Bij het vaststellen van het besluit heeft de toenmalige Minister gewezen op de noodzaak dat betrokken beroepsgroepen op termijn aan moeten geven hoe de structurering van de hartinterventies plaats kan vinden op een zodanige wijze dat alleen de risicovolle ingrepen gereguleerd plaatsvinden, en dat het verdere aanbod flexibel kan worden vormgegeven, gericht op de vraag zonder overschrijding van aanvaardbare wachttijden. Inmiddels is de kennis en kunde wereldwijd toegenomen, met gevolgen voor vraag en aanbod. Er wordt met name een groei verwacht in de ICD (interne cardioverter defibrillatoren) implantaten. De medisch technologische ontwikkelingen op dit terrein zijn zover dat de indicatiegebieden voor toepassing van deze ingreep kunnen worden uitgebreid, dat een groei in de vraag naar ICD wordt voorzien, dat deze ingreep inmiddels weinig risicovol is, dat overeenstemming over verwijzing en samenwerking tussen betrokken beroepsgroepen aanwezig is, en dat dit leidt tot een terugname in plotselinge hartdood en open hartchirurgie op langere termijn.
Doel: dereguleren met behoud van kwaliteit en patiëntveiligheid: Op korte termijn vindt consultatie plaats bij de betrokken beroepsgroepen en de Inspectie voor de Gezondheidszorg om het flexibiliseren van het aanbod verantwoord en zonder kwaliteitsverlies te laten verlopen. Dit leidt nog dit jaar tot een uitbreiding van het aantal centra dat ICD-implantaties verricht. Aan de Gezondheidsraad wordt advies gevraagd over de huidige stand van de wetenschap inzake hartinterventies. In het programma van 2003 is dit opgenomen. Het doel is om op basis van de actuele stand van zaken in de wetenschap na te gaan welk deel van het aanbod zonder kwaliteitsverlies gedereguleerd kan worden. Deregulering en flexibilisering van het vergunningbeleid maken een verdere groei en spreiding van het aantal centra mogelijk. Dit is mogelijk zodra het advies van de Gezondheidsraad verschijnt.
Doel: voldoende verpleegkundigen en uitbreiden IC- capaciteit: Voor een uitwerking van het beleid om de IC- capaciteit op orde te brengen wordt verwezen naar het Plan van aanpak uitbreiden capaciteit, maar dit staat in verband met het terugdringen van de wachttijden in de hartchirurgie. Ook het opleiden van OK en IC verpleegkundigen is drin-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
23
gend geboden, om een halt toe te roepen aan de wachtlijsten voor hartchirurgie. 5 Wachttijden: de relatie met andere bedrijfsprocessen in de zorg
5.1 Inleiding Het is eerder gezegd, maar mag best nog eens worden herhaald: verbeteringen in de samenwerking tussen professionals in de zorg hebben een belangrijk effect op wachttijden. Er zijn ziekenhuizen die daarvan bewijs leveren. «Persuing perfection» is een term die veel belooft, en ziekenhuizen die met dit programma werken maken de belofte waar1. Door verbetering aan te brengen in de ziekenhuisorganisatie worden wachttijden teruggedrongen. Er zijn ook knelpunten door andere oorzaken. Het wachten op zorg staat voor sommige ernstige aandoeningen in relatie tot het tekort aan intensive care plaatsen in Nederland. Niet alleen bij de hartchirurgie, maar ook bij andere ingrijpende operaties is nazorg op een intensive care vaak vereist. Soms worden electieve operaties afgezegd, doordat een intensive care bed niet beschikbaar kan worden gehouden in verband met spoedeisende zorg. Het onverhoeds afzeggen van een operatie is altijd een ernstige belasting, maar kan in bepaalde gevallen ook leiden tot gezondheidsschade. Het oplossen van het tekort aan IC bedden is daarom een eerste prioriteit in het beleid. In paragraaf 4.1 worden twee acties beschreven die zijn ingezet om de IC tekorten in te lopen. In 4.2 worden voorwaarden op een rij gezet die bijdragen aan succesvol beleid om wachttijden weg te werken.
