Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1991-1992
22 300 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk X (Ministerie van Defensie) voor het jaar 1992
Nr. 77
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG
Vastgesteld 12 mei 1992 De vaste Commissie voor defensie' heeft op 19 februari 1992 mondeling overleg gevoerd met de minister van Defensie over de bevei– liging van mïlitaire objecten, aan de hand van de brief van de minister van 18 februari 1992 (kamerstuk 22 300, X, nr. 55). Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Stemerdink (PvdA), Gualthèrie van Weezel (CDA), Frinking (CDA) ondervoor– zitter, Buurmeijer (PvdA), Mateman (CDA), Van Houwelingen (CDA), Blaauw (VVD) voorzitter, Van Vlijmen (CDA), Leerling (RPF), Korthals (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA), Vos (PvdA), Janmaat (Centrumdemocraten), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), J. H. van den Berg (PvdA), Ter Veer (D66), Achttienribbe– Buijs (PvdA), Koffeman (CDA), M. Zijlstra (PvdA), Valk (PvdA), Hillen (CDA) en Sipkes (Groen Links). Plv leden: Huys (PvdA), Van der Linden (CDA), Aarts (CDA), Quint Maagdenberg (PvdA), De Graaf (CDA), Esselink (CDA), Dees (VVD), De Hoop Scheffer (CDA). Van Dis (SGP), Van Hoof (VVD), Weisglas (VVD), Janmaat-Abee (CDA), Melkert (PvdA), Tommel (D66), Schoots (PvdA), E. Van Middelkoop (GPV), Schimmel (066), Vacature PvdA, Krajenbrink (CDA), Lonink (PvdA), Witkamp-Ockels (PvdA), Paulis (CDA) en Beckers-de Bruijn (Groen Links)
De heer Valk (PvdA) vond de vernielingen van helikopters op het vliegveld Deelen ronduit verbijsterend. Tot nu toe kon nog worden gezegd dat dergelijke aanslagen on-Nederlands zijn, maar helaas is nu ook in Nederland sprake van toenemende gewelddadigheden op dit vlak. Een afdoende beveiliging daartegen is onmogelijk. Een dergelijke bevei– liging kan alleen worden bereikt door op iedere 100 meter twee wachten neer te zetten, hetgeen in totaal de inzet van 50 000 mensen zou vergen. Dat is om fysieke en financiële redenen ondenkbaar. Dit neemt niet weg dat vooral vitale onderdelen en kostbaar materieel zo goed mogelijk beveiligd moeten worden. Bij helikopters geldt trouwens nog specifiek dat sabotage mensenlevens in gevaar kan brengen. Het leek hem dan ook noodzakelijk dat wordt bezien welke strategische, vitale of kostbare objecten voor een meer intensieve beveiliging in aanmerking komen. Voor verbetering van de beveiliging in de periode 1989/1993 is indertijd f 147 miljoen uitgetrokken. Hoeveel daarvan is al besteed en voor welk bedrag staat al een bestemming vast? Hij meende dat vooral verder moet worden gewerkt aan elektronische beveiliging, zeker bij vitale en kostbare objecten. Daarnaast gingen zijn gedachten uit naar intensiever patrouilleren. Wel dienen dienstplichtigen volledig opgeleid en geïnstrueerd te worden, alvorens hen in te zetten voor beveiligings– taken. Situaties waarin dienstplichtigen al enkele dagen nadat ze zijn opgekomen, wachtdiensten moeten draaien (hetgeen zich volgens een krantebericht in een kazerne in Veldhoven voordoet) moeten worden vermeden. Ten slotte onderschreef hij de afwijzing door de minister van de suggestie om particuliere bewakingsdiensten in te zetten. Ook hij zag
213047F ISSN 0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1992
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 X, nr. 77
1
niet in waarom dit soort diensten tot een betere beveiliging zouden kunnen komen dan de krijgsmacht zelf. Mevrouw Van Heemskerck Pillis-Duvekot (WD) herinnerde eraan dat al vanaf 1984 door haar fractie aandacht is gevraagd voor beveiliging van militaire objecten en in 1988 is gevraagd om een integraal plan van aanpak. In juli 1989 is inderdaad een notitie verschenen waarin een extra bedrag van f 147 miljoen voor beveiliging en een handboek voor elektro– nische beveiliging werden genoemd. Na grondige weging van de risico's, aldus deze notitie, zal medio 1990 nader worden gerapporteerd. Hierna is het