Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1977-1978
14417
Nota uitgangspunten voor een beleid inzake de hulpverlening aan drugverslaafden
Nr.9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage7juni 1978 Tijdens de openbare vergadering op 10 april 1978 van de vaste Commissie voor Justitie over de Nota Beleidsvraagstukken gevangeniswezen, heb ikgezegd tijdens de openbare commissievergadering op 12 juni 1978 over de no ta uitgangspunten voor een beleid inzake de hulpverlening aan drugverslaafden nadere mededelingen te kunnen doen over een voorziening voor de opvang van probleemgevallen in Amsterdam en Rotterdam. Het lijkt mij goed ten behoeve van laatstgenoemde commissievergadering u mijn beleidsvoornemens ter zake tevoren schriftelijk voor te leggen, waartoe ik u bijgevoegd stuk over een experiment opvang van drugverslaafde gedetineerden zend. De Staatssecretaris van Justitie, E. A. Haars
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 14417, nr. 9
1
EXPERIMENT OPVANG VAN DRUGVERSLAAFDE GEDETINEERDEN 1. Inleiding In de nota van de Interdepartementale Stuurgroep Drugbeleid over de situatie der zwaar verslaafden, die inmiddels aan de Tweede Kamer van de Staten-Generaal is aangeboden, wordt een belangrijk deel gewijd aan justitiële voorzieningen. Daarin wordt een richting aangegeven voor een verantwoorde opvang van drugverslaafde gedetineerden, waar mogelijk in samenwerking met de extra-murale hulpverlening. In het onderstaande wordt een voorgenomen experiment omschreven dat als eerste stap in deze richting kan dienen. Centraal bij dit experiment staat de gedachte, dat niet alleen de problemen in de penitentiaire inrichting zelf meer aandacht behoeven, maar dat ook vanaf het begin van de detentie de aandacht intensief dient te worden gericht op de hulpverlening na invrijheidstelling. Voorwaarde voor continuïteit in de hulpverlening is de wederzijdse wil van de penitentiaire functionarissen en van de bij de externe hulpverlening betrokken functionarissen om, met behoud van hun eigen verantwoordelijkheid, op veelal intensieve wijze samen te werken. Deze bereidheid bestaat in ieder geval bij degenen die bij de mogelijke proefvelden, t.w. het huis van bewaring II te Amsterdam en het huis van bewaring te Rotterdam een centrale rol zullen vervullen, zoals gebleken is uit het overleg met de directies van deze inrichtingen en met de Consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs (CAD) ter plaatse. Goede wil is echter niet voldoende; de samenwerking zal ook duidelijk gestructureerd dienen plaats te vinden. Dit geldt voor elk van de drie fasen die in het experiment zijn te onderscheiden en waarop hieronder afzonderlijk wordt ingegaan, t.w. - de eerste opvang in een speciale afdeling voor verslaafden van het huis van bewaring (§2); - het verdere verblijf in het huis van bewaring temidden van andere gedetineerden (§3); - de invrijheidstelling (§4); Een voorwaarde voor het slagen van het experiment is voorts, dat de opvang na invrijheidstelling daadwerkelijk als sluitstuk van de hulpverlening kan functioneren. Ook al dient de illusie voorkomen te worden, dat het, in de Amerikaanse literatuur zo genoemde draaideur-effect bij zwaar verslaafden (verslaving -» crimineel gedrag -> contact met justitie) in belangrijke mate teruggedrongen kan worden, het thans veelal ontbreken van adequate, vooral residentiële opvangmogelijkheden na invrijheidstelling bevordert dit effect stellig. Ook maakt dit tekort, dat de mogelijkheden die het stafrecht reeds kent - voorwaardelijke sepot, schorsing van de voorlopige hechtenis, al dan niet gepaard gaande met uitstel van vonniswijzing, voorwaardelijke veroordeling-grotendeels theoretisch moeten blijven. De uitbouw van de faciliteiten in de vrije maatschappij zal ook de aanzuigende werking helpen voorkomen die van een goede opvangmogelijkheid binnen het gevangeniswezen zal kunnen uitgaan. In dit verband zij nog eens duidelijk gesteld, dat de preventieve hechtenis niet voor oneigenlijke doeleinden - i.c. bij voorbeeld het geven van een aanzet voor een behandeling van een verslaafde die een delict heeft gepleegd waarvoor anders geen prefentieve hechtenis bevolen zou worden - gebruikt mag worden. Het ligt in de bedoeling het experiment zo spoedig mogelijk in te stellen. De intensieve, feitelijke voorbereiding en de behoefte om bij een zo complexe materie als de onderhavige voorzichtig te beginnen, vragen, naast de financiële uitzichten, om een beperkte omvang van het experiment, zowel naar het aantal inrichtingen als naar de opzet daarbinnen.
Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 14417, nr. 9
2
Dat de keuze in beginsel is gevallen op de genoemde inrichtingen te Rotterdam en Amsterdam vindt zijn verklaring in de intensiteit van de drugsproblematiek aldaar en in de relatief gunstige gebouwelijke situatie; voor het huis van bewaring II te Amsterdam geldt nog, dat dit een jeugdinrichting is. Overwogen wordt overigens ook de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Amsterdam bij het experiment te betrekken; of dit reeds vanaf het begin praktisch uitvoerbaar zal zijn, dient nog nader te worden bezien. Tijdens het experiment zullen zich ongetwijfeld knelpunten voordoen. Het zal dan ook nodig zijn zorg te dragen voor een goede evaluatie; bezinning is nog gaande over de wijze waarop deze het best kan geschieden. 2. De eerste opvang in een speciale afdeling Het voornemen is om in het huis van bewaring II te Amsterdam en in het huis van bewaring te Rotterdam iedereen afdeling met maximum 12 plaatsen speciaal te bestemmen voor de eerste opvang van zwaar verslaafde preventief gehechten afkomstig uit deze arrondissementen. In een periode van in principe maximaal 14 dagen zal aldaar bezien worden welke medisch-sociale begeleiding voor deze gedetineerden in aanmerking komt. Deze begeleiding zal niet op zich zelf staan, maar ingepast moeten worden in een hulpverleningsplan, dat zich tot na de detentie uitstrekt. De verantwoordelijkheid voor de plaatsing in en de opvang binnen de afdeling berust bij de directeur; deze zal daartoe moeten worden terzijde gestaan door een multidisciplinair samengesteld team. Ten behoeve van de continuïteit in het hulpverleningsplan zal van meetaf aan de externe hulpverlening bij het overleg betrokken worden. Dit overleg zal heel duidelijk gestructureerd moeten plaatsvinden, ten einde een optimale wederzijdse inbreng, met behoud van de verantwoordelijkheden, bij het opstellen van het plan te waarborgen. Eén van de vragen die zich reeds aanstonds voordoen is, op welke wijze een detoxificatieproces moet worden ingezet. Bij beslissingen ter zake zal van belang zijn de aard van een reeds bestaand en/of na de detentie voort te zetten hulpverleningsprogramma. Afgewezen wordt de beslissing uitsluitend aan de verslaafde over te laten; wel zal het plan in overleg met de verslaafde moeten worden opgesteld. De moeilijkheid wordt onderkend om in een en dezelfde afdeling detoxificatie en methadononderhoud naast elkaar te laten bestaan. Bij voorbaat dient echter niet het uitgangspunt te zijn, dat een verslaafde voor wie een onderhoudsbehandeling is geïndiceerd, buiten de afdeling moet blijven. Het is aan het team om de diagnose te stellen, leidend tot opname in de afdeling en de opvang aldaar, welke op gedifferentieerde wijze moet kunnen plaatsvinden. Een duidelijk gestructureerd overleg vraagt ook om coördinatie van de inbreng van de externe hulpverlening. De hiervoor in aanmerking komende instelling is het CAD, van waaruit in het kader van het op te stellen plan ook met andere instellingen de contacten gelegd en onderhouden moeten worden; vertegenwoordigers van deze instellingen moeten wel bij het overleg met het team in de afdeling ad hoc betrokken kunnen worden. Bij deze coördinerende taak van het CAD, past ook, waneer gewenst, contact met de politie. Het beleid met betrekking tot de opvang van inverzekeringgestelde verslaafden is zeer lokaal bepaald. Voor een adequate opvang in de drugsafdeling in het huis van bewaring is het zeer gewenst om althans geïnformeerd te worden over de opvang van de individuele verslaafde op het politiebureau. In het kader van het experiment zal bezien worden of een schriftelijke rapportage hierover gerealiseerd kan worden. Een reeds in gang gezette inventarisatie van de verschillende wijzen, waarop voorzieningen voor drugsverslaafden op de politiebureaus zijn georganiseerd, zal voortgezet worden. Over de personele consequenties van de drugsafdeling zij het volgende opgemerkt. De aandacht die zwaarverslaafde gedetineerden met name in de eerste periode van hun verblijf in een huis van bewaring behoeven, vraagt om
Tweede Kamer, zitting 1977-1978,14417, nr. 9
3
