Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
23 645
Openbaar vervoer
Nr. 113
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 18 oktober 2005 De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 7 september 2005 overleg gevoerd met minister Peijs van Verkeer en Waterstaat over: – de verkoop van Novio aan de HTM. Bij dat overleg werden betrokken: – de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat d.d. 6 september 2005 over de verkoop van Novio aan de HTM (23 645, nr. 96); – het antwoord van de minister d.d. 30 augustus 2005 op Kamervragen gesteld door de leden Dijksma, Hofstra, Mastwijk, Slob en Hermans over de verkoop van Novio aan de HTM (Kamervragen met antwoord 2004–2005, nr. 2253). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Bruls (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD), Lenards (VVD). Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GroenLinks), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (ChristenUnie), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Ten Hoopen (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD), Aptroot (VVD).
Mevrouw Dijksma (PvdA) acht de standpunten over aanbestedingen in het stads- en streekvervoer zo langzamerhand wel bekend, maar dat schijnt in de praktijk weinig uit te maken. Het reciprociteitsbeginsel geformuleerd in artikel 109 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) stelt dat vervoersbedrijven pas mogen meedingen naar andere concessies, als zij hun eigen markt eveneens openstellen. De minister noemt de koop van Novio door de HTM in strijd met de geest, maar niet met de letter van de wet. De PvdA-fractie heeft daar vraagtekens bij. Als de markt voor bussen opengaat, moet de HTM volop kunnen meedingen naar andere concessies. Het zou goed zijn als de markt uit meer dan twee sterke spelers zou bestaan en als dat niet alleen buitenlandse, maar ook Nederlandse bedrijven zouden zijn. De vraag is dus niet of de HTM mee mag doen, maar wanneer. Mevrouw Dijksma heeft steeds verdedigd dat de markt voor de grote vier steden gesloten moet blijven en dat aanbesteding niet verplicht moet worden. Als er echter al marktwerking komt, dan moet het er eerlijk aan toe gaan. Wie vanuit een beschermde positie werkt, kan niet volop meedingen op andere markten. Dat is al jaren de positie van een Kamermeerderheid, dat is in de geest van de Wp2000 en dat was bij de HTM ook bekend op het moment dat zij de intentieverklaring met Novio tekende. De HTM heeft willens en wetens in strijd met de wensen van Kamer en minister gehandeld. Dat roept een aantal vragen op.
KST90569 0506tkkst23645-113 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 23 645, nr. 113
1
1
Volgens de minister handelt de HTM niet in strijd met de letter van de huidige wet, daar de wet de aanbesteding van concessies betreft en niet de koop of verkoop van bedrijven. Is dat wel zo? De koop kan immers met het oogmerk worden gedaan, een concessie te verwerven. Voorts kondigt de minister twee wetswijzigingen aan. Een wijziging van het Wp2000reciprociteitsartikel ligt al bij de Tweede Kamer. Maakt deze wijziging alle spelers in het veld voldoende duidelijk, waar zij precies aan toe zijn? De busmarkt gaat terecht in 2009 open, maar kan de minister aangeven vanaf welk moment de betrokken bedrijven de voorbereidingen mogen starten die het meedingen naar een concessie vereist? Wanneer kan de Kamer de tweede wetswijziging overeenkomstig de motie-Dijksma c.s. (24 036, nr. 313) verwachten? Volgens het antwoord van de minister op de gestelde Kamervragen komt die wijziging in oktober naar de Kamer. In de brief van 6 september staat dat dit «zo spoedig mogelijk» zou gebeuren. Wanneer is «zo spoedig mogelijk»? De minister wijst er in de brief op