Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
29 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2005
Nr. 121
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 19 april 2005 De commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer naar aanleiding van de brief inzake de voortgang en aanpak van het project Amsterdam Zuidas van 25 februari 2005 (29 800 XI, nr. 102). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 april 2005. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Buijs De griffier van de commissie, Van der Leeden
1
Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GL), Geluk (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF) en Veenendaal (VVD). Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé HammingBluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GL), Luchtenveld (VVD), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GL), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Gerkens (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Varela (LPF) en Oplaat (VVD).
KST86044 0405tkkst29800XI-121 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
1
1 Wordt het project Amsterdam Zuidas aangemerkt als «groot project»? Indien dit niet het geval is, kan dan een proces in die richting worden ingezet? De kwalificatie «groot project» is naar het oordeel van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (TCI, kamerstuk 29 283, nr. 5–11) voorbehouden aan projecten die voldoen aan een aantal criteria. Het kabinet acht deze criteria goed bruikbaar, mits deze richtinggevend en niet absoluut toegepast worden. Per geval zal, in overleg met de Tweede Kamer, moeten worden bezien of een project de status van groot project dient te krijgen. Het project Amsterdam Zuidas is een majeur project met een aanzienlijke financiële rijksbijdrage. Daarentegen ligt de verantwoordelijkheid voor dit project niet volledig bij het rijk, maar is dit een gedeelde tussen rijk, regio en marktpartijen. Het kabinet is hoe dan ook van mening dat een zorgvuldige oordeelsvorming nodig is en hiertoe alle relevante en beschikbare informatie tijdig beschikbaar moet worden gesteld aan de Tweede Kamer. Tegen die achtergrond heeft het kabinet op 23 februari de Kamer nader geïnformeerd (brief Minister VROM, kenmerk M35) en zal het kabinet – naast de reeds bestaande formele momenten in het kader van de Tracéwetprocedure/MER – de Kamer periodiek blijven informeren over voortgang en besluitvorming. Gelijk aan het advies van de Tijdelijke Commissie Infrastructuur kent de NSP organisatie een gelijksoortige systematiek om de Tweede Kamer adequaat te informeren. We onderscheiden daarvoor de volgende stappen: Verkenning, Factfinding, Planvorming en Uitvoeringsafspraken. Periodiek wordt de Tweede Kamer geïnformeerd middels de Voortgangsrapportage NSP. Bij brief van 16 december 2003 (kenmerk M 240) is de voortgangsrapportage 2003 «Nieuwe Sleutelprojecten in aantocht» aan de Tweede Kamer aangeboden. Eerdere NSP-Voortgangsrapportages verschenen in 2000 en 2002. Daarnaast is de Tweede Kamer op 6 januari jl. geïnformeerd over de programma-aanpak voor de uitvoering van de nota Ruimte. In het programma Noordvleugel zijn de projecten opgenomen die in onderlinge samenhang worden uitgevoerd. De Zuidas is onderdeel van het Noordvleugel programma. Zie voor het besluitvormingsproces verder de antwoorden van vraag 3 en 35. 2 Hoe heeft de financiële geschiedenis van de Zuidas zich ontwikkeld gedurende de gehele periode van de planvoorbereiding? Kunt u hiervan een overzicht geven waarin in ieder geval verduidelijkt wordt hoe de publieke en de private participatie zich door de tijd heen heeft ontwikkeld? Het initiatief tot de integrale ontwikkeling van de Zuidas is in 1994 genomen door de gemeente Amsterdam. In het programma-akkoord nam B&W zich voor om een plan op te stellen voor de ontwikkeling van het Zuidas-gebied. In grote lijnen is de afbakening van het Zuidas-gebied sindsdien gelijk gebleven. De gemeente bereidde de planvorming voor met een aantal private partijen in het gebied (de Zuidascoalitie) maar nam zelf de verantwoordelijkheid voor het eindproduct. Belangrijkste drijfveer was de gebleken aantrekkelijkheid van de Zuidas voor hoogwaardige zakelijke dienstverlening. In 1998 publiceerde de gemeente het Masterplan Zuidas. Dit plan bood een ontwikkelingsstrategie voor een stapsgewijze ontwikkeling waarbij de hoofdinfrastructuur ondergronds wordt gebracht. In deze fase was alleen van de gemeentelijke grondexploitatie een raming beschikbaar. Duidelijk was niettemin dat het project zonder overheidsbijdragen niet realiseer-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
2
baar was. Deze bijdragen waren nodig voor de gebiedsontwikkeling en voor de autonome ontwikkeling van de doorgaande hoofdinfrastructuur. In december 1997 heeft de Ministerraad bij de vaststelling van het kabinetsstandpunt over de actualisering VINEX vijf projecten aangewezen als Nieuw Sleutelproject (later aangevuld met het project Breda). Amsterdam Zuidas is één van de zes NSP. Het rijk erkende de potentie van het gebied. Het rijk heeft sinds juni 2000 circa 1 miljard euro voor de Nieuwe Sleutelprojecten gereserveerd. Het rijk reserveerde voor de Zuidas 308 mln euro (MIT, NSP en BOR). Het initiatief liet het rijk aan de gemeente, conform de NSP-systematiek. In 2001 sloten rijk en gemeente een intentieovereenkomst af, waarin de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de planvorming werd vastgelegd. Het rijk maakte nog geen keuze uit de inpassingsalternatieven (dok, dijk of kunstwerk). De gemeente had deze keus wel al gemaakt, en bevestigde haar voorkeur voor het dok. De gemeente gaf aan dat zij dit alternatief voor eigen rekening en risico wil aanleggen, als het rijk de eigen infrastructuur betaalt. In de periode 2001–2003 zijn de plannen uitgewerkt en doorgerekend. De mogelijke samenwerkingsvormen voor de uitvoering werden verkend. Gezien de risico’s die voortvloeien uit de aanleg van het dok heeft de gemeente het rijk gevraagd om, naast de eerder gevraagde financiële bijdragen, ook te participeren in