5.2 Het Programma IC en de Beleidsvisie PICU Het tekort aan intensive care plaatsen in Nederland heeft geleid tot twee trajecten: (1) Voor kinderen is een Beleidsvisie Pediatrische Intensive Care Units (PICU) opgesteld, die inmiddels met alle betrokken partijen is afgestemd. De Minister zal de Beleidsvisie PICU nog dit jaar vaststellen. De werkzaamheden die hierin zijn opgenomen zijn al sinds mei 2001 opgepakt door een werkgroep, waarin betrokken veldpartijen zitting hebben. De bekostiging is geregeld en de nieuwe beleidsregels PICU zijn in september 2002 door de toenmalige Minister goedgekeurd. De eerste resultaten van het beleid zijn zichtbaar in de activiteiten van de werkgroep, die steeds in afstemming met VWS zijn gepland (planning en uitbreiding van aantal direct beschikbare plaatsen, opleiden gespecialiseerde verpleegkundigen, uitbreiden capaciteit). (2) Voor de intensive care voor volwassen is een Programma IC opgezet door de Stuurgroep IC, waarin zowel veldpartijen als overheid zitting hebben. Dit programma biedt een belangrijke oplossing, niet alleen voor de directe beschikbaarheid van IC plaatsen, maar ook voor wachtlijsten en wachttijden bij functies die afhankelijk zijn van nazorg op een IC.
1
Persuing perfection is een internationaal project dat zich richt op het herontwerpen van zorgprocessen in samenhang met de zorg buiten de muren van de instelling. De zorg wordt bekeken vanuit zes dimensies (veiligheid voor patiënten en medewerkers, effectieve en efficiënte zorg, de patiënt centraal, voor iedereen bereikbaar en precies op tijd). Binnen deze dimensies wordt naar perfecte organisatie gestreefd.
Verwezen wordt naar het Programma Intensive Care. In deze rapportage wordt volstaan met een samenvatting op hoofdlijnen. De Beleidsvisie PICU wordt dit jaar vastgesteld en naar de Tweede Kamer verzonden. De intensive care functie is een basisfunctie in de ziekenhuiszorg die zich kenmerkt door samenwerking met alle andere basisfuncties en medische disciplines. Een tekort aan intensive care plaatsen heeft daarom gevolgen voor alle ziekenhuisfuncties. Van kindergeneeskunde tot algemene heelkunde, de samenwerking met de IC speelt een belangrijke rol in de door-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
24
stroom van patiënten. Intensive care is in iedere situatie aangewezen waarbij vitale functies van patiënten gevaar lopen, zowel door een ernstig beloop van de ziekte als bij nazorg na ingrijpende chirurgische ingrepen. Het Programma bevat de volgende actiepunten: 1. Het in gebruik nemen van bouwkundig beschikbare capaciteit die momenteel niet gebruikt wordt. De maatregelen concentreren zich op het aanbrengen van voldoende randvoorwaarden op het gebied van de bekostigingssystematiek, zodat de bouwkundig aanwezige capaciteit ook direct beschikbaar komt, en het opleiden van voldoende IC verpleegkundigen en intensivisten. 2. Op basis van de CBO richtlijn «Organisatie en werkwijze op IC afdelingen» worden verbeteringen doorgevoerd, die de directe toegankelijkheid van de IC in Nederland sterk verbeterd. Ook een verbeterde doorstroom van patiënten naar andere voorzieningen is hiervan onderdeel. Er wordt een website opgesteld om de directe beschikbaarheid van IC inzichtelijk te maken, zodat «rondbellen» niet langer nodig is. 3. Het verbeteren van veilig transport voor ernstig zieke kinderen en volwassenen, door het implementeren van een Mobiele Intensive Care Unit (MICU). Ook verbeteringen in de samenwerking tussen de eerste lijn (huisartsen, tandartsen, verloskundigen enzovoort) en de ziekenhuizen hebben een effect op wachttijden. Daarnaast zijn verbeteringen mogelijk in de logistiek binnen ziekenhuizen. Er zijn inmiddels voldoende voorbeelden van sterk verbeterde ziekenhuisprocessen die de wachttijden met een derde tot de helft terugbrengen. In dit verband kunnen onder meer de doorbraakprojecten van het CBO worden genoemd.
