Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2000–2001
24 036
Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit
Nr. 209
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 26 februari 2001
1
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), M.B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA). Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Van den Berg (SGP), Valk (PvdA), voorzitter, Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Hillen (CDA), Hessing (VVD), ondervoorzitter, Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Stellingwerf (RPF/GPV), Essers (VVD), Verhagen (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Van ’t Riet (D66), Van den Doel (VVD), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Niederer (VVD), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Oplaat (VVD), Albayrak (PvdA), Balemans (VVD), Herrebrugh (PvdA). Plv. leden: Dittrich (D66), Van Oven (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Arib (PvdA), Leers (CDA), Weisglas (VVD), Eurlings (CDA), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (RPF/GPV), De Swart (VVD), Van der Hoeven (CDA), Vendrik (GroenLinks), Bakker (D66), Blaauw (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Hindriks (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), E. Meijer (VVD), Dijksma (PvdA), Marijnissen (SP), Van Baalen (VVD), Van Gijzel (PvdA), Wilders (VVD), Duivesteijn (PvdA).
KST51671 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2001
De vaste commissies voor Economische Zaken1, voor Defensie2 en voor Financiën3 hebben op 7 februari 2001 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken, minister Zalm van Financiën en staatssecretaris Van Hoof van Defensie over: – het kabinetsstandpunt MDW Concessies en aanbestedingen en IBO Competitieve dienstverlening (24 036, nr. 177); – de brief van de staatssecretaris van Defensie inzake PPS en Defensie van 26 januari 2001 (EZ-01-58). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies Mevrouw Voûte-Droste (VVD) vindt het rapport van het IBO Ontwikkeling instrumentarium competitieve diensten en het MDW-rapport Concessie en aanbesteding uitgebreid en consciëntieus. Zij zijn een belangrijke stap voorwaarts naar een gecontroleerde verbreding van publiek-private samenwerking (PPS). Het regeerakkoord meldt duidelijk de mogelijkheden van PPS, maar toch komt een aantal zaken nog moeizaam van de grond. Kan de minister van Financiën aangeven hoe het daarmee staat en hoe het Kenniscentrum van Financiën zich daarmee verhoudt? Bij concessieverlening en aanbesteding (C en A) zijn de «wat-vraag» en de «hoe-vraag» van belang, evenals een definitie van publiek belang. De kern van de discussie is steeds hoe het publiek belang gedefinieerd moet
3
Samenstelling: Leden: Reitsma (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem
(PvdA), Bolhuis (PvdA), Slob (RPF/GPV). Plv. leden: Eurlings (CDA), Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Patijn (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA), Van der Vlies (SGP).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 036, nr. 209
1
worden en hoe de overheid ervoor kan zorgen dat het publiek belang goed wordt gewaarborgd. Voor deze waarborg ontwikkelt de werkgroepWolfson een gelaagd model van beleid en uitvoering. Hierdoor wordt helder dat de overheid verantwoordelijk blijft voor democratisch vastgesteld beleid en dat de organisaties verantwoordelijk worden voor de uitvoering. Er blijft dus altijd een ministeriële verantwoordelijkheid. Daarbij is het van belang dat ook de bevoegdheden duidelijk zijn, opdat de minister die verantwoordelijkheid ook kan dragen. Concessie en aanbesteding kunnen goede instrumenten zijn voor het bereiken van doelmatigheid en financiële besparingen. Komt het aanbestedingsbeleid dat nu wordt gevoerd, nog overeen met het beleid dat is afgesproken? De staatssecretaris van Defensie heeft al aangegeven dat Defensie bij de