Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
24 400 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996
Nr. 110
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 12 juni 1996 De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over diens brief van 9 mei 1996 inzake luchtverkenningsapparatuur voor de F-16 (24 400 X, nr. 96). De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 juni 1996. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Korthals De griffier van de commissie, Teunissen
1
Samenstelling Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Bukman (CDA), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), vacature CD. Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmo¨ller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Mulder-van Dam (CDA), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP).
6K1916 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 110
1
1
In de brief van 21 april 1994 werd als budget een bedrag van f 193 miljoen genoemd. In de brief van 9 mei jl. wordt gesproken over een budget van f 275 miljoen. Waarom wordt het budget met maar liefst f 82 miljoen verhoogd? 3
Gesteld wordt dat aanvankelijk werd volstaan met invulling van de primaire behoefte. Kan aangegeven worden wat het verschil is tussen deze aanvankelijke primaire behoefte (de brief van 21 april 1994) en de huidige behoefte? Welke «nadere afweging» heeft plaatsgevonden? Heeft er een kwalitatieve of kwantitatieve verandering plaatsgevonden in de behoeftestelling? 24 Wat is de ratio achter de aanschaf van 24 (inclusief 6 reserve-eenheden) luchtverkenningssystemen? In de brief van 21 april 1994 is de behoefte uiteengezet. Nederland heeft e´e´n squadron met achttien operationeel ingedeelde F-16’s aan de Navo aangeboden voor de uitvoering van luchtverkenningstaken. Er is behoefte aan systemen voor elk van die achttien vliegtuigen. Ter compensatie van verwachte vredesverliezen bestaat daarnaast behoefte aan zes gondels. Daarbij is uitgegaan van een gebruiksduur van twintig jaar, 4000 vlieguren per jaar voor de luchtverkenningstaak en een verliesratio van 0,75 vliegtuig per 10 000 vlieguren. De reservesystemen worden tevens gebruikt als logistieke reserve. Als gevolg van budgettaire beperkingen was het in 1994 niet mogelijk voldoende fondsen te reserveren om in de volledige behoefte van 24 systemen en 4 grondstations te kunnen voorzien. Het toen gereserveerde bedrag was toereikend voor 18 systemen en 3 grondstations. Sindsdien is het budget bij een nadere afweging met ingang van de eerste herziene begroting 1995 verhoogd tot f 275 miljoen, naar verwachting voldoende om te voorzien in de volledige behoefte van 24 systemen en 4 grondstations. Deze nadere afweging is het gevolg van de ervaringen bij de operaties in het voormalige Joegoslavie¨ die het grote belang van adequate luchtverkenning onderstreepten. De primaire behoefte betrof slechts het aantal aan Navo toegewezen vliegtuigen van het luchtverkenningssquadron, niet de reserve voor vredesverliezen. De kwalitatieve en kwantitatieve behoefte zijn sinds de brief van 21 april 1994 niet veranderd. 2
Waaruit wordt de verhoging van het budget gefinancierd? Ten koste van welke begrotingsartikelen gaat deze verhoging? Wordt de onderuitputting van de begroting aangewend voor deze verhoging? In het kader van het plannings- en begrotingsproces worden ieder jaar opnieuw de voor de verschillende projecten gereserveerde bedragen geactualiseerd naar aanleiding van wijzigingen ten opzichte van de voorgaande planning. Het betreft wijzigingen van de fasering en van de financie¨le omvang. Omdat het om een groot aantal projecten gaat dat zo wordt geactualiseerd, is het niet mogelijk een specifiek begrotingsartikel aan te wijzen ten koste waarvan de verhoging van het budget voor het project F-16 luchtverkenningssystemen is gegaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 110
