2
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1997–1998
25 600 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1998
Nr. 46
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 24 maart 1998 Hierbij bied ik u de vijfde voortgangsrapportage aan van de werving van militairen. Deze rapportage betreft 1997 en gaat, zoals toegezegd op 10 december 1997 tijdens de behandeling van de defensiebegroting in de Tweede Kamer, onder meer in op aanstellingsduur, miniloopbanen en civiele opleidingen. Resultaten 1997 1997 was voor de werving een bijzonder jaar. Het eerste jaar dat zich geen dienstplichtigen meer in werkelijke dienst bevonden, was tevens een jaar dat gekenmerkt werd door een sterke groei van de werkgelegenheid en een afname van de werkloosheid. Onder deze omstandigheden kon in 1997, zoals blijkt uit overzicht 1, het niveau van de aanstellingsresultaten in de voorgaande vier jaren niet worden vast gehouden.
Overzicht 1: Wervingsprestaties 1991–1997 (BOT + BBT)
aanstellings-behoefte aanstellings-resultaat realisatie-graad
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
4 035 3 626 90%
5 195 4 099 79%
5 518 5 052 92%
7 414 6 899 93%
8 217 7 513 91%
8 737 8 016 92%
6 821 5 776 85%
Van de aanstellingsbehoefte aan militairen met een aanstelling van onbepaalde tijd (BOT) van ongeveer 700 werd in 1997 86% gerealiseerd. De aanstellingsbehoefte aan militairen met een aanstelling voor bepaalde tijd (BBT) bedroeg ongeveer 6100. Hiervan werd 84% gerealiseerd. Vooral technisch personeel, een schaarse groep op de arbeidsmarkt, en personeel voor gevechtsfuncties bij de Koninklijke landmacht bleek moeilijk te werven. Veelal kon door de verlenging van aanstellingen in de niet ingevulde behoefte worden voorzien. Desalniettemin zijn op een aantal gebieden binnen de krijgsmachtdeel-organisaties tekorten ontstaan. De opera-
KST28464 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1998
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 X, nr. 46
1
tionele inzetbaarheid van de krijgsmacht is desondanks onverminderd gehandhaafd. Toch is er reden om 1997 ook in positieve zin als een belangrijk jaar voor de werving aan te merken. Juist omdat de werving op een aantal gebieden moeizaam verliep, is de arbeidsmarktervaring in 1997 aanzienlijk toegenomen. Defensie is beter dan voorheen voorbereid op de in de komende jaren, op grond van economische en demografische ontwikkelingen, verwachte aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt. Er zijn verbeteringen mogelijk bij de werving, selectie, opleiding, personeelsplanning, de inzet van personeel, loopbaantrajecten en teruggeleiding naar de arbeidsmarkt, waardoor effectiever gebruik kan worden gemaakt van het arbeidsaanbod, en de positie van Defensie op de arbeidsmarkt kan worden versterkt. Een reeks van maatregelen is daartoe in uitvoering dan wel in voorbereiding. Het is hoopgevend dat onderzoek heeft aangetoond dat het aantal jongeren dat positief staat ten opzichte van een baan bij de krijgsmacht in 1997 ten opzichte van 1995 en 1996 niet is gedaald. Werving per krijgsmachtdeel In overzicht 2 zijn de aanstellingsresultaten van de krijgsmachtdelen en de Koninklijke marechaussee weergegeven. In de bijlagen 1 t/m 31 treft u een uitgewerkt overzicht aan van respectievelijk de aanstellingsbehoefte, van de aanstellingsresultaten en van de gerealiseerde percentages van de krijgsmachtdelen en de Koninklijke marechaussee. Overzicht 2: de aanstellingsresultaten per krijgsmachtdeel in 1997 krijgsmachtdeel
Koninklijke marine Koninklijke landmacht Koninklijke luchtmacht Koninklijke marechaussee Krijgsmacht totaal
aanstellingsbehoefte
aanstellingsresultaat
realisatiegraad (%)
BOT
BBT
BOT
BBT
BOT
BBT
256 380 42 34 712
1 219 3 600 703 587 6 109
192 344 45 34 615
1 085 2 837 687 552 5 161
75% 91% 107% 100% 86%
89% 79% 98% 94% 84%