competitieve dienstverlening (CDV) zelfstandig opereert en dat optrekken met het bedrijfsleven ieders eigen verantwoordelijkheid is. Kan hij ingaan op de economische aspecten hiervan? Op de departementen wordt nagedacht over mogelijke andere pilots. Waaraan denkt het kabinet hierbij? De selectie van diensten die in aanmerking komen voor CDV, is gebaseerd op drie criteria: presteren, reorganiseren en investeringen (PRI). Dit ligt in lijn met het thans gehanteerde VBTB-beleid. Al deze zaken ziet mevrouw Voûte als middelen voor het bereiken van een doelmatige overheid. Het is een introductie van een financiële prikkel, maar op welke wijze denkt het kabinet dit voort te kunnen zetten? De departementen zullen jaarlijks verslag doen van hun acties en resultaten op het gebied van concessie en aanbesteding en CDV, te beginnen in het voorjaar van 2002. Kunnen de bewindslieden hierbij concrete zaken aangeven? De VVD fractie vindt het in ieder geval buitengewoon goede middelen die verder uitgewerkt moeten worden. De heer Leers (CDA) noemt de twee rapporten en de notitie van Defensie bouwstenen in een poging de overheid zakelijker te maken. Verzakelijking is een prima initiatief, maar de overheid mag geen ondernemer worden. Het CDA waardeert de inspanningen van het kabinet zeer. De heer Leers juicht efficiencyverbetering toe, maar het gaat er vooral om dat mensen hun eigen beslissingen kunnen nemen, zelf verantwoordelijkheden kunnen aangaan en niet betutteld worden door een alles bepalende overheid. De scherpe scheiding tussen publiek en privaat zou versoepeld moeten worden zodat meer ruimte ontstaat voor maatschappelijke initiatieven. Een overheid die zich bezint op haar taken en een PPS-achtige aanpak, ook voor doeleinden met een publiek karakter, passen daarbij. De heer Leers herinnert eraan dat het CDA al eerder heeft aangegeven dat in de aanpak van het kabinet een heldere visie ontbreekt over wat privaat kan en wat publiek moet. Hij heeft de indruk dat publieke taken eerder lukraak dan op basis van een doordachte visie op de rol van de overheid in de samenleving worden overgedragen. Steeds vaker blijkt dat men in gevallen waarin publieke taken naar de markt zijn overgeheveld, met problemen te maken krijgt. Hij stelt daarom voor, eerst aandacht te besteden aan de «wat-vraag»: wat moet publiek en wat kan privaat. Pas als daarover duidelijkheid bestaat, kunnen strategieën voor een doelmatiger en kwalitatief betere publieke dienstverlening uit de verf komen. De verdeling van taken tussen overheid en markt mag niet het resultaat zijn van een beginselloos pragmatisme waarbij te behalen macro-economisch voordeel vooropstaat. Efficiencywinsten zijn belangrijk, maar beginselen van solidariteit en gerechtigheid moeten ook bij de afweging worden betrokken. Hij is dan ook geen voorstander van monopolistische private aanbieders of publieke monopolisten. Is er geen marktwerking dan moet serieus de vraag worden gesteld of het wel verstandig is om de uitvoering van een publieke dienst in handen te leggen van een private ondernemer. De minister van EZ heeft eerder aangegeven zelfs bereid te zijn in een monopolistische markt dienstverlening in handen te leggen van private
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 036, nr. 209
2
ondernemers, maar zover wil de heer Leers niet gaan. Dat betekent overigens niet dat het CDA tegen concessieverlening is. Het gaat erom dat onderstreept blijft dat het om een publieke zaak gaat die onder strikte randvoorwaarden en onder scherp toezicht naar de markt wordt overgeheveld. Competitieve dienstverlening is een tijdrovend proces dat tot onrust onder het personeel kan leiden. Het is daarom belangrijk dat wordt onderstreept dat uitbesteding geen doel op zichzelf is, maar een middel om een mentale omslag naar resultaatgericht denken te bevorderen. Voorwaarde is bovendien dat een vergelijking van de interne dienstverlening met prestaties van externe leveranciers plaatsvindt