Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1982-1983
12449
Afsluiting van de Oosterschelde
Nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 6 oktober 1982 Tijdens het mondeling overleg, dat ik op 24 augustus jl. met de vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat mocht hebben naar aanleiding van het elfde voortgangsrapport Oosterscheldewerken is nog een aantal vragen van de leden van die commissie onbeantwoord gebleven. Afgesproken is toen, dat hierop een schriftelijk antwoord zou volgen. Aan de hand van het concept-verslag van dat overleg heb ik de nog open vragen verzameld. Conform de afspraak bied ik u hierbij de antwoorden op die vragen aan. De Minister van Verkeer en Waterstaat, H. J. Zeevalking
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 12449, nr. 59
1
1 De heer Eversdijk wenste te vernemen, hoe groot het schadebedrag zal zijn dat op grond van de Deltawet zal moeten worden uitgekeerd ten behoeve van de verplaatsing van mosselpercelen. Indien het de bedoeling van de vraagsteller is, te weten hoeveel geld is gemoeid met het niet in natura compenseren van Deltaschade na het gereedkomen van de afsluitingswerken, dan luidt het antwoord, dat nog niet is te overzien op welke percelen en in welke mate schade als gevolg van de aanwezigheid van die werken door één der in de Deltaschadewet genoemde omstandigheden zal optreden. Eerst nadat daarin enig inzicht zal zijn verkregen is het mogelijk te bezien of in zodanige schade kan worden tegemoetgekomen door toekenning van een tegemoetkoming in schade in geld, dan wel door toewijzing van vervangende mosselpercelen elders. Voor verplaatsing van mosselpercelen is geen geld nodig. Overigens zij opgemerkt, dat de huidige wijze van afsluiting van de Oosterschelde met behulp van een stormvloedkering juist is gericht op het voorkomen van schade aan schelpdiercultures. 2 De heer Eversdijk vroeg het volgende: Stelt de Minister het gemeentebestuur van Bergen op Zoom, het provinciaal bestuur en de Kamer van Koophandel alsnog in de gelegenheid, te reageren op de door de bewindsman opgestelde economische analyse? Kan de Kamer van het standpunt van de Minister op deze reacties in kennis worden gesteld? Hierop kan ik bevestigend antwoorden. Ik heb de drie instanties daar op 2 september schriftelijk van in kennis gesteld. Ik heb mij tevens bereid verklaard de eventueel naar voren gebrachte bezwaren en mijn dupliek daarop met betrokkenen te bespreken en het resultaat daarvan aan de Kamer kenbaar te maken. 3 De heer Eversdijk vroeg, welke werken thans nog moeten worden uitgevoerd om schepen met grote afmetingen te laten varen op het kanaal van Gent naar Terneuzen. Tussen Nederland en België is recent overeenstemming bereikt omtrent de uitvoering op korte termijn (in beginsel vóór 1 januari 1988) van een programma van werkenen maatregelen om de veiligheid van de scheepvaart op het Nederlands gedeelte van het kanaal van Gent naar Terneuzen zodanig te verbeteren dat schepen met maximale afmetingen 256 x 34 x 12,25 m definitief zullen kunnen worden toegelaten. Dit programma omvat het opstellen van lichtenlijnen, het vaststellen van beheersmaatregelen, het opruimen van bestaande dukdalven, het onderzoeken en uitvoeren van werken tot verbetering van de invaartmogelijkheden van de Westsluis te Terneuzen en het bestuderen en, indien noodzakelijk, uitvoeren van een extra onderdoorgang voor de binnenscheepvaart bij de bruggen van Sluiskil en Sas van Gent. Vooruitlopend op de totstandkoming van de werken is met België een regeling overeengekomen waarbij ten laste van de Belgische regering het financiële risico van schadevaringen door grote schepen in de periode voordat de overeengekomen maatregelen zijn uitgevoerd, wordt afgedekt. 4 De heer Eversdijk vroeg, of de gelden, die vrijkomen als de afbouw van de pijlerdam eventueel vertraagd zou worden, buiten de Minister van Financiën om voor andere doeleinden (met name dijkversterking elders) kunnen worden gebruikt.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 12 449, nr. 59
