Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1998–1999
21 501-02
Algemene Raad
Nr. 270
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 29 oktober 1998 Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij de geannoteerde agenda van de Algemene Raad van 9/10 november a.s. aan te bieden. De Minister van Buitenlandse Zaken, J. J. van Aartsen
KST31764 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1998
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 270
1
GEANNOTEERDE AGENDA ALGEMENE RAAD D.D. 9/10 NOVEMBER 1998 Agenda 2000 Het voorzitterschap heeft nog niet nader aangeven welke punten het precies aan de orde zal stellen bij het onderwerp Agenda 2000.
Commissierapport functioneren Eigen Middelen In ieder geval zal, conform de afspraak in de Algemene Raad van 26 en 27 oktober jl., een eerste bespreking plaats moeten vinden van het Commissierapport over het functioneren van de Eigen Middelen. Het Coreper bereidt de bespreking voor. Het Commissierapport zond ik U eerder toe, zoals toegezegd tijdens het overleg van 15 oktober jl. waarin ik U tevens de appreciatie van de regering aangaf. Het rapport is een stap in de goede richting. Erkend wordt dat er sprake is van een scheve lastenverdeling en dat Nederland relatief de grootste nettobetaler is geworden. Er worden drie opties als mogelijke oplossing aangeven, die voor Nederland bespreekbaar zijn. De inzet van de regering is gericht op: – consolidatie, cq verbreding van de erkenning van het probleem; – scheppen van draagvlak voor oplossingen die aansluiten op onze drieledig strategie ten aanzien van Agenda 2000. Een en ander zal volgens een gecoördineerde inzet via de Algemene Raad, de Ecofin Raad en de Landbouw Raad worden ingebracht. Gestreefd wordt naar afronding onderhandelingen maart 1999, met de Europese Raad van Wenen als eerste tussenstation.
Rapportage Landbouw Raad Nederland dringt er verder op aan dat de rapportage van de Landbouw Raad wordt geagendeerd over de Commissievoorstellen tot hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in het kader van Agenda 2000. Een tussentijds verslag is opgesteld door het Oostenrijks voorzitterschap en besproken in de Landbouw Raad van 19 en 20 oktober jl. Uit dat verslag blijkt vooral dat, hoewel de steun voor de hervormingsdoelstellingen van de Commissie toeneemt, de discussie over vrijwel alle beslispunten nog open is. Nederland steunt, zoals de Kamer bekend is, in grote lijnen de door de Commissie voorgestelde oplossingsrichting. Nederland kan echter niet akkoord gaan met de door de Commissie voorziene ontwikkeling van het landbouwbudget. Nederland zal daarom in de Algemene Raad – opnieuw pleiten voor een reële nulgroei van de landbouwuitgaven; – erop aandringen dat de door de Commissie in het recente rapport over het Eigen Middelenstelsel genoemde optie van een gedeeltelijke nationale financiering van het GLB nader wordt besproken. Uitbreiding – Voorbereiding IGC’s – Voortgangsverslag kandidaatlidstaten De Raad van 5 oktober jl. besloot dat de Intergouvernementele conferenties met de eerste zes kandidaatlidstaten (Cyprus, Estland, Hongarije, Polen, Slovenië, Tsjechië), die op 10 november aanstaande zullen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 270
2
plaatsvinden op het niveau van Ministers van Buitenlandse Zaken, het begin zullen vormen van het concrete onderhandelingsproces. De Algemene Raad van 9 november zal de concept-Gemeenschappelijke Posities vaststellen die het EU-mandaat vormen bij de start van de onderhandelingen met genoemde kandidaatlidstaten over zeven hoofdstukken van het acquis. Deze hoofdstukken, die betrekking hebben op minder gecompliceerde onderdelen van het EU-acquis, zijn: wetenschap en onderzoek; telecommunicatie en informatietechnologie; onderwijs en training; cultuur en audiovisueel; industriebeleid; midden- en kleinbedrijf; en het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. In hun «position papers» inzake deze hoofdstukken geven de toetredingskandidaten aan in het algemeen het betreffende acquis te accepteren en dit vóór toetreding over te zullen nemen en toe te passen. De kandidaten verzoeken ten aanzien van deze hoofdstukken relatief weinig overgangstermijnen. Waar deze worden gevraagd, zijn zij van korte duur. De concept-Gemeenschappelijke