echter stil geworden rond dit onderwerp, totdat legio aanslagen plaatsvonden. Zelfs hebben onlangs betrokkenen in de media aange– kondigd dat er nog meer aanslagen verwacht kunnen worden, en heeft de heer Koning vanuit de gevangenis de ruimte gekregen om in een radio-uitzending de aanslagen toe te juichen. Er is nu de brief van 18 februari jl., maar mevrouw Van Heemskerck vond deze buitengewoon teleurstellend. Er wordt immers geen risico– afweging gemaakt en er worden geen concrete plannen aangekondigd. Zij meende dat het langzamerhand de hoogste tijd wordt om een concreet integraal beveiligingsplan op tafeï te krijgen. Wat is er nu al gerealiseerd aan elektronische beveiliging? Uiteraard kan een 100% beveiliging nooit worden bereikt, maar op de televisie is getoond hoe simpel het is om toegang te verkrijgen tot de vliegbasis Deelen. Bovendien is daar nu voor ongeveer f 20 miljoen vernield. Dan is het toch lonend om geld uit te geven aan elektronische beveiliging? Zij vroeg een nadere toelichting op de zin in de brief van 18 februari dat steeds meer gespecialiseerd personeel wordt ingeschakeld voor bewaking. De manier waarop de marine te werk is gegaan, vond zij uitstekend: daar is de bewakingsfunctie vrijwel geheel overgenomen door personeel van het Marine Beveiligings Korps. Zij drong erop aan dat ook andere krijgsmachtonderdelen overgegaan tot de opbouw van een gespecialiseerd bewakingskorps met goed getraind personeel. Op zichzelf had haar natuurlijk haar instemming dat bij de luchtmacht het aantal hondengeleiders met 45 is uitgebreid, maar anderzijds is verleden jaar in verband met bezuinigingen afgezien van een voorgenomen uitbreiding met 160 man bewakingspersoneel. De passage in de brief over het aantrekken van enkele honderden jongeren boven de sterkte voor het uitvoeren van bewakingsdiensten begreep zij niet goed, gezien de bezuinigingsdoelstelling van 35% voor het personeelsbestand van Defensie. Er is dan toch meer dan voldoende personeel beschikbaar dat opgeleid kan worden voor beveiligingstaken? Een bijkomend voordeel is dat dit personeel al een militaire basistraining heeft gehad en dat het screeningsonderzoek achterwege kan blijven. Daarnaast vroeg zij in dit verband nog een toelichting op de zin in de brief over aanschaffing van verbindingsmiddelen en voertuigen en verbetering van wachtlocaties en alarmcentrales. In de praktijk valt daar nog niets van te merken. Ook zij had begrepen dat in sommige gevallen dienstplichtigen die pas enkele dagen in dienst zijn, wacht moeten lopen, met een wapen zonder patronen in de hand. Zij vond dit volstrekt onverantwoord. Over een dergelijke situatie hoeft, zo meende zij, niet meer te worden nagedacht; daar moet direct een eind aan worden gemaakt. Ook de inzet van dienst– plichtigen na afronding van de eerste elementaire opleiding vond zij zeer twijfelachtig. Deze dienstplichtigen hebben dan immers hoogstens enkele middagen schietles gehad en mogen alleen in duidelijke overmachtsituaties van hun wapen gebruik maken, terwijl bovendien de geweldinstructie onduidelijk is. Nu vanmorgen in De Telegraaf is beschreven hoe gemakkelijk journa– listen erin zijn geslaagd binnen te komen op de vliegbasis Deelen, had zij zich verwonderd over de mededeling in de brief dat inmiddels extra
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 X, nr. 77
maatregelen zijn genomen. Op deze manier komt de geloofwaardigheid van Defensie in het geding. Afrondend drong zij er met klem op aan dat binnen twee maanden een integraal beveiligingsplan op tafel wordt gelegd, met een financiële onderbouwing, dat dienstplichtigen voortaan niet meer op wacht worden gezet, tenzij zij goed zijn getraind en over een duidelijke instructie beschikken en dat bij ieder krijgsmachtonderdeel een gespecialiseerde bewakingsdienst wordt opgezet. Zij had van externe deskundigen begrepen dat de inmiddels door Defensie aangebrachte elektronische beveiligingen beslist niet adequaat zijn en vroeg de minister dan ook