Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
29 281
Invoering van de bachelor-masterstructuur in het Hoger Onderwijs
Nr. 7
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 31 juli 2007 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 14 juni 2007 overleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over: – de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 april 2007 over BaMa-Monitor 2006 (29 281, nr. 6); – het inspectierapport «BaMa stroomt door» (29 281, nr. 6, bijlage). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Verdonk (VVD), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Weekers (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Ten Broeke (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van Bommel (SP), Langkamp (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Azough (GroenLinks).
Mevrouw Leijten (SP) acht het duidelijk dat de universiteiten de omschakeling naar de bachelor-masterstructuur in de vingers krijgen. Zij stemt in met uitstel van de evaluatie met een jaar, maar vraagt daarbij aandacht voor een evaluatie van de kosten. Zij wil dan ook graag weten hoeveel wetenschappelijk personeel bij de universiteiten is weggevallen. De BaMa-monitor 2006 is zeer gedegen. Mevrouw Leijten vraagt waarom de minister nu al het bekostigen van schakelprogramma’s van hbo’ers die na hun bacheloropleiding de overstap willen maken naar het wetenschappelijk onderwijs uitsluit. Haars inziens dient de ontwikkeling van intelligentie te worden gestimuleerd en niet te worden gefrustreerd. Iemand die voor het hbo heeft gekozen omdat hij bang was het op de universiteit niet te zullen redden, maar daar na de bacheloropleiding wel vertrouwen in heeft, zou moeten kunnen doorstromen. Zij dringt erop aan de financiering bij het opstellen van de nieuwe plannen voor het hoger onderwijs te onderzoeken. Graag verneemt mevrouw Leijten hoe universiteiten en hbo’s eigenlijk omgaan met het bindend studieadvies, bijvoorbeeld voor studenten die na het eerste jaar de norm net niet halen, en of er verschillen zijn tussen de verschillende instellingen. Zij pleit voor het formuleren van richtlijnen. Zij zou graag zien dat een instelling die 1,35 jaar ontvangt als een student zich inschrijft 0,35 jaar terugstort als die student maar een jaar gestudeerd heeft. Er zijn universiteiten die studenten de toegang tot mastervakken ontzeggen als de bacheloropleiding nog niet is afgerond: de harde knip. Uiteraard moeten belangrijke vakken gehaald zijn voordat in de master-
KST109488 0607tkkst29281-7 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 281, nr. 7
1
1
opleiding wordt ingestroomd, maar als een bijvak niet gehaald is, zou dat geen consequenties mogen hebben. Mevrouw Leijten vraagt de minister, gelet op de studievertraging die dit met zich brengt de universiteiten ertoe te bewegen hier flexibeler mee om te gaan. Mevrouw Leijten vraagt of de minister al iets kan zeggen over een eventuele bekostiging van hbo-masteropleidingen. Zij zou prioriteit willen geven aan hbo-masteropleidingen waarvoor geen vergelijkbare opleiding in het wetenschappelijk onderwijs beschikbaar is, bijvoorbeeld in de zorg, het onderwijs of de kunst. Gelet op het signaal van de inspectie dat het niveau van de eenjarige masteropleiding eigenlijk onder de maat is, verzoekt mevrouw Leijten een verruiming van de duur van de opleiding serieus te bekijken. Aan de inspectie kan worden gevraagd waar zich de grootste knelpunten voordoen. Bij de invoering van de BaMa-structuur heeft de SP al gepleit voor drie jaar plus twee jaar. Behalve op de doorstroming in de BaMa-structuur moet ook heel goed worden gelet op de toegankelijkheid. De heer Dibi (GroenLinks) roept de minister op, gehoor te