Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1998–1999
26 417
Gijzelingsactie Griekse residentie / arrestatie Öcalan
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE, VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 19 februari 1999 Inleiding Hierbij informeren wij u namens het kabinet over de acties in en bij de Griekse residentie in Den Haag op dinsdag 16 en woensdagochtend 17 februari jl. Ook zullen wij kort ingaan op de ongeregeldheden die zich elders in Den Haag hebben voorgedaan. Wij doen dit op basis van de informatie zoals die ons op het moment van schrijven (18 februari) ten dienste staat. Alvorens op een aantal specifieke onderwerpen nader in te gaan geven wij eerst een overzicht van de meest relevante gebeurtenissen. Overzicht meest relevante gebeurtenissen
1
Er is verschil tussen het juridisch begrip gijzeling in het kader van de strafrechtstoepassing en het gebruik van het woord in spreektaal. Er is juridisch gezien pas sprake van een gijzeling als er sprake is van én wederrechtelijke vrijheidsberoving én van het uiten van dreigementen én van het stellen van eisen. Omwille van de leesbaarheid wordt in deze brief het woord gijzeling in de betekenis van de spreektaal gebruikt.
KST33829 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1999
Deze startten in de nacht van 15 op 16 februari. Kort na middernacht kwam informatie beschikbaar dat de leider van de PKK, de heer Öcalan in Kenia gearresteerd zou zijn en vanuit Kenia met onbekende bestemming zou zijn vertrokken, mogelijk naar Nederland. De betrokken overheidsdiensten zijn daarop gewaarschuwd. De gebeurtenissen in Kenia blijken niet lang daarna in kringen van de PKK in Nederland te circuleren. PKK-aanhangers worden ondertussen opgeroepen naar Den Haag te komen. Dit wordt direct na half twee aan de politie Haaglanden gemeld. De politie constateert rond het Koerdisch Centrum inderdaad onrust en turbulentie. Onbekend blijft op dat moment de bedoeling van de actievoerders. Dat blijft ook zo tot vlak voor half drie als duidelijk wordt dat de actie is gericht op Griekse objecten, concreet de ambassade en de residentie. Snel daarna is de bezetting van de Griekse residentie een feit. Tegen half vier is duidelijk dat het om een gijzeling1 gaat.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 417, nr. 2
1
De gijzeling duurt uiteindelijk tot tien over twee in de nacht van 16 op 17 februari en wordt zonder gebruik van geweld beëindigd. Algemene opmerkingen De regering is verheugd dat de gijzeling zonder gebruik van geweld beëindigd kon worden. De regering wenst haar waardering te uiten voor de door de politie en andere diensten verrichte taken. Tegelijkertijd is de regering zeer bezorgd over de gebeurtenissen zoals die zich in Den Haag hebben afgespeeld. De regering constateert dat de gebeurtenissen rond de heer Öcalan bij Koerden in Nederland en daarbuiten aanleiding hebben gegeven tot grote emoties en tot het ook publiekelijk uiten daarvan. De regering acht het onaanvaardbaar dat deze emoties uiteindelijk hebben geleid tot de gijzeling van drie personen, waaronder een kind, en tot de vernieling en beschadiging van privé en publieke eigendommen. De regering acht het eveneens onaanvaardbaar dat politieagenten die hun werk uitvoerden zijn belaagd en aangevallen. De regering wenst duidelijk te maken dat inbreuken op de democratische rechtsorde niet worden getolereerd. Oprichting crisiscentra Snel na het bekend worden van de bezetting en gijzeling in de Griekse residentie heeft de driehoek Haaglanden een crisiscentrum gestart vanwaar uit de activiteiten ter plaatse worden gecoördineerd en aangestuurd. In de vroege ochtend vinden ook op interdepartementaal niveau de eerste overleggen plaats en werd een interdepartementaal crisiscentrum ingesteld met eerst een ambtelijk en later ook een ministerieel beleidsteam (IBT en MBT).Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de in het nationaal handboek crisisbesluitvorming neergelegde procedures. Daarnaast werd er een communicatie- en overlegstructuur opgebouwd tussen de lokale en de landelijke overheid. Op het moment dat op landelijk niveau duidelijk werd dat het niet alleen om een bezetting maar ook om een gijzeling ging heeft het ministerie van Justitie als meest betrokken ministerie het initiatief genomen en het voorzitterschap van zowel het ambtelijk als het ministerieel overleg op zich genomen. Een en ander conform het eerder genoemde handboek crisisbesluitvorming. In de loop van de gijzeling is zowel het IBT als het MBT drie keer bijeen geweest . Een vertegenwoordiging van dan wel namens de lokale driehoek heeft zowel het ambtelijke als het ministeriële beleidsteam van informatie voorzien. Aanpak bezetting en gijzeling Zodra duidelijk was dat er sprake was van een gijzelingssituatie is de lijn van de driehoek Haaglanden, daarin gesteund door het ministerieel beleidsteam, geweest om te trachten door onderhandelingen de gijzeling te doen beeindigen. De gijzeling in Nederland had in die zin een bijzonder karakter dat op de meeste plaatsen in Europa slechts bezettingen plaatsvonden. De gijzelaars in de Griekse residentie bevonden zich bovendien onder de directe controle van de gijzelnemers, anders dan in bijvoorbeeld Wenen het geval was. De veiligheid van de gijzelaars heeft bij de onderhandelingen altijd voorop gestaan. Dit betekent ook dat alleen op die momenten dat de onderhandelingen stagneerden en er binnen de residentie een mogelijk ernstig risico voor de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 417, nr. 2
2
veiligheid van de gijzelaars zou kunnen ontstaan, overwogen is of er geintervenieerd zou moeten worden. Tussen de driehoek en het MBT bestond overeenstemming over het feit dat een eventueel besluit tot ingrijpen uiteindelijk alleen door de minister van Justitie kon worden genomen. Zoals bekend heeft de minister van Justitie besloten, na overleg met de leden van het ministerieel beleidsteam en gehoord de lokale driehoek, om niet in te grijpen, vooral omdat de onderhandelingen steeds weer voortgezet konden worden. De geschreven verklaring van de Nederlandse regering, waarin de Turkse regering wordt opgeroepen de heer Öcalan conform internationale afspraken te behandelen en te berechten, is daarbij behulpzaam geweest. Deze verklaring is u reeds door de laatste ondergetekende toegezonden. Over de inhoud van deze verklaring is niet onderhandeld met de bezetters van de residentie. De verklaring bevatte ook geen van het Nederlands standpunt afwijkende passages.. Waren de acties te voorkomen? De vraag dringt zich op of de acties bij de Griekse residentie voorkomen hadden kunnen worden. Hierbij moet worden bedacht dat het ging om een gecoördineerde internationale actie waarbij overal PKK-leden werden opgeroepen tot actie. Ook in andere landen was het voorkomen van bezettingen of gijzelingen in veel gevallen niet mogelijk. Gelet op de beperkte tijd die beschikbaar was om te kunnen optreden is het alleen mogelijk gebleken om de Griekse ambassade te beschermen. Wij wijzen er op dat – blijkens de gegevens van de politie Haaglanden – tussen het moment dat de informatie doorkwam dat de PKK-aanhangers het voorzien hadden op Griekse objecten en de daadwerkelijke bestorming van de residentie slechts acht minuten lagen. De ambassade werd in de tussentijd al wel beveiligd. Die extreem korte tijdsspanne maakte adequate bescherming van ook de residentie niet meer mogelijk. Internationale aspecten Bij het beëindigen van de gijzeling is een verklaring van de Nederlandse regering behulpzaam geweest, waarin bij de Turkse regering is aangedrongen op een rechtsgang voor de heer Öcalan in Turkije in overeenstemming met Europese normen. Turkije is partij bij een aantal belangrijke verdragen op dit terrein (Verdrag tegen foltering en andere onmenselijke behandeling, alsmede het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) en is gecomitteerd aan het garanderen van een zorgvuldige en onafhankelijke rechtsgang. Nederland neemt het standpunt in dat het opleggen en ten uitvoer brengen van de doodstraf strijdig is met algemeen aanvaarde waarden. In een onderhoud met de Turkse ambassadeur is dit standpunt onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten en is meegedeeld dat het naleven van deze verklaring, en van soortgelijke verklaringen van andere EU-lidstaten en van de Raad van Europa, van groot belang zal zijn voor de relatie van Turkije met Europa. Wij benadrukken dat het uitgangspunt van het Nederlandse beleid in de kwestie Öcalan vanaf het begin van zijn omzwervingen door Europa is geweest dat hij niet in Nederland zou worden toegelaten. De regering heeft dit meerdere keren publiekelijk duidelijk gemaakt. Voor de Nederlandse regering is het in hoge mate laakbaar dat, naar nu pas is gebleken de heer Öcalan reeds enige tijd (circa twee weken)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 417, nr. 2
3
verbleef op de Griekse ambassade te Nairobi. Was dat door de Griekse autoriteiten eerder kenbaar gemaakt aan onder meer de Nederlandse autoriteiten dan was er meer tijd geweest om de beveiliging van Griekse objecten en personen adequaat te kunnen inrichten. Opmerkelijk is dat in Athene op 15 dezer «uit voorzorg» vele Koerden zijn gearresteerd zonder dat men het nodig achtte Griekse vertegenwoordigingen in het buitenland en/of EU-partners te alarmeren. In het overleg op dinsdag en woensdag jl. heeft de derde ondertekenaar tegenover zijn Griekse collega en het Duitse EU-voorzitterschap de Nederlandse verbazing en teleurstelling reeds kenbaar gemaakt. Op Nederlands verzoek zal in de Algemene Raad van 22 februari de gang van zaken in EU-kader opnieuw aan de orde worden gesteld. Tijdens de gijzeling zelf is er overigens overleg geweest met de Griekse autoriteiten op ministerieel niveau. Dit overleg was met name nodig omdat de gijzeling plaatshad op het terrein van de Griekse residentie waar Nederland een beperkte jurisdictie over heeft. Ook met andere landen is regelmatig overleg geweest. Het belang hiervan lag met name in het besef dat niet alleen in Nederland, maar ook in de andere betrokken landen aanwezig was dat het ingrijpen in het ene land consequenties zou kunnen hebben voor de situatie in het andere land. Om die reden zijn ook afspraken gemaakt dat de landen elkaar zowel via ministeriele, diplomatieke als via operationele kanalen zouden blijven informeren. Deze afspraken hebben naar tevredenheid gewerkt. De Raad van Europa gaf op woensdag 17 februari een verklaring uit waarin een beroep wordt gedaan op alle betrokkenen om de meest elementaire principes van democratie en rechtsgang te respecteren na de arrestatie van de heer Öcalan. Voorts werden Koerdische leiders opgeroepen hun acties direct te beeindigen, werd Turkije opgeroepen duidelijk te maken wat de omstandigheden waren geweest rond de arrestatie van de heer Öcalan, werden van Turkije garanties gevraagd dat hij zou worden behandeld conform de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens en andere relevante conventies en werd de hoop uitgesproken dat Turkije snel de doodstraf zou afschaffen. De Raad van Europa is bereid toe te zien op de rechtsgang van calan in Turkije. Een verklaring namens de Europese Unie naar aanleiding van de gebeurtenissen wordt voorbereid. Bij de opstelling en de timing van het uitbrengen ervan diende er rekening mee gehouden te worden dat er nog bezettingen gaande waren. Om die reden heeft Nederland op dinsdag een EU-verklaring tegengehouden. De regering is voornemens de kwestie van de rechtsgang voor de heer Öcalan in Turkije in EU-kader aan de orde te stellen, te beginnen tijdens de Algemene Raad van 22 februari aanstaande. Tevens ziet de regering een rol weggelegd voor de Raad van Europa, in lijn met de bovenaangehaalde verklaring die de Raad uitgaf. Rest ons nog om op dit punt te melden dat de actuele situatie in Europa voor de ministers van Justitie en BZK aanleiding is geweest om, na overleg met de minister van Buitenlandse Zaken, opdracht te geven tot een verscherping van de beveiliging van diplomatieke gebouwen en afgezanten van een aantal landen. Vanwege de mogelijke gevolgen van de acties – en de Nederlandse reacties daarop – is voorts in een vroeg stadium besloten tot alertering van alle Nederlandse diplomatieke vestigingen in Europa en tot aanvraag bij de respectieve verantwoordelijke autoriteiten in hun gastland om een verhoogde staat van bescherming van die vestigingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 417, nr. 2