bij dit soort deskundigen te rade te gaan. Kennelijk zijn deze beveiligingen gebaseerd op ervaringen uit de jaren zeventig, maar sinds die tijd is er veel veranderd en hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan. Ten slotte vroeg zij de Kamer voortaan ieder halfjaar aan de hand van een voort– gangsrapportage nader te informeren. De heer De Kok (CDA) wees erop dat de laatste jaren de dreiging tegen Defensie zich vooral voordoet in de vorm van agressie op micro– niveau. Ook elders in de maatschappij komt die vorm van agressie meer naar voren, hetgeen bij voorbeeld blijkt uit het vernielen van treinwagons. Dat heeft ook gevolgen voor de aard van de te nemen beveiligingsmaat– regelen, maar hij had de indruk dat deze dreiging op micro-niveau tot nu toe wordt onderschat. Het gaat hier veelal om ideologisch gedrevenen, op het fundamentalistische af, die zich agressief verzetten tegen alles dat met Defensie te maken heeft, ondanks het feit dat de laatste jaren (niet alleen in Nederland, maar in veel landen in de wereld) het defensie– budget sterk wordt ingekrompen en de defensie-industrie moeite heeft het hoofd boven water te houden. Op zichzelf zou dat dit soort mensen moeten verheugen, maar in de praktijk wordt de door hen bedreven agressie alleen maar grimmiger. De heer De Kok meende dan ook dat het in feite gaat om criminelen, of zodanig ideologisch gedrevenen dat ze in feite als ziek moeten worden beschouwd. Uiteraard is een waterdichte beveiliging van 800 kilometer onmogelijk. De maatregelen dienen dan ook te worden toegespitst op de belang– rijkste objecten. Daarbij gingen zijn gedachten niet alleen uit naar elektronische beveiliging, maar ook naar uitbreiding van beveiliging met honden, omdat zo'n beveiliging in de praktijk afschrikwekkend blijkt te werken. Verder zou bezien kunnen worden of misschien overgegaan moet worden tot het onder stroom zetten van hekken rond specifieke gebouwen, bij voorbeeld loodsen met duur materieel. Tot nu toe is zo'n maatregel altijd afgewezen als «niet passend in de Nederlandse samen– leving», maar nu de tijden kennelijk veranderd zijn en zich in toenemende mate incidenten voordoen, dient deze mogelijkheid in ieder geval ter discussie te worden gesteld. Hij was op zichzelf niet tegen wachtlopen door dienstplichtigen, bij voorbeeld aan de poort van een kazerne, maar dienstplichtigen dienen niet te worden ingezet bij de bewaking van belangrijke objecten, zeker niet als ze nog maar enige weken in dienst zijn. Voor die bewaking moet gespecialiseerd personeel worden ingezet, goed getraind en met ervaring. Voor het inzetten van particuliere bewakingsdiensten voelde hij niet; hij zou dat als een zwaktebod van de krijgsmacht beschouwen. In dit verband vroeg hij ook welke criteria worden gehanteerd bij de in de brief genoemde risico-analyse. Hij wist niet goed hoe hij zich moest opstellen tegenover het project om jongeren met een sociale achterstand aan te trekken voor bewakings– diensten. Voor deze jongeren geldt toch hetzelfde als voor dienstplich– tigen die pas kort in dienst zijn? Of is het de bedoeling deze jongeren een langdurige scholing te geven? Als uit nader onderzoek blijkt dat extra geld nodig is, gaf de heer De
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 X, nr. 77
Kok er de voorkeur aan dat dit geld door verschuivingen binnen het huidige budget wordt gevonden. In dit verband vroeg hij overigens nog wat het incident op Deelen heeft gekost en wat de kosten zijn geweest van alle andere incidenten van de afgelopen jaren. De heer Ter Veer (D66) zag de actie op Deelen als een daad van terrorisme en had er geen goed woord voor over. Het is echter mderdaad niet zo gemakkelijk om dergelijke acties te voorkomen, zoals terecht in de brief van 18 februari is aangegeven, vooral door de enorme uitge– strektheid van militaire terreinen en kazernecomplexen. Wel zal zeker bij belangrijke objecten moeten worden gepoogd de beveiliging verder te verbeteren. Het inzetten van