Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
28 165
Deelnemingenbeleid Rijksoverheid
Nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 17 november 2003 De vaste commissie voor Financiën heeft het voornemen om in december 2003 een notaoverleg te wijden aan het deelnemingenbeleid van de Rijksoverheid1. In dit kader heeft de commissie gevraagd de stand van zaken rond de uitvoering van dit beleid weer te geven. Ik kom hieraan graag tegemoet. De Nota deelnemingenbeleid Rijksoverheid voorzag, naast meer beleidsmatige aspecten, in een aantal concrete maatregelen: • organisatorische concentratie van het staatsaandeelhouderschap; • uniformering en verdere professionalisering van de aandeelhoudersrol; • vijfjaarlijkse evaluatie van alle deelnemingen. In het najaar van 2002 heeft mijn voorganger de consequenties van de controversieelverklaring met u besproken. Kort samengevat is daarbij afgesproken dat geen onomkeerbare beslissingen zouden worden genomen die op grond van het reeds bestaande beleid2 niet mogelijk zouden zijn. Wel kon de overdracht van aandeelhouderstaken naar Financiën worden voortgezet. Overdracht aandeelhouderschap
2
De huidige portefeuille van staatsdeelnemingen is een gevarieerde verzameling van NV’s en BV’s, aangegaan over een lange periode en aangegaan op grond van uiteenlopende overheidsdoelstellingen. Lange tijd werden aandeelhouderschap en beleid bijeen gehouden. In de praktijk leidde dat tot lastige afwegingen en belangenconflicten. Gaandeweg is het inzicht gegroeid dat publieke én financiële belangen het best gediend zijn met een duidelijke functiescheiding. Daarom is in 2001 besloten de Minister van Financiën te belasten met de aandeelhouderstaken, zodat de vakministers zich kunnen concentreren op de waarborging van het publieke belang, voorzover daarvan sprake is.
KST72027 0304tkkst28 165–12 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 165, nr. 12
1
Tweede Kamer 2001–2002, 28 165, nrs. 1–2 en verder. Tweede Kamer 1996–1997, 25 178, nrs. 1–2 en 2000–2001, 22 064, nrs. 5–6.
1
Van de overdracht van het aandeelhouderschap was aangekondigd dat deze, waar mogelijk, in 2002 zou worden gerealiseerd. Inmiddels valt het aandeelhouderschap in 25 van de 42 deelnemingen onder de verantwoordelijkheid van Financiën. In bijlage 1 vindt u hiervan een overzicht. De concentratie op één plek werd ingegeven door de wens om te komen tot een meer effectief, efficiënt en samenhangend aandeelhouderschap. Hiervoor zijn de afgelopen anderhalf jaar de eerste, voorbereidende stappen gezet. In het kader van de overdracht zijn enkele formatieplaatsen aan Financiën overgedragen, waardoor mensen met aanvullende deskundigheid konden worden aangetrokken. Zeventien deelnemingen zijn om uiteenlopende redenen niet of nog niet overgedragen, bijvoorbeeld vanwege een naderende verkoop, in afwachting van een herpositionering of herstructurering, of om andere praktische redenen. Voor de zgn. beleidsdeelnemingen ligt, zo lang beleid en aandeelhouderschap niet ontvlochten kunnen worden, overdracht minder voor de hand. Het gaat daarbij in het bijzonder om Gasunie en EBN. Invulling van het aandeelhouderschap Een goedlopend bedrijf is een belangrijke waarborg dat een bedrijf kan voldoen aan zijn publieke verplichtingen. Het is de ambitie de komende jaren van de staatsdeelnemingen financieel gezonde en operationeel goed functionerende ondernemingen te maken. Verdere functiescheiding binnen de overheid was daarvoor een belangrijke voorwaarde. Publieke belangen worden niet langer afgewogen tegen financiële belangen, maar liggen in elkaars verlengde: als de publieke belangen helder zijn en op de juiste wijze worden verankerd, heeft de onderneming de duidelijkheid die nodig is om binnen dat kader effectief en bedrijfseconomisch te opereren, en daarmee de continuïteit te garanderen. Op 10 september 2003 heb ik tijdens een bijeenkomst met de gezamenlijke staatsdeelnemingen enkele ideeën ontvouwd over de concrete invulling van het beleid.1 Het ging daarbij om zaken als corporate governance, publiek belang, financiële resultaten en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De ontwikkelingen rond corporate governance zijn sinds het verschijnen van de nota in een stroomversnelling gekomen. Nu de commissieTabaksblat werkt aan een nieuwe governancecode, primair bedoeld voor beursgenoteerde ondernemingen, dient zich de vraag aan in hoeverre deze van toepassing behoort te zijn op de (veelal niet-beursgenoteerde) staatsdeelnemingen. Ik wil de code waar mogelijk toepassen op de deelnemingen. Zodra de definitieve code is gepubliceerd, zal ik voor de deelnemingen speerpunten formuleren. Het is daarbij primair aan de vennootschap om voorstellen aan de aandeelhouders voor te leggen.