dat zij niet de handhavende instantie is voor het reciprociteitsbeginsel; handhaving van de Wp2000 geschiedt in beginsel door de partijen in het veld zelf. Dat verklaart waarom het zo’n jungle is. Kan de Vervoerskamer van de NMa niet als scheidsrechter optreden, als een soort Opta voor de vervoersmarkt? Nu schijnt de Vervoerskamer uitsluitend te kijken naar de vraag of de financiering van transacties oneigenlijke concurrentie met zich meebrengt, doordat er overheidsgelden worden gebruikt. Uit Nijmegen hoort mevrouw Dijksma dat men zich gedwongen voelt tot verkoop. In een eerder overleg heeft de minister aangegeven dat verzelfstandiging niet per se verkoop van aandelen hoeft te betekenen. Als dat niet hoeft, dan moet dat klip en klaar worden gecommuniceerd. Is de minister daartoe bereid? De heer Hofstra (VVD) memoreert dat er nu al twee jaar over het reciprociteitsbeginsel wordt gepraat. De minister is in die tijd tamelijk passief gebleven. Op de nu voorliggende wetswijziging na is er niets gedaan aan regelgeving. Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid, zoals bij een gemeentelijk bestemmingplan, een voorbereidingsbesluit te nemen, en er is ook anderszins geen spoedprocedure gevolgd. Wel heeft de minister geaccordeerd dat in Haaglanden zonder enige concurrentie RandstadRail is aanbesteed aan de HTM. Voorts heeft zij bevonden dat Stadsvervoer Nederland (SVN) een normaal openbaarvervoersbedrijf is dat mag meedoen aan aanbestedingen, en inmiddels al bepaalde streekvervoersconcessies heeft in de provincie Utrecht. Bij de HTM is heel veel gebeurd in de laatste twee jaar. Dat is te waarderen. De HTM heeft een hele boom aan activiteiten verworven en blijkt dus geenszins het verslofte bedrijf te zijn waar men het voor zou aanzien. De HTM is al heel lang een nv en het beste bewijs voor de stelling dat een bedrijfsmatige aanpak uitstekend werkt bij de uitvoering van het openbaar vervoer. Of er in Den Haag geconcurreerd wordt, is geen kwestie waar de HTM over gaat. Het is een kwestie van politiek en bestuur, van Haaglanden en de nationale overheid. De HTM heeft dingen gedaan die in strijd zijn met de geest van de wet en met de wens van de Kamer, maar volgens de brief van de minister is er niets illegaals gebeurd. Wat nu? De minister wijst er terecht op, geen aandeelhouder van de HTM te zijn. Minister noch Kamer gáán over de HTM. De Kamer kan de komende wetswijzigingen amenderen. Als de Kamer meent dat het nu niet goed gaat, moet zij niet schromen, de afspraak over 2017 aan te passen. Het zou ook helpen, de HTM duidelijk te maken dat de Tweede Kamer via wetgeving dingen kan doen die men in Haaglanden wellicht niet leuk zou vinden. Wil de minister in die zin met de betrokken partijen gaan praten over privatisering van de HTM? Wat moet er in geval van een privatisering veranderd worden aan de reeds gemaakte afspraken? Mocht een privatisering gestalte krijgen, dan wil de VVD-fractie dat niet door de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 23 645, nr. 113
2
huidige drie grote spelers laten doen. Er is niets op tegen dat een vierde partij uit Nederland afkomstig zou zijn. De NMa is nog niet in beeld bij deze markttechnische kwestie. Zou de NMa hierin geen nuttige adviezen kunnen geven? De heer Hofstra vraagt opheldering over de reciprociteitsvereiste. De Fransen verdienen geld op de Nederlandse markt, terwijl de Franse markt potdicht is. Is het niet mogelijk, de markttoegang op Europees niveau evenwichtiger te organiseren? Wat gebeurt daar concreet aan in Europa? Wat is daarbij de inzet van de minister? Heeft zij wel eens overwogen, naar het Hof in Luxemburg te stappen om de situatie in Frankrijk veranderd te krijgen? De heer Slob (ChristenUnie) vindt het jammer dat dit gesprek