de risico’s van aanleg van het dok. Het rijk heeft hier niet afwijzend op gereageerd, maar daar wel voorwaarden aan verbonden: de businesscase moet sluitend zijn, de risico’s moeten bekend en beheersbaar zijn, de private partijen moeten daadwerkelijk commitment in de risico’s tonen en er moet een zakelijke samenwerkingsconstructie zijn. In deze fase heeft de gemeente getracht private partijen te binden en hiertoe een intentieovereenkomst afgesloten, gericht op een grondafnamegarantie. Het rijk verbond zich daaraan niet, ondermeer omdat het rijk nog geen vastomlijnde voorkeur voor het dok had bepaald (ik verwijs hiervoor ook naar het antwoord op vraag 34). In bestuurlijk overleg, gevoerd in deze periode, heeft het rijk zijn voorkeur voor het dokmodel uitgesproken (zij het geclausuleerd). In deze fase heeft het bedrijfsleven zich in de publieke discussie steeds een voorstander van het dokalternatief getoond. Als zoekrichting voor het inrichten van een samenwerkingsvorm is vervolgens het middel van een NV Zuidas naar voren gekomen. In januari 2004 is de voorkeur voor een gezamenlijk bedrijf, met een risicodragende rol voor private partijen, bevestigd. Aan de heer Brinkman is gevraagd om in opdracht van rijk en gemeente een ondernemingsplan op te stellen. Eind 2004 heeft Brinkman gerapporteerd. Zijn voorstel is in grote lijnen gevolgd, hetgeen is bevestigd in bestuurlijk overleg tussen rijk en gemeente op 23-02-2005. De essentie is dat de voorbereidingen voor het oprichten van een onderneming worden gestart, waarvan de grootste risico’s bij private partijen liggen. Dit bedrijf gaat het dok aanleggen en het gebied daarboven ontwikkelen. De NV zal de gronden op het dok gaan uitgeven. Risico’s verbonden aan de vastgoedontwikkeling en exploitatie naast de dokzone (de zgn. flanken) zijn niet voor de NV Zuidas. De vastgoedexploitatie is geheel aan private partijen, en ligt buiten de scope van de NV Zuidas. Rijk en gemeente hebben ieder een minderheidsbelang in de NV Zuidas. Het rijk levert bovendien een financiële bijdrage voor de hoofdinfrastructuur, en voor kwaliteitsverhogende maatregelen. Ook ROA en provincie zullen een financiële bijdrage leveren. Blijkt de NV-Zuidas winst te maken, dan kunnen extra opbrengsten volgens nog te bepalen criteria naar de participanten terugvloeien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
3
De kwartiermaker zal nu de samenwerkingsvorm uitwerken, en de aanbesteding van het aandeelhouderschap van een gezamenlijk bedrijf voorbereiden. De markt zal uiteindelijk door wel of niet te participeren bepalen of het dokmodel doorgang kan vinden of niet. Voor een toelichting en de getallen in hoofdlijnen, zie bijlage 1 3 Waarom is er geen structuurvisie voor de Zuidvleugel? De Tijdelijk Commissie Infrastructuurprojecten (TCI) heeft op 15 december 2004 haar bevindingen en adviezen aangeboden aan de Tweede Kamer (kamerstuk 29 283, nr. 5–11). Onderdeel van deze adviezen is de introductie van de structuurvisie. Voorafgaand aan de uitwerking van alternatieven pleit de TCI voor een afzonderlijke procedure op het niveau van het project als geheel: nut en noodzaak, strategische waarde, ruimtelijke ontwikkelingskansen etc. worden daarin afgewogen. Dat is de structuurvisie. Het kabinet heeft zijn reactie verwoord in een brief d.d. 22 maart 2005 (kamerstuk 29 283, nr. 22). Ten aanzien van de voorbereidingsfase van nieuwe grote projecten stelt het kabinet een structuurvisie op te zullen stellen zoals bedoeld in het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het kabinet is van mening dat – in geval een lopend project wordt aangewezen als groot project – de wenselijkheid van een nog op te stellen structuurvisie per project moet worden bezien. Het oordeel van de Kamer is voor het kabinet daarbij van groot belang. De Zuidas is zo’n lopend project. Voor de Zuidas is tot nu toe de geldende procedure van de Tracéwet/MER gevolgd. De structuurvisie zoals bedoeld in het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet ruimtelijke ordening was bij aanvang van het project nog niet in beeld. De standpuntbepaling is de eerstvolgende stap in de lopende Tracéwet/MER procedure voor de Zuidas dat aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd. Op dat moment kan de Tweede Kamer zich uitspreken over het voorkeursalternatief. Daarnaast loopt er een traject dat is bedoeld te komen tot de oprichting van een juridische entiteit waarin publiek en privaat kunnen samenwerken. Ik verwijs u hiervoor ook naar vraag 35. Het kabinet is van mening dat het huidige besluitvormingsproces voldoende waarborgen bevat voor een zorgvuldige afweging met expliciete go / no go momenten voor de Tweede Kamer. De vertraging als gevolg van het alsnog opstellen van een structuurvisie voor de Zuidas moet worden afgewogen tegen de meerwaarde die een structuurvisie biedt in het specifieke geval van de Zuidas. We sturen erop aan om de processtappen in het kader van de Tracéwet/MER procedure en de oprichting van een juridische entiteit voor de Zuidas parallel en afgestemd te doorlopen, zodat beide gelijktijdig aan de kamer kunnen worden voorgelegd. 4 Kunt u de resultaten van informateur Brinkman schematisch in beeld brengen, met daarin aandacht voor het volgende: – Wat is er het afgelopen jaar precies bereikt? De informatieperiode van de heer Brinkman heeft geleid tot het rapport «Stapeldok in voorbereiding». In september 2004 is een eerste concept aangeboden, waarna in de periode tot december enkele specifieke onderwerpen nader zijn uitgezocht. Het eindadvies van de heer Brinkman is in
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
4