op basis van objectieve gegevens. In de praktijk komt het vaak voor dat, nadat tot outsourcing is besloten, de kosten stijgen of de dienstverlening marginaliseert. Het is de vraag of een vergelijking op basis van de ontwikkelde Meest Efficiënte Organisatie wel realistisch is. Er zal toch ook rekening gehouden moeten worden met de kosten van een CDV-procedure voor de interne dienstverlening. Een meer competitieve benadering tussen de interne overheidsdiensten zelf om interne leerprocessen te bevorderen zou niet misstaan. Het rapport Concessie en aanbesteding lijkt grote zekerheid te bieden voor de verdeling van activiteiten die via concessies uitbesteed kunnen worden, maar de praktijk is ook hier moeilijker dan de leer. Er zal altijd een politieke afweging moeten plaatsvinden. De overheid moet daarom een visie hebben op haar rol in de samenleving. De heer Leers stemt ermee in dat efficiencywinsten over het algemeen ten gunste komen van het departement dat ze genereert. Goed gedrag moet beloond worden, maar welke lijn wordt gevolgd wanneer sprake is van interdepartementale overheveling van activiteiten? Verder zet hij vraagtekens bij de aanwending van de rentevrijval die ontstaat bij verkoop van vaste activa. Hij pleit ervoor, de opbrengsten hiervan af te boeken op de staatsschuld. Politieke prioriteiten zijn immers bepalend voor de aanwending van middelen. In de MDW-notitie van Defensie wordt op blz. 2 aangegeven dat PPS prima kan werken als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Op blz. 3 wordt gesteld dat aan die voorwaarden vooralsnog niet wordt voldaan. Op basis van welke criteria is nu toch tot PPS besloten? De sprekers op de relatiedag van Verkeer en Waterstaat stelden voor het Kenniscentrum over te hevelen van Financiën naar Verkeer en Waterstaat. Hoe denkt de minister van Financiën hierover? De heer Dijsselbloem (PvdA) leest in de brief van de ministers (24 036 nr. 177) een ideologische ondertoon, met name in de passage: de overheid kent haar grenzen bij het streven naar efficiency- en kwaliteitsverbeteringen in de uitvoering van publieke taken. Hij kan zich niet voorstellen dat de overheid bij de kwaliteitsverbetering van de uitoefening van publieke taken ooit tegen grenzen aanloopt. Het gaat erom de kwaliteit en financiële doelmatigheid te bevorderen, zo nodig of zo mogelijk door gebruik te maken van concessieverlening en aanbesteding. Aan die opdracht zal de PvdA het kabinet houden. Of de uitvoering van publieke taken in publieke handen moet blijven of in private handen moet worden gegeven, vergt van geval tot geval een zorgvuldige afweging. De PvdA steunt de voortdurende inzet op een efficiëntere uitvoering van publieke taken. Al geruime tijd worden onderzoeken gedaan en projecten uitgevoerd. Het kabinet zit waarlijk niet stil. De twee recente rapporten geven een verdere verdieping van het theoretische kader voor de beslisboom inbesteden, uitbesteden, aanbesteden, innovatief aanbesteden en PPS. Het is prima om het theoretische kader te verdiepen, maar wat zijn de resultaten van al die trajecten? Het kabinet vindt concessie en aanbesteding instrumenten met veel potentie. Op de departementen zal worden nagedacht over mogelijke pilots. Is dat het? Welke gekwantificeerde doelstellingen formuleert het kabinet voor het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 036, nr. 209
3
vervolg? Het NEI heeft in een quick scan aangegeven welke projecten kunnen worden aangepakt. Wat vindt het kabinet daarvan? De heer Dijsselbloem waarschuwt ervoor om, nu er twee studies rond dit thema zijn verricht, gewoon weer over te gaan tot de orde van de dag. Kunnen de bewindslieden, wellicht schriftelijk, aangeven welke pilots door de departementen zullen worden opgepakt? Het kabinet is voorzichtig met competitieve dienstverlening. De bewindslieden zien haar als een waardevolle aanvulling, maar de nadruk ligt meer op zorgvuldigheid dan op resultaten. Er komen 3 vervolg-IBO’s over