Koninklijke marine In 1997 heeft de Koninklijke marine vooral ten aanzien van de werving van BBT-personeel goede wervingsresultaten geboekt. Bij het BOT-personeel verliep de werving van officieren voor de korpsen Zeedienst, Technische dienst en Elektrotechnische dienst moeilijk. Een belangrijk punt van zorg is ook de werving van mts-opgeleiden voor het BOT-onderofficiersbestand. Ofschoon de functies voor dit soort personeel kunnen worden gevuld met personeel uit andere categorieën, is verbetering van de wervingsresultaten gewenst. In 1998 zullen nieuwe wervingsactiviteiten worden ontplooid. Naast de lancering van drie nieuwe TV-commercials zal de wervingsinspanning vooral worden gericht op doelgroepen waaruit technisch personeel en officieren worden geworven. Bij een aantal eerdere wervingsacties, gericht op (aankomende) mts-leerlingen bleek een hoopgevende belangstelling voor de Koninklijke marine aanwezig te zijn.
Koninklijke landmacht 1
Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.
De werving van BOT-personeel voor de Koninklijke landmacht is in 1997 goed verlopen. Ongeveer 91% van de BOT-aanstellingsbehoefte werd
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 X, nr. 46
2
gerealiseerd. Alleen de aanstellingsresultaten voor verzorgend/ geneeskundig BOT-personeel bleven achter. Daar staat tegenover dat aanzienlijk meer BBT-personeel dan gepland voor deze functies kon worden aangesteld. De werving van BBT-personeel bleef met een realisatie van 79% in 1997 achter bij de aanstellingsbehoefte. Deze onderrealisatie is vrijwel volledig te herleiden naar de werving van BBT-personeel voor gevechtsfuncties. Op korte termijn is dit niet verontrustend, omdat door contractverlengingen grotendeels in de behoefte kon worden voorzien. Op langere termijn is verbetering van het aanstellingsresultaat voor een adequate vulling van zowel de vredes- als de oorlogsorganisatie echter noodzakelijk. Daartoe worden over een breed vlak structurele verbeteringen aangebracht in de werving, de instroom, de doorstroom en de uitstroom van BBT-personeel. Hierop wordt later ingegaan.
Koninklijke luchtmacht De Koninklijke luchtmacht heeft in 1997 over het geheel genomen zeer goede aanstellingsresultaten geboekt. Ongeveer 98% van de aanstellingsbehoefte aan BOT- en BBT-personeel werd gerealiseerd. De werving van BOT-vliegers verliep in 1997 moeizaam. Dit is echter voorlopig gecompenseerd door een verhoogde aanstelling van BBT-vliegers. Evenals bij de Koninklijke marine verliep bij de Koninklijke luchtmacht de werving van technisch opgeleiden (mbo en hbo) minder voorspoedig dan gehoopt. Aan deze op de arbeidsmarkt schaarse personeelscategorie zal bij de werving extra aandacht worden besteed.
Koninklijke marechaussee Ondanks een voortdurende uitbreiding van het personeelsbestand en de groeiende personeelsbehoefte blijft de werving van de Koninklijke marechaussee voorspoedig verlopen. De aanstellingbehoefte BOT is volledig gerealiseerd en de aanstellingsbehoefte BBT voor 94%. Dat niet volledig in de BBT-behoefte kon worden voorzien levert geen problemen op. De bereidheid onder BBT-personeel om de initiële aanstelling te verlengen is groot. Vooruitzichten In 1998 zullen ongeveer 7000 militairen BOT en BBT moeten worden aangesteld. Het belangrijkste knelpunt betreft de werving van personeel voor gevechtsfuncties. Ten aanzien van de werving voor met name gevechtsfuncties bij de Koninklijke landmacht worden structurele verbeteringen verwacht van de volgende maatregelen. –
Omwille van de bedrijfsvoering werd bij de Koninklijke landmacht BBT-personeel niet voor een functie maar voor een cluster van functies aangenomen. Op welke functies dit personeel uiteindelijk geplaatst werd, kon pas tijdens de opleiding worden bepaald. Dit leidde soms tot teleurstelling en voortijdig vertrek. Daarom is de grootste functiecluster waarin gevechtsfuncties worden ondergebracht, aanzienlijk verfijnd. Hierdoor kunnen sollicitanten beter voorzien op welke functie zij terecht zullen komen.