over reciprociteit nu weer nodig is. De GVB’en zeggen er vooralsnog niet aan toe te zijn, een aanbesteding te ondergaan, maar blijken ondertussen prima in staat om te opereren buiten de beschermde thuismarkt. De ChristenUnie hecht aan een consequente toepassing van het reciprociteitsbeginsel. De minister geeft aan, geen juridische mogelijkheid tot ingrijpen te hebben. Heeft de minister bij het trekken van die conclusie voor ogen gehad, wat de doelstelling was van de HTM bij het kopen van Novio? De HTM krijgt niet alleen de mogelijkheid om in Nijmegen te rijden, maar verkrijgt ook weer een belang in SVN, zodat zij ook in andere regio’s ov-concessies kan binnenhalen. Dat is in strijd met artikel 109 van de Wp2000. Kon de minister zich baseren op adviezen van de landsadvocaat? De overname van Novio door de HTM druist in tegen de uitdrukkelijke wens van de Kamer, een eerlijke markt voor stads- en streekvervoer te creëren. De uitspraak van de minister dat de HTM daarmee niet tegen de letter, maar wel tegen de geest van de wet handelt, verwondert de heer Slob. Als de Wp2000 naar de letter zou zijn uitgevoerd, dan had de HTM immers ook niet de tijd gekregen tot 2009 om het busvervoer, respectievelijk tot 2017 om het railvervoer te verzelfstandigen. De minister heeft vaart gezet achter de wijziging van het reciprociteitsartikel. Het zou goed zijn als ook de Kamer dat deed. Dan is in ieder geval voor de toekomst geregeld dat dergelijke situaties zich niet weer voordoen. Toch blijft er enig onbehagen over de overname van Novio. De minister kondigt aan, in de wet vast te leggen dat vrijstelling van openbare aanbesteding voor drie jaar niet geldt als een GVB en ander GVB overneemt, zoals hier het geval is. Op grond daarvan moet de concessie van Novio per 1 januari 2007 zijn aanbesteed. Op welke wijze gaat de minister dat regelen? Waarom moet er überhaupt nog worden vastgehouden aan de vrijwaring van de HTM? Het schriftelijke antwoord van de minister op die specifieke vraag is niet bevredigend. Wat verzet zich ertegen, de HTM onder het oorspronkelijke regime van de Wp2000 te brengen en af te zien van vrijwaring? De heer Mastwijk (CDA) memoreert dat de minister de G4 een aantal malen tegemoet is gekomen door de aanbesteding uit te stellen. Kamer en minister hebben er dus het nodige voor gedaan om maatwerk te leveren. Voor wat hoort wat, dunkt de heer Mastwijk. De Kamer hecht terecht aan het reciprociteitsbeginsel. De HTM negeert willens en wetens de wens van Kamer en minister om aan dat beginsel vast te houden, wat aanleiding geeft tot op zijn minst enig onbehagen. De minister zegt geen juridische mogelijkheid te hebben om hier iets aan te doen. Het is daarom zaak, de reeds voorliggende en in voorbereiding zijnde reparatiewetgeving zo snel mogelijk behandeld te krijgen. Welke mogelijkheden zijn er verder om een opening van de thuismarkt af te dwingen van bedrijven die zich via de achterdeur bezighouden met andere markten, terwijl hun eigen markt gesloten blijft?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 23 645, nr. 113
3
Mevrouw Gerkens (SP) constateert dat de Kamer zich in vreemde bochten moet wringen om de doelstelling van de Wp2000 te halen. Het lijkt van groter belang om het idee achter de wat waar te maken, dan de kwaliteit van het ov te waarborgen, met als resultaat dat bedrijven worden stukgemaakt. Voor de SP-fractie toont dit het failliet aan van de Wp2000. Het ziet er nu naar uit dat Novio verkocht mag worden aan de HTM, alleen is het dan een waardeloos bedrijf, omdat het als dochter niet meer kan meedingen naar de concessies. Als het zo doorgaat, zal de HTM het niet meer willen kopen. De verkoop is nog niet afgerond. Er zijn afspraken gemaakt, maar het is onduidelijk in hoeverre