competitieve dienstverlening. Dat is prima, maar een IBO is weer een onderzoek. Wat wordt nu concreet aangepakt? Wat zijn de resultaten van het IBO innovatief aanbesteden Rijkswaterstaat? Heeft Rijkswaterstaat net als Defensie een eigen handboek en, zo nee, waarom niet? De heer Dijsselbloem is het eens met de heer Leers, dat PPS uit de sfeer van vrijblijvendheid moet komen. Misschien moet de overheid zich daarbij een concretere taakstelling opleggen. Hij was het ook met hem eens dat de opbrengst van de verkoop van vaste activa door departementen niet bij voorbaat binnen de departementale begroting kan worden herbesteed. Deze gelden moeten betrokken worden bij het algemeen financieel kader. In welke mate voldoet de Nederlandse overheid aan de Europese aanbestedingsrichtlijnen? Wordt dit door het ministerie van EZ bewaakt? Is het juist dat projecten worden opgeknipt om de EU-richtlijnen te ontlopen en hoeveel Europese projecten van de overheid worden inmiddels elektronisch aanbesteed? Er is afgesproken dat een deel van de ICES- en FES-middelen innovatief zal worden aanbesteed. Hoe wordt op deze afspraken toegezien en wat zijn hiervan de resultaten? Heeft de minister van EZ al eens in beeld gebracht welke besparingen zijn geboekt? Welke taakstelling hanteert Defensie en welk resultaat heeft het afgeronde IBO uitbesteding ondersteunende eenheden Defensie laten zien? De brief over PPS en Defensie vindt de heer Dijsselbloem teleurstellend. Ook daar blijft men steken in theoretische beschouwingen. Als werkelijk zaken moeten worden gedaan, blijkt een en ander nog ingewikkeld te zijn. Het is mogelijk dat spanningen ontstaan bij het aanbesteden van materiaal voor Defensie, bijvoorbeeld door belangen van nationale veiligheid, maar ook door economische belangen op regionaal of nationaal niveau. Als de opdrachten voor het onderhoud van marineschepen niet meer worden gegund aan de Marinewerf in Den Helder, wat betekent dat dan voor de positie van de werf? Welke werkwijze wordt daarbij gevolgd? Een aanbesteding bij het aankopen van vrachtwagens kan er bijvoorbeeld toe leiden dat Defensie vrachtwagens uit Duitsland betrekt. Wat betekent dit dan voor DAF, de traditionele leverancier? Antwoord van de regering De minister van Economische Zaken is het ermee eens dat niet alleen gediscussieerd, maar ook actie ondernomen moet worden. Aan de efficiency van de publieke sector worden steeds hogere eisen gesteld. Daarom is in het regeerakkoord aangegeven dat processen zoals C en A en CDV nodig zijn. De passage die de heer Dijsselbloem aanhaalt, kan politiek of ideologisch worden gelezen, maar ook pragmatisch. Hij zal het ermee eens zijn dat de overheid bij bepaalde overheidstaken overgaat tot concessieverlening en aanbesteding. Daarmee wordt per saldo erkend dat grenzen in de uitvoering, dus niet in het beleid, bereikt kunnen worden. MDW en IBO’s zijn continu gericht op het bevorderen van klantgerichtheid, doelmatigheid en maatwerk. In beide trajecten wordt steeds vaker onderzocht of win-win-situaties haalbaar zijn door aan de markt een substantiële rol toe te bedelen bij de uitvoering van publieke taken. Wordt met welke verandering dan ook gewacht totdat een complete visie beschikbaar is op hetgeen al dan niet door de private sector kan worden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 036, nr. 209
4
uitgevoerd, dan wordt over twintig jaar nog gepraat en gebeurt er intussen niks. De minister wil daarom per geval bekijken of C en A en/of CDV kan worden toegepast. De overheid zal daarbij altijd een effectieve opdrachtgever, regelgever en toezichthouder moeten zijn. Het is mogelijk dat af en toe een debat nodig is over de vraag wat als een publieke taak wordt beschouwd, maar dat moet dan plaatsvinden in een fase vóór beslissing over uitvoering en toezicht. Het ligt voor de hand dat in het MDW-traject is bezien wanneer concessieverlening en aanbesteding gebruikt kunnen worden en dat in IBO-verband interne en