Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1997–1998
25 600 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1998
Nr. 36
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 28 november 1997 Hierbij informeren wij u over de voortgang met betrekking tot het SWI-proces (Samenwerking Werk en Inkomen). Hierbij reageren wij tevens op het verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 6 november 1997. Samenwerkings-amvb In het kabinetsstandpunt SWI (Tweede Kamer, 1996–1997, 25 000 XV, nr. 57) hebben wij aangegeven dat het nodig is om, gegeven het ontstane politieke en bestuurlijke draagvlak voor de SWI-samenwerking, de kaders van de samenwerking neer te leggen in een algemene maatregel van bestuur. Thans ligt een concept van een samenwerkings-amvb voor advies bij de Raad van State. De amvb sluit aan op de hoofdlijnen die hieromtrent zijn neergelegd in het kabinetsstandpunt. De amvb schrijft voor dat bevorderd moet worden dat uiterlijk 31 december 1998 in het hele land samenwerkingsafspraken tussen gemeenten, het Lisv (i.c. de uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen) en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zijn gemaakt, zodanig dat sprake is van een landelijk dekkend netwerk van samenwerkingsafspraken. De amvb geeft aan over welke onderwerpen in de uiterlijk eind 1998 te sluiten samenwerkingsovereenkomst in ieder geval afspraken moeten worden gemaakt, namelijk: – de registratie en uitwisseling van gemeenschappelijke klantgegevens; – de verkenning van de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt voor de inschakeling van werkzoekenden in het arbeidsproces; – de presentatie van vacatures en directe arbeidsbemiddelingsactiviteiten; – de beoordeling van de positie van werkzoekenden op de arbeidsmarkt
KST26456 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XV, nr. 36
1
– –
– –
–
–
– – – –
en de registratie daarvan in de administratie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie; de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van een bestandsindeling om de arbeidsmarktbeoordeling goed te kunnen verrichten; de beoordeling van de positie van werkzoekenden op de arbeidsmarkt en het gebruiken van de bestandsindeling ten behoeve van het afgeven van WIW-verklaringen; de coördinatie van contacten met werkgevers en de uitwisseling van arbeidsmarkt, informatie en vacatures; het inzichtelijk maken van de inzet van de beschikbare instrumenten en middelen voor de arbeidstoeleiding en voor de plaatsing van werkzoekenden; de wijze van selecteren van uitkeringsgerechtigden door de gemeenten en de uitvoeringsinstellingen sv ten behoeve van trajectplannen; de wijze waarop klachten worden behandeld en de afstemming van deze klachtenbehandeling op de formele bezwaar- en beroepsprocedures; de wijze waarop de samenwerkingspartners de uitkeringsaanvragen naar het beslissingsbevoegde bestuursorgaan doorzenden; de wijze waarop leiding wordt gegeven aan de uitvoering van deze werkzaamheden; de wijze waarop eventuele geschillen die rijzen in het kader van de samenwerking, worden beslecht; de locaties waar de SWI-centra worden gevestigd.