4
Geen verbod op de PKK De gebeurtenissen zouden de vraag kunnen opwerpen of de PKK in Nederland moet worden verboden. De regering is van mening dat de redenen die eerder aanleiding waren tot het besluit om de PKK niet te verbieden nog steeds valide zijn. Deze redenen waren en zijn enerzijds gelegen in juridische overwegingen en anderzijds in de vrees dat een verbod op de PKK illegale activiteiten alleen maar zou stimuleren waardoor het zicht van de overheid op de activiteiten van de PKK alleen maar wordt verminderd. Dit betekent ook dat de regering uitdrukkelijk het standpunt huldigt dat ook aanhangers en/of symphatisanten van de PKK zich aan de Nederlandse rechtsorde moeten aanpassen. Zij die dat niet doen zullen worden vervolgd. Aanhoudingen Tenslotte informeren wij u over de verrichte aanhoudingen. Door de waarnemend Voorzitter van het College van Procureurs-generaal is ons het volgende bericht. De politie heeft in totaal 300 aanhoudingen verricht. De strafrechtelijke afdoening vindt gedifferentieerd plaats gelet op de ernst van het gepleegde misdrijf en al naar gelang het Openbaar Ministerie meent de feiten te kunnen bewijzen. Het is goed om onderscheid te maken tussen de verschillende groepen. Allereerst was er een groep van circa 70 demonstranten, die wilde optrekken van de Kneuterdijk naar de Griekse residentie. Deze groep heeft van de politie bevel gekregen om te keren. Toen dit bevel niet werd opgevolgd is de groep tegengehouden. Betrokkenen worden aangehouden op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht. Op 17 februari is deze groep heengezonden door de officier van justitie met een dagvaarding om in mei 1999 te verschijnen voor de politierechter. Tevens is hen een transactiemogelijkheid geboden overeenkomstig het gebruikelijke tarief. Een andere groep van ongeveer 500 demonstranten trok op van het Stationsplein naar de residentie. Ook deze groep is bevolen om te keren. Aan dit bevel werd geen gevolg gegeven waarna de politie trachtte hen tegen te houden. Deze groep heeft grote vernielingen aangericht. Circa dertig personen zijnaangehouden. Deze zitten nog vast. Het voornemen is hen een dagvaarding uit te reiken terzake van overtreding van artikel 184 Wetboek van Strafrecht. Hen is geen transactiemogelijkheid geboden. Tevens zal hen aangezegd worden dat een nader onderzoek naar andere mogelijk door hen gepleegde strafbare feiten (openlijke geweldpleging met name) zal worden ingesteld. Hiervoor is een speciaal politieteam opgericht. Het verzamelen van bewijs door getuigen, foto’s en televisiebeelden zal ongetwijfeld tijd kosten. Ook de positie van de slachtoffers wordt hierbij betrokken. Ruim 200 personen zijn bij de residentie aangehouden. Het betreft hier de daadwerkelijke bezetters van de residentie. Gebleken is dat er voortdurend gewisseld werd door personen, die dan weer eens in de residentie waren en dan weer daarbuiten. Er zal onderscheid worden gemaakt tussen de echte gijzelnemers en de bezetters. De echte gijzelnemers (vermoedelijk circa 30 personen) zullen worden voorgeleid aan de rechter-commissaris. Tegen hen zal een bevel bewaring worden gevorderd. De mogelijke strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht zijn: • artikel 117 (aanslag op het leven of de vrijheid van een internationaal beschermd persoon: strafbedreiging 12 jaar),
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 417, nr. 2
5
• • •
artikel 117b (opzettelijke geweldpleging tegen goederen van een internationaal beschermd persoon: strafbedreiging 7 jaar) artikel 282 (opzettelijke vrijheidsberoving: strafbedreiging 8 jaar) 282a (opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving: strafbedreiging 15 jaar).
De Minister van Justitie, A. H.Korthals De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Peper De Minister van Buitenlandse Zaken, J. J. van Aartsen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 417, nr. 2
6