externe dienstverlening worden vergeleken. Het verschil tussen beide is de doelgroep. Bij CDV wordt naar de interne dienstverlening gekeken, ten behoeve van de overheid zelf, bij C en A wordt naar de externe dienstverlening gekeken, ten behoeve van burgers of bedrijven. Het MDW-rapport Concessie en aanbesteding vindt de minister een bruikbaar rapport met een goede analyse. De kern is dat in de moderne tijd in plaats van regeltjes steeds meer gebruikgemaakt moet worden van transactiemechanismen. Als daarbij aan goede voorwaarden wordt voldaan, is de kans groot dat publieke belangen beter gewaarborgd worden dan via regeltjes. Het rapport biedt een bruikbare checklist en een eerste inventarisatie van beleidsterreinen waarop het instrument kan worden toegepast. Thans zal worden bekeken in welke gevallen concessie en aanbesteding kan worden gebruikt. In het IBO RIVM wordt een variant van concessieverlening bezien. Voorts wordt op de departementen nagedacht over mogelijke andere pilots. Verder zal het materiaal van het NEI worden gebruikt bij de oriëntatie voor de vierde tranche MDW-projecten. De departementen zullen in de in het kader van het VBTB-proces op te stellen bedrijfsvoeringsparagraaf jaarlijks verslag moeten doen van hun acties en resultaten inzake de toepassing van de instrumenten C en A en CDV. Dit gebeurt voor het eerst in het voorjaar van 2002. De minister betuigt zich een tegenstander van het laten verdwijnen van de scherpe lijn tussen overheid en privaat, zoals de heer Leers aangeeft. Juist ten behoeve van dit soort instrumenten is het nodig de scherpe lijn tussen overheidsverantwoordelijkheid, publieke verantwoordelijkheid en private verantwoordelijkheid in stand te houden. Bij een samenwerking moet telkens duidelijk zijn wie waarvoor verantwoordelijk is. Daarbij zorgt de overheid, overeenkomstig de lijn van de WRR, voor de doelen, het toezicht en de handhaving. Zij is het wel eens met de heer Leers dat de overheid geen ondernemer moet worden. Door de inzet van deze instrumenten trekt de overheid zich bij de uitvoering juist terug, en stelt eerder randvoorwaarden en houdt toezicht. In het Actieplan zijn thans vier prioriteiten gesteld. Alle departementen zullen een inkoopdiagnose uitvoeren. Een aantal is al gestart. EZ bereidt het Actieplan Europees aanbesteden voor. Tevens zal interdepartementaal overleg plaatsvinden over het toevoegen van een module inkopen en aanbesteden aan het rijksoverheid Intranet. Verder wordt voor dit jaar een grote inkopersconferentie voorbereid. De minister bekent dat wat vertraging is opgelopen met het opzetten van de projectorganisatie omdat dit behoorlijk wat interdepartementale afstemming vergde. Het is de bedoeling dat de projectorganisatie per 1 april aanstaande van start gaat. Zij begint met het coördineren van de inkoopactiviteiten. Daarbij wordt geprobeerd op verschillende vlakken voordeel te realiseren. Het gaat bijvoorbeeld om meer kwaliteit en innovatie bij producten van diensten van de overheid of om een gunstiger prijs daarvoor, maar ook om beter functionerende markten met een faire toegang en een transparante, integere overheid. De voordelen mogen dus niet allemaal worden opgevat als direct te realiseren besparingen. Professioneel inkopen en aanbesteden (PIA) moet leiden tot een verbeterde prijs-kwaliteitverhouding van producten en diensten. Dat kan behalve goedkoper ook een hogere kwaliteit inhouden. Verder draagt PIA
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 036, nr. 209
5