daaraan moet en kan worden voldaan. De HTM kan de afspraken mogelijk verbreken. Dat zou voor Nijmegen een aardige strop zijn. Nijmegen is driekwart jaar bezig geweest met onderhandelingen en nu men bijna een deal heeft bereikt, gaat die mogelijkerwijs niet door. Kan de HTM de afspraken niet verbreken? Dan heeft Den Haag een aankoop gebezigd die helemaal niet kan, terwijl Den Haag dacht dat het kon. De gedachtegang achter de theorie van het reciprociteitsartikel is goed te volgen, maar de praktische uitwerking ervan is desastreus en komt niemand ten goede. Hoe moet het nu verder? Is afzien van een wijziging van het reciprociteitsartikel, in ieder geval op dit moment, een oplossing? Of moet de concessie van Nijmegen, als de koop niet doorgaat, langer worden verlengd dan tot 2010? Men heeft nu immers driekwart jaar verloren met onderhandelingen, met waardeverlies als gevolg. Dat is niet niets voor een bedrijf met 70 mln. omzet. Mevrouw Gerkens is benieuwd naar de oplossingen van de minister. De heer Hermans (LPF) zag dat er in april 2004 en in april 2005 algemene overleggen hebben plaatsgehad waarin het reciprociteitsbeginsel aan de orde kwam. Een grote Kamermeerderheid en de minister waren eenzelfde mening toegedaan. Vervolgens kwam de minister niet met regelgeving, maar ging in overleg met de HTM. Naar nu blijkt, heeft de HTM zich niets aan dat overleg gelegen laten liggen, terwijl duidelijk is wat de Kamer wil. De vraag is nu hoe het verder moet. Er is te weinig gebeurd. De heer Hermans is het eens met de visie van hen die zeggen: als de HTM al zo goed in staat is om andere gebieden te veroveren, dan moet zij daar maar mee worden geholpen. De vrijstelling tot 2017 moet van de baan. Het regime moet weer 2009 voor bus en 2012 voor tram worden. Wat gaat er met het reciprociteitsartikel gebeuren? De HTM schijnt aanwezig te zijn geweest op een vergadering voorafgaand aan de aanbesteding van de Valleilijn in Ede-Wageningen. Men zou zich in Limburg bij verschillende aanbestedingen hebben gemeld. Het kan niet zo zijn dat de HTM allerlei gebieden verovert, omdat de overheid weer op haar handen gaat zitten. Het reciprociteitsartikel moet met de grootste spoed worden ingevuld volgens de bedoeling van de Kamer. Het antwoord van de minister De minister deelt veel van de genoemde bezwaren. De HTM handelt in strijd met de geest, maar niet met de letter van de wet en de minister heeft geen zeggenschap over het eigendom van bedrijven. De HTM kon Novio kopen, maar weet heel goed – dat staat ook op papier – dat meedoen bij een eventuele aanbesteding van de concessie van Novio niet mogelijk zal zijn. De minister vindt zichzelf niet passief. Op 1 juli 2004 heeft zij met de Kamercommissie gesproken over Stadsvervoer Nederland (SVN). Direct daarna heeft zij met Haaglanden en de HTM gesproken en zwart op wit de afspraak gemaakt dat de HTM zich zal terugtrekken uit SVN. Die bestuurlijke afspraken zijn spoedig nagekomen en hebben effect gehad. In een brief van augustus 2004 schrijft de HTM te accepteren dat zij als gevolg van de afspraken voorlopig op generlei wijze actief zal mogen zijn in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 23 645, nr. 113
4
strijd om nieuwe concessies voor ov per bus in Nederland, buiten Haaglanden. Gezien deze passage leek het niet nodig om op stel en sprong een wetswijziging in te dienen. In november 2004 is alsnog een start gemaakt met de wetswijziging. De wetswijziging ligt nu bij de Kamer ter behandeling. Deze wetswijziging had overigens de koop van Novio niet kunnen tegenhouden. Het gaat hier om een kwestie van bezit en daar gaat de overheid niet over. Zij gaat alleen over concessies. Met de wetswijziging die naar aanleiding van de motie-Dijksma c.s. (24 036, nr. 313) is