geven aan de organisaties die ervoor pleiten de bekostiging van de schakelvoorzieningen en de studiefinanciering van de studenten die gebruikmaken van deze voorzieningen opnieuw te bezien. Het antwoord dat de minister tot nu toe gaf, was volgens hem een typisch voorbeeld van de Nederlandse zesjescultuur. De minister stelde namelijk dat ook de hbo-bacheloropleiding een goed perspectief op de arbeidsmarkt biedt. De heer Dibi meent dat toptalent in Nederland niet gekoesterd wordt, ondanks de EU-afspraken van Lissabon. In 2010 moet de EU de meest competitieve en dynamische kenniseconomie ter wereld zijn. Het ontplooien en benutten van al het aanwezige talent zal daarvoor bepalend zijn. De combinatie van geen studiefinanciering, geen ov-kaart en een schandalig hoog collegegeld leidt in het schakeljaar voor de student die van het hbo komt tot demotivatie en zelfs tot wanhoop. De minister dient er alles aan te doen om die belemmeringen weg te nemen. 33% van de instroom in de wo-masteropleidingen is thans afkomstig van het hbo. Het grootste deel daarvan bestaat uit contractstudenten, die nu soms al een collegegeld van € 6000 betalen. Het moet niet te lang meer duren voordat over de bekostiging van het schakeljaar wordt besloten. De heer Anker (ChristenUnie) constateert dat de doorstroming naar, aansluiting op en toelating tot de wetenschappelijke masteropleidingen nog niet voldoende zijn. Hij heeft er begrip voor dat de minister de verantwoordelijkheid voor deze en andere problemen bij de instellingen neerlegt, maar stelt wel vast dat de studenten er ondertussen erg veel last van hebben. Vanuit de oude systematiek is het logisch dat de overstap lastig is, maar nu zou het wel mogelijk moeten zijn. De schakelprogramma’s voorzien kennelijk in een behoefte, maar zijn eigenlijk een uitwas die in het systeem overbodig moet zijn. Als de instellingen de BaMa-structuur als een gezamenlijke verantwoordelijkheid zien, moet het mogelijk zijn de opleidingen op elkaar te laten aansluiten. Hij vraagt wat het bekostigen van de schakelprogramma’s en het voorzien van de studenten van studiefinanciering zou moeten kosten. Zou het onderwijssysteem er anders uit moeten gaan zien als dit gebeurt? Overigens vindt hij niet dat na een hbo-bacheloropleiding per se een masteropleiding in het wo moet volgen. De heer Anker zou de harde knip slechts als een ultimum remedium willen zien. Selectie is een middel om de instroom van ongemotiveerde studenten te beperken. Het is niet de bedoeling dat laatbloeiers worden uitgesloten. De heer Anker wil vooral inzetten op een goede studiekeuzevoorlichting. Ook bij de doorstroming van de wetenschappelijke bacheloropleiding naar de wetenschappelijke masteropleiding doen zich problemen voor. De
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 281, nr. 7
2
onderlinge afstemming tussen opleidingen is blijkbaar nog volstrekt onvoldoende. De heer Anker steunt het vervolgonderzoek naar de wenselijkheid en de werkbaarheid van eenjarige masteropleidingen. In de internationale verhoudingen kan de Nederlandse masteropleiding devalueren, doordat de druk door de slechte aansluiting van de vooropleiding te groot is. Als er een toelatingstoets voor de masteropleiding moet komen, moeten de opleidingseisen heel expliciet worden gemaakt. De heer Bosma (PVV) wacht de evaluatie van de bachelor-masterstructuur met smart af. Hij is voorstander van een duidelijke scheiding tussen hbo en universiteit, maar die mag niet verhinderen dat er goede mogelijkheden voor uitwisseling, samenwerking et cetera moeten zijn. De schakelklassen zorgen voor mobiliteit, een essentiële factor in het Nederlandse onderwijs. Hij verzoekt de minister om de vreemde situatie rond de studiefinanciering te