Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
21 501-02
Algemene Raad
Nr. 160
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 22 februari 1996 De algemene commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 25 januari 1996 overleg gevoerd met minister Van Mierlo en staatssecretaris Patijn van Buitenlandse Zaken over de geannoteerde agenda van de Algemene Raad van 29 en 30 januari 1996. Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. De minister deelde vooraf mee dat de Tacis-verordening een A-punt, dus een hamerstuk, is geworden en dat het agendapunt inzake ACS van de voorlopige agenda is geschrapt. Vragen en opmerkingen uit de commissies
1
Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA), Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ter Veer (D66), voorzitter, Ybema (D66), Van Middelkoop (GPV), Leers (CDA), Sipkes (GroenLinks), Van Rooy (CDA), Woltjer (PvdA), ondervoorzitter, Hendriks, Vouˆte-Droste (VVD), Schuurman (CD), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Rouvoet (RPF), Van Waning (D66), Houda (PvdA) en Rehwinkel (PvdA). Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Traa (PvdA), Blaauw (VVD), Verhagen (CDA), Van der Ploeg (PvdA), De Jong (CDA), Deetman (CDA), De Graaf (D66), Van den Berg (SGP), Van der Hoeven (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Hillen (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Boogaard (groep-Nijpels), O. P. G. Vos (VVD), Poppe (SP), Van Heemskerck PillisDuvekot (VVD), Roethof (D66), Crone (PvdA), Verbugt (VVD), Leerkes (Unie 55+), Hoekema (D66), Adelmund (PvdA) en Lilipaly (PvdA).
6K0741 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1996
Mevrouw Van Rooy (CDA) wees op de demissionaire status van de regering van Italie¨, dat de eerste helft van 1996 het voorzitterschap bekleedt, en vroeg of het kabinet daarvan problemen verwacht dan wel ervan uitgaat dat de continuı¨teit op het ambtelijke vlak groot genoeg is om eventuele problemen op te vangen. Het werkprogramma van het voorzitterschap bevat onder meer als hoofdthema «het Europa van de burger», waarbij de veiligheid binnen Europa een prioritaire plaats inneemt. Welke gedachten heeft het Italiaanse voorzitterschap om het dossier Europol uit het slop te halen of welke constructieve gedachten 2
Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Bukman (CDA), voorzitter, Boogaard (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF) en Van den Doel (VVD).
Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), VouˆteDroste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmo¨ller (GroenLinks), Deetman (CDA), Hendriks, Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+) en Bolkestein (VVD).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-02, nr. 160
1
heeft het Nederlandse kabinet het voorzitterschap aangereikt om te voorkomen dat dit dossier bij de volgende top weer moet worden aangehouden? Dat zou de burger bepaald niet meer vertrouwen in Europa geven. Mevrouw Van Rooy veronderstelde dat onder het Italiaanse voorzitterschap in nauwe afstemming met Nederland de conferentie wordt voorbereid die als vervolg op de Euro-mediterrane conferentie van november 1995 in 1997 onder het Nederlandse voorzitterschap zal worden gehouden. Zijn er al gedachten over de plaats waar de vervolgconferentie zal worden gehouden en over de te behandelen thema’s? Over de nieuwe MEDA-verordening bestaat er blijkens de geannoteerde voorlopige agenda vrijwel overeenstemming. Zijn er wat dat betreft nog serieuze problemen? In ieder geval heeft de staatssecretaris eerder gezegd dat de financie¨le controle goed geregeld is. De Euro-Aziatische ontmoeting (ASEM) is in de ogen van mevrouw Van Rooy belangrijk, omdat naar haar gevoel Azie¨ niet die