afgesproken, wordt het effect van de koop geminimaliseerd, daar de concessie per 1 januari 2007 aanbesteed moet zijn. Na de wijziging komt er immers in de wet te staan, dat de status van een GBV overheersend is, wanneer een GVB een ander bedrijf koopt. Daarom krijgt Novio geen drie jaar extra en mag het niet meedingen naar de concessie. Dat is een harde maatregel, maar de HTM wist dat het zo zou gaan. Er zijn afspraken gemaakt met de HTM en de minister ging er van uit dat men daarop kan vertrouwen. Iedereen heeft geweten waar men aan begon, ook Novio. In een brief die de HTM aan Haaglanden heeft geschreven, stond dat de HTM niet zou deelnemen aan andere concessies. Het standpunt van de Kamer was bekend. Het is 30 juni nog een keer aangescherpt. De HTM wist ongetwijfeld wat zij deed. Wel is het zo dat de Novio niet alleen een ov-bedrijf is, maar ook voor een groot gedeelte contractwerk doet. De HTM kan bewust een risico genomen hebben, omdat men het contractbedrijfsgedeelte de moeite waard vindt. Versnelling van de wetswijziging ter beperking van de ruimte van de HTM is niet mogelijk. De wetswijziging ter aanscherping van het reciprociteitsbeginsel ligt bij de Tweede Kamer en zal, naar de minister hoopt, zo snel mogelijk worden behandeld in Tweede als ook Eerste Kamer. Dan kan het meedingen van SVN worden tegengegaan. Met de wetswijziging naar aanleiding van de motie-Dijksma (24 036, nr. 313) is uiteraard pas na 30 juni gestart. Het voorstel zal de Tweede Kamer in januari 2006 voorgelegd worden. Ook die wet zal op dat moment zijn uitwerking hebben, omdat uitstel van de aanbestedingsplicht per 1 januari 2007 dan niet verkregen kan worden. Ook voor Novio is deze wet dus van het grootste belang, ongeacht wanneer de koop is gesloten. Een bedrijf zoals de HTM kan met voorbereiding op aanstaande aanbestedingen beginnen als de concessieverlener aanbesteedt. Daar de HTM al een verzelfstandigd bedrijf is, kan de regio Haaglanden als concessieverlener de busconcessie van de HTM eerder dan de verplichte datum van 1 januari 2009 aanbesteden. Over die twee mogelijkheden wil de minister best praten met Haaglanden en de HTM. De minister wenst vast te houden aan 2017 als uiterste termijn voor de aanbesteding van railconcessies. Dit acht zij een heel andere kwestie dan de bussen. Er was consensus over dat de rail veel moeilijker aan te besteden is dan de bus. In tegenstelling tot het railvervoer is het busvervoer eerder aanbesteed, dat is een bekende procedure. De HTM heeft uitstel tot 2017 gekregen, omdat er grote investeringen zijn gedaan. Het uitstel is vervolgens doorgetrokken naar iedereen, zodat alle GVB’en dezelfde datum hebben. Gevraagd is of de NMa een rol kan spelen in het toezicht op inachtneming van de wetsartikelen over de reciprociteit. De markt moet als markt gaan functioneren. Als er dingen gebeuren die niet conform de afspraken zijn, moeten de bedrijven klagen bij de NMa of naar de rechter stappen. Decentrale overheden moeten toetsen of de partijen die willen meedingen dat uiteindelijk wel mogen. Zo nodig kunnen zij partijen uitsluiten. Vervoerders die wel aan de tucht van de markt onderliggen, kunnen naar de rechter stappen voor een juridische toetsing. Zo nodig kan ook hij mededinging verbieden. De Vervoerskamer van de NMa toetst of er geen overheidsgeld wordt gebruikt voor bijvoorbeeld een overname. De rol van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 23 645, nr. 113
5