particuliere bewakingsdiensten had zijn instemming zeker niet; militairen behoren zelf de bewaking van defensie-objecten te kunnen verzorgen. Verder vond hij het wachtlopen van dienstplichtigen die net zijn opgekomen, in het kader van opleiding en training van dienst– plichtigen helemaal niet onterecht. Wel lijkt het dan beter deze dienst– plichtigen in de beginperiode, zolang zij nog geen degelijke schietop– leiding hebben gekregen, niet te voorzien van een wapen. Overigens heeft de marine kennelijk een andere keuze gemaakt, door de bewakingsfunctie vrijwel geheel te laten uitoefenen door het Marine Beveiligings Korps. Anderzijds geldt juist voor de marine dat daar weinig dienstplichtigen aanwezig zijn. Ten slotte was hij ingenomen met de mededeling in de brief van 18 februari dat programma's ter verbetering van de beveiliging zullen worden opgesteld, in het licht van te maken risico-analyses. Verrassingen zullen ook dan overigens niet uitblijven, zoals onlangs in Deelen is gebleken. Mevrouw Sipkes (Groen Links) vond de brief van de minister adequaat en beheerst. Zij beschouwde de acties als zinloos en impro– duktief en meende dat de plegers ervan vervolgd en bestraft moeten worden. Het beste is uiteraard het voorkomen van dit soort acties, maar in vredestijd zijn er grenzen aan aard en omvang van beveiligingsmaatre– gelen. Het leek haar niet zinvol om een dienstplichtige die nog maar kort geleden is opgekomen, tijdens wachtlopen een wapen te laten dragen. Bovendien had zij de indruk dat dienstplichtigen nogal eens wacht moeten gaan lopen aan het einde van een volledige dienstdag. Daardoor zijn zij 's nachts zo weinig waard dat ze geen partij zijn voor actie– voerders. Bewakingsdiensten dienen dan ook te worden uitgevoerd door goed opgeleide mensen die ook beheerst kunnen reageren. In dit verband was het haar niet duidelijk waarom wordt overgegaan tot het aantrekken van jongeren met een sociale achterstand voor bewakings– diensten. Verder meende zij dat verbetering van de beveiliging vooral binnen Defensie moet worden bereikt. Zij vroeg in dit kader wat wordt bedoeld met de zinsnede over een betere externe coördinatie van de Militaire Inlichtingendienst met de BVD en de CRI. Ten slotte wees zij erop dat niet alleen terreinen van Defensie kennelijk niet goed bewaakt zijn, maar dat ditzelfde het geval is bij gevangenissen. Ook die zijn, zo is enige maanden geleden, blijkbaar gemakkelijk binnen te komen. Wellicht kan dan ook eens een gezamenlijk project van Defensie en Justitie worden opgezet. Antwoord van de minister De minister onderschreef de kwalificatie «verbijsterend» voor de actie op Deelen. Hij beschouwde de plegers van deze actie als ordinaire
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 X, nr. 77
geweldplegers en zeker niet als «vredesactivisten». Deze geuzennaam verdienen zij niet, zo meende hij. Verder vond hij dat de Defensie-organi– satie zich niet moet laten ontregelen door dit soort activiteiten van een zeer kleine groep (enige tientallen); dat zou immers in feite een premie op dit soort activiteiten zetten. Nu stelt de vrije democratische samenleving, zoals Nederland die kent, grenzen aan aard en omvang van beveiligingsmaatregelen in vredestijd. Een absolute beveiliging is dan ook onmogelijk. Daar zouden zelfs nog veel méér mensen voor nodig zijn dan de genoemde 50 000; dit aantal moet met ongeveer zes vermenigvuldigd worden om een 24-uurs bewaking te verkrijgen. Verder zijn er wel middelen die een vrijwel absolute beveiliging waarborgen, zoals elektrificatie van hekken of zelfs het beveiligen met mijnen, maar dergelijke middelen vond hij niet passen in de Nederlandse democratische samenleving. De brief van 18 februari jl. is niet méér dan de weergave van de resul– taten van een snelle tussentijdse toetsing van de beveiligmgsproble– matiek bij Defensie. Meer was ook niet mogelijk op de zeer korte termijn die beschikbaar was. Daarnaast is aan de chef defensiestaf en de diverse bevelhebbers gevraagd