repareren. De harde knip biedt naar het oordeel van de heer Bosma duidelijkheid in de studie, maar mag niet leiden tot vertraging. Hij vraagt hoe de minister denkt over selectie voor de masteropleiding. Van de VSNU hoorde de heer Bosma dat de gehanteerde cijfers over de mobiliteit tussen de wetenschappelijke opleidingen niet kloppen. Hij vraagt hoeveel een uitbreiding van de masteropleidingen van een jaar naar twee jaar zou gaan kosten. De heer Jan Jacob van Dijk (CDA) stelt vast dat eerdere knelpunten in de BaMa-structuur, zoals duidelijkheid over de toelatingseisen voor de masteropleiding en de inrichting van schakelklassen, zijn verdwenen. Daarmee zijn echter weer nieuwe problemen ontstaan. Doordat in de bacheloropleidingen vaak in het tweede en derde jaar wordt voorgesorteerd naar vervolgopleidingen, worden die opleidingen niet zo breed als wenselijk zou zijn. Veel mensen met een hbo-bacheloropleiding worden nu min of meer gedwongen naar een wo-masteropleiding te gaan. Op het hbo hebben zij niet veel aan onderzoekstechnieken gedaan. Hij vraagt zich af of het niet verstandig zou zijn veel meer over te gaan tot hbo-masteropleidingen. Hij vraagt of de minister al iets kan zeggen over de voorwaarden die er eventueel aan zouden moeten worden verbonden. Hij vindt de argumentatie van de minister om de schakelklassen in het wo niet te bekostigen te mager. Hij vindt dat instellingen niet zouden moeten overgaan tot het vragen van € 6000 collegegeld per jaar voor het volgen van een schakelklas. De koninklijke weg zou zijn dat het hbo ook een masteropleiding aanbood, maar voor mensen die toch van het hbo naar een masteropleiding van het wo willen, zou er een oplossing van de problemen rond de schakelklassen moeten komen. Hij verzoekt de minister voor de begrotingsbehandeling, eventueel in de begroting, aan te geven hoe hij over de schakelklassen en de financiering daarvan denkt. Hij zou daar een integraal kostenplaatje bij willen, zodat de Kamer afwegingen kan maken. Volgens de Onderwijsinspectie blijft de mobiliteit in het hoger onderwijs nog achter, maar volgens de VSNU komt die mobiliteit wel op gang. Die mobiliteit is niet per se een doel op zichzelf, maar de belemmeringen moeten wel worden weggenomen. De heer Van Dijk vindt het onaanvaardbaar dat een economiestudent die aan de ene universiteit de bacheloropleiding heeft gevolgd aan de andere universiteit wordt geweigerd voor de masteropleiding. Hij kan zich enige selectie aan de poort voorstellen, maar men mag geen voorrang geven aan studenten van de eigen bacheloropleiding. Hij acht het aanbevelenswaardig dat de universiteiten onderling uitwisselen hoe die selectie aan de poort het best kan plaatsvinden. De heer Van Dijk realiseert zich dat het voor kleinere opleidingen een probleem is als op meer momenten in het jaar kan worden ingestroomd
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 281, nr. 7
3
in de masteropleiding. Hij kan zich wel een «halfzachte» knip voorstellen, waarbij studenten die nog een vak uit de vooropleiding missen al worden toegelaten, maar onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat zij binnen een halfjaar de bacheloropleiding afronden. Dat de heer Van Dijk instemt met een onderzoek naar de eenjarige masteropleidingen wil nog niet zeggen dat hij verwacht dat de uitkomst is dat overal tweejarige masteropleidingen moeten komen. Op basis van de huidige gegevens zijn naar zijn mening nog geen conclusies te trekken. De heer Zijlstra (VVD) hoort graag hoe de minister een BaMa-structuur denkt te realiseren waarin men zonder problemen van de bacheloropleiding naar de bijbehorende masteropleiding, ook van een andere instelling, kan doorstromen. Hij beseft dat dit niet op korte termijn zal lukken