prioriteit op de Europese politieke agenda heeft, die het zou moeten hebben, zeker gegeven de Amerikaans-Aziatische verhoudingen. Nog altijd vormt de door de EU gewenste rol van de ministers van Buitenlandse Zaken een strijdpunt, waardoor de ASEM niet dat rendement oplevert, dat nodig is om de banden met Azie¨ verder aan te halen. Het is de vraag of de EU niet een soortgelijke weg zou moeten bewandelen als de VS met de APEC hebben gedaan door zich te richten op de economische betrekkingen en daarin de buitenlandspolitieke betrekkingen een plaats te geven. Wat Zuid-Afrika betreft, is er sprake van aanvullende onderhandelingsrichtsnoeren voor de overeenkomst inzake handel en samenwerking. Dat is iets anders dan een vrijhandelszone en daar werd naar gestreefd. Hoeveel vrijhandelszones staan er inmiddels op de Europese agenda? Langzaam maar zeker wordt de uitzondering regel. Op 30 januari a.s. zal de tweede Associatie Raad met Tsjechie¨ en Bulgarije worden gehouden. In Bulgarije nemen de voormalige communisten weer een belangrijke plaats in de regering in. Dat geldt ook in Polen en Hongarije, maar in die landen doet dat niet af aan het tempo waarmee het privatiseringsproces wordt doorgevoerd, terwijl dat in Bulgarije wel het geval is. Verdient het geen aanbeveling om Bulgarije erop te wijzen dat het tempo van de omzetting van de economie in een meer marktconforme economie moet worden verhoogd, wil men niet achterop komen bij andere landen in Midden- en Oost-Europa? De heer Houda (PvdA) sloot zich aan bij de vragen over het Italiaanse voorzitterschap. Zijn er nog voorstellen te verwachten over de geı¨ntegreerde economische ruimte? Wat zijn de ambities van het kabinet inzake de in 1997 onder het Nederlandse voorzitterschap te houden Euro-mediterrane conferentie? De conferentie in november 1995 heeft geen concreet programma opgeleverd. De PvdA-fractie is tevreden met de steun van het kabinet aan de Palestijnse verkiezingen en wacht met belangstelling de opstelling van de Palestijnse Raad inzake het vredesproces en de bescherming van de mensenrechten af. Welke beleidsmarges laat het vredesakkoord van Dayton de EU inzake erkenning van de Federale republiek Joegoslavie¨ (FRJ) als een van de opvolgerstaten van de Socialistische federale republiek Joegoslavie¨? Hoe beoordeelt het kabinet de uitvoering van het vredesakkoord door de FRJ en de onder haar verantwoordelijkheid opererende Bosnische Servie¨rs? Kan in een aparte brief nadere informatie worden gegeven over de rol van de EU bij de implementatie van de civiele kant van het vredesakkoord? De positie van EU-onderhandelaar Bildt is blijkens persberichten geen sterke. Zal er op de ASEM op 1 en 2 maart a.s. inhoudelijk worden gesproken over de mensenrechten en de relatie met de handel en investeringen? In
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-02, nr. 160
2
geval van concrete mensenrechtenschendingen in een bepaald land dat relaties met het Westen gewenst acht, moeten volgens de heer Houda van westerse zijde de economische relaties worden gebruikt om naleving van de mensenrechten te bereiken. Zullen op die bijeenkomst substantie¨le zaken worden aangesneden die de aanwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken rechtvaardigen? Al staat de kwestie Tsjetsjenie¨ niet op de agenda, toch wilde de heer Houda graag de mening van het kabinet hieromtrent vernemen. De heer Van Waning (D66) vroeg, onder verwijzing naar de door de minister uitgesproken zorg dienaangaande tijdens het vorige overleg, hoe het staat met de besluitvorming in de Algemene Raad. Hij vergeleek enige agendapunten met gemaakte afspraken tijdens de top in Madrid. Wanneer zal het kabinetsstandpunt verschijnen over het rapport-Westendorp middels IGC-nota 5? De