december 2004 aan rijk en gemeente aangeboden. Het rapport en de ontstane inzichten uit de informatieperiode hebben het volgende opgeleverd: – Door uitvoerig onderzoek te doen naar het «stapeldok» (waarbij wegen en/of sporen worden gestapeld) zijn nieuwe kansen en mogelijkheden in beeld gekomen: met name de stapeling van de rijksweg biedt verbeteringen voor de doorlooptijd, de flexibiliteit en het bouwprogramma. De heer Brinkman heeft de «scope» van (het basismodel van) het project gedefinieerd. – Om te komen tot een financieel verantwoorde exploitatie heeft Brinkman een splitsing aangebracht in het basismodel (noodzakelijk en voor gezamenlijke verantwoordelijkheid) en modules (wensen met een probleemeigenaar per module). Hiermee heeft de informateur in kaart gebracht wie waarvoor in principe verantwoordelijk/aansprakelijk is, of zou moeten zijn. – In de informatieperiode is duidelijker zicht geboden op het onderwerp veiligheid: er is concreter in beeld gebracht wat redelijkerwijs in het project zou moeten worden voorzien in relatie tot de financiële opslagen in de ramingen. Ik verwijs u hiervoor ook naar vraag 26. – Er is een duidelijker beeld gekregen van de fiscale consequenties van het project. – Er heeft door Rijkswaterstaat een ijking plaatsgevonden van de ramingen, waardoor een symmetrisch risicoprofiel is ontstaan en extra bedragen voor onvoorzien zijn opgenomen. – De heer Brinkman heeft het instrument van de zogenaamde zerocoupon bonds geïntroduceerd in de Zuidas. De erfpachtopbrengsten van het tweede tijdvak van 50 jaar komen daarmee ten gunste van het project. Bovenstaande elementen hebben geleid tot een nieuw opgestelde businesscase voor de dokzone. In het rapport zijn de contouren geschetst van een onderneming voor de ontwikkeling van de dokzone van de Zuidas, waarin via een PPS-constructie rijk, gemeente en private partijen risicodragend participeren. De opzet gaat uit van een meerderheidsaandeel voor private partijen en een minderheidsaandeel voor rijk en gemeente. Bij de betrokken partijen is hiervoor draagvlak. De informateur gaat uit van een veiling van de toekomstige grondposities. Op basis van het rapport heeft in december 2004 informatief gesprek plaatsgevonden tussen rijk, gemeente en de marktpartijen, waarvan de heer Brinkman had geconstateerd dat zij belangstelling hebben voor deelname aan het project. De belangrijkste conclusie uit het overleg was dat bij marktpartijen bereidheid bestaat onder voorwaarde van een sluitende businesscase. – Welke participanten waren er en wie zijn er nu? De betrokken publieke partijen bij het Zuidas project zijn het ministerie van V&W, het ministerie van VROM, het ministerie van Financiën, het ministerie van Economische Zaken, de gemeente Amsterdam, de provincie Noord-Holland en ROA. De informateur heeft vijf private partijen in principe bereid gevonden risicodragend te participeren in de onderneming (ABN/AMRO, ING, RABO/FGH, ABP en BNG). Vanuit oogpunt van mededinging worden de private aandeelhouders geselecteerd volgens een transparante en niet discriminatoire veilingprocedure. – Welke bijdragen waren toegezegd en welke zijn het nu? Zie voor beantwoording van deze vraag onderstaande tabel en de beantwoording van vraag 2.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
5
x € 1 mln. (NCW 1-1-2003) Rijksbijdragen
In mln. euro’s
Reeds toegezegd tot 23 februari 2005 V&W – dijkreferentie VROM – NSP 1e tranche
180 55
Aanvullend in bestuurlijk overleg op 23 febr 1. V&W – dijkreferentie (aanvulling tot € 300 miljoen) 2. VROM 3. V&W 4-sporigheid 4. V&W risico-afkoop
120 50 85 PM
– Waaruit bestond het bouwprogramma en waaruit bestaat het nu? Het totale programma voor de Zuidas is niet gewijzigd. Het programma voor het dokmodel is als volgt: Kantoren 985 000 m2 Woningen 1 065 000 m2 Voorzieningen 322 000 m2 (exclusief parkeerplaatsen) Het dokmodel staat centraal in de werkzaamheden van de informateur en de kwartiermaker. Voor het ondernemingsplan is de scope van het projectgebied verkleind. Het programma van de dokzone is als volgt : Kantoren 367 927 m2 b.v.o Woningen 507 774 m2 b.v.o Voorzieningen 149 398 m2 b.v.o. (exclusief parkeerplaatsen) Het vastgoedprogramma is niet gewijzigd in de informatieperiode van de heer Brinkman. – Welke activiteiten en verantwoordelijkheden waren duidelijk en waar staan we nu? Op 23 februari 2005 heeft op basis van het rapport Brinkman bestuurlijk overleg plaats gevonden tussen een afvaardiging van de gemeente Amsterdam, de provincie Noord Holland en de ministers Zalm, Peijs, Dekker en staatssecretaris van Gennip. In het overleg is onder andere afgesproken: – Over te gaan naar een vervolgfase van «rekenen en tekenen», die moet uitmonden in een definitief ontwerp voor het dok, de daarboven beoogde bebouwing en een daarop afgestemde raming van de kosten en opbrengsten; – Een pre-selectieprocedure voor private partijen te starten die er toe moet leiden dat het «rekenen en tekenen» proces met private partijen wordt doorlopen. – De vervolgfase van «rekenen en tekenen» uit te laten monden in een prospectus die zal dienen als veilingdocument voor de definitieve selectie van de private partijen aan de onderneming. – Een kwartiermaker voor de onderneming aan te stellen in de persoon van J. Doets. – Hoe was zeggenschap geregeld en waar staan we nu? Het bedrijf Zuidas bestaat nog niet. Aan de kwartiermaker is gevraagd om de structuur van de NV verder uit te werken. Zeggenschap komt hierin ook aan de orde.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
6
– Hoe waren de kosten begroot en hoe luiden ze nu? Voordat de heer Brinkman aan zijn informatie-werkzaamheden begon, waren de kosten van het dokmodel (inclusief risico-opslag) begroot op € 3 050 mln. Op basis van de huidige inzichten bedragen de kosten € 1 950 mln. Bovenstaande is een extractie van de u reeds toegezonden informatie bij de kamerbrief van 23 februari 2005 (kenmerk M 35). 5 Met welke rendementen wordt gerekend voor overheidsinvesteringen en private partijen? Wordt daarbij uitgegaan van een evenwichtige verhouding, of is een discrepantie te billijken? Overheid en markt ontvangen gelijk rendement op geïnvesteerd vermogen. Dit is een belangrijk uitgangspunt bij de vorming van de NV. Op dit moment wordt uitgegaan van een rendement van circa 10% voor belasting. 6 Waaruit blijkt dat het plan uitgaat van extra bedrijfsruimte? In het dijkmodel is ruimte voor 426 000 m2 bvo kantoorruimte. In het programma van het dokmodel is 985 000 m2 bvo kantoorruimte voorzien. 