Posities van de EU verschillen onderling weinig van elkaar. Geconstateerd wordt dat de kandidaatlidstaten het EU-acquis aanvaarden en toezeggen dit over te nemen en in sommige gevallen verzoeken om een overgangstermijn. Daarnaast bevatten zij op enkele punten verzoeken om toelichting en informatie, met name ten aanzien van de duur en motivering van de gevraagde overgangstermijnen. De concept-Gemeenschappelijke Posities bevatten daarom nog géén stellingname van de Unie ten aanzien van de gevraagde overgangstermijnen. Voor Nederland blijft het uitgangspunt «niets is besloten, totdat alles is besloten» onverkort geldig. Nederland wenst te allen tijde de bespreking van een bepaald hoofdstuk te kunnen heropenen, indien mocht blijken dat zulks uit het oogpunt van coherentie noodzakelijk danwel wenselijk is. Over de tekst van de Gemeenschappelijke Posities bestaat reeds verregaande consensus, behalve waar het gaat om het hoofdstuk GBVB voor Cyprus. Zoals bekend is uitgangspunt van de regering: geen gedeeld Cyprus in de Europese Unie. Nederland heeft daarom met Frankrijk voorgesteld om in die Gemeenschappelijke Positie een verwijzing naar de bijzondere situatie op Cyprus op te nemen. Het is immers evident dat de kwestie-Cyprus een risico vormt voor de interne coherentie van de Unie op het terrein van het GBVB. Griekenland wenst dat ten aanzien van dit hoofdstuk de tekst van de Gemeenschappelijke Positie voor Cyprus dezelfde is als die voor de andere kandidaat-lidstaten. Naar verwachting zal dit punt tijdens de Raad moeten worden besproken. Waarschijnlijk zal de Commissie voorts voortgangsverslagen over de vorderingen op weg naar toetreding over alle kandidaat-lidstaten presenteren.
Intergouvernementele Conferenties Op dinsdag 10 november 1998 vinden en marge van de Algemene Raad achtereenvolgens zes Intergouvernementele Conferenties plaats met de zes kandidaatlidstaten (Cyprus, Hongarije, Polen, Estland, Tsjechië en Slovenië) waarmee de EU op 31 maart jl. het onderhandelingsproces is aangegaan. Deze worden voorbereid door de IGC’s op ambassadeursniveau die op 29 oktober 1998 plaatsvinden. Deze IGC’s vormen het begin van het concrete onderhandelingsproces over toetreding met de zes hierboven genoemde Midden- en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 270
3
Oost-Europese landen en met Cyprus. Dit is een belangrijk positief signaal om de daadwerkelijke wil van de Unie tot uitbreiding nog eens te onderstrepen. Tijdens de IGC’s zal de Unie, bij monde van het Voorzitterschap en de Europese Commissie, in reactie op de «position papers» van de toetredingskandidaten haar Gemeenschappelijke Posities presenteren. Vervolgens zal de kandidaten gevraagd worden een aantal zaken te verduidelijken of te preciseren. Dit geldt met name voor de verzochte overgangstermijnen. Pas nadat deze informatie – op een later tijdstip – is verkregen, zal de Unie een nader standpunt kunnen innemen. Hieronder staan in globale termen de uitgangsposities vermeld van de kandidaatlidstaten over de eerste zeven hoofdstukken van het EU-acquis, waarvan de screening is afgerond. Cyprus: Stelt 1 januari 2003 als streefdatum voor EU-toetreding en verzoekt een overgangstermijn tot 31 januari 2003 inzake de volledige liberalisering van de telecom-markt. Hongarije: Stelt 1 januari 2002 als streefdatum voor EU-toetreding en verzoekt op twee gebieden een overgangstermijn. In de eerste plaats voor de liberalisering van «public networks voice telephony» tot 31 januari 2002, en in de tweede plaats voor de toepassing van het huidige regime van het EGKS-verdrag. Polen: Stelt 1 januari 2003 als streefdatum voor EU-toetreding en verzoekt een (ongespecificeerde) overgangstermijn voor volledige toegang tot bepaalde frequenties voor mobile telefonie in verband met defensieoverwegingen. Estland: Stelt 1 januari 2003 als streefdatum voor EU-toetreding. Het land verzoekt geen overgangstermijnen. Tsjechië: Stelt 1 januari 2003 als streefdatum voor EU-toetreding en verzoekt een overgangstermijn tot 1 januari 2005 voor de toepassing van de richtlijn «televisie zonder grenzen». Slovenië: Stelt 1 januari 2003 als streefdatum voor EU-toetreding en verzoekt een overgangstermijn van 2 jaar voor de toepassing van de richtlijn «televisie zonder grenzen». Voorbereiding van implementatie