De amvb bepaalt dat uiterlijk 31 december 2000 in het hele land de SWI-centra operationeel moeten zijn. Bij ministeriële regeling zal worden bepaald welke werkzaamheden in het SWI-centrum worden verricht. De amvb leidt niet tot wijzigingen van de verantwoordelijkheden van de drie kolommen, zoals neergelegd in de ABW, OSV 1997 en Arbeidsvoorzieningswet 1996. De samenwerkingspartners in de regio worden met de amvb verantwoordelijk voor het onderling afstemmen van hun werkzaamheden in het SWI-centrum, zulks neer te leggen in een samenwerkingsovereenkomst. De samenwerkings-amvb bevat voor twee situaties een uitzonderingsmogelijkheid. – Ten eerste kunnen in gebieden waar sprake is van een grote spreiding van het klantenbestand en waar klanten grote afstanden zouden moeten afleggen, werkzaamheden buiten een SWI-centrum worden uitgevoerd. Dat kan bijvoorbeeld door het inrichten van een SWI-dependance in een kleinere gemeente of door het inrichten van mobiele voorzieningen voor het verrichten van SWI-diensten (zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 24 juni 1997, Tweede Kamer, 25 000 XV, nr. 61). Voorwaarde hierbij is dat hierover afspraken gemaakt zijn in de samenwerkingsovereenkomst én dat is gewaarborgd dat alle klanten gebruik kunnen maken van het volledige SWI-voorzieningenpakket. – Ten tweede kunnen samenwerkingspartners besluiten dat de dienstverlening aan uitkeringsgerechtigden die zijn ontheven van de arbeidsverplichtingen (Abw-gerechtigden met verzorgende taken voor kinderen jonger dan vijf jaar; uitkeringsgerechtigden ouder dan 57,5 jaar) en aan WW-klanten die door verkorting van de werktijd of als gevolg van weersomstandigheden werkloos zijn, niet via een SWI-centrum hoeft te lopen. Met de amvb wordt de uitkomst van het SWI-proces wettelijk vastgelegd: eind 1998 zullen in het hele land samenwerkingsafspraken zijn gemaakt en zullen de samenwerkingsgebieden zijn vastgelegd; eind 1998 moet zijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XV, nr. 36
2
vastgesteld wààr de SWI-centra worden gevestigd; uiterlijk 31 december 2000 zijn al deze centra operationeel. Het streven is dat de amvb op 1 januari 1998 in werking treedt, zodat de drie uitvoeringsorganisaties voldoende tijd hebben om samenwerkingsafspraken en -gebieden tot stand te brengen en toe te werken naar SWI-centra. Zo wordt ook ruimte gegeven om de samenwerking van onderop tot stand te brengen. Indien zich in de praktijk ongewenste ontwikkelingen in de samenwerking voordoen of als behoefte blijkt aan nadere kaderstelling, kunnen de bewindslieden van SZW nadere richting geven aan de SWI-samenwerking. Daarom bevat de amvb de bevoegdheid aan de minister van SZW om nadere regels te stellen. Door de activiteiten van het procesmanagement SWI (zie hierna) alsmede door overleg en begeleiding op bestuurlijk niveau behoeft naar verwachting in eerste instantie hieraan geen nadere invulling te worden gegeven. Zoals reeds in het kabinetsstandpunt en in de Sociale Nota is aangegeven, zal echter wel van de mogelijkheid tot het treffen van regels gebruik worden gemaakt om de kaders vast te leggen voor de zogeheten bestandsindeling die gebruikt wordt voor de beoordeling van de afstand tot de arbeidsmarkt. Op basis van door de regiegroep SWI aangereikte kaders (Slotdocument Regiegroep SWI, juli 1997) wordt thans door het procesmanagement SWI in een aantal pilots een methodiek voor de bestandsindeling getoetst. Op grond van de bevindingen uit de pilots, die in het voorjaar van 1998 worden verwacht, zullen nadere bestuurlijke afspraken worden gemaakt met VNG, CBA en Lisv over het hanteren van de bestandsindeling. Deze zullen worden vastgelegd in de nadere regelgeving. Om het toezicht op de samenwerking efficiënt en compleet te kunnen uitvoeren, wordt thans tussen de drie toezichthouders gewerkt om een gezamenlijk referentiekader voor het toezicht op de samenwerking te ontwikkelen, dat als basis zal dienen voor het toezichtsplan op de samenwerking. Stimuleringsregeling Hoewel de financiering van de kosten die gemoeid zijn met de totstandkoming en exploitatie van de SWI-centra een zaak is van de samenwerkingspartners zelf, zullen samenwerkingspartners een beroep kunnen doen op een (beperkte) financiële bijdrage in de frictiekosten van de SWI-centra. Daartoe is thans een Stimuleringsregeling SWI in voorbereiding. Als voorwaarde voor verlening van deze subsidie geldt dat een samenwerkingsovereenkomst is gesloten die voldoet aan de eisen van de samenwerkings-amvb. Ook deze Stimuleringsregeling