7 In hoeverre genereert het plan nieuwe werkgelegenheid, en in hoeverre is er sprake van een verplaatsing van werkgelegenheid? Wat is bijvoorbeeld de geschiedenis van de huidige werkgelegenheid? Wat is de echt nieuwe werkgelegenheid? De economische spin-off van de ontwikkeling van de Zuidas zal zich op lokale, regionale en nationale schaal laten gelden. Uitgaande van de realisatie van ruim 985 000 m2 kantoor en overige werklocaties zal de Zuidas ruimte bieden aan ruim 50 000 banen. Voor een deel is dit het gevolg van verschuivingen van economische activiteiten binnen de gemeente. Het structurele werkgelegenheidseffect van de Zuidas, dat additioneel is voor de regio Amsterdam, komt volgens berekeningen uit op zo’n 21 000 banen op lange termijn. Deze additionele economische activiteit leidtindirect- via toenemende bestedingen aan toeleveranciers tot circa 7 000 banen in de regio. Dit betekent dat de ontwikkeling van de Zuidas 28 000 extra banen op termijn mogelijk maakt (Ernst & Young, 1999). 8 Brinkman geeft aan allerlei risico’s van dit megaproject te hebben benoemd (DHV times 2005/1). Welke risico-analyses zijn er gemaakt? Om welke risico’s gaat het dan? De volgende risicoanalyses zijn gemaakt: – Integrale Risicoanalyse Zuidas Amsterdam (Baten & Partners, juli 2003) – Verdieping risicoanalyse Zuidas Amsterdam (Horvat & Partners, 22 oktober 2003) – Veiligheid Infrastructuur Zuidas (Ministerie van V&W, 18 juni 2004) – Kostennota PRI raming Zuidas (Ministerie van V&W, 4 november 2004) De heer Brinkman doelt hier waarschijnlijk op de risicoanalyses die zijn verricht in zijn periode als informateur. Risicoanalyses o.a. gericht op: grondverwerving, functionele specificaties, veiligheid, integraliteit, aanbesteding en overschrijding planning.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
7
9 Hoe verhoudt de vastgoedontwikkeling op de Zuidas zich met andere vastgoedontwikkelingen in respectievelijk de regio, de Randstad en Nederland als totaal? Welke regie wordt hier door de gemeente, de provincie en het rijk gevoerd? De vastgoedontwikkelingen buiten de Zuidas hebben nauwelijks of geen invloed op de kantoorontwikkelingen op de Zuidas. Er is maar één locatie in Nederland met deze statuur. De Zuidas beweegt zich op de kantorenmarkt in een segment waarin in Nederland op dit moment nauwelijks concurrerende locaties aanwezig zijn. Juist nu in de afgelopen periode van economische neergang zou men misschien verwachten dat leegstand op de Zuidas zal optreden. Ook in deze periode heeft er voornamelijk frictieleegstand plaatsgevonden en is de afzet van kantoor vierkante meters boven het lange termijn gemiddelde van 30 000 m2 per jaar, terwijl in de directe omgeving en regio veel relatief vierkante meters leegstand vertonen. Overigens bestaat een wezenlijk deel van het vastgoedprogramma niet alleen uit kantoren maar voor een substantieel deel uit wonen. De bestuurlijke regiegroep Schiphol (provincie Noord-Holland, Schiphol, Haarlemmermeer en de gemeente Amsterdam) heeft, vanwege de grote leegstand van kantoren in de regio, afspraken gemaakt om een beperkter kantorenlocaties in de regio te ontwikkelen dan wel te vertragen. Voor de afstemming tussen de kantorenlocaties op Schiphol en Zuidas is op dit moment nog niet voorzien. Echter, Schiphol en Zuidas zullen hier over in contact treden. 10 Heeft de ontwikkeling van de Zuidas alleen kans van slagen als elders beperkingen worden opgelegd aan de ontwikkeling van bedrijfslocaties? Hoe gaat hierin voorzien worden? De lokatie van de Zuidas is wezenlijk anders en kent een eigen markt. De huidige afzet t.a.v. de de leegstand in de directe omgeving getuigt dit. De ontwikkeling van de Zuidas is gebaseerd op een gemiddelde kantoorafzet over 30 jaar van 30 000 m2 bvo. Ik verwijs u ook naar de flexibiliteit van het bouwprogramma zoals is omschreven in vraag 11. 11 Kan concreet worden gemaakt hoe tegemoet is gekomen aan de kritiek van het Centraal Planbureau (CPB) dat het bouwprogramma aanzienlijk ambitieuzer van opzet moet zijn? Het CPB heeft gesteld dat de zeer aanzienlijke uitbreiding van de kantoorcapaciteit in het programma van het dok-alternatief onzekerheden met zich meebrengt. De flexibiliteit van dit bouwprogramma stelt het CPB als een sterk punt. Het bouwprogramma voor kantoren van 30 000 m2 b.v.o. per jaar is vergeleken met wat nu jaarlijks gemiddeld in Amsterdam wordt afgezet. Zoals dhr. Brinkman in zijn rapportage schrijft, is dit is verdedigbaar en niet overdreven. 12 Heeft het CPB een oordeel over het nieuwe model? Zo neen, gaat u het project alsnog voorleggen aan het CPB? Nee, het CPB heeft nog geen oordeel gegeven over het nieuwe model. In de voorbereiding van het besluitvormingsmoment zal ook het CPB worden geconsulteerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
8
13 In de brief staat:«uitspraken over de voorkeur voor het dokalternatief zijn daarom op voorhand geclausuleerd.» Betekent dit dat het dijkalternatief als mogelijke optie ook verder uitgewerkt gaat worden? Ja, dat is juist. 14 Met hoeveel zal de capaciteit van de A10 toenemen, aangezien er gesproken wordt over het vergroten van de capaciteit van de A10? De capaciteit zal toenemen van 2x3 naar 2x4 rijstroken d.m.v. spitsstroken (ZSM-maatregelen). Op lange termijn, voor 2020, neemt de capaciteit toe van 2x4 naar 2x5 rijstroken. 