een begeleiding gedurende 24 uur per etmaal. In de afdeling zullen overdag m i n i m a a l t w e e en 's nachts één m a n speciaal geselecteerd executief personeel, zo mogelijk na v e r l o o p van tijd r o u l e r e n d , v o o r de verzorgende taken aanwezig m o e t e n zijn. Daarnaast dient c o n t i n u v e r p l e e g k u n d i g e hulp aanwezig te zijn, w a a r o p ook de bewaarders kunnen t e r u g v a l l e n . De staf dient te f u n c t i o n e r e n v o o r de o p v a n g van de gedetineerden e n de begeleiding van het personeel. In dit multidisciplinaire t e a m hebben arts en psychiater - het is g e w e n s t de laatste half-time aan de drugsafdeling te v e r b i n d e n - hun eigen v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d , w a a r b i j zij zich w e l dienen o p e n te stellen v o o r het eerder in deze paragraaf bedoelde overleg. Aan de v o o r l i c h t i n g van het personeel over de d r u g s p r o b l e m a t i e k zal bijzondere aandacht w o r d e n besteed. Ter zake zij verwezen naar § 5. Het expe r i m e n t heeft eveneens - vide ook de v o l g e n d e paragrafen - personele consequenties v o o r de CAD's. Het w e r k e n m e t de moeilijke verslaafden in de huizen v a n b e w a r i n g zal hoge eisen stellen aan de f u n c t i o n a r i s s e n ; zij zullen v o o r t s o o g moeten hebben voor de justitiële aspecten die een verblijf in het huis v a n b e w a r i n g met zich brengt. De vereiste k u n d i g h e d e n zullen gedeeltelijk bij een noodzakelijk geachte inservice-training aangeleerd dienen te w o r d e n . De aan het CAD te v e r b i n d e n c o ö r d i n a t o r zal in ieder geval reeds op sociaal-psychiatrisch gebied ingevoerd m o e t e n zijn. 3. Het verdere verblijf in het huis van bewaring Mogelijk kunnen de intensieve bemoeienissen tijdens het verblijf in de d r u g s a f d e l i n g reeds leiden tot een alternatief v o o r de preventieve hechtenis. In het merendeel der gevallen zal echter naar v e r w a c h t m a g w o r d e n , ook op g r o n d van de zwaarte der gepleegde delicten, niet tot schorsing of opheffing van de preventieve hechtenis w o r d e n overgegaan. Ook na de eerste, m o e i lijkste periode zal de verdere o p v a n g in het huis v a n b e w a r i n g bijzondere zorg beheoven v o o r de continuïteit in het h u l p v e r l e n i n g s p l a n ; het zal daarbij vaak geen eenvoudige zaak zijn betrokkenen bij een langer durende detentie v o o r dit plan g e m o t i v e e r d te h o u d e n . De vraag is of dit beter mogelijk zou zijn d o o r hen van de andere gedetineerden afgezonderd te h o u d e n . Hoe dit ook zij, de beperkte, v o o r alle betrokkenen reeds veeleisende opzet van het e x p e r i m e n t verzet zich thans tegen een concentratie van de zwaar verslaafden na de eerste o p v a n g gedurende de o n t g i f t i n g s p e r i o d e . Het zwaartepunt van een gericht en intensief h u l p a a n b o d zal in deze fase bij het CAD berusten. Het ligt v o o r de hand dit vooral te richten o p de individuele problematiek; ook groepsgesprekken liggen echter in het v o o r n e m e n . Het overleg tussen de inrichting en het CAD en de afspraken over de activiteiten van dit bureau in het huis van b e w a r i n g zullen duidelijk gestructureerd moeten w o r d e n . De aandacht m a g zich niet alleen richten op degenen die uit de drugsafdeling afkomstig zijn. Ook andere gedetineerden met drugsproblematiek - bij v o o r b e e l d niet «zwaar» genoeg v o o r de d r u g s a f d e l i n g , maar met een w e i licht veel beter uitzicht o p behandeling - verdienen deze aandacht. Ten slotte is er ook in deze fase behoefte aan v o o r l i c h t i n g , niet alleen van het personeel, maar ook van mede-gedetineerden (zie § 5). 4. De invrijheidsstelling De belangrijkste conclusie over het sluitstuk van een gesloten systeem van h u l p v e r l e n i n g , t.w. de o p v a n g na invrijheidsstelling, m o e t helaas kort zijn: thans ontbreken grotendeels de faciliteiten i n d e vrije maatschappij o m deze moeilijkste categorie drugsverslaafden adequate, genuanceerde hulp aan te bieden. Dit geldt vooral v o o r de residentiële o p v a n g m o g e l i j k h e d e n , die veelal v o o r de zwaar verslaafde o n m i d d e l l i j k nè zijn invrijheidsstelling d r i n g e n d nodig zouden zijn. In het interdepartementale overleg zal intensief overleg gepleegd m o e t e n w o r d e n over verbetering v a n deze situatie.