1
De integrale tekst van deze voordracht is te vinden op de website van Financiën: www.minfin.nl.
Naar het zich laat aanzien, zal de code-Tabaksblat leiden tot meer wetswijzigingen dan de reeds geplande aanpassing van de structuurregeling. In de nota werd al aangegeven dat de komende wijzigingen van boek 2 BW benut zullen worden om de aandeelhouderspositie van de Staat te versterken. Dit betekent niet dat zeggenschap zal worden bedongen op alle gebieden – dat zou immers ingaan tegen de gedachte van verzelfstandiging – maar wel zaken die gangbare aandeelhoudersbelangen raken. Voorop blijft staan dat de Staat bevoegdheden nastreeft die vergelijkbaar zijn met die van andere (grote) aandeelhouders.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 165, nr. 12
2
Wat betreft de financiële resultaten heb ik aangegeven dat een deelneming in mijn ogen een rendement op geïnvesteerd vermogen moet maken van ten minste enkele procenten boven dat van de staatsobligaties. Een lager rendement doet geen recht aan de risico’s die een onderneming loopt en brengt daardoor de continuïteit in gevaar. Daarnaast zal er meer aandacht komen voor liquiditeits-, solvabiliteits- en pay-outratio’s. Met de deelnemingen zal in de loop van 2004, binnen of buiten de aandeelhoudersvergadering, worden gesproken over hun afzonderlijke financiële doelstellingen, op welke termijn deze haalbaar zijn en welke extra maatregelen daarvoor moeten worden genomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de publieke randvoorwaarden waarbinnen de ondernemingen opereren. Zo nodig kunnen in die dialoog ook vraagstukken rond de governance worden besproken. Over maatschappelijk verantwoord ondernemen heb ik opgemerkt dat de overheid hier als aandeelhouder geen bijzondere verantwoordelijkheid heeft, omdat álle aandeelhouders hiervoor een verantwoordelijkheid hebben. Maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft een belangrijke overeenkomst met corporate governance: de ondernemingen die er serieus werk van hebben gemaakt, zijn vaak ook in bedrijfseconomisch opzicht sterk. In het algemeen kunnen de directies van de deelnemingen zich goed vinden in de functiescheiding binnen de overheid en in de geschetste financiële doelstellingen. Zij vragen daarbij aandacht voor de potentiële spanning tussen aandeelhouderschap en andere overheidstaken. Daarbij kan worden gedacht aan dividend versus concessievergoeding, dividend versus tariefbeheersing of rendement versus opgelegde publieke taken. Op dit punt is inmiddels toegezegd alle aandacht te schenken aan effectief interdepartementaal overleg. Spanning tussen uiteenlopende belangen is echter inherent aan de bedrijfsvoering. In wezen is de situatie vergelijkbaar met die van andere Nederlandse ondernemingen: verplichtingen uit regelgeving en contracten staan voorop, en binnen dat kader streeft de onderneming naar goede prestaties en bedrijfseconomische resultaten. Evaluaties en verslaggeving Ik hoop spoedig na het overleg met de Kamer te kunnen beginnen met de periodieke evaluaties. Zoals in de nota is beschreven, komt deze evaluatie voort uit de wens de Kamer meer te betrekken bij het beheer van de staatsdeelnemingen. Voorzien werd in een «rollend systeem» waarbij elke deelneming minimaal eens per vijf jaar zou worden beoordeeld op het publieke kader, de corporate governance en de bedrijfseconomische resultaten. Bij nader inzien zou ik de Kamer regelmatiger op de hoogte willen stellen van de ontwikkelingen rond het beheer als aandeelhouder, de corporate governance en de bedrijfseconomische resultaten van de deelnemingen. Ik stel me voor vanaf 2004 het jaarlijks overzicht uit te breiden tot een verslag met daarin de kerncijfers en de beheersactiviteiten per deelneming, zodat de Kamer de ontwikkelingen per deelneming en per jaar kan volgen. De vijfjaarlijkse evaluatie zou zich dan richten op het publieke kader, dat wil zeggen een check op de wijze waarop de onderhavige publieke belangen zijn geborgd, rekening houdend met de markt waarin de deelneming opereert. De evaluatie kan vanuit dit perspectief tevens duidelijk maken in hoeverre de vennootschapsvorm adequaat is voor de verrichte activiteiten en, zo ja, of deelname van de Staat daarin nog langer noodzakelijk is of dat participatie van anderen gewenst is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 165, nr. 12