en dat schakelklassen nog noodzakelijk blijven. Feitelijk zijn sommige masteropleidingen doordat eerst een schakelklas moet worden gevolgd tweejarige opleidingen geworden. De inspectie concludeert dat sommige eenjarige opleidingen veel druk met zich brengen. Hij kan zich voorstellen dat in veel gevallen een masteropleiding twee jaar moet duren. Hij vraagt wat zo’n uitbreiding kost. Ook de heer Zijlstra is het niet eens met de gedachte dat na een hbobacheloropleiding zonder meer een wo-masteropleiding moet worden gevolgd, want hij is niet van mening dat wie alleen hbo doet een sukkel is. Alleen die mensen die het kunnen en het willen moeten doorstromen naar het wo. Hij ziet niet in wat dat met een zesjescultuur te maken zou hebben. De meest voorkomende wijze van financiering van een schakelklas is dat de student zelf betaalt. De heer Zijlstra acht het niet juist als de schakelopleiding nog als bacheloropleiding wordt gezien en als zodanig bekostigd, al gebeurt dat wel. Hij vraagt of de minister bereid is om in de overgangstijd naar een ideale BaMa-constructie de schakelopleidingen te bekostigen. De heer Zijlstra is niet tegen een harde knip, al vindt hij het idee van het CDA om na instroom in de masteropleiding nog een halfjaar de gelegenheid te geven om de bacheloropleiding af te ronden het bestuderen waard. Hij gaat akkoord met het uitstel van de evaluatie. In Lissabon is door de EU afgesproken dat 50% van de bevolking in 2010 hoger opgeleid moet zijn. De heer Zijlstra vraagt zich af of die bevolking dat aankan. Hij vreest dat om dat doel toch te bereiken de kwaliteit van de opleidingen wordt verlaagd. Hij vindt de doelstelling veel te simpel. Mevrouw Besselink (PvdA) wil blijven streven naar realisering van de Lissabondoelstellingen, al moet daarbij de kwaliteit zeker hoog worden gehouden. Ook zij vraagt aandacht voor de schakelopleiding, omdat zij vindt dat iedereen de opleiding moet kunnen volgen waar hij zich goed bij voelt. Er is weinig eenheid in de opzet van de verschillende schakelopleidingen en ook niet in de collegegelden die daarvoor worden gevraagd. Zij hoopt dat met een jaar of vier het begrip schakeljaar in de context van de BaMa-structuur niet meer bestaat. Zij daagt de minister uit om samen met de HBO-raad, de VSNU en de studenten na te gaan hoe de barrières kunnen worden verwijderd. Zij meent dat alle betrokkenen een verantwoordelijkheid hebben. Zij hoopt ook dat die samen met een voorstel tot bekostiging van de oplossing komen. Het is denkbaar dat de minister een deel bekostigt en dat de instellingen een deel bekostigen, maar er moet een oplossing komen. Een aantal hbo’s heeft een masteropleiding, met goede resultaten. Zij vraagt of de minister daarin een meerwaarde ziet. Mevrouw Besselink ziet wel wat in het idee van het ISO (Interstedelijk Studentenoverleg) om voor de wo-masteropleidingen een toelatingstoets te maken, maar dat mag niet betekenen dat er een extra barrière wordt opgeworpen. Zij wijst voorts op het idee van de EVC’s, de elders verworven competenties. Daarmee kunnen bijvoorbeeld mensen met een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 281, nr. 7
4
aantal jaren werkervaring na een toets toegang krijgen tot het hbo. Onderzocht kan worden of dat kan worden uitgebreid tot het wo. Voor de overgang van de bacheloropleiding naar de masteropleiding zou beter maatwerk moeten kunnen worden geleverd dan de harde knip. Mevrouw Besselink ziet ook wel wat in het idee van het CDA. Doordat de evaluatie een jaar wordt uitgesteld, krijgt de minister wellicht ruimte om de harde knip cijfermatig te onderbouwen. Zij is benieuwd naar een vergelijking van de slagingspercentages van studenten die met de zachte knip zijn doorgestroomd en studenten die