huidige ontwikkelingen inzake voormalig Joegoslavie¨ zijn enerzijds verheugend, maar geven anderzijds zorgen wat de haalbaarheid van verschillende aspecten ervan betreft. De NAVO schijnt al te studeren op een exit strategy voor over een jaar. In tegenstelling tot de militaire aspecten van Dayton zijn de civiele aspecten ervan, ook in EU-kader, nog niet uitvoerig in de Kamer aan de orde geweest. In dit verband wees de heer Van Waning op negatieve kranteberichten over het functioneren van de heer Bildt. De commandant van IFOR heeft gezegd, dat IFOR is bedoeld om de scheidingslijnen te beschermen en niet om als militaire politie interne rust te bewerkstelligen. Hoe staat het met de toegezegde internationale politiemacht en kan die ooit optreden tegen de gewapende militia in Bosnie¨? Zijn Amerikaanse berichten waar, dat IFOR toch kan optreden ten bate van de interne veiligheid en, zo ja, kan IFOR dan ook de plaatsen bewaken waar mogelijke slachtoffers liggen en actief deelnemen aan het opsporen van oorlogsmisdadigers? Tijdens de Europese Raad in Madrid is gesteld dat oorlogsmisdadigers actief zullen worden opgespoord, maar er lijkt op dat stuk nog niet veel te gebeuren. Over het financie¨le kader bestaat kennelijk ook nog geen overeenstemming. Hoe kan van Europese zijde worden voorzien in een kader voor good governance en civic society ter plekke? Volgens een krantebericht heeft de vorige Israe¨lische ambassadeur, de ruggegraat van de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken onderschattend, ten onrechte gedacht via hem het EU-beleid inzake bezoeken aan Orient House te kunnen ondergraven. Wat is ’s ministers oordeel over dit bericht? Is het waar dat inzake de Tacis-verordening steeds meer uitvoerende macht naar de Raad gaat ten detrimente van de Commissie, waardoor nationale belangen er een steeds grotere rol bij gaan spelen? Is het voorts waar dat de EU een bemiddelaar gaat aanstellen in het Cyprus-conflict? Tot slot vroeg de heer Van Waning in hoeverre de mensenrechten nadrukkelijk een plaats krijgen in het kader van de ASEM. De heer Weisglas (VVD) sloot zich wat het voorzitterschap betreft aan bij voorgaande vragen. Aanvullend vroeg hij naar de plannen van het voorzitterschap inzake onderwijs, cultuur en volksgezondheid. Zijns inziens zijn dit onderwerpen waaromtrent het beleid is voorbehouden aan de lidstaten. Wat de civiele component van het probleem voormalig Joegoslavie¨ betreft, verzocht hij om nadere informatie over de besluitvorming tijdens de Ecofin-raad van de vorige dag over de financiering. Tot nu toe is 500 mln. dollar beschikbaar gesteld, waarvan Nederland 10% voor zijn rekening neemt. Zijn er ook andere landen van de EU die proportioneel gezien dermate grote bijdragen leveren? Mocht beantwoording van deze vraag thans niet mogelijk zijn, dan had de heer Weisglas geen bezwaar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-02, nr. 160
3
tegen beantwoording in de al gevraagde brief over voormalig Joegoslavie¨. Begint er enige efficiency te komen in de coo¨rdinatie van alle civiele hulpactiviteiten in voormalig Joegoslavie¨? Wat is de Nederlandse invalshoek in de Algemene Raad wat de Palestijnse verkiezingen betreft? Hoe oordeelt het kabinet over het verloop van de verkiezingen en de politieke gevolgen ervan? De PLO heeft beloofd twee maanden na de verkiezingen haar handvest te veranderen. Wat zijn de verwachtingen van het kabinet daaromtrent? De heer Weisglas herinnerde aan de toezegging van het kabinet om de Kamer in een brief te berichten over de Nederlandse inzet bij de ASEM en over de definitieve agenda. Hij was het ermee eens dat de EU niet een netwerk van vrijhandelsakkoorden over de aardbol moet spannen om niet de wereldwijde gedachten over een bredere