de Vervoerskamer is toezien op de gescheiden boekhouding tussen ov-exploitatie en andere activiteiten. De gemeente Nijmegen was niet gedwongen te verkopen, maar wilde dat zelf. Verzelfstandiging was mogelijk, maar de gemeente Nijmegen is vanaf dag één van plan geweest om te verkopen. Het risico dat Novio had gelopen bij een niet succesvol meedingen naar de concessie heeft daarin mogelijk een rol gespeeld. De minister is gaarne bereid om met de HTM te gaan praten, maar wijst erop dat zij al jarenlang aandringt op verzelfstandiging van de GVB’en en het eventuele afstoten van aandelen. De gemeente Den Haag is aandeelhouder en moet dat zelf beslissen. Deze discussie wordt in de gemeente zelf ook gevoerd. De gemeente verwacht binnenkort een extern advies hierover. Wat de internationale reciprociteit betreft, is het wachten op Europese wetgeving. De EU heeft een verordeningsvoorstel gelanceerd, waarin reciprociteit en aanbestedingsplicht worden geregeld. Het is gunstig dat dit in de vorm van een verordening wordt gedaan en niet in de vorm van een richtlijn, omdat verordeningen sneller van kracht kunnen worden dan richtlijnen. Uit de geschiedenis blijkt dat het onderwerp niet gemakkelijk ligt. Het is nog te vroeg om een uitspraak te doen over de inhoud van de verordening. De behandeling moet nog beginnen. Bij het bepalen van de wetswijziging zijn geen adviezen ingewonnen van de landsadvocaat. Het is ook niet gebruikelijk, dat te doen. Wel is de wijziging getoetst door Justitie en de Raad van State. De landsadvocaat heeft wel gekeken naar de brief aan de Tweede Kamer van 6 september over de juridische mogelijkheden inzake de omstreden koop van Novio. De minister weet dan ook zeker dat zij geen juridische instrumenten heeft om de verkoop van Novio aan te pakken. Eigendomskwesties onttrekken zich aan de verantwoordelijkheid van de overheid. Ter verduidelijking licht de minister de volgorde van ontwikkelingen rondom Novio toe. Er kwam een beleidsstandpunt van het kabinet, waarbij Novio drie jaar langer de status van GVB kreeg. In een brief aan de gemeente Nijmegen heeft de minister aangekondigd dat zij in de Wp2000 of in lagere regelgeving zal omzetten wat er in de Tweede Kamer vastgesteld zal worden. Wijzigingen zouden in het voorjaar van 2006 worden voorgelegd aan het parlement. De boodschap aan Nijmegen was dus: alles wat u doet, is daaraan onderhevig. Op 1 juli werd de motieDijksma met algemene stemmen aangenomen. Dat is leidend beleid. Anderhalve maand later is Novio, onder voorbehoud overigens nog, verkocht. De gemeenteraad moet nog zijn zegje doen en de NMa is ingelicht. Nadere gedachtewisseling Mevrouw Dijksma (PvdA) zou het verwelkomen als de minister naast de HTM ook met het stadsbestuur van Nijmegen zou praten. Zij heeft namelijk stellig de indruk dat men in Nijmegen meent te moeten verkopen. Helderheid op dat punt is wenselijk. De Kamer moet er zelf voor zorgen dat de aankomende wetswijzigingen met spoed worden behandeld. Met de geschetste positie van de NMa is mevrouw Dijksma het oneens. De Vervoerskamer zou wel degelijk een belangrijke rol kunnen spelen, zeker in de nog prille markten van het ov. Haar uitgangspunt is onveranderd gebleven: als er marktwerking is, moet er sprake zijn van fair play. De Kamer dient er ten behoeve van het ov en de reiziger alles aan te doen, dat voor elkaar te krijgen. De heer Hofstra (VVD) acht het duidelijk dat de internationale reciprociteit nog veel tijd zal vergen. Zolang is voorzichtigheid geboden bij de verkoop met name aan buitenlandse partijen. De vraag van de vigerende concessie acht hij een andere kwestie dan de termijnen 2009 respectievelijk 2017 die
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 23 645, nr. 113
6