2
Onderuitputting van een begroting kan zich incidenteel voordoen aan het eind van een lopend begrotingsjaar. Daarop is de verhoging van het budget voor dit project niet gebaseerd. 3
Gesteld wordt dat aanvankelijk werd volstaan met invulling van de primaire behoefte. Kan aangegeven worden wat het verschil is tussen deze aanvankelijke primaire behoefte (de brief van 21 april 1994) en de huidige behoefte? Welke «nadere afweging» heeft plaatsgevonden? Heeft er een kwalitatieve of kwantitatieve verandering plaatsgevonden in de behoeftestelling? Zie het antwoord op vraag 1. 4
Wat zijn de totale extra kosten die gemoeid zijn met de aanvullende voorstudie/studiefase? Blijven de kosten die zijn verbonden aan de extra beproevingen beperkt tot f 5 miljoen? Komen deze kosten voor rekening van de mogelijke leveranciers of worden deze betaald door de Klu? Zijn deze extra beproevingen (e´e´n van) de reden(en) voor de verhoging van het budget? Het beproeven van produktalternatieven is een gebruikelijk onderdeel van het keuzeproces, het gaat dus niet om «extra kosten». De werkelijke uitgaven zijn afhankelijk van het verloop van het beproevingsprogramma. Verwacht wordt dat het bedrag beperkt blijft tot het gereserveerde bedrag van f 5 miljoen. De leveranciers stellen de te beproeven apparatuur ter beschikking zonder daarvoor kosten in rekening te brengen. Het genoemde bedrag van f 5 miljoen is bestemd voor de integratie van de verschillende deelsystemen en voor het inschakelen van het NLR. Het NLR assisteert bij het uitvoeren van de testvluchten en bij de analyse van beproevingsresultaten. De uitgaven van de beproevingen maken deel uit van het budget voor dit project. 5
Maken de kosten van een volledige aanvullende studie om de verschillende componenten van de F-16 luchtverkenningsapparatuur te beproeven onderdeel uit van het project? Ja. 6
Kan een financie¨le vergelijking worden gegeven van de volgende opties: a. aansluiting bij het project van de Amerikaanse luchtmacht (eventueel via FMS), b. het in eigen beheer samenstellen van een gondel, waarvoor de diverse onderdelen nog moeten worden geı¨ntegreerd? Neen. Het project van de Amerikaanse luchtmacht is zeer onlangs gestart. Daardoor is er nog geen informatie beschikbaar voor het maken van een vergelijking. In de hierna volgende fasen van het keuzeproces zullen de verschillende mogelijkheden en consequenties nader worden uitgewerkt. 7
In welk stadium wordt een beslissing genomen over hetzij aansluiten bij het Amerikaanse project, hetzij zelf een systeem samenstellen met apparatuur van verschillende leveranciers? Zal deze beslissing voor of na de beproevingen worden genomen? Is met de Amerikaanse luchtmacht
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 110
3
overleg gevoerd over de mogelijkheid om aan te sluiten bij de Amerikaanse aanschaf van luchtverkenningsapparatuur voor de F-16? In de hierna voorziene aanvullende studiefase wordt ook de mogelijkheid van aansluiting bij het project van de Amerikaanse luchtmacht onderzocht. Na afloop van die fase zal worden besloten of dit in de verwervingsvoorbereidingsfase nader in beschouwing wordt genomen. Een keuze uit de verschillende alternatieven wordt aan het einde van die fase gemaakt. De beslissing van de Amerikaanse luchtmacht de luchtverkenningstaak met de F-16 uit te gaan voeren, is zeer onlangs genomen. Daarover is nog geen overleg gevoerd. 8
Richt Defensie zich in de onderzoekfase al niet zo sterk op de Amerikaanse beproevingen, dat een «vrije keuze» voor een luchtverkenningssysteem al bijna niet meer mogelijk is? Neen, in de aanvullende studiefase worden naast Amerikaanse ook Israe¨lische en Duitse produkten in beschouwing genomen. De resultaten van de beproevingen door de Amerikaanse krijgsmacht worden aan Nederland ter beschikking gesteld. Dit leidt niet tot verplichtingen. 9