vrijhandel te ondermijnen. Toch was hij het ermee eens dat het dossier over een vrijhandelsakkoord met Zuid-Afrika spoedig moet worden afgehandeld. De heer Weisglas had er geen behoefte aan, in te gaan op de bij interruptie gestelde vraag hoe hij dacht over het eerder geciteerde krantebericht over Orient House. Er komt nog een verslag van het bezoek van de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken aan het Midden-Oosten. Bij de bespreking daarvan kan een en ander aan de orde komen. Overigens, de VVD-fractie heeft destijds bij het debat over het bezoek aan Orient House een eigen standpunt bepaald, zonder enig voorafgaand contact met de betrokken oud-diplomaat. Antwoord van de regering De minister had geen inzicht in de Italiaanse situatie, maar verwachtte geen problemen voor het voorzitterschap vanwege de continuı¨teit op bestuurlijk ambtelijk niveau in Italie¨. Bovendien benaderen Italie¨ en Nederland de grote lijnen van Europa al jarenlang op eenzelfde wijze, uiteraard met regionaal bepaalde verschillen. Het Italiaanse voorzitterschap heeft op verzoek van Nederland Europol opgenomen in zijn werkprogramma. In het eerste halfjaar van 1996 zal er een oplossing moeten worden gevonden, al zal die waarschijnlijk leiden tot een opt out van het Verenigd Koninkrijk. Het is inderdaad vrijwel zeker dat de Euro-mediterrane conferentie een vervolg zal krijgen onder het Nederlandse voorzitterschap. Nederland stelt zich op het standpunt dat het aan de mediterrane landen is om voorstellen te doen over de te behandelen onderwerpen. Italie¨ deelt die mening. Enkele landen hebben zich al kandidaat gesteld als gastland voor de conferentie. Syrie¨ wil momenteel geen conferentie in een Arabisch land zolang Israe¨l ook deelneemt. In dat geval zou de conferentie bijvoorbeeld op Malta kunnen worden gehouden. Mocht, waar het naar uitziet, Syrie¨ toch op de een of andere wijze betrokken worden bij het vredesproces in het Midden-Oosten, dan wordt de conferentie mogelijk toch in een Arabisch land gehouden. Het Nederlandse voorzitterschap zal ervoor moeten zorgen dat de conferentie goed verloopt. Aan de hand van door de betrokken landen gedane suggesties zal een agenda worden opgesteld. De MEDA-verordening is vrijwel rond. Alleen het Verenigd Koninkrijk is het er nog niet mee eens. Het was de minister niet bekend dat de EU een bemiddelaar gaat aanstellen inzake het conflict Cyprus. Wel wordt een rapportage verwacht van een Italiaanse fact finding-commissie. Misschien zal die aanleiding zijn tot het aanstellen van een bemiddelaar. Inderdaad heeft de EU een achterstand in de betrekkingen met Azie¨ vergeleken met de VS. Ook vanuit Europa zal de economische insteek een belangrijke zijn. Het Italiaanse voorzitterschap is in onderhandeling met gastland Thailand over de te behandelen onderwerpen en over de hoofdlijnen van de verklaring die de Thaise voorzitter van de conferentie
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-02, nr. 160
4
na afloop zal afleggen. Over een en ander zal na 7 februari a.s. meer bekend zijn. Eerst dan zal de aan de Kamer toegezegde brief kunnen worden geschreven. In reactie op een interruptie stelde de minister, dat hij al enkele keren bij zijn collega’s heeft gepleit voor een economische benadering, zij het dat zijns inziens de ministers van Buitenlandse Zaken aan de conferentie zullen moeten deelnemen of in ieder geval in de buurt zullen moeten zijn om een zekere richting te geven aan de discussie en de agendapunten. In de Aziatische landen heeft men veelal andere opvattingen over ministerie¨le verantwoordelijkheden en taken op het gebied van het buitenlandse beleid. In sommige landen is het buitenlandse beleid over verschillende ministers verdeeld. Gepoogd wordt een tussenoplossing