tot een grondige kritische herbezinning te komen op de nu geldende maatregelen en procedures, het nu beschikbare materieel en personeel e.d. en daarover liefst vóór 1 maart a.s. te rappor– teren. Aan de hand daarvan zal zo nodig tot bijstellingen en aanscher– pingen worden gekomen. Over de uitkomst van een en ander zal de Kamer worden ingelicht. In dit verband zei de minister aanvullend dat aan de in de notitie van juli 1989 beschreven initiatieven uiteraard uitvoering is gegeven. Het gaat er nu alleen om dat een en ander, naar aanleiding van het incident op Deelen, opnieuw kritisch tegen het licht gehouden moet worden. Er wordt op dit moment al onderscheid gemaakt tussen te beveiligen objecten. Zo geldt bij de landmacht een onderscheid in zes categorieën (A, B en C1 t/m C4), gebaseerd op een risico-analyse waarbij als criteria zijn gehanteerd de gevoeligheid van het object, het belang van het object en de kosten van de beveiliging. Aan de hand van de indeling in een bepaalde categorie wordt vervolgens de aard van de bewaking bepaald, waarbij het kan gaan om een permanente fysieke bewaking, elektro– nische beveiliging (zo zijn nu alle wapenkamers van de landmacht, vallende in categorie C1, elektronisch beveiligd), een bepaalde patrouil– legang e.d. Overigens wordt ook deze indeling in categorieën nu opnieuw kritisch onder de loep genomen. De minister kon met genoegen constateren dat ook de Kamer niet voelt voor het inschakelen van particuliere bewakingsdiensten. Dat legt overigens wel een extra verantwoordelijkheid op de Defensie-organisatie zelf. Op dit moment wordt bezien welke voorwaarden zouden moeten gelden voor het inschakelen van dienstplichtigen bij bewakingsdiensten. Gedacht wordt daarbij aan het gevolgd hebben van de eerste opleiding (twee maanden) en van de opleiding «schutter derde klas». Het stellen van dergelijke voorwaarden zal wel financiële consequenties hebben, want het betekent dat extra burgerpersoneel moet worden aangetrokken voor bewakingsdiensten. Naar schatting gaat het dan om f 15 miljoen per jaar. In het algemeen leek het de bewindsman echter niet nodig om veel extra financiële middelen voor beveiliging uit te trekken. Zijn gedachten gingen eerder uit naar herschikking van relatief beperkte bedragen binnen de begroting, ook al omdat op dit moment reeds een vrij omvangrijk bedrag (globaal ongeveer 5% van de personele uitgaven) besteed wordt aan beveiligmg en bewaking. Overigens is het niet goed doenlijk een precies overzicht te geven van de bedragen voor beveiliging en bewaking, omdat deze over tal van begrotingsposten zijn verspreid. In dit verband merkte hij op dat het bedrag van f 147 miljoen als volgt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 X, nr. 77
is verdeeld: f 37 miljoen voor extra personeel, f 104 miljoen voor infra– structuur en f 6 miljoen voor investeringen in materieel, zoals een alarmeringssysteem voor hondengeleiders, uitbreiding van het aantal portofoons en een geautomatiseerd systeem voor screening van personeel. Ongeveer 54% van het bedrag van f 147 miljoen is bestemd voor de landmacht Een deel van dit bedrag is al besteed, een ander deel moet nog besteed worden, want het programma beslaat de periode 1989/1993. Een aantal bewakingsactiviteiten binnen Defensie wordt verricht door burgerpersoneel. Het project voor jongeren met een sociale achterstand (bedoeld om jongeren in een achterstandssituatie aan een baan te helpen) is ook vooral op die activiteiten gericht Uiteraard dienen deze jongeren eerst een opleiding te volgen. Overigens wees de minister dat een aantal leden van het Marine Beveiügings Korps afkomstig is uit juist deze groep van jongeren. Ten slotte lichtte hij toe dat met verbetering van de externe coördinatie tussen de Militaire Inlichtingendienst enerzijds en de BVD en de CRI anderzijds wordt beoogd voortaan in een zo vroeg mogelijk stadium signalen van de BVD en de CRI te verkrijgen over een op handen zijnde actie. Discussie in tweede termijn De