–
Onderzocht wordt op welke wijze het wervings- en selectietraject kan worden verkort. Dit traject is uitgebreider dan bij veel civiele
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 X, nr. 46
3
werkgevers. Zo moeten bij de selectie van militair personeel medische, psychische en veiligheidseisen worden gesteld, die elders niet gebruikelijk zijn. Een verkorting van wachttijden in het traject moet ertoe leiden dat sollicitanten niet tussentijds afhaken. –
Een belangrijk wervingsaspect is het toekomstperspectief voor de sollicitant. Defensie biedt BBT-personeel daarom studiefaciliteiten ter voorbereiding op een terugkeer op de civiele arbeidsmarkt en arbeidsbemiddeling aan. Ten behoeve van het volgen van civiel erkende en / of gewaardeerde opleidingen wordt bij de Koninklijke landmacht per week in beginsel een halve dag studietijd toegekend. Als gevolg van soms drukke oefenschema’s is dit niet altijd mogelijk. Bundeling van studietijd moet BBT-personeel in staat stellen effectiever te kunnen studeren.
–
Overigens wordt voortdurend gewerkt aan het verbeteren van de kansen van BBT-personeel op de arbeidsmarkt, onder meer door maatschappelijke erkenning van defensieopleidingen. Delen van die opleidingen zijn reeds gecertificeerd en het certificeringsproces wordt voortgezet.
–
Aan de voorfase van de werving wordt meer aandacht geschonken. De Defensieorganisatie voor Werving en Selectie intensiveert de contacten met schooldecanen en geeft meer voorlichting op scholen. Ook zullen jongeren meer direct worden benaderd. Bovendien bestaat het voornemen in de zomer van dit jaar een «kennismakingskamp» voor jongeren te organiseren. Wanneer blijkt dat een dergelijk kamp een gunstig effect heeft op de werving zullen in de toekomst meer soortgelijke kampen worden georganiseerd.
–
De personeelsplanning wordt verbeterd. De wervingsbehoefte is de uitkomst van de personeelsplanning waarin een groot aantal factoren, zoals de opleidingsbehoefte en -capaciteit en de verblijfsduur van BBT-personeel in de organisatie, een rol spelen. Voor een effectieve werving is het van belang dat tijdig bekend is waar en hoeveel BBT-functies moeten worden gevuld. In 1997 is gebleken dat de uit doelmatigheidsgronden decentraal opgezette personeelsplanning van de Koninklijke landmacht niet optimaal verliep. Ter verbetering hiervan is een nieuw besturingsmodel ontwikkeld.