te vinden om toch een vertrouwensgesprek te kunnen houden, bijvoorbeeld door de ministers van Buitenlandse Zaken voorafgaande aan de ontmoeting over enkele agendapunten te laten praten en verder in de buurt te laten blijven. Overigens, het is niet de bedoeling om op die conferentie contracten te sluiten of zo. Mocht het wenselijk blijken dat bewindslieden op economisch of handelsterrein er ook aanwezig zijn, dan zal de staatssecretaris van Economische Zaken worden uitgenodigd om mee te gaan. Voorkomen moet worden dat er over het al dan niet aanwezig zijn van de ministers van Buitenlandse Zaken een allesoverheersende controverse ontstaat. Tegen de tijd dat de toegezegde brief zal worden geschreven, zal er wel meer duidelijk zijn. Het is de bedoeling Azie¨ en Europa dichter bij elkaar te krijgen. Van Europese zijde zal worden getracht het onderwerp «mensenrechten» zo effectief mogelijk aan de orde te krijgen tijdens de ASEM. De minister was van oordeel dat dit altijd in dergelijke contacten moet gebeuren, maar dat daarvoor geen eenvormige methode aan te geven is. Immers, Europa kan deze landen met inmiddels een bewuste cultuur en een sterke economie moeilijk de wet en de aan te houden maatstaven voorschrijven. De minister was het ermee eens dat het interessant wordt om te weten hoeveel vrijhandelszones door Europa worden gecree¨erd en welk effect dat heeft. Frankrijk wil nog geen mandaat geven voor de onderhandelingen met Zuid-Afrika over een vrijhandelszone voordat er een studie is uitgevoerd naar de effecten van die zones. Ook het Nederlandse kabinet is geporteerd voor die studie, maar wil tevens de onderhandelingen met Zuid-Afrika niet laten vertragen door die studie. De minister vond het niet juist om als Europa een lijst van uitzonderingsprodukten op te stellen, maar gebeurt dat toch, dan zullen alle landen er op dezelfde wijze van moeten «profiteren» en zullen ook snijbloemen, appels en peren daarop moeten voorkomen. Naar aanleiding van een interruptie merkte de minister op dat de WEU mede op verzoek van de Europese Raad ondersteuning geeft aan het streven van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE) om te komen tot regionalisering en maximalisering van vredeshandhavingscapaciteit. In principe is daar heel Afrika, dus ook Zuid-Afrika, bij betrokken. Het is aan de OAE om te bepalen welke rol Zuid-Afrika daarin krijgt. Dit alles speelt evenwel geen enkele rol bij het mandaat voor een handelsassociatie met Zuid-Afrika. Nederland stimuleert dat er in de IGC ook aandacht wordt besteed aan de manier waarop de Raad met zijn agenda omgaat en z’n besprekingen voert. Dat geldt ook voor andere organen. Alles lijkt een uitwisseling van voorbereide statements te worden, waardoor de communicatie verstart. Het zou al heel wat zijn als de andere landen ook bereid zijn om aan dit onderwerp sui generis aandacht te besteden. De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van de voorstellen die in dat kader worden gedaan. De minister sprak de hoop uit dat Bulgarije zich zo snel mogelijk gereed maakt om de toetreding aan te kunnen en daartoe naar de ontwikkelingen in andere Oosteuropese landen zal kijken. Het proces is zo opgezet dat landen die er eerder klaar voor zijn, ook eerder kunnen toetreden. Tijdens de Algemene Raad zal het ItaIiaanse voorzitterschap invulling
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-02, nr. 160
5