treedt in beginsel gelijktijdig in werking met de samenwerkings-amvb. Samenwerkingsverbanden kunnen tot uiterlijk eind 1999 subsidie-aanvragen indienen. Aangezien de met deze regeling gemoeide kosten reeds drukken op de Begroting van 1998, is zeer recent een Nota van Wijziging bij de Kamer ingediend. Daarin is ook duidelijkheid kunnen worden verschaft over het totaal beschikbare subsidiebedrag. Procesmanagement SWI Om de SWI-samenwerking te bevorderen is een aparte instantie («Procesmanagement SWI») in het leven geroepen, onder onze verantwoordelijkheid. Het procesmanagement SWI is op 1 oktober van start gegaan. Het procesmanagement heeft een «aanjaagfunctie» in de richting van uitvoerders en bestuurders van de drie kolommen om samenwerkingsver-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XV, nr. 36
3
banden tot stand te brengen. Verder heeft het een signalerende functie in de richting van uitvoerders, bestuurders én de politiek over het verloop en de voortgang van de samenwerking. Specifieke taken die aan het procesmanagement SWI zijn toegekend zijn onder andere de ontwikkeling van de meetlat voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt en de monitoring van de samenwerking. Het procesmanagement SWI zal de Stimuleringsregeling SWI gaan uitvoeren. De verantwoordelijkheid voor de regeling c.q. het afgeven van de subsidiebeschikkingen ligt uiteraard bij de bewindslieden van SZW. CVCS Bij de totstandkoming van SWI-samenwerking speelt de ontwikkeling van een uniform klant-volgsysteem, het zogeheten Cliënt Volg Communicatie Stelsel (CVCS), een belangrijke rol. Het CVCS beoogt de uitwisseling van relevante gegevens voor de arbeidsmarkttoeleiding en uitkeringsverstrekking te stroomlijnen, zodat de klant maar één keer dezelfde gegevens hoeft aan te leveren. Voor de uitwerking van het CVCS is een aparte stichting in het leven geroepen, gefinancierd door het ministerie van SZW. De drie instanties die verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering zijn in de stichting vertegenwoordigd. De Stichting CVCS toetst thans in een achttal pilots de kaders voor en de werkbaarheid van het CVCS. In vier pilots wordt ook een verbinding gelegd met het te ontwikkelen Inlichtingenbureau. De Stichting CVCS is gehuisvest in hetzelfde pand als het procesmanagement SWI. Dit kan een optimale afstemming tussen de SWI-samenwerking en gegevensuitwisseling CVCS bevorderen. De pilots worden begeleid door de stichting CVCS. Gedurende de pilot-fase vindt een grondige evaluatie plaats door een onafhankelijk onderzoek. De evaluatie vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de bewindslieden van SZW. Medio 1998 worden de eerste resultaten verwacht van de CVCS-toetsing in de pilots. Op basis daarvan zullen in het najaar van 1998 nadere, en meer definitieve, besluiten moeten worden genomen. Dit betreft in de eerste plaats de principebeslissing of CVCS haalbaar is gebleken («go/no go»). In de tweede plaats zullen besluiten moeten worden genomen omtrent de wijze van implementeren van CVCS in de rest van het land. Ten derde betreft het besluitvorming over de bestuurlijke vormgeving van het beheer van CVCS en de wijze waarop de gegevensuitwisseling in het kader van CVCS wordt neergelegd in wetgeving, inclusief de hiermee gemoeide aspecten van privacy-bescherming. Met de stichting CVCS en met de VNG is voorts afgesproken om in vier CVCS-pilots óók gegevensuitwisseling fraude te toetsen, teneinde de voortgang van de fraudebestrijding ook langs deze weg de nodige aandacht te geven. Op basis van de bevindingen uit die pilots zal in de loop van 1998 worden bezien op welke wijze de gegevensuitwisseling arbeidsmarkt en gegevensuitwisseling fraude in onderlinge samenhang kan plaatsvinden, zonder nieuwe automatiseringsproblemen op te roepen of de huidige aanpak van de automatiseringsproblemen bij gemeenten te belemmeren. Daarbij zal ook aan de orde komen op welke wijze het Inlichtingenbureau als gemeentelijk sectorloket verantwoord kan worden ingericht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XV, nr. 36
4
Zoals afgelopen maandag 24 november jl. (Algemeen Overleg debiteurenbeleid) aan de Tweede Kamer is toegezegd, zal op korte termijn een notitie over de uitwisseling van informatiesystemen en de mogelijkheden van bestandskoppelingen naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. P. W. Melkert De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, F. H. G. de Grave
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XV, nr. 36
5