5.3 Voorwaarden bij een geïntegreerde oplossing Uit vorenstaande blijkt dat oorzaken van en oplossingen voor wachttijden in een complexe relatie tot elkaar staan. Verschillende initiatieven van veldpartijen hebben alleen voldoende effect, wanneer ze gezamenlijk worden opgepakt en uitgewerkt. De overheid heeft daarbij de verantwoordelijkheid dat het systeem werkt. Wanneer het systeem onvoldoende werkt dient de overheid partijen te wijzen op hun verantwoordelijkheid. Zonodig worden wet- en regelgeving gewijzigd. De zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor kwalitatief goede zorg. Een objectieve en eenduidige registratie van gegevens is daarvan onderdeel. Er is meer en scherper inzicht nodig, dan nu voorhanden is. De zorgverzekeraars verzekeren het recht op zorg en daarmee de toegankelijkheid tot zorg, desnoods in het buitenland. Belangrijke onderdelen in een geïntegreerde aanpak om wachttijden terug te brengen zijn: voldoende mensen die graag werken in de zorg, gerichte oplossingen bij problemen, waarbij de patiënt centraal staat, transparantie en een respectvolle bejegening tussen alle betrokkenen. 5.3.1 Opleidingsplan capaciteit: instromen, maar ook behouden van personeel in de zorg Op 12 november 2001 heeft de toenmalige minister van VWS een brief gestuurd aan de Tweede Kamer waarin ze aangeeft hoe het aanbod van opleidingsplaatsen en van personeel in de zorg is verruimd. De realisatie van uitbreiding in opleidingen heeft al plaatsgevonden, maar de instroom van nieuw opgeleide mensen in ziekenhuizen vindt geleidelijk plaats in de komende jaren. Verwezen wordt naar de brief aan de Tweede Kamer (28 008, nr. 7). Daarin staan cijfers genoemd van zowel de verruiming in de opleidingen als van de geraamde instroom in de komende jaren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
25
Instroom alleen is niet voldoende om personeel te behouden. Goed werkgeverschap en expliciet personeelsbeleid zijn onlosmakelijk verbonden met de kwaliteit van zorg. Hiervoor moet meer aandacht komen. Dit is een verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders. 5.3.2 Melden van calamiteiten in de zorg: patiëntveiligheid voorop Wanneer wachttijden een schaderisico voor de gezondheid betekenen, dan is melding bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg aangewezen. In 2001 is door de Inspecteur Generaal een oproep gedaan aan alle ziekenhuizen om meldingen te doen over patiënten die ernstige gezondheidsschade hebben opgelopen of zijn overleden door capaciteitsproblemen op de IC. In die brief werd aangegeven dat de minister inzicht wil hebben in de calamiteiten die het gevolg zijn van het niet beschikbaar hebben van IC-bedden (circulaire registratienummer IGZ 2001–17 – IGZ, 28 november 2001). Naar aanleiding van soortgelijke signalen later dit jaar dat patiënten lang moesten wachten op de verwijdering van hoofd- en halstumoren, overweegt de IGZ deze meldingsoproep voor alle calamiteiten te laten gelden. Onderzoek moet vervolgens uitwijzen wat oorzakelijke factoren zijn, zodat oplossingen gericht en effectief worden ingezet. De Inspectie heeft hierover een brief verzonden aan alle ziekenhuizen, en deze brief is als bijlage bijgevoegd. 5.3.3 Eenduidig en zinvol registreren: transparantie Over de feitelijke stand van zaken kan nog onvoldoende volledig en betrouwbaar worden gerapporteerd. Niet alle ziekenhuizen leveren gegevens. Wel zijn toezeggingen gedaan, zoals door de VAZ. In 2003 moeten deze toezeggingen worden geëffectueerd. Daarnaast is het zaak ook, of liever juist op urgentie te registreren. Een tijdige alarmering (voordat de schade is geleden) is alleen mogelijk bij juist inzicht. Anders blijven incidenten de discussie bepalen. Schaarste is een (internationaal) gegeven in de zorg. Alleen bij een optimaal en zinnig inzicht is het mogelijk de juiste prioriteiten te stellen in het beleid, en tijdig te interveniëren vanuit het beleid. 5.3.4 Naar een nieuw systeem in de zorg Niet alleen het systeem moet worden vernieuwd, vernieuwing moet hand in gaan met een verbetering van de sfeer in de zorg. Prestatiegerichte bekostiging, verruiming van de middelen en het loslaten van een budgetplafond zullen een maximaal effect op vermindering van wachttijden hebben, wanneer dit gepaard gaat met een respectvolle bejegening tussen alle partijen. Het aanzien van de zorg in Nederland is niet uitsluitend afhankelijk van middelen in de structuur. Ook de wijze waarop iedereen met elkaar omgaat creëert een beeld van de zorg.
5.4 Is een oplossing binnen 2 jaar haalbaar? In de Algemeen politieke beschouwingen is een termijn van twee jaar genoemd, waarin de wachttijden voor levensbedreigende aandoeningen niet langer mogen bestaan. Voor electieve ingrepen gelden de Treeknormen dan als uiterste grens. Om dit resultaat vast te kunnen stellen is het noodzakelijk dat eenduidige en betrouwbare registratie van wachttijden plaatsvindt. Daarnaast geldt voor alle functies dat de groei in capaciteit kritisch afhankelijk is van voldoende instroom van personeel. Voor de uitbreiding radiotherapie is duidelijk dat momenteel alles op schema ligt, zowel wat opleidingen betreft als de bouw van bunkers. Beide kosten wel tijd, en in ieder bouwproces kunnen onvoorziene vertra-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
26
gingen optreden. Dit geldt ook voor de bouw van hartcentra. Wanneer alles volgens plan verloopt, is het hoogstwaarschijnlijk dat voor deze aandoeningen de wachttijden in twee jaar zijn weggewerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 170, nr. 29
27