van het Verdrag van Amsterdam De Raad zal de stand van zaken in de voorbereiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam bespreken. Het Voorzitterschap heeft daartoe een overzicht gemaakt van de verrichte werkzaamheden. Het gaat om onder meer de integratie van de Schengen-samenwerking in de Europese Unie, de oprichting van een Eenheid voor Beleidsplanning en Vroegtijdige Waarschuwing, praktische regelingen voor de samenwerking tussen de Europese Unie en de WEU, etc. Nederland zal naar voren brengen dat alle noodzakelijke voorbereidingen moeten zijn getroffen op het moment dat het Verdrag door de lidstaten is geratificeerd en het in werking kan treden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 270
4
(evt.) Turkije Dit punt stond geagendeerd voor de Algemene Raad van 26/27 oktober jl., doch werd toen uiteindelijk van de agenda gehaald. De Raad zal wellicht spreken over de tenuitvoerlegging van de conclusies van de Europese Raad van Cardiff ten aanzien van Turkije. In het bijzonder zullen naar verwachting ter sprake komen de verzoeken van de Europese Raad aan de Commissie om werk te maken van de Europese Strategie voor Turkije en om tijdens een spoedig te houden Associatieraad te rapporteren over de geboekte voortgang. Naar verwachting zal ook gesproken worden over de voorstellen die de Commissie op 21 oktober jl. heeft ingediend voor een tweetal verordeningen voor de tenuitvoerlegging van maatregelen, respectievelijk ter verdieping van de douane-unie en ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling in Turkije. Griekenland meent dat met deze verordeningen op oneigenlijke wijze zijn blokkade wordt omzeild op de in 1995 door de Commissie ingediende verordening voor een speciale actie in het kader van de totstandkoming van de douane-unie (375 MECU). Het land heeft bij het Voorzitterschap tegen deze voorstellen geprotesteerd. Nederland hecht eraan dat de Unie zich houdt aan de toezeggingen die door de Europese Raden van Luxemburg en Cardiff aan Turkije zijn gedaan. Op dit moment betekent dat de EU zich ten volle dient in te zetten voor de Europese Strategie voor Turkije, dat nog dit najaar een Associatieraad met Turkije wordt gehouden en dat zo spoedig mogelijk een oplossing wordt gevonden voor het probleem van de blokkering van de financiële middelen. Wat betreft dat laatste waardeert Nederland het initiatief dat de Commissie met de genoemde voorstellen heeft genomen. (evt.) Zwitserland Dit punt stond al geagendeerd voor de Algemene Raad van 26/27 oktober jl., doch werd uiteindelijk van de agenda gehaald. Zwitserland heeft in de laatste maanden voor de zomer een grotere mate van flexibiliteit aan de dag gelegd, hetgeen toen resulteerde in aanzienlijke concessies, met name in de dossiers vrij verkeer van personen en landbouw. Nog geen voortgang is zichtbaar op het terrein van transport. Zoals bekend bereikte de Commissie in januari van dit jaar een principeakkoord met Zwitserland, dat de Transportraad echter nog niet heeft kunnen goedkeuren. Gehoopt wordt dat tijdens de Transportraad van 30 november a.s. alsnog voortgang kan worden geboekt. Tegen die tijd zal wellicht meer duidelijkheid zijn gekomen in de opstelling van de nieuwe Duitse regering in dit dossier. Bovendien zal dan de uitkomst van het referendum dat op 29 november in Zwitserland zal plaatsvinden over de financiering van de Neue Alpen Transversale (NEAT) bekend zijn. De NEAT vormt een essentieel onderdeel van het akkoord. Mocht de Zwitserse bevolking onverhoopt tegen het financieringsplan stemmen dan zou het hele akkoord op losse schroeven komen te staan. Op 27 september jl. stemde de Zwitserse bevolking in met een algeheel tol-systeem voor vrachtwagens. Dit werd door de Commissie, maar ook door Nederland, gezien als een stap in de goede richting. Derhalve zal een positief signaal zeer gunstig zijn voor Zwitserland aan de vooravond van het NEAT-referendum. Ten aanzien van de afronding van het transportdossier zijn voor Nederland belangrijke voorwaarden: – de ontwikkeling van de Neue Alpen Transversale; – verbetering van de douane-afhandeling;
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 270
5
–
evenwichtige verdeling van de vergunningen tussen de Unie en Zwitserland; – relatering van de heffingen aan de feitelijke kosten van