bij aan het beeld van een integere overheid. Er wordt immers gewerkt met objectieve criteria en vaste procedures die voor iedereen helder zijn. Leveranciers opereren daarbij op een open en transparante markt die voor iedereen gelijk is. Degene met het beste aanbod wint, niet degene met het beste netwerk. Verder wordt het bedrijfsleven door innovatieve aanbesteding uitgedaagd op de tenen te lopen, wat leidt tot een versterking van het innovatief potentieel van het bedrijfsleven. De minister zegt in de begroting 2002 prestatie-indicatoren en streefcijfers op te nemen die de verschillende dimensies en voordelen van PIA weergeven. Zij meent niet dat grote meningsverschillen bestaan over welke elementen in een publieke taak ook werkelijk de publieke taak omvatten. Dit zal per geval zo goed mogelijk geformuleerd moeten worden. Als het nodig is, moet daarover een debat worden gevoerd. De kunst is alleen: hoe vat je dit samen in regelgeving en hoe kun je het controleren? De minister wijst in dezen op het busvervoer in Zuid-Limburg, de Erasmusbrug in Rotterdam, de vuilnisophaaldiensten in het hele land en de telefonie. Voorbeelden waarbij het goed is gegaan. In principe kan bij elk onderdeel van de collectieve sector worden nagegaan of de overheid een concessie kan verlenen of de uitvoering van een dienst kan aanbesteden. Dat geldt overigens niet alleen voor de rijksoverheid, maar ook medeoverheden en allerlei sectoren zoals de sociale zekerheid en de zorgsector. Het NEI heeft in de quick scan een aantal projecten genoemd: vaarweg, markeringsdienst, Laser, Rijksarchiefdienst, enz. De minister zegt toe voor de zomer binnen het kabinet een lijst te bespreken met 3 tot 5 pilotprojecten. Op verzoek van de heer Dijsselbloem geeft de minister aan, Laser en Senter gezamenlijk te willen bekijken. Misschien moet wel ieder ministerie de opdracht krijgen om een aantal projecten aan te wijzen. Doordat steeds meer elektronisch wordt aanbesteed, wordt steeds meer publiek en kan iedereen vinden waar wat wordt aanbesteed. De minister is ervan overtuigd dat het MKB hierdoor meer kansen krijgt omdat meer aanbesteed zal worden en kennis makkelijker is te vergaren. Wordt op dit moment alles wat Europees moet worden aanbesteed, ook Europees aanbesteed? Daarvoor durft de minister haar hand niet in het vuur te steken. PIA moet hierbij een belangrijke rol gaan spelen. Uiteindelijk blijven de ministers verantwoordelijk voor hun eigen beleid. De minister van Economische Zaken wenst daarvoor niet, zoals bij Securitel, verantwoordelijk te zijn. Meent de Europese Unie dat men in gebreke blijft, dan zal de minister onder wie dat onderdeel valt, worden aangesproken. Dit kan overigens niet alleen het rijk betreffen, maar ook een gemeente of een provincie. De minister wijst erop dat het Actieplan meer zicht geeft op de activiteiten van eenieder. De ministeries werken ook via het Actieplan innovatief inkopen en aanbesteden aan meer samenwerking op dit terrein. Alle ministeries zijn volstrekt op de hoogte van de voorschriften, maar het kan voorkomen dat deze bij de inkoop van gewone dingetjes weleens worden vergeten. Dat is geen kwade wil, maar het noopt wel tot een proces van voortdurende bewaking. Iedere minister zal daarop alert moeten zijn. De minister van Financiën merkt op dat kort geleden een voortgangsrapportage PPS naar de Kamer is verzonden waarin de voortgang van de projecten is geschetst. Daarover zal nog een discussie plaatsvinden. Het is in ieder geval prettig dat er voortgang is. Hij vindt het begrijpelijk dat op de relatiedag van Verkeer en Waterstaat is voorgesteld het Kenniscentrum voor PPS over te hevelen naar Verkeer en Waterstaat, maar niet alleen infrastructuur kent PPS. PPS komt ook voor op het gebied van groen, nutsbedrijven, stedelijke ontwikkeling, enz. Doelmatigheid en financiële arrangementen zijn daarbij belangrijke aspecten. Het ministerie van Financiën heeft nogal wat kennis op het gebied van financiën en het heeft een aparte directie begrotingszaken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 036, nr. 209
6