3
Nieuwe deelnemingen In de periode sinds november 2001 is de Staat drie nieuwe deelnemingen aangegaan, steeds in samenspraak met de Tweede Kamer: Kliq, Prorail en het Archeologisch Dienstencentrum (ADC). De deelname in Kliq en ADC is nadrukkelijk getoetst aan de in de nota verwoorde criteria. Voor Prorail, de handelsnaam van de voormalige taakorganisaties onder Railinfratrust BV, geldt dat deze reeds de vennootschapsvorm hadden en door de NS reeds geruime tijd gedeconsolideerd waren. Vanaf juli 2002 is de Staat rechtstreeks aandeelhouder geworden. In de toekomst zouden bijzondere projecten gerealiseerd kunnen worden via projectvennootschappen. Gedacht zou daarbij kunnen worden aan de Tweede Maasvlakte/het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam of de Amsterdamse Zuidas. De mogelijkheden daartoe worden op dit moment verkend. Het gaat dan om publiek-publieke samenwerking of eventueel publiek-private samenwerking. Overig Onder de noemer «deelnemingenbeleid» hebt u de afgelopen twee jaar verscheidene stukken ontvangen.1 Het geplande notaoverleg strekt zich uit tot deze gehele serie. Voor de goede orde zij vermeld dat mijn voorganger in maart 2003 met u heeft gesproken over de stukken die betrekking hebben op KPN en het bijzonder aandeel in KPN en TPG. De Commissie heeft sinds de reactie op het met redenen omkleed advies geen nadere stappen ondernomen. Ik neem aan dit onderwerp geen nadere bespreking behoeft. De Minister van Financiën, G. Zalm
1
Tweede Kamer 2001–2003, 28 165, nrs. 1–11.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 165, nr. 12
4
BIJLAGE 1
Staatsdeelnemingen per 1 november 2003 beherend ministerie Volledig staatsbelang Archeologische Dienstencentrum NV CF Kantoor voor Staatsobligaties BV Connexxion Holding NV Centrale Organisatie voor Radio-actief Afval NV De Nederlandsche Bank NV Energie Beheer Nederland BV NV Kliq Koninklijke Nederlandse Munt NV NV Nederlandse Spoorwegen NV Nederlands Inkoop Centrum NOB Holding NV Railinfratrust BV (Prorail) Saranne BV NV SDU Tennet BV Twinning Holding BV
FIN FIN FIN FIN FIN EZ FIN FIN V&W FIN OC&W V&W FIN FIN FIN EZ
opmerkingen
beleidsdeelneming
overdracht per 1 januari 2004 herstructurering/verkoopproces overdracht wordt besproken
overdracht wordt besproken
Meerderheidsbelang NV Brabantse Ontwikkelingsmaatschappijj DLV Adviesgroep NV Financierings-Mij. voor Ontwikkelingslanden NV Groningen Airport Eelde NV NV Industriebank LIOF NV Luchthaven Schiphol NV Luchtvaartterrein Texel Nederlandse Omroepzendermaatschappij NV NV Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij Oost NV Ultra Centrifuge Nederland NV NV Westerscheldetunnel
EZ FIN FIN
wordt geëvalueerd
V&W EZ FIN V&W V&W EZ EZ EZ V&W
verkoopproces wordt geëvalueerd
Minderheidsbelang AVR Chemie BV NV Bank Nederlandse Gemeenten Eurometaal Holding NV Koninklijke KPN NV Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV NV Luchthaven Maastricht MTS Amsterdam NV NV Nederlandse Gasunie BV Nederlandse Pijpleiding Maatschappij NV Nederlandse Waterschapsbank NIB Capital Bank NV PinkRoccade NV Thales Nederland BV TNT Post Groep NV
FIN FIN DEF FIN FIN V&W FIN EZ FIN FIN FIN FIN FIN FIN
verkoopproces overdracht wordt besproken wordt geëvalueerd overdracht per 1 januari 2004 overdracht wordt besproken
verkoopproces
verkoopproces beleidsdeelneming
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 165, nr. 12
5