regulier zijn doorgestroomd. De heer Pechtold (D66) feliciteert de minister ermee dat nu meer geld voor de bachelor-masterstructuur beschikbaar is dan honderd dagen geleden. In het rapport van de inspectie over de doorstroming staan verschillende verwijzingen naar de Lissabondoelstellingen. In het rapport Leren excelleren van het Innovatieplatform wordt voorgesteld op korte termijn meer ruimte te creëren voor het stapelen van diploma’s. Door de schakeljaren niet te bekostigen ontneemt de minister studenten echter de ruimte om het beste uit zichzelf te halen. Gelukkig zijn studenten inventief. Zij zullen de vakken van het schakeljaar volgen door zich in te schrijven als gewone bachelor tegen het gewone collegegeldtarief, om het jaar daarop met de juiste papieren in te stromen in de masteropleiding. De instelling draait dan op voor de kosten, omdat de student slechts enkele vakken volgt en niet als bachelor afstudeert. Als het een beetje tegenzit wordt de instelling nog beticht van fraude ook. De heer Pechtold voelt wel voor het idee van het ISO om eerst te checken of studenten het schakeljaar wel nodig hebben, door ze een toets voor te leggen. De minister hoeft dan slechts voor een uitgedund groepje studenten een budget te vinden om hun schakeljaar te bekostigen. Als de minister dat kan toezeggen, hoopt de heer Pechtold dat hij dat in de Kamer doet en niet later in een persbericht. Antwoord van de minister De minister beschouwt als belangrijkste conclusie van de monitor dat de doorstroming grotendeels goed verloopt, vooral de doorstroming van de bachelors in het wo naar de masteropleiding. Naarmate echter de instellingen in de bachelor- en masteropleidingen meer diversiteit creëren, ontstaan er problemen bij de aansluiting. De minister neemt afstand van de suggestie dat er problemen zouden zijn met het hbo. Studenten zullen niet zozeer voor het hbo kiezen omdat zij bang zijn de universiteit niet te zullen halen, maar omdat zij bijvoorbeeld fysiotherapeut willen worden of naar het conservatorium willen. Een hbo-opleiding hoeft niet idealiter vervolgd te worden in het wo. Een hbo-diploma is een volwaardig diploma, waarmee mensen op de arbeidsmarkt kunnen functioneren. Het huidige stelsel voorziet er niet in dat zo iemand vanzelfsprekend een volgende studie bekostigd en gefinancierd krijgt of zou moeten volgen. Het standpunt van de minister in de brief van april is consistent met wat de Kamer bij eerdere gelegenheden heeft vastgesteld. Niettemin is een kwart van de instroom in de wo-masteropleidingen nu afkomstig uit de hbo-bacherloropleidingen. Die groep groeit. Het binaire Nederlandse stelsel is vergeleken met dat van de buurlanden uniek: grote aantallen studenten studeren hoger onderwijs in het hbo en daarnaast is er het hoger onderwijs in het wo. In veel andere landen is er alleen hoger onderwijs. Als de overstap van een hbo-bacheloropleiding naar een logisch opvolgende wo-masteropleiding via een schakelopleiding bekostigd gaat worden, zal dat voor de instellingen als het aantal studenten gelijkmatig verdeeld is, grosso modo niet zo gek veel uitmaken, want het bekostigingsmodel is een verdelingsmodel. Als na een besluit tot bekostiging de studenten in gelijke mate verdeeld blijven over alle instellingen, wordt
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 281, nr. 7
5