geven aan de hoofdlijnen van zijn werkprogramma. De minister was ook benieuwd naar de voorstellen in het kader van het thema «het Europa van de burger» en zegde toe de Kamer hierover te zullen informeren. Het al dan niet erkennen van de FRJ als een van de opvolgerstaten van de Socialistische federatieve republiek Joegoslavie¨ is misschien wel het belangrijkste agendapunt van de Algemene Raad. In Madrid hebben de ministers van Buitenlandse Zaken er langdurig over gesproken. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn ervoor. Duitsland, Nederland en andere landen hadden reserves. De minister zei te hebben gesteld, dat die erkenning zou kunnen worden gekoppeld aan de mate waarin Servie¨ bereid is mee te werken aan het opsporen van oorlogsmisdadigers. Duitsland wenst erkenning door Servie¨ van Macedonie¨ als een van de belangrijkste randvoorwaarden voor erkenning van de FRJ te zien. Nederland steunt Duitsland daarin. De minister was persoonlijk van oordeel dat grote terughoudendheid moet worden betracht bij het heropenen van de besprekingen over handelsakkoorden en dergelijke. Over dit punt zal overigens nog niet tijdens de komende Raad worden beslist. Kort geleden heeft de heer Bildt in de NAVO een verklaring afgelegd over zijn werk; een verklaring waarover men zeer tevreden was. Hij heeft met veel gecompliceerder problemen te maken dan de IFOR waarmee hij voortdurend wordt vergeleken. Zo gauw het kabinet over voldoende helder inzicht in de feiten beschikt, zal het de Kamer hierover informeren. Dat geldt onder meer voor de kwestie van het instellen van een kader voor vrije en eerlijke verkiezingen in Bosnie¨ en voor de verdeling van de kosten van de hele operatie in Bosnie¨. De fund raising voor voormalig Joegoslavie¨ is nog in volle gang. De minister zei vervolgens dat zijn collega van Defensie en hij overwegen het kabinet voor te stellen om te gaan deelnemen aan de internationale politiemacht, maar dat nog enkele punten inzake de bewapening moeten worden uitgewerkt. IFOR bewaakt wel, maar spoort niet op. Ook de internationale politiemacht heeft niet de opdracht om oorlogsmisdadigers op te sporen. De opdracht is: opleiden en begeleiden. Het is de taak van de lokale politie om (oorlogs)misdadigers op te sporen. De internationale politiemacht zal daarbij wel behulpzaam zijn. IFOR zal vermoede massagraven bewaken om te voorkomen dat bewijsmateriaal verdwijnt. IFOR is er om het in militaire zin mogelijk te maken, het akkoord van Dayton uit te voeren en niet om de taken van de verdragspartijen over te nemen. De minister memoreerde voorts de verklaring van de EU van 20 en 21 januari jl. over Tsjetsjenie¨. Misschien komt dit punt nog aan de orde in de Algemene Raad. Gewezen op een motie van het Europees Parlement waarin de Raad en de Commissie onder meer wordt verzocht als bemiddelaars op te treden in het conflict, stelde de minister dat als de Raad in dat conflict een nuttige functie kan vervullen en partijen bij elkaar kan brengen, hij dit niet zal nalaten. De minister betwijfelde evenwel of de EU op dit moment iets effectiefs kan doen. Hij stelde vast dat wel meer mensen zich in zijn ruggegraat vergissen. De bewindsman beaamde dat er wat de uitvoeringsmodaliteiten van de Tacis-verordening betreft, sprake is van een touwtrekken tussen Commissie en Raad. Het lijkt van belang de slagkracht waarmee kan worden gewerkt voorop te stellen. De minister had het gevoel dat de Palestijnse verkiezingen optimaal zijn verlopen en dat Europa daarbij een goede rol heeft gespeeld. Hij beaamde dat bij de PLO is aangedrongen op een verandering van het handvest binnen twee maanden. Hij had het gevoel dat men zich bij de PLO zeer van die noodzaak bewust is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-02, nr. 160
6
De staatssecretaris had niets aan het voorgaande toe te voegen. De voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken, Ter Veer De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Bukman De griffier van de algemene commissie voor Europese Zaken, Teunissen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-02, nr. 160
7