heer Valk (PvdA) wees erop dat de reportage in De Telegraaf van vanmorgen nog niets zegt over de beveiliging van vitale objecten. In deze reportage wordt immers alleen beschreven dat enkele journalisten het terrein van het vliegveld Deelen hebben kunnen betreden. Verder beklemtoonde hij nogmaals dat dienstplichtigen pas voor bewakingsacti– viteiten dienen te worden ingezet wanneer zij daar goed voor getraind en opgeleid zijn. Het goed kunnen schieten is daarvoor nog niet voldoende; een goede schutter hoeft immers nog niet automatisch een goede bewaker te zijn. Ten slotte onderschreef hij de opmerking van de minister dat zo nodig extra financiële middelen voor een betere beveiliging op tafel moeten komen, te verkrijgen door herschikking binnen de begroting. Mevrouw Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD) had, ondanks de beantwoording, nog steeds de indruk dat Defensie tot voor kort de noodzaak van een goede beveiliging onvoldoende heeft onderkend. Omdat de notitie van juli 1989 vertrouwelijk is, kon zij daar nu niet verder op ingaan, maar zij vroeg de minister wel binnenkort een nieuwe notitie uit te brengen waarin wordt geschetst op welke wijze aan de aanbeve– lingen van de notitie van juli 1989 gevolg is gegeven. Daarnaast drong zij aan op een rapportage over alle aspecten die aan het inzetten van dienst– plichtigen voor bewakingsactiviteiten zijn verbonden. Overigens wachtte zij de toegezegde rapportage na 1 maart a.s. af, waarbij zij ervan uitging dat spoedig na het uitbrengen van die rapportage opnieuw overleg met de minister zal plaatsvinden. De heer De Kok (CDA) was, gehoord de beantwoording, zeer te spreken over het project voor jongeren met een sociale achterstand. Op deze manier verkrijgen deze jongeren in ieder geval enige werkervaring, waardoor zij uit de vicieuze cirkel kunnen komen waar zij nu vaak in zitten. Hij dacht hierbij overigens niet zozeer aan het laten verrichten van bewakingstaken door deze jongeren, maar meer aan taken in de sfeer van toezicht en controle. Verder vroeg hij nog hoe in de toekomst, indien wordt besloten dienst– plichtigen die hun eerste opleiding nog niet hebben afgerond niet meer voor bewakingsdiensten in te zetten, de bewaking zal worden verzorgd van militaire complexen waar die eerste militaire vorming plaatsvindt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 X, nr. 77
Ten slotte beklemtoonde hij nogmaals het grote belang van een goede beveiliging van vitale objecten, zoals hangars met duur materieel, in het bijzonder met behulp van elektronische middelen. De heer Ter Veer (D66) meende dat er in de praktijk niet aan te ontkomen valt om dienstplichtigen die pas zijn opgekomen, toch in te zetten voor bewakingsactiviteiten, zeker bij opleidingscomplexen. Bovendien vond hij dit niet onterecht in het kader van opleiding en training van dienstplichtigen. Wel zal er dan in het algemeen voor gezorgd moeten worden dat een dienstplichtige die pas in dienst is, bij de bewakingstaak wordt bijgestaan door een al langer in dienst zijnde dienstplichtige. Overigens blijft er in dat geval nog wel de vraag of een dienstplichtige die een bewakingstaak uitvoert, altijd een wapen bij zich moet hebben. Wellicht moet ervoor worden gekozen om hem pas in een later stadium, als hij beter opgeleid is, een wapen te laten dragen. De minister wees erop dat het niets bijzonders is dat burgers (in dit geval dan journalisten van De Telegraaf) Defensie-complexen betreden. Deze complexen worden dagelijks door duizenden burgers bezocht, bij voorbeeld voor het gebruik maken van sportfaciliteiten. De vraag is uiteraard of deze bezoekers ook in staat zijn vitale objecten binnen te komen, bij voorbeeld hangars met helikopters, ondanks de op dat vlak genomen maatregelen. Die proef op de som is kennelijk niet door de bedoelde journalisten genomen. De voorzitter van de commissie, Blaauw De griff ier van de commissie, Tielens-Tripels
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 X, nr. 77