geen instelling daar beter van. Het maakt vooral verschil uit voor de studenten, want die moeten op dit moment veel meer collegegeld betalen. Een extra bekostiging van de schakelopleidingen en extra studiefinanciering zou de overheid echter toch wel tientallen miljoenen kosten, dus daar kan niet op een achternamiddag over worden besloten. Daarmee zou een behoorlijke greep uit het budget voor het hoger onderwijs worden gedaan. Er moet worden afgewogen tegen alternatieve aanwendingsmogelijkheden. De minister is bereid een verkenning daarnaar op te nemen in de strategische agenda, die voor september is voorzien. Dit moet wel gebeuren in de context van de totale studiefinanciering. De huidige aantallen studenten en de verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de aantallen studenten worden daarbij in beschouwing genomen. Financiering zal wellicht een aanzuigende werking hebben. Het gehanteerde criterium is nu dat er geen sprake meer is van een redelijke aansluiting tussen een bacheloropleiding en een masteropleiding als een schakelprogramma van meer dan een jaar nodig is. De minister beschouwt een deel van de overgangsproblemen tussen beide opleidingen als een gevolg van de wens naar diversiteit. 60% van de masteropleidingen duurt een jaar en voldoet aan de eisen voor internationale erkende accreditatie. Kennelijk wordt in het voorafgaande traject al een behoorlijk niveau opgebouwd. De minister voelt er niet voor om die masteropleidingen te verlengen, ook al omdat dat honderden miljoenen zou kosten. Waar nodig zijn de opleidingen al twee jaar. Enkele opleidingen, bijvoorbeeld klinische psychologie, worden nog bekeken. Zij moeten misschien wel worden verlengd. Hij erkent dat indertijd ook om financiële redenen voor eenjarige opleidingen is gekozen, maar dat is ook een geldig argument. Hij vindt het niet zo erg dat in sommige studies stevig aangepakt moet worden om ze in een jaar af te ronden. Onder voorwaarde dat de markt niet wordt verstoord en dat er een aantoonbare vraag naar is wil de minister, zoals hij eerder al in een plenair debat heeft meegedeeld, masteropleidingen in het hbo wel mogelijk maken. Wettelijk is dat nu ook mogelijk. Hij heeft echter niet de illusie dat men dan niet meer van het hbo naar het wo wil doorstromen, omdat het hbo een ander type opleidingen geeft, meer gericht op praktisch ondernemerschap. Er is al een aantal instellingen dat privaat goed lopende opleidingen aanbiedt. Daar hoeven geen andere opleidingen bij te komen. Aan de hand van de aanvragen die binnenkomen om een hbo-masteropleiding te starten kan het best bekeken worden of minister en Kamer het eens zijn over de noodzaak van die opleiding en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Hij heeft al enkele aanvragen gehonoreerd en nog geen aanvragen afgewezen. Hij zal daar in september een overzicht van geven. De minister vindt selectie voor de masteropleiding aantrekkelijker dan selectie voor de bacheloropleiding. In het kader van de strategische agenda zal hij daarop terugkomen. Hij zal nagaan of de universiteiten een zekere uniformiteit betrachten in hun selectiemethoden. Hij weet overigens niet of verschillen in selectie een probleem zouden zijn. De universiteiten kunnen afgestudeerde wo-bachelors niet selecteren voor de aansluitende masteropleiding, want die moeten zij zonder meer accepteren. Driekwart van de instellingen hanteert geen harde knip. De minister vindt het echter een duidelijk beleid om studenten pas tot de masteropleiding toe te laten nadat zij de bacheloropleiding hebben voltooid. Wel heeft hij er bij de instellingen op aangedrongen door flexibele instroommomenten niet te veel problemen te veroorzaken. Hij vindt het wel een interessante gedachte om in het bekostigingsstelsel de diplomabonus voor de masteropleiding iets zwaarder te laten wegen. Wellicht worden de instellingen daardoor ook flexibeler.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 281, nr. 7
6