Daarom vindt de minister het Kenniscentrum passen in de structuur van Financiën. Blijkbaar heeft men op V&W geen makkelijk aanspreekpunt. Die klacht moet wel serieus bekeken worden. Wellicht is het verstandig om een soort chief Whip voor PPS op Verkeer en Waterstaat te plaatsen. Bij CDV moet je goed weten waar je aan begint: daarover is de minister het met de heer Leer eens. Uitbesteden is geen doel op zichzelf. Het gaat ook om een mentaliteitsverandering. De zaken moeten scherp gehouden worden. Benchmarking kan uiteindelijk leiden tot uitbesteding, maar dat hoeft niet. Interne diensten kunnen ook onderling vergeleken worden, bijvoorbeeld aan de hand van een kengetal waarin de salarisadministratie tegen de omvang van het personeel wordt afgezet. Ook kan worden afgewogen waar iets binnen de collectieve sector moet plaatsvinden. De minister geeft hierbij Senter van EZ als voorbeeld of premie-inning door de Belastingdienst. Intern benchmarken vindt de facto al plaats, ook al is het niet onder het motto competitieve dienstverlening. Inmiddels zijn IBO’s gestart naar drie rijksbrede CDV-onderwerpen: accountancy, postverwerking en facilitaire salarisbureaus. Op verzoek van de Kamer is gekeken naar de uitkomst van IBO’s op het terrein van de financiële vernieuwing in de afgelopen jaren en de toepassing in de praktijk. Daarbij zijn ook voorstellen ter verbetering van de IBO-procedure gedaan. Bij het toebedelen van de opbrengst van verkoop van vaste activa moet een realistische vergelijking worden gemaakt. Worden diensten intern geleverd met behulp van vaste activa en worden deze vaste activa verkocht, dan komen de verkoopopbrengsten ten gunste van de staatsschuld. Wel zal de exploitatie van een ander gebouw aan het desbetreffende departement vergoed moeten worden. Er vindt dus een vergelijking plaats van interne en externe kosten. Efficiencywinst wordt ten gunste van het desbetreffende departement gebracht, maar over de rentevrijval wordt per geval overlegd over het deel dat ten gunste van het desbetreffende ministerie wordt gebracht. De staatssecretaris van Defensie is het met de heer Leers eens, dat uitbesteden geen doel op zichzelf is. Bij CDV worden interne en externe prestaties met elkaar vergeleken. De conclusie kan daarbij ook zijn dat wordt voortgegaan op dezelfde weg, zij het misschien doelmatiger dan oorspronkelijk het geval was. Omdat CDV onrust onder het personeel teweeg kan brengen, is het verstandig om CDV pas aan de orde te stellen op het moment van presteren, reorganiseren en investeringen (PRI). Binnen Defensie is dat op een aantal onderdelen gebeurd, onder andere bij de bestelling van nieuwe hydrografische schepen. Er bleek nauwelijks of geen aanbod van anderen te zijn; het is veel beter en goedkoper om het zelf te blijven doen. Wel is met Verkeer en Waterstaat afgesproken in de toekomst ook gezamenlijk te opereren. Ook is bekeken of militair transport kan worden uitbesteed dan wel of overcapaciteit in de vorm van PPS aan de markt kan worden aangeboden. Diensten en activiteiten van Defensie moeten echter niet alleen beoordeeld worden op doelmatigheid, maar ook getoetst worden aan operationele inzetbaarheid. Naarmate het «loodgehalte in de lucht» groter is, wordt CDV minder waarschijnlijk. Overigens mag het aanbieden van overcapaciteit aan de markt niet in strijd zijn met de Wet markt en overheid. Dat geldt ook voor de Rijkswerf. De komende tijd zal Defensie een groot aantal onderwerpen aan een CDV-toets onderwerpen zoals het onderhoudsbedrijf van de Koninklijke marine en de Koninklijke landmacht. Gedacht wordt aan samenwerking met marine-elektronicabedrijven en aan samenwerking op het gebied van reparatie, radar, enz. De onderhoudsbedrijven van de Koninklijke luchtmacht worden ook aan een CDV-toets onderworpen, evenals de directie gebouwen en terreinen. Op dit moment wordt verder hoge prioriteit gegeven aan de Defensieorganisatie werving en selectie (DWS). Enerzijds
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 036, nr. 209
7