2
In hoeverre zal voorts een temporisering gevolgen hebben voor het totale tijdschema? En kan ten slotte het produktieschema van de schuiven gewijzigd worden om daardoor vrijkomende gelden voor andere projecten aan te wenden? Het vertragen van de afbouw van de pijlerdam geeft niet die voordelen, die op het eerste gezicht lijken. Men moet hoe dan ook rekening houden met een kostenvermeerdering van het totale budget van rond f150 min. per jaar uitstel, als gevolg van het langer moeten aanhouden van het stafapparaat van de aannemer en de langer durende exploitatie- en onderhoudskosten van het grote materieel. Wel zou het jaarbudget voor de eerstkomende jaren wat lager zijn. Afgezien van de vraag of het bedoelde uitstel wenselijk is zou het overhevelen van gelden van het Oosterschelde-artikel voor andere artikelen niet zonder de instemming van de Minister van Financiën kunnen geschieden. Een temporisering heeft directe invloed op het totale tijdschema van de bouw van de stormvloedkering. Een wijziging in het produktieschema voor de schuiven is niet of nauwelijks mogelijk, aangezien een groot deel van de contracten met aannemers en onderaannemers reeds is afgesloten. 5 De heer Eversdijk vroeg hoe de Minister de relatie tussen de weg over de stormvloedkering en de Zeelandbrug ziet, In het kader van de totstandkoming van de stormvloedkering is op initiatief van de Rijkswaterstaat in 1981 een deelstudie inzake de «Hoofdwegenstructuur Zeeland» gestart, binnen welk kader de onderlinge relaties tussen genoemde wegen nader worden geanalyseerd. In de deelstudie participeren de Rijkswaterstaat (directie Zeeland en de Dienst Verkeerskunde) en de provincie Zeeland. Verwacht wordt dat de definitieve resultaten van deze studie eind 1982 beschikbaar zullen komen. Eerst na afronding van deze studie zal ik mijn standpunt ter zake bepalen. 5a Op de vraag van de heer Eversdijk, of de Minister bereid is, met het provinciaal bestuur van Zeeland overleg te voeren over een eventuele overbelasting van de Zeelandbrug kan het volgende worden geantwoord. De verkeersbelasting in motorvoertuigen in 1981 op de Zeelandbrug was de volgende: werkdag-jaargemiddelde 7100; werkdag-maandgemiddelde 9900 in de drukste maand; hoogste etmaal-intensiteit 12 100. Uit deze gegevens kan worden afgeleid dat het normale verkeersbeeld (werkdag-jaargemiddelde) op de Zeelandbrug geen aanleiding geeft te veronderstellen dat er binnen afzienbare tijd capaciteitsproblemen zijn te verwachten. 5b De heer Broekhuis vroeg in aanvulling op eerdere vragen over de dammenweg, in hoeverre er overleg met lokale en provinciale besturen heeft plaatsgevonden en of er thans beslissingen zijn genomen die onomkeerbaar zijn. Overleg is gaande met de lokale en de provinciale besturen over de weg over de stormvloedkering. Dit overleg is thans nog niet afgerond. Er zijn geen beslissingen genomen die onomkeerbaar zijn. 6 De heer Eversdijk vraagt naar de financiële gevolgen van het loslaten van de «zolen» van de pijlers.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 12449, nr. 59
3