nog wettelijk geregeld moeten worden. Voorts vindt hij dat de railinfrastructuur bij de overheid moet blijven. De minister wordt verzocht, met het stadsgewest Haaglanden te gaan praten en met de gemeente Den Haag. In Nijmegen is men, wat hem betreft, oud en wijs genoeg om zichzelf te redden. In dezen staat de minister tegenover Haaglanden en Den Haag. Als de uitkomst daarvan bekend wordt, valt te bezien hoe het met die wetswijzigingen moet. De heer Slob (ChristenUnie) had al in eerdere discussies over dit onderwerp graag meer ruimhartigheid tegenover de G4 gezien. Zijn voorstel om alles in 2012 te doen, vond helaas geen meerderheid. Over de reciprociteit is in heldere termen gesproken en het moet hem van het hart dat hij het vervelend vindt om dan nu toch over deze situatie te moeten praten. De discussie over letter en geest van de wet en over het verschil tussen verkoop en concessies mag juristerij zijn, wat de Kamer wilde, was helder, ook bij de HTM. Hij stelt voor, terug te vallen op de termijnen die oorspronkelijk in de Wp2000 stonden. Dan zouden de GVB’en in 2007 moeten worden aanbesteed. Dat gaat misschien ver, maar het kan niet zo zijn dat dit soort zaken gewoon doorgaat, terwijl Kamer en minister niet verder komen dan wat mopperen, overleg voeren en brieven schrijven. De heer Mastwijk (CDA) deelt het gevoel van onbehagen over deze gang van zaken. Hij is blij dat de minister de volgorde van gebeurtenissen nog eens op een rij heeft gezet. Daaruit blijkt ook dat zij terzake correct heeft gecommuniceerd met Nijmegen. Het feit dat directeur Van Lokven van Novio de minister in De Gelderlander van onbehoorlijk bestuur heeft beticht, behoeft na het exposé van de minister geen aandacht meer. Mevrouw Gerkens (SP) weerspreekt de stelling van de minister dat Nijmegen niet gedwongen was om te verkopen. Haars inziens zit Nijmegen als gevolg van de Wp2000 in een positie waarin verkoop de enige optie is. Uit dit debat concludeert zij dat het beleid dat hier gevoerd wordt, niet te snappen is. Men wil meer spelers op de markt, liefst bedrijven uit eigen land en de HTM mag niet doen wat Franse bedrijven met een gesloten thuismarkt wel mogen doen. Fair play zou zij dit niet noemen. Er is sprake van een gekunstelde markt ten behoeve van een waardeloze wet. De heer Hermans (LPF) sluit zich aan bij wat de heer Slob zei en voegt daar aan toe dat de geest van de wet nu geregeld wordt, in een voorstel dat bij de Kamer ligt. Hij hoopt dat de Kamer dat snel zal behandelen. Verder ligt er een aanscherping die teruggaat op de motie-Dijksma. Deze wordt op zijn vroegst per 1 januari 2006 wet. Tot die tijd kan er op de markt van alles gebeuren. Kan de motie-Dijksma via spoedwetgeving versneld worden omgezet? Dat zou voorkomen dat allerlei bedrijven buiten de geest van de wet om gaan opereren. De minister zegt toe om naast de HTM ook met Nijmegen te gaan praten. Zij is bereid over de tweede wetswijziging, gebaseerd op de motieDijksma, een spoedadvies te vragen aan de Raad van State. Zij ziet eveneens liever geen verkopen aan buitenlandse kopers zolang de Europese wetgeving er niet is, maar de aandelen zijn niet van haar, zodat het Den Haag vrijstaat om te verkopen aan wie men wil. Zij acht de inwerkingtreding van de wetswijziging per 1 januari 2006 op tijd, het gaat immers om een concessieaanbesteding in 2007. In antwoord op de bezwaren tegen het beleid verwijst de minister naar de komende evaluatie van de Wp2000. Het nu voorliggende concrete geval moet opgelost worden. Tot dat doel zal de minister op korte termijn gaan praten met Haaglanden, met de HTM en met het stadsbestuur van Nijmegen. Verder zal zij de Kamer een brief doen toekomen over de vraag of een private partij die, in een hypothe-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 23 645, nr. 113
7
tisch geval, de aandelen van een stadsvervoersbedrijf koopt, daarmee een GVB wordt of niet. De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, Atsma Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, Kool
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 23 645, nr. 113
8