Tweede Kamer, zitting 1977-1978, 14417, nr. 9
4
Het voorhanden zijn van een duidelijk, zinnig plan werkt ten zeerste stimulerend op degenen die bij de hulpverlening van verslaafde (ex)gedetineerden betrokken zijn, niet in de laatste plaats bij het organiseren van de opvang onmiddellijk na de invrijheidsstelling. De verre van optimale situatie mag intussen niet verhinderen, dat, in principe letterlijk «aan de poort» van het huis van bewaring, voor opvang wordt zorggedragen. De invrijheidsstelling betekent voor de verslaafde meestal opnieuw een crisis, waarin hij zorgvuldige begeleiding behoeft. Zoveel mogelijk dienen over deze opvang aan de poort al ruim te voren afspraken gemaakt te worden. Ook hier komt aan het CAD de coördinerende rol toe. Er zullen zich situaties blijven voordoen, waarin de invrijheidsstelling op een onverwacht moment valt. Bezien zal worden, in samenwerking met het Openbaar Ministerie, hoe dit zoveel mogelijk te voorkomen is. De CAD's te Amsterdam en Rotterdam zullen zich in het kader van het experiment beraden op een regeling, die in acute problemen rond de opvang direct na invrijheidsstelling voorziet. Wanneer een verslaafde op grond van justitiële voorwaarden in een inrichting ter behandeling is opgenomen, mag gevraagd worden, - in de praktijk gebeurt dit ook al - dat de verantwoordelijke autoriteiten op de hoogte gebracht worden van overtreding van die voorwaarden, m.n. bestaande uit het zich onttrekken aan de behandeling. Het kan dan onvermijdelijk zijn de verslaafde (wederom) in het huis van bewaring in te sluiten. Nadere uitwerking vraagt tenslotte de (overdracht van de) begeleiding en opvang na invrijheidsstelling van in het kader van het experiment begeleide verslaafden, die na veroordeling tot een langere straf in een gevangenis worden geplaatst. 5. Drugsvoorlichting in de bij het experiment betrokken huizen van bewaring Uitgangspunt bij de voorlichting (en training) van bewaarders en ander inrichtingspersoneel is de constatering dat een juiste bejegening van drugsverslaafden en het scheppen van een klimaat waarin hulpverlening tot haar recht kan komen, pas optimaal mogelijk is wanneer het inrichtingspersoneel een goed en zo volledig mogelijk inzicht heeft in de aard en achtergronden van de verslavingsproblematiek. Voorlichting aan niet-verslaafde, maar ook aan verslaafde gedetineerden is gewenst in het kader van primaire en secundaire preventie. Deze voorlichting dient plaats te vinden binnen het raam van een totaalplan voorlichting waarin ook de voorlichting aan politiefunctionarissen een plaats heeft. Voor dit totaalplan is een eerste aanzet in samenspraak met de Federatie van Instellingen voor Alcohol en Drugs (FZA) gemaakt. Bij de uitvoering van dit plan is de coördinatie toegedacht aan de FZA; voor de feitelijke uitvoering van de voorlichtingsprojecten zullen de CAD's ingeschakeld worden.
Tweede Kamer, zitting 1977-1978,14417, nr. 9
5