Nadere gedachtewisseling Mevrouw Leijten (SP) verzoekt de minister, in de strategische agenda ook in te gaan op de vraag in hoeverre de wens om een studie snel af te ronden toch niet leidt tot een zesjescultuur. Zij vindt de studiefinanciering veel te laag. Zij wil de verantwoordelijkheden niet alleen bij de student leggen. Zij werpt de suggestie dat zij het hbo minder zou waarderen verre van zich. De realiteit is echter dat studenten soms voorzichtig zijn, op het hbo beginnen en pas later zien of zij kunnen doorstromen naar de universiteit. De heer Dibi (GroenLinks) betreurt het dat de minister het schakeljaar tussen de bacheloropleiding en de masteropleiding niet wil bekostigen en meer oog heeft voor andere belangen. Hij hoopt dat de afweging in de strategische agenda tot een beter resultaat leidt. De heer Anker (ChristenUnie) is blij dat de minister grondig te werk gaat. Hij blijft aandringen op een grondige afweging van het belang van de schakelklassen in de BaMa-structuur. De heer Bosma (PVV) hoopt dat voor masteropleidingen die van belang zijn voor de economische positie en de internationale concurrentiepositie van Nederland een opleiding van twee jaar toch mogelijk wordt gemaakt. De heer Jan Jacob van Dijk (CDA) heeft de indruk dat het niet meer zo aantrekkelijk is om een wo-masteropleiding te volgen als de hbo-masteropleiding bekostigd gaat worden. Het probleem van de schakelklassen is dan ook een stuk minder. Hij vermoedt overigens dat schakelklassen altijd nodig zullen blijven. De heer Zijlstra (VVD) pleit niet voor de bekostiging van schakelopleidingen die noodzakelijk zouden zijn doordat men van een bacheloropleiding naar een masteropleiding in een andere discipline wil. Mevrouw Besselink (PvdA) heeft behoefte aan de mogelijkheid tot een brede afweging te komen. De strategische agenda zal die mogelijkheid openen. De heer Pechtold (D66) verzoekt de minister, in de strategische agenda in te gaan op de sluiproute die hij heeft geschetst voor studenten die zonder te veel kosten te maken een wo-masteropleiding willen volgen. De minister beseft dat er een duidelijke maatschappelijke beweging naar meer doorstroming tussen verschillende opleidingen is dan enige jaren geleden door de wetgever is voorzien. De koers moet nu wat worden verlegd. De Lissabondoelstellingen waren misschien meer bedoeld om te enthousiasmeren en te appelleren. De minister constateert dat er een groeiende wens is om meer kennis te verwerven. De minister wil bachelor- en masteropleidingen op elkaar laten aansluiten, maar het is natuurlijk nog de vraag welke masteropleidingen op een bepaalde bacheloropleiding aansluiten. Er is een heel grijs gebied. Schakelprogramma’s zullen daardoor wel nodig blijven. De minister wil afzonderlijke aanvragen om uitbreiding van masteropleidingen tot twee jaar beoordelen, maar hij wil niet de masteropleidingen over de hele linie tegen het licht houden. De minister ziet geen direct verband tussen het aantal jaren dat iemand studeert en de kwaliteit die daarmee wordt bereikt. Hij wijst nogmaals op het verdelingsaspect in de politieke keuze die moet worden gemaakt. Als
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 281, nr. 7
7
de studiefinanciering hoger moet worden, kan dat ten koste gaan van het vmbo of iets anders. Toezeggingen –
– –
In september zal de minister in de strategische agenda aangeven hoe wordt omgegaan met de schakelprogramma’s, onder andere met de bekostiging. De Kamer ontvangt in 2007 een overzicht van de aanvragen om bekostiging van hbo-masteropleidingen en de beslissingen daarover. De Onderwijsinspectie onderzoekt de knelpunten in de een- en tweejarige masteropleidingen. De Kamer wordt van de resultaten op de hoogte gebracht.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van de Camp De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van Erp
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 281, nr. 7
8