15 Waarom is de vereiste financiële bijdrage van de rijksoverheid voor infrastructuur hoger dan bij de begroting en het Meerjarenprogramma Infrastructuur en transport (MIT) geraamd? Bent u van plan om dit financiële gat te dichten? Zo ja, hoe? Uitgangspunt van de financiële bijdrage aan het dok is dat het Rijk de kosten betaalt van de infrastructuur zoals die ook aan de orde zouden zijn bij Dijkoplossing. Inmiddels is een beter inzicht verkregen in de functionaliteit die nodig is op de Zuidas en in de kosten die daarmee zijn gemoeid. In het MIT, dat tot 2014 loopt, is nog geen rekening gehouden met uitbreiding van de A10. Uit verkeerstechnisch onderzoek is inmiddels gebleken dat de A10 bij de Zuidas uitbreiding behoeft naar 5 doorgaande rijstroken in de periode 2015–2020. Zoals reeds gemeld aan de Kamer worden deze kosten gefinancierd uit de gereserveerde 4,5 mld uit de nota Mobiliteit (zie ook verlenging en doorkijk MIT) voor wegknelpunten in de Noordvleugel. De kosten voor het spoor blijven gerelateerd aan het MIT-budget. Door herijking van de raming is er sprake van een geringe budgetoverschrijding, die binnen het spoorprogramma zal worden gedekt bij de komende begrotingsvoorbereiding. Daarnaast zijn bij het Dok ten opzichte van het Dijkmodel eerder 4 sporen nodig aan de oostkant. Dit om de keersporen voor de hogesnelheidstrein, die niet in de Dokzone zijn te situeren maar ten oosten van de Amstel, bereikbaar te maken. De kosten die hieraan verbonden zijn zullen binnen MIT worden ingepast. Een dekkingsvoorstel zal bij de komende begrotingsvoorbereiding worden ingediend. V&W heeft hiervoor een claim ingediend op de FES-meevallers voor 2005. Tot slot blijken, op basis van het bestaande globale plan voor de OV-Terminal, de aan het station Zuid/WTC te relateren kosten van een sober en doelmatige Dijkoplossing hoger te liggen dan de reservering in het MIT. Inpassing zal binnen het MIT plaatsvinden. 16 Wat wordt bedoeld met «risicoafkoop»? Op welke risico’s wordt precies gedoeld en wat is de omvang van deze risico’s in financiële zin? De minister van Verkeer en Waterstaat zal geen risico’s dragen voor de realisatie van het Dokmodel, want uit het oogpunt van verkeer en vervoer biedt het Dijkmodel een doelmatige oplossing. Tegen die achtergrond zal V&W een taakstellend budget beschikbaar stellen voor de realisering van de infrastructuur op basis van de kosten van het Dijkmodel. De aanleg is dus voor rekening en risico van de «Dok-NV». V&W komt daaraan tegemoet door risico’s te vergoeden voor zover die bij V&W zouden liggen bij de realisatie van het Dijkmodel en tot het daarmee gemoeide kostenniveau. In de bijdrage van V&W waren binnen de ramingsystematiek reeds risicoreserveringen en posten onvoorzien verdisconteerd. De vast te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
9
stellen vergoeding daarbovenop betreft risico’s buiten de ramingsystematiek, maar in principe door V&W te dragen bij realisatie van het Dijkmodel, zoals aanbestedingsrisico’s, tijdsoverschrijding, overmacht en calamiteiten en te voorziene wijzigingen in wet- en regelgeving, afhankelijk van de reikwijdte van het project. Voor de goede orde liggen overige risico’s in dit geval bij de «Dok-NV». 17 Waarom stelt het kabinet in de brief dat het bedrijfsleven minstens 50% van de risico’s moet dragen? Moeten risico’s niet worden gedragen door de partij die deze het best kan beheersen? Het Kabinet stelt deze ondergrens omdat dit een toets is hoe het bedrijfsleven de risico’s en de kansen van het project inschat. Indien bedrijven bereid zijn minimaal de helft van de risico’s te willen dragen, geeft dat aan dat zij vertrouwen hebben in een rendabele businesscase en dat zij de kans groot achten dat de NV Zuidas winst gaat maken. Indien bedrijven beoordelen wat de kansen en de risico’s van het project zijn en desondanks bereid zijn het grootste deel van de risico’s te dragen dan is er blijkbaar op bedrijfseconomische grond aanleiding om in dit project te participeren. Dit maakt deelname van de overheid in de onderneming minder risicovol: de overheid deelt in de risico’s, maar ook in de winsten. 18 Kunt u de keuze voor een NV nader toelichten? Waarom wil het kabinet risicodragend participeren in een private rechtspersoon in plaats van duidelijke contractuele afspraken te maken over de verdeling en afdekking van risico’s? Publiek private Samenwerking (PPS) kan toch ook prima invulling krijgen door als opdrachtgever meer ruimte te bieden aan ontwikkelaars bij het ontwikkelen en uitvoeren van het project? De redenen om te kiezen voor een NV (of een andere juridische entiteit) is gelegen in doelmatigheid en daadwerkelijke risico-overdracht. Het aanbestedingsrisico en het uitvoeringsrisico komt daarmee bij de NV te liggen. Door de realisatie van alle projectonderdelen bij de NV te leggen en duidelijke functionele eisen te stellen aan de op te leveren producten, kan de NV de verschillende onderdelen optimaal op elkaar afstemmen en zo (ook de interface)risico’s beter beheersen, vertraging voorkomen en ook bouwtechnische efficiencywinsten behalen. 19 Wat vindt u zelf een aanvaardbare investering en een acceptabel risico? Met andere woorden, waar ligt de harde grens waarbij wordt afgezien van de verdere deelname? Het Rijk heeft aangegeven niet meer dan 20% van de aandelen van de NV te willen verwerven. Dit betekent op basis van de huidige berekeningen een investering van 60 a 70 miljoen. Indien de markt niet wenst te participeren in dit project, is dit ook voor het rijk het moment om verdere deelname stop te zetten. 20 De minister van Financiën is slechts bereid risicodragend te participeren in het project, mits blijkt dat private partijen minimaal de helft van de risico’s van het project willen dragen. Wordt de gehele rijksbijdrage als risicodragend aangemerkt, of een deel daarvan? Wat wordt in dit geval bedoeld met risicodragend? De minister van Financiën stelt deze ondergrens omdat dit een toets is hoe het bedrijfsleven de (rendements)kansen van het project inschat.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
10