Waarom voorzien de Navo-plannen niet ook in mobiele grondstations? De Navo geeft in een «Force Goal» aan dat landen met een «near real time» luchtverkenningscapaciteit dienen te beschikken over mobiele grondstations. Navo beschouwt deze stations als onderdeel van de nationale luchtverkenningssystemen. Om de samenwerkingsmogelijkheden en de doelmatigheid te bevorderen wordt in Navo-verband een standaard ontwikkeld voor de opslag, de verwerking en de verzending van verkenningsgegevens. 10 Wanneer verwacht u duidelijkheid omtrent de mogelijkheid dat de infraroodsensor van Signaal USFA ook in aanmerking komt? De infraroodsensor van Signaal USFA is naar verwachting op 1 april 1997 beschikbaar voor beproeving. Daarna wordt duidelijk of het produkt in aanmerking komt als alternatief in de verwervingsvoorbereidingsfase. 11 Welke NAVO-landen beschikken nog meer over mobiele grondstations? Kan Nederland bij optreden in NAVO-verband hiervan gebruik maken? De Verenigde Staten beschikken over experimentele mobiele grondstations voor het verwerken van elektro-optische luchtverkenningsgegevens. Als gebruik wordt gemaakt van dezelfde standaarden is samenwerking met andere landen in beginsel mogelijk. Om de luchtverkenningssystemen onder uiteenlopende omstandigheden – ook buiten Navo-verband – te kunnen inzetten, is het nodig dat Nederland over eigen mobiele grondstations beschikt. 12 Waarom is een mobiele grondstationcapaciteit nodig om vanaf twee verschillende locaties te kunnen opereren? In het operationeel concept van de inzet van de Nederlandse jachtvliegtuigen wordt ervan uitgegaan dat operaties vanaf twee geografisch gescheiden locaties kunnen worden uitgevoerd. Dit geldt ook voor het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 110
4
kunnen uitvoeren van de luchtverkenningstaak. Per locatie bestaat behoefte aan een mobiel grondstation. 13 Wat kost een nieuw aan te schaffen grondstation? 21 Wordt door de aanschaf van F-16 luchtverkenningsapparatuur de reeds bestaande (al dan niet mobiele) infra-/foto-ontwikkelingsstructuur overbodig? Zo ja, had deze ontwikkeling niet eerder – dat wil zeggen vo´o´r de aanschaf van vier nieuwe mobiele infra-/foto-ontwikkelingsstructuureenheden ter vervanging van de vier verouderde systemen – kunnen worden voorzien? 23 Kan de reeds bestaande mobiele infrastructuur niet zo worden aangepast dat het dienst kan doen in de nieuwe opzet die volgt uit de aan te schaffen luchtverkenningsapparatuur? Zo ja, wat kost dit? Zo nee, waarom niet? De thans in gebruik zijnde grondstations bestaan uit mobiele containers waarin apparatuur voor het ontwikkelen van foto’s («natte film») en communicatieapparatuur is ondergebracht. Alleen de «natte film»verwerkingsapparatuur wordt overbodig. De bestaande grondstations kunnen worden aangepast door de huidige fotoverwerkingsapparatuur te vervangen door apparatuur die elektro-optische gegevens kan verwerken en door de communicatieapparatuur aan te passen. Als daarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van onderdelen van de bestaande grondstations worden de kosten hiervan geraamd op ongeveer f 4,5 miljoen per grondstation. De investeringsuitgaven voor een volledig nieuw aan te schaffen grondstation worden geraamd op f 5,5 miljoen. 14 Welke van de deelsystemen zijn nog niet geheel uitontwikkeld, zodat de prestaties en risico’s daarvan nog onvoldoende bekend zijn? Het betreft alle in de brief van 9 mei jl. genoemde alternatieven voor daglicht- en infraroodsensoren die in het vervolg van het keuzeproces in beschouwing worden genomen en e´e´n van de alternatieven voor data-opslag, het produkt van het Amerikaanse bedrijf Autometric. 