De bekleding van de pijlervoet bestaat uit een groot aantal platen met afmetingen van enkele meters, welke uitsluitend tijdens de bouw een functie hebben gehad. Terwijl de pijlers zijn gestald op blokken van ca. 3 m hoogte, worden deze platen door duikers verwijderd. De kosten van deze activiteiten bedragen ca. f 2 min. 7 De heer Eversdijk vraagt of de gevolgen van de sluiting van de compartimenteringsdammen met zand dan wel met blokken, voor de schelpdiercultures voldoende onder ogen zijn gezien. Alvorens is overgegaan tot de beslissing, de compartimenteringsdammen met zand te sluiten, zijn de mogelijkheden onderzocht om een eventuele schade aan de schelpdiercultures zo beperkt mogelijk te houden. Uit onderzoek is gebleken, dat een zandsluiting bij gereduceerd getij, dus met gebruikmaking van de gerede stormvloedkering, zo weinig schade aan de schelpdiercultures toebrengt, dat deze alleszins aanvaardbaar is. 8 De heer Koning vroeg, of op een minder cryptische en vrijblijvende wijze dan in het antwoord op vraag 78 kenbaar gemaakt kan worden, welke zekerheden de Zeeuwen kunnen worden geboden. (Vraag 78 met antwoord bijgevoegd). Het gaat erom, dat het optreden van ontoelaatbare krachten in de constructie vermeden wordt. De toelaatbare krachten zijn tot nu toe slechts uit modelonderzoek en berekeningen bepaald, en de constructie wordt daarop ontworpen. In werkelijkheid zou op grond van metingen aan de constructie kunnen blijken, dat toelaatbare krachten in bepaalde omstandigheden overschreden worden. Men moet en kan de optredende krachten dan beperken, bij voorbeeld door een wat hogere waterstand op het bekken toe te laten voordat de kering gesloten wordt, zodat het waterstandsverschil ter weerszijden van de kering geringer is dan dat waarop de kering ontworpen is. Een andere overschrijding van de toelaatbare krachten kan bij voorbeeld optreden, als de schuiven bij neerlaten nog net niet in het water zijn en al wel door golven geraakt worden, waardoor zij in resonantie kunnen geraken. Door de schuiven snel door deze fase heen te laten dalen, kan de duur van optreden van grote krachten zodanig worden beperkt, dat geen schade optreedt. De marges in het ontwerp zijn zodanig, dat door bovenbeschreven handelwijzen geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van het achterliggende gebied. 8a Hoe moet de zin «Men kan vervolgens trachten zulke situaties (bedoeld wordt: kritische overschrijding van bepaalde krachten) te vermijden door het proces van sluiten of openen anders te doen verlopen» begrepen worden? Welke mogelijkheden dienen zich in zulke situaties aan? Het systeem waarmee de conditie van de stormvloedkering in de Oosterscheldemond wordt bewaakt, levert informatie over de krachten en vervormingen die in de constructie optreden onder verschillende omstandigheden. De constructie is ontworpen en berekend op bepaalde maximale krachten en vervormingen incl. veiligheidsmarges. De berekeningen zijn gebaseerd op schematiseringen en modellen van de werkelijkheid.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 12 449, nr. 59
4
Theoretisch bestaat dus de kans - hoewel die uiterst gering is - dat onder zeer extreme omstandigheden de maximale krachten en vervormingen in de werkelijkheid zullen worden overschreden. Wanneer zo'n situatie zich voordoet en daartegen geen maatregelen worden genomen ontstaat kans op schade aan de constructie. Er doen zich verschillende mogelijkheden voor om de krachten die op de stormvloedkering werken te beperken en daarmee schade te voorkomen, nl.: - door middel van een bepaalde sluitingsstrategie het maximale verschil tussen de buiten- en binnenwaterstand te beperken. - door het aanpassen van de daal- en stijgtijd van de schuiven.