–
Besloten is tot uitbreiding van het aantal «voorschakeltrajecten». Zestien-, zeventien- en achtienjarigen kunnen tijdens een civiele beroepsopleiding kennis maken met het militaire beroep via het voorschakelonderwijs. Een aantal korte voorschakeltrajecten met een looptijd van twee tot vijf maanden richt zich op het vergroten van de geschiktheid van specifieke groepen zoals vrouwen (door middel van fysieke training en weerbaarheidstraining) en allochtonen. Deze voorschakeltrajecten blijven onverkort gehandhaafd. Twee lange voorschakeltrajecten beslaan een heel schooljaar. Zij voorzien in een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt, maar zijn tevens gericht op het vergroten van de geschiktheid voor het militaire beroep. Bovendien kunnen zestienjarigen door het volgen van een dergelijk traject de periode tot zij de minimum aanstellingsleeftijd bereiken, overbruggen. Op dit moment doorlopen in het totaal 100 leerlingen (jongens en meisjes) deze voorschakeltrajecten bij het Baronie College te Breda en bij de Friese Poort te Leeuwarden. Na het bereiken van de leeftijd van zeventien jaar kunnen zij aan het einde van het schooljaar opteren voor een functie als BBT-militair. Uit een eind 1997 afgesloten evaluatie blijkt dat, deze laatste vorm van voorschakelonderwijs duur is, maar goede resultaten voor de werving
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 X, nr. 46
4
oplevert. In het schooljaar 1998 – 1999 zal verspreid over vijf scholen in Nederland het aantal leerlingen worden uitgebreiden van 100 naar ongeveer 500. In alle voorschakeltrajecten wordt aandacht besteed aan de militaire gedragscode. –
De werving van vrouwen is van het grootste belang. Daarom wordt ernaar gestreefd de aantrekkelijkheid van het militaire beroep voor vrouwen te vergroten. In mijn brief nr. P/98 001 297 d.d. 10 maart 1998 heb ik u daarover geïnformeerd.
–
Tijdens de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer heb ik toegezegd de mogelijkheden voor een miniloopbaan voor BBT-personeel te bezien. Voor BBT-personeel van de Koninklijke landmacht, soldaten en korporaals, wordt inmiddels een loopbaanbeleid ontwikkeld. Met dit beleid wordt bereikt dat opgebouwde kennis en ervaring van het BBT-personeel langer kan worden benut. Met het aanbieden van miniloopbanen kan mogelijk de wervingsbehoefte worden verminderd en zal de aantrekkelijkheid van BBT-functies worden vergroot. Gekoppeld aan het vervullen van vervolgfuncties in de miniloopbaan kan een initieel contract een aantal maal verlengd worden tot de maximale uitstroomleeftijd voor BBT-personeel bereikt is. Ter ondersteuning van dit beleid wordt eveneens gewerkt aan een vacature-informatiesysteem waarin interne vacatures voor BBT-personeel worden bekend gesteld. BBT-personeel kan met behulp van dit systeem en door interne sollicitatie zelf inhoud geven aan een miniloopbaan.
In afwachting van de effecten van maatregelen met een permanent karakter wordt met name bij de Koninklijke landmacht op korte termijn resultaat verwacht van een tweetal maatregelen die ingaan na 1 april 1998 en in beginsel duren tot 1 januari 1999. –
Instromend BBT-personeel, bestemd voor moeilijk te werven functies (voornamelijk gevechtsfuncties en technische functies) waaraan de rang van soldaat of korporaal is verbonden en dat op de datum van indiensttreding jonger is dan vierentwintig jaar, wordt een extra salarisperiodiek toegekend.
–
Instromend BBT-personeel, bestemd voor functies waaraan de rang van soldaat of korporaal is verbonden, wordt ter verbreding van de inzetbaarheid en ter bevordering van de kansen bij terugkeer op de arbeidsmarkt na de initiële opleiding de mogelijkheid geboden een reeks rijlessen voor het personenauto-rijbewijs te volgen en een rijexamen af te leggen. Personeel dat al over dit rijbewijs beschikt, kan motorrijlessen, vrachtwagenrijlessen of een antislipcursus volgen.
Op vele andere terreinen en in samenspraak met overheidsinstanties, uitzendorganisaties en werkgevers wordt gewerkt aan verdere maatregelen die de personeelsvoorziening van de krijgsmacht op korte en langere termijn zeker moeten stellen. Voortdurende aandacht voor alle aspecten van de positie van Defensie op de arbeidsmarkt, onder meer door systematisch onderzoek, blijft noodzakelijk. De Staatssecretaris van Defensie, J. C. Gmelich Meijling.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 X, nr. 46
5