15 Wat is de stand van zaken ten aanzien van de ontwikkeling van luchtverkenningsapparatuur ter vervanging van bestaande systemen in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland? Frankrijk ontwikkelt, in aanvulling op de bestaande luchtverkenningscapaciteit, elektro-optische sensoren voor waarneming over lange afstanden voor bemande verkenningsvluchten. Ook zijn er in Frankrijk ontwikkelingen op het gebied van data-link. In beide gevallen verkeren de ontwikkelingen in een vroeg stadium en is er voorlopig geen zicht op produktierijpe systemen. In verband met de grote behoefte aan bemande luchtverkenning en de geringe beschikbaarheid van middelen wordt ook in het Verenigd Koninkrijk gewerkt aan de ontwikkeling van elektro-optische sensoren voor waarneming over lange afstanden en data-link. Net als in Frankrijk zijn de ontwikkelingen nog niet vergevorderd en is er voorlopig geen zicht op produktierijpe systemen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 110
5
De Duitse Luchtmacht voert dit jaar testvluchten uit met de infraroodsensor van Honeywell in een gondel voor bemande verkenningsvluchten. In deze gondel is ook de toepassing voorzien van elektro-optische daglichtsensoren. De testgegevens worden aan Nederland ter beschikking gesteld. 16 Welke deelsystemen zullen naar verwachting met elkaar kunnen worden geı¨ntegreerd, zodat het luchtverkenningssysteem in concurrentie kan worden verworven? Waarop is deze verwachting precies gebaseerd? 17 Voor de verschillende deelsystemen zijn meerdere alternatieven aanwezig. a. Kan koppeling van de verschillende deelsystemen operationele complicaties opleveren of staat reeds vast, dat volledige integratie mogelijk is? b. Zijn er ook leveranciers van de verschillende deelsystemen, die gezamenlijk (en dus geı¨ntegreerd) aanbieden? Alle deelsystemen van verschillende leveranciers kunnen naar verwachting worden geı¨ntegreerd. Dit is gebaseerd op de verwachting dat de verschillende deelsystemen voldoen aan de eisen op het gebied van standaardisatie. Het ziet er daarom niet naar uit dat koppeling van de verschillende deelsystemen operationele complicaties zal geven. Verschillende leveranciers bieden een (geı¨ntegreerde) totaaloplossing aan. In het vervolg van het keuzeproces zullen de voor- en nadelen van een keuze voor een totaaloplossing of een koppeling van de verschillende deelsystemen worden afgewogen. 18 Welke andere landen voeren de F-16 luchtverkenningstaak uit en welke (deel)systemen gebruiken zij? Kan met deze landen worden samengewerkt bij verwerving, gebruik en onderhoud? Zal dit kostenbesparend werken? Wordt samenwerking met Israe¨l overwogen? Ook Belgie¨, Denemarken en de Verenigde Staten voeren de luchtverkenningstaak uit met F-16’s. Belgie¨ opereert met twee Orpheus-systemen die van Nederland zijn geleend en heeft acht gondels besteld bij de Deense firma Per Udsen. Belgie¨ heeft ook behoefte aan moderne sensoren. Vanwege budgettaire beperkingen zullen deze gondels echter voorlopig worden voorzien van reeds aanwezige «natte-film»-camera’s. Denemarken zal gondels van Per Udsen bestellen die, als interimoplossing, worden voorzien van «natte-film»-camera’s. Denemarken wil deze gondels uiteindelijk uitrusten met elektro-optische sensoren die dit jaar worden beproefd. De Amerikaanse luchtmacht opereert met vier prototype-systemen. Het gaat om gondels van Lockheed-Martin uitgerust met een elektro-optische daglichtsensor van de firma Recon Optical. De mogelijkheden van samenwerking hangen af van de keuzes die de betrokken landen uit de beschikbare produktalternatieven maken. Daarom is het nu nog niet duidelijk met welke landen kan worden samengewerkt. In de hierna volgende fasen van het keuzeproces worden de mogelijk-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 110