Indien bedrijven bereid zijn minimaal de helft van de risico’s te willen dragen, geeft dat aan dat zij vertrouwen hebben in een rendabele businesscase en dat zij de kans groot achten dat de NV Zuidas winst gaat maken. Dit maakt deelname van de overheid in de onderneming minder risicovol: de overheid deelt in de risico’s, maar ook in de winsten. De rijksbijdrage van VROM en V&W wordt niet als risicodragend aangemerkt. Dit zijn bijdragen voor kwaliteit en infrastructuur uit de begroting van genoemde departementen (subsidies). De investering van het ministerie van Financiën (zoals genoemd in vraag 19) wordt wel aangemerkt als risicodragend. 21 Hoe kan de borging van de publieke belangen in de NV Zuidas plaatsvinden terwijl private aandeelhouders een meerderheidsbelang hebben? Welke verdeling in de zeggenschap tussen private en publieke partijen staat u voor ogen? Kan nader worden gepreciseerd op welke onderdelen de publieke aandeelhouders vetorecht krijgen? Hoe wordt omgegaan met de winsten in de NV? Het Rijk behoudt evenals de stad Amsterdam zijn publiekrechtelijke verantwoordelijkheden in het kader van weten regelgeving. In deze context moeten in het uitvoeringscontract met de N.V. Zuidas de rijksbelangen te worden opgenomen die bepalend zijn voor het stichten en functioneren van de N.V. zelf. Ons standpunt daarbij is dat de prospectus inzicht biedt in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden en de borging van de publieke functies. Het behoort hiertoe tot de kern van de opdracht van de N.V., waarop in een later stadium niet kan worden afgedongen. Ook indien zich tegenslagen voordoen, zal moeten worden voldaan aan de eisen die gesteld worden tav de geformuleerde publieke belangen. Het is derhalve niet meer nodig om via het aandeelhouderschap de publieke belangen te borgen. Mogelijke vetorechten van de Staat zullen derhalve niet op het vlak van publieke belangen liggen, maar gerelateerd zijn aan de behartiging van de zakelijke belangen van de Staat. 22 Kunt u nader ingaan op de herschikking van middelen op de begroting van het ministerie Verkeer en Waterstaat (VW)? Op welke wijze zal de herschikking van middelen plaatsvinden op de V&W-begroting ten behoeve van de realisatie van de Zuid-as? Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 15. Alle meerkosten zullen binnen MIT worden ingepast. Een inpassingsvoorstel zal ik u bij de begroting 2006 (MIT) doen toekomen. 23 Bent u bereid de toekenning van gelden af te wegen tegen andere grote projecten zoals voorgesteld door de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten? Het beleidsmatige proces waarbij de inrichting van het infrastructuurfonds en het MIT tot stand komen is een continue proces waarbij projecten tegen elkaar worden afgewogen. Zoals in de Kabinetsreactie TCI is aangegeven dient deze afweging op een transparante wijze te geschieden die gebaseerd moet zijn op goede onderbouwingen en heldere keuzes, waarbij ook de Tweede Kamer tijding en adequaat haar rol moet kunnen vervullen bij majeure beleids- en investeringsbeslissingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
11
24 Aangegeven wordt dat extra dekking ook gevonden wordt in het Fonds Economische Structuurversterking (FES). Welk bedrag wordt aan het FES onttrokken en gaat dit ten koste van andere projecten die uit het FES gefinancierd zouden worden? Zo ja, over welke projecten gaat het dan? Zijn deze middelen al gereserveerd? Besluitvorming over de bestemming van de huidige FES-meevaller vindt momenteel plaats. Het betreft hier extra FES middelen, zodat dit niet ten koste gaat van projecten die uit de reguliere FES middelen worden gedekt. Wanneer de besluitvorming hierover is afgerond zal ik u hierover informeren. 25 Hebben het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) en de provincie NoordHolland hun bijdrage al toegezegd? Op 23 februari heeft er een bestuurlijk overleg plaatsgevonden waarbij bestuurlijke vertegenwoordigers van alle betrokken partijen hun voorkeur hebben uitgesproken voor een dokmodel. Tijdens dit bestuurlijk overleg hebben de betrokken bestuurders aangegeven dat voor ieder een democratisch voorbehoud geldt. 26 De kosten van het plan zijn begroot op € 2,5 miljard, waarvan 15% voor veiligheid. Waarom is een percentage van 15 aangehouden? Waarop is dat gebaseerd? Welke veiligheidsanalyses zijn er gemaakt? Hoe is rekening gehouden met terroristische aanslagen? Hoe verhoudt zich dit met de stapeling van de functies? De veiligheidskosten zijn enerzijds gebaseerd op ervaringscijfers bij rail-, metro- en wegprojecten en anderzijds middels onderbouwde kostenramingen begroot met behulp van externe onderzoeken en risicoanalyses. In dit planstadium, waar globale ontwerpen ten grondslag liggen aan de veiligheidsonderzoeken is op basis van voornoemde 15% aangehouden. In 2001 is een uitgebreide veiligheidsanalyse gemaakt, die in 2003 is geactualiseerd. In 2004 is door een deskundigenteam op een aantal onderdelen, waaronder het stapelen van functies, een verdiepingsslag gemaakt. Deze analyse is, conform de kaderwet tunnelveiligheid, getoetst door een onafhankelijke expertgroep o.l.v. burgemeester Mandos.
Er is niet expliciet rekening gehouden met terroristische aanslagen in de uitwerking van veiligheidsmaatregelen. De gevolgen van calamiteiten zijn wel onderzocht. Deze gevolgen, zoals brand en explosie, zouden zich ook bij aanslagen kunnen voordoen. 27 In het woningbouwprogramma voor de Zuidas is, naast aanbod in de vrije sector, ook 30% goedkope woningbouw opgenomen (zie website Zuidas). Hoe verhouden de opbrengsten, dan wel verliezen uit deze goedkope woningen zich tot de (extra) benodigde bijdragen uit de publieke sector voor de financiering van de Zuidas? Ten aanzien van de woningbouw is besloten geen sociale woningbouw in de Dokzone te realiseren. 28 Vijf private partijen – ABN AMRO, ING, RABO/FGH, BNG en ABP – zijn in principe bereid om risicodragend deel te nemen in de NV Zuidas. Waaruit
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
12
bestaat dat risicodragende voor hen precies? Welke afspraken zijn er concreet gemaakt? Waarin verschilt dit met eerdere afspraken? Deze vijf partijen hebben aangegeven in principe bereid te zijn risicodragend deel te nemen. Het risicodragende deel zou er uit bestaan dat zij Eigen Vermogen investeren in het project omdat zij geloven in de realiteit van de businesscase. Echter: er zijn nog geen afspraken met deze 5 partijen gemaakt, zij zijn slechts gepolst om een inschatting te kunnen maken van de uiteindelijke interesse van de markt om te participeren in de NV Zuidas. De partijen die mee gaan doen zullen worden geselecteerd door middel van een veilingprocedure. Indien er onvoldoende belangstelling bestaat dan zal het rijk zich beraden over de doorgang van het dokmodel. 29 Vanuit oogpunt van mededinging zullen de private aandeelhouders worden geselecteerd volgens een veilingprocedure. Hoe verhouden de vijf genoemde private partijen zich met deze veilingprocedure? De private aandeelhouders zullen worden geselecteerd volgens een veilingprocedure. Deze procedure zal voldoen aan beginselen van gelijkheid en transparantie. Dat houdt in dat geïnteresseerde partijen, waaronder de 5 genoemde partijen zich op de veiling kunnen inschrijven. De vijf geïnteresseerde partijen hebben geen voorkeurrecht verkregen ook niet op basis van de getoonde interesse. 30 Wie betaalt de kosten van de onafhankelijke kwartiermaker(s)? Waarop zijn die begroot? De ministeries van Financiën en VROM en de gemeente Amsterdam betalen de kosten van de kwartiermaker. Voor de fase tot en met de veilingprocedure worden de kosten van de kwartiermaker en ondersteuning nu begroot op circa € 1,25 mln. Hierbij is nog niet voorzien in de reguliere kosten zoals rekenen en tekenen. 31 Kan een uitgebreide toelichting worden gegeven op de veilingprocedure van aandeelhouderschap en de grondontwikkeling zoals deze u voor ogen staat? Hoe worden bijvoorbeeld buitenlandse investeerders erbij betrokken? Welke eisen worden er gesteld aan de investeerders? Hoe hoog is de minimale en maximale investering? Om hoeveel aandeelhouders gaat het minimaal en maximaal? Waarover heeft een aandeelhouder zeggenschap, en waarover niet? De kwartiermaker is gevraagd om een veilingprocedure van het aandeelhouderschap voor te bereiden met de volgende hoofdlijnen: a. Opzetten documentatie b. Openbare aankondiging en eventuele preselectie (waarin ongeveer 8 partijen worden geselecteerd); c. Finalisering documentatie met geselecteerde partijen; d. Uitbrengen van biedingen; e. Gunning en oprichting NV (circa 5 partijen krijgen aandelen in de NV Zuidas «gegund») De procedure zal voldoen aan beginselen van gelijkheid en transparantie. Dat wil zeggen dat de procedure niet zo mag worden ingericht of gevoerd, dat daardoor één of meerdere kandidaten oneigenlijk worden bevoordeeld ten opzichte van anderen. De procedure, alsmede de toepasselijke selectie- en gunningcriteria, zal op voorhand worden vastgelegd. Aan de hand van de selectiecriteria kunnen malafide en ongekwalificeerde
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
13
aanbieders van verdere deelname aan de procedure worden uitgesloten. Het vaststellen van de selectiecriteria maakt onderdeel uit van de opdracht van de kwartiermaker. Ook over investeringsdrempels en het beoogd aantal aandeelhouders wordt nog gesproken. De uiteindelijke aandeelhouders hebben de zeggenschap in de NV Zuidas. 32 Hoe is de grondontwikkeling geregeld? Hoe wordt omgegaan met partijen die grond inbrengen? Op welke wijze kunnen investeerders en beleggers meedingen die geen belangstelling hebben voor de grondontwikkeling? Alle gronden van de Zuidas- dok zijn publiek domein. Deze gronden zullen worden ingebracht in de (publiek-private) NV. De NV zal deze gronden uitgegeven op marktconforme condities aan ontwikkelaars of andere geïnteresseerde (meebiedende) marktpartijen. Het aandeelhouderschap in NV is per definitie losgekoppeld van recht op grondontwikkeling. 33 Kan meer duidelijkheid worden gegeven over de afspraken die gemaakt zijn met Rijkswaterstaat, Prorail en NS Vastgoed over de gronden en de bijbehorende rechten (Bijlage 1 «Stapeldok in voorbereiding», p. 24)? Een ambtelijke werkgroep heeft de grondposities in het Zuidas-gebied onderzocht. Deze werkgroep heeft geadviseerd om de benodigde grondtransacties af te wikkelen tegen een grondwaarde, uitgaande van de infrastructurele bestemming. Uitgangspunt daarbij is ruiling met gesloten beurzen. Ten aanzien van de eigendomsvraag in de gestapelde situatie van het Dokmodel, is door de werkgroep geconcludeerd dat RWS en ProRail als uitgangspunt hebben dat infrastructuur op grond in eigendom wordt aangelegd. Indien onomstotelijk blijkt dat hierdoor de opbrengsten en de grondwaarde in negatieve zin worden beïnvloed, dan zijn RWS en ProRail bereid om mee te werken aan grondeigendom van Amsterdam met zakelijke rechten voor RWS en ProRail, onder de voorwaarde dat met Amsterdam een pakket van publiek- en privaatrechtelijke maatregen wordt overeengekomen, die aan ontwikkelaars en eigenaren van vastgoed zullen worden opgelegd. Verder dient te worden onderzocht welke publiek- en privaatrechtelijke instrumenten in dit kader kunnen worden ingezet. Definitieve besluiten hierover zijn nog niet genomen. NS vastgoed heeft zich jegens de gemeente Amsterdam verbonden om afstand te doen van haar onder- en overbouwingsrechten in de stationsomgeving onder voorwaarden en in ruil voor een aantal vierkante meters bvo in de buurt van het station tegen marktconforme prijs. 34 Wat is de status van de eerdere intentie overeenkomst met ABN AMRO, ING en NS vastgoed over grondafname en ontwikkelingsrechten in de Zuidas? Het Rijk was geen partij bij deze intentieovereenkomst. 35 Kunt u precies aangeven welke stappen en go/no go momenten het besluitvormingsproces kent? Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken? We kunnen twee parallelle trajecten onderscheiden waarin processtappen dienen te worden genomen. 1) De heer Brinkman omschrijft een traject welke is bedoeld om tot oprichting van een juridische entiteit (NV) te komen waarin publiek en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
14
privaat kunnen samenwerken. Een eerste onomkeerbare besluit in dit traject zal zijn bij het vrijgeven van de prospectus. Deze zal vooraf aan de Kamer worden voorgelegd. Vervolgens zal ik u informeren over het resultaat van de veiling van de grond en van de veiling van het aandeelhouderschap. 2) Daarnaast zal de aanleg van het project moeten voldoen aan de wettelijke en beleidsmatige vereisten. Voor de Zuidas is tot nu toe de geldende procedure van de tracéwet/MER gevolgd. Op dit moment wordt gewerkt aan de Trajectnota/MER die de basis vormt voor een nog in te nemen Standpunt. De uiteindelijke keuze wordt vastgelegd in een Standpunt en een Tracébesluit, waarover de Kamer tijdig geïnformeerd en geconsulteerd wordt. Het innemen van een Standpunt is voorzien medio 2006. We sturen erop aan om de processtappen in het kader van de Tracéwet/MER procedure en de oprichting van een juridische entiteit voor de Zuidas parallel en afgestemd te doorlopen, zodat beide gelijktijdig aan de kamer kunnen worden voorgelegd. Op basis van de verkregen informatie uit beide trajecten zal een definitief besluit over de Zuidas worden genomen. Voor die tijd worden er geen onomkeerbare besluiten genomen. 36 In Bijlage 2 «Samenvatting advies Stapeldok in voorbereiding» wordt aangeraden nog twee duidelijke go/no go momenten in te bouwen. Kunnen deze momenten nader worden toegelicht? Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 35. 37 In Bijlage 2 «Samenvatting advies Stapeldok in voorbereiding» staan call-opties/zero coupon bonds opgenomen onder de projectopbrengsten. In de «Aansluiting BC Brinkman» wordt aangegeven dat het toepassen van dit instrument over een lange tijdsduur niet gangbaar is. Hoe denkt u deze financiële innovatie vorm te geven? De innovatie bestaat uit de vormgeving van dit financiële arrangement, namelijk het koppelen van erfpachtrechten aan zero-coupon bonds. De concepten zelf: call opties en zero-coupon bonds zijn echter niet nieuw. Voor de uitwerking is dan ook de kennis aanwezig bij de marktpartijen en het Rijk. 38 In Bijlage 2 «Samenvatting advies Stapeldok in voorbereiding» wordt een extra halve afslag in de A10 tot de noodzakelijke infrastructuur gerekend. Op de site van het project (www.zuidas.nl) valt te lezen dat Rijkswaterstaat omwille van de veiligheid negatief staat ten opzichte van extra op- en afritten in de A10. Hoe valt dit te duiden? Het beleid is terughoudendheid met aanleg nieuwe aansluitingen, i.v.m. verstoringen op de snelweg (veiligheid en doorstroming). Voor de A10 is uit onderzoek gebleken dat er geen negatieve gevolgen zijn bij een extra aansluiting tussen de twee bestaande aansluitingen. Dit komt o.a. doordat het een halve aansluiting is, parallelbanen worden toegepast voor afslaand verkeer en het verkeer zich beter kan verdelen over drie i.p.v. twee aansluitingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
15
39 Hoe oordeelt u over het advies van Brinkman dat één soort hogesnelheidsverbinding tussen Schiphol en WTC/Zuidas, later door te trekken naar Almere/Noorden van het land, noodzakelijk is? Op welke wijze vervoerskundige optimalisaties, zowel ten aanzien van het regionale aanbod tussen Almere en de Randstad als ten aanzien van het lange afstandsvervoer tussen Groningen en Schiphol (Zuiderzeelijn), eruit kunnen komen te zien is nog niet onderzocht en aangetoond. Voor de Zuiderzeelijn wordt op dit moment een structuurvisie voorbereid die moet leiden tot besluitvorming in 2006 in samenhang met andere Noordvleugel-projecten. Daarmee zal meer duidelijkheid bestaan over welke alternatieven dan wel modaliteiten in een eventueel direct daarop volgende planstudiefase voor de ZZL meegenomen zullen worden. Voor zover sprake zou zijn van twee soorten HSL-verbindingen / modaliteiten, zijn deze inpasbaar in de ruimtereservering voor 6 sporen bij Zuid/WTC, die met het oog op de toekomst gedaan dient te worden. 40 Welke garanties kan de minister van Verkeer en Waterstaat geven dat de exploitant van de hogesnelheidstrein gaat stoppen op WTC/Zuidas? Wat zijn de kosten van de aansluiting op het HSL-net? Zijn deze kosten al in de begroting gereserveerd? Wanneer wordt hierover een besluit genomen? De minister van Verkeer en Waterstaat kan hiervoor geen garanties geven. In de concessieovereenkomst met HSA is geen verplichting opgenomen voor aanlanding op Zuid/WTC. Het is aan de HSA om hierover (in overleg met de beheerder ProRail en met de DOK-NV) te besluiten. V&W is wel bereid om voorzieningen aan spoor en station te treffen om de aanlanding van de HSA mogelijk te maken. Het budget daarvoor is gereserveerd in de begroting. 41 Wat vindt u van de opmerking van Brinkman dat onmiddellijk begonnen moet worden met het verbeteren van de verbinding tussen Schiphol en Almere via de Zuidas? De heer Brinkman heeft deze opmerking geplaatst in de context van het spoorvervoer. Op basis van de Verkenning Haarlemmermeer-Almere wordt er vooralsnog van uitgegaan dat tot 2020 aan de vervoersvraag voldaan kan worden met 12 binnenlandse treinen op de Zuidas, waarvan 8 in de relatie Schiphol-Almere/Gooi en 4 in de relatie Schiphol-ZuidasUtrecht over de nieuwe Utrechtboog. 42 Deelt u de opvatting van Brinkman over het niet voorzien in een doortrekking van de metroverbinding naar Amstelveen? De afweging ligt bij de regio, als verantwoordelijke voor het regionaal openbaar vervoer. Zou de regio het voornemen hebben om de doorgaande verbinding via de Noord-Zuidlijn naar Amstelveen te laten vervallen, dan betekent dit een wijziging van het functioneel programma van eisen waarop de subsidieverlening van V&W aan dit project is gebaseerd. Daarvoor dient ze instemming te vragen aan V&W. Inmiddels is in bestuurlijk overleg met Amsterdam op 23 februari jongstleden uitgegaan van doortrekking van de metro met een Amstelveenboog op maaiveld. 43 In de tweede bijlage van het rapport «actualisatie BC Brinkman, aansluiting BC Brinkman september 2004» wordt gesteld dat de financiering van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
16
de Zuid-As geen precedent kent (pagina 24). Hoe denkt u de benodigde kennis uit de markt te halen? Is de benodigde expertise om de gevraagde financiële innovatie te ontwikkelen en te beoordelen aanwezig binnen de betrokken departementen? We kennen in Nederland niet veel projecten van dezelfde omvang als de Zuidas. Ook de wijze waarop de financieringsstructuur van dit project wordt vormgegeven is uitzonderlijk. Deze structuur is op hoofdlijnen reeds uitgedacht. De uitwerking van deze structuur vereist geen uitzonderlijke expertise. Projecten waarbij overheden met het bedrijfsleven samenwerken in een zakelijke onderneming komen vaker voor. In een later stadium, voor de definitieve besluitvorming, zullen ervaren planeconomen en financieringsdeskundigen een second opinion geven op de structuur van de financiering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 XI, nr. 121
17