wordt onderzocht wat Defensie zelf moet doen en wat niet, maar anderzijds moet gevoelig geopereerd worden om al te veel onrust bij het personeel te voorkomen. DAF heeft zichzelf uitgesloten als aanbieder in de race voor transportvoertuigen, zodat een aantal andere bedrijven prototypes zal ontwikkelen. De uitspraak van de staatssecretaris die mevrouw Voûte citeerde, houdt verband met investeringen door Defensie waar het bedrijfsleven profijt van heeft. Dat heeft weinig te maken met CDV. Nadere gedachtewisseling De heer Leers (CDA) is het met de minister van Economische Zaken eens dat de overheid moet bepalen wat zij wil doen en vervolgens de beste weg moet kiezen. Hij sluit zich dan ook aan bij het onderscheid dat de WRR maakt: volledig eigen gezag, publieke verzelfstandiging, private verzelfstandiging of uitbesteden. Een keuze daartussen moet niet lukraak of alleen op basis van te behalen efficiencyvoordelen worden gemaakt. Per geval moet bekeken worden of de publieke belangen zorgvuldig en volledig worden behartigd. Het lijstje met concrete projecten ziet de heer Leers met belangstelling tegemoet. Misschien is het goed, daarbij de concrete doelen aan te geven. Aangezien het bedrijfsleven steeds vaker denkt in cashflows en het kabinet de begrotingen anders wil indelen, lijkt het de heer Leers noodzakelijk dat het Kenniscentrum PPS bij Financiën blijft. Het idee van een chief Whip vindt hij interessant. Zijn in het regeerakkoord besparingen opgenomen door goedkoper inkopen en slimmer aanbesteden? De heer Dijsselbloem (PvdA) meent dat is afgesproken dat een deel van de ICES-middelen innovatief zal worden aanbesteed. Is dat juist? Er moet een omslag gemaakt worden van studie naar resultaat. Hij is dan ook blij met de toezegging van de minister dat zij in de begroting streefcijfers en indicatoren zal opnemen en samen met het kabinet een aantal projecten zal uitkiezen. Het lijkt de heer Dijsselbloem aardig als ieder departement een project uitkiest. Inmiddels zijn IBO’s gestart naar de drie CDV-onderwerpen accountancy, postverwerking en salarisbureaus. Is dit een departementsoverstijgende studie? Is het juist dat het ministerie van EZ met het oog op nationaal economisch belang heeft getracht te interveniëren in de aanbesteding van transportvoertuigen door Defensie? De minister van Economische Zaken vindt dat bij elke zaak concrete doelen moeten worden gesteld, maar dat zullen niet altijd financiële doelen zijn. Het gaat immers ook om publiek belang en kwaliteit. In het regeerakkoord staat dat innovatief zal worden aanbesteed, maar of daarbij een bepaalde taakstelling is genoemd, weet de minister niet uit haar hoofd. Met de door de heer Dijsselbloem bepleite omslag van studie naar resultaat is zij het eens. EZ heeft alleen met acties van Defensie te maken als die het industriebelang betreffen. De aanbesteding van transportvoertuigen is netjes afgerond. De minister van Financiën dankt de heer Leers voor zijn steun voor de plaats van het Kenniscentrum. Blijkbaar heeft het bedrijfsleven rondom Verkeer en Waterstaat behoefte aan een stevig aanspreekpunt op het ministerie. Daarin moet dus worden voorzien. In het regeerakkoord is een doelmatigheidskorting opgenomen. Daarvoor wordt ook wel de titel innovatief aanbesteden gebruikt. De voorgenomen bezuinigingen zijn alle gerealiseerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 036, nr. 209
8
De IBO’s naar de drie CDV-onderwerpen betreffen alle departementen, zodat een onderlinge vergelijking kan worden gemaakt. Het is de bedoeling dat hieraan operationele conclusies worden verbonden. De staatssecretaris van Defensie wijst erop dat er bij CDV-operaties niet altijd van uitgegaan moet worden dat nog van alles te bereiken is, temeer omdat veel departementen al gereorganiseerd hebben en doelmatigheidswinst hebben behaald. Dat neemt niet weg dat wordt geprobeerd via CDV verdere doelmatigheid te bereiken. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Biesheuvel De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Valk De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Gijzel De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Tielens-Tripels
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 036, nr. 209
9