6
heden voor samenwerking met andere landen, waaronder Israe¨l, en de consequenties daarvan nader onderzocht. 19 Bestaan er verschillende alternatieven voor de, in verband met de beperkte neusruimte van de F-16, benodigde gondel? Zo ja, is integratie van de verschillende typen deelsystemen met ieder type gondel mogelijk? Ja. Integratie van de verschillende deelsystemen is volgens de beschikbare informatie met elk van de aangeboden gondels mogelijk. 20 Is bij het ontwikkelen van de gondel-produkten ook een rol weggelegd voor de Nederlandse industrie, bijvoorbeeld Fokker? Drie bedrijven hebben reeds ontwikkelde gondels aangeboden, te weten Lockheed Martin, Per Udsen en Fokker Special Products. Bij Fokker gaat het om een gondel die door Dasa is ontwikkeld. 21 Wordt door de aanschaf van F-16 luchtverkenningsapparatuur de reeds bestaande (al dan niet mobiele) infra-/foto-ontwikkelingsstructuur overbodig? Zo ja, had deze ontwikkeling niet eerder – dat wil zeggen vo´o´r de aanschaf van vier nieuwe mobiele infra-/foto-ontwikkelingsstructuureenheden ter vervanging van de vier verouderde systemen – kunnen worden voorzien? Zie het antwoord op vraag 13. 22 Wat is de «Mean Time Between Failure»-factor (MTBF) van de reeds bestaande mobiele infra-/foto-ontwikkelingsstructuureenheden? De «Mean Time Between Failure» van de bestaande grondstations is ongeveer 100 bedrijfsuren. 23 Kan de reeds bestaande mobiele infrastructuur niet zo worden aangepast dat het dienst kan doen in de nieuwe opzet die volgt uit de aan te schaffen luchtverkenningsapparatuur? Zo ja, wat kost dit? Zo nee, waarom niet? Zie het antwoord op vraag 21. 24 Wat is de ratio achter de aanschaf van 24 (inclusief 6 reserve eenheden) luchtverkenningssystemen? Zie het antwoord op vraag 1. 25 Welk bedrag is met de Codema-regeling gemoeid? Welk gedeelte hiervan komt ten laste van welk ministerie? Met de Codema-regeling is voor dit project een bedrag van ongeveer f 8 miljoen gemoeid. Hiervan komt een derde deel ten laste van het ministerie van Economische Zaken en een derde deel ten laste van het ministerie van Defensie. Het resterende een derde deel komt ten laste van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 110
7
de industrie. Defensie neemt daarnaast wat betreft het overheidsdeel van de BTW voor haar rekening (twee derde). 26 Kunnen de ervaringen bij de inzet in het voormalig Joegoslavie¨, die het grote belang van een adequate luchtverkenningscapaciteit met jachtvliegtuigen (zouden) hebben aangetoond, nader worden toegelicht? Bij de inzet in voormalig Joegoslavie¨ is in de planningsfase grote aandacht besteed aan het voorkomen van onbedoelde schade, zogenaamde collateral damage. In verband daarmee bestond er een grote behoefte aan gedetailleerde doelinformatie in de vorm van foto’s met een hoge resolutie. Daarnaast gebruikten de vliegers bij het uitvoeren van missies recente foto’s van de doelgebieden, waardoor de doelherkenning werd vereenvoudigd en de effectiviteit verhoogd. Tevens is veel aandacht besteed aan de evaluatie van de resultaten van bombardementen. Voor de hier genoemde taken waren echter zeer weinig Navo-verkenningsmiddelen beschikbaar. Voor een effectieve uitvoering van deze taken is het bovendien van belang dat verkenningsresultaten zo snel mogelijk bij de juiste instanties aankomen. Nu kostte dit proces echter veel tijd, wat afbreuk deed aan de actualiteit en dus de waarde van de gegevens. De ervaringen in het voormalige Joegoslavie¨ zijn voor de Verenigde Staten aanleiding daar moderne luchtverkenningssystemen in te zetten. 27 Hoe verhoudt zich dit project tot de MLU van de F-16? De introductie van een nieuw luchtverkenningssysteem is gekoppeld aan de uitvoering van de «Midlife Update».
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 110
8