9 De heer Koning vroeg naar de manier, waarop de gemeente Goes de bouw van de sluis bij het Goese Sas, waaraan het Rijk een bijdrage van f25 min. heeft toegekend, gaat financieren. Volgens mededelingen van de gemeente Goes bedragen de kosten van de door Goes te bouwen sluis ca. f32 min. prijspeil 1982 uit te geven gespreid over 1983, 1984 en 1985. Aan reservering voor de sluis heeft Goes ca. f 4 min. beschikbaar. Doordat de rijksbijdrage van f25 min. begin januari 1983 ineens zal worden verstrekt is de gemeente Goes grotendeels in staat de resterende kosten te dekken uit de rente welke gedurende de bouw ontvangen wordt van het nog niet uitgegeven deel van het uitstaande bedrag. Uit een van de gemeente Goes ontvangen financieringsschema blijkt dat op deze wijze de meerkosten gefinancierd kunnen worden met uitzondering van een bedrag van f 1 min. Dit laatste bedrag is inmiddels extra door de gemeenteraad van Goes gevoteerd. 10 De heer Van Rossum vraagt of het creëren van ruimte tussen de dorpelbalken en de drempel wijst op een terugkeren naar een oplossing, die in vroeger jaren door de commissie-Klaasesz is gesuggereerd. Van het terugkeren naar een oplossing, die de commissie-Klaasesz destijds heeft gesuggereerd, namelijk een half doorlatende dam, is geen sprake. Gezien de toleranties bij het aanbrengen van de stenen op de drempel is het mogelijk, dat er een steen zover bovenuit steekt, dat de dorpelbalk daarop komt te rusten. Aangezien de balken hierop niet berekend zijn, moet dit worden voorkomen en houdt men een lager niveau aan waarop de stenen worden aangebracht. Dit houdt in, dat onder de balken ruimten zullen ontstaan. Na het aanbrengen van de dorpelbalken, worden ter weerszijden ervan stenen aangebracht, waarmee de drempel wordt afgebouwd en «lek onder de dorpelbalken door» tot een minimum wordt teruggebracht. 11 De heer Van Rossum vraagt, welk scheepvaartverkeer er na medio 1983 door de Roompotsluis moet gaan, aangezien er dan toch nog door de grote gaten in de stormvloedkering gevaren kan worden en een sluis niet direct noodzakelijk is. Het is momenteel reeds zo, dat voor openbare, noch werkvaart gebruik gemaakt kan worden van de noordelijke twee sluitgaten, onder meer omdat daar de hulpbrug naar het werkeiland gesitueerd is. Voor alle sluitgaten geldt na medio 1983, dat de activiteiten met de werkschepen het passeren van overige scheepvaart niet toelaten. Er staan dan weliswaar geen gesloten rijen pijlers, maar de werkschepen hebben een aanzienlijke vrije ruimte om zich heen nodig, onder andere vanwege ankerdraden van enige honderden meters lengte. Het toelaten van met name openbare scheepvaart in het werkgebied kan gevaarlijke situaties opleveren.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 12 449, nr. 59
5
12 De heer Zijlstra vroeg waarom de RWS niet eerder heeft overwogen eigen personeel in te zetten voor bepaalde werken, waardoor de hoeveelheid uit te besteden werk vermindert? Het Oosterscheldeproject vraagt een niet voorziene grote personele inspanning van de Rijkswaterstaat. In 1982 zijn ongeveer 1100 medewerkers van de RWS voor dit project werkzaam, waarvan bijna 700 bij de Deltadienst. Vooral de laatste 2 jaar is de behoefte aan personeel voor het project toegenomen. Voortdurend wordt de RWS geconfronteerd met de vraag hoe spanningen tussen takenpakket en personele mogelijkheden bij de Deltadienst, maar ook elders in de organisatie, weg te nemen ofte verminderen. Bij de keuze tussen uitbesteding van werk of zelf doen speelt een groot aantal overwegingen een rol, waarvan de belangrijkste zijn: de (te verwachten) ontwikkeling van de begrotingssterkte van de RWS, de flexibiliteit van de organisatie, de tijdelijkheid van het uitbestede werk, bestaande en als gevolg van het vergroten van de eigen personeelsinzet nieuw te ontstane knelpunten, het specialistische niveau van het werk, financiële mogelijkheden tot uitbesteding e.d. Mede als gevolg van de kostenontwikkeling van het Oosterscheldeproject zijn de financiële randvoorwaarden steeds meer maatgevend geworden en zal de RWS noodgedwongen meer werk met eigen personeel moeten verrichten. Bepalend voor de mogelijkheden het uitbestedingsniveau te verminderen is echter het soort werk. Uitbesteed werk van hoog specialistisch niveau kan niet worden beëindigd zonder de voortgang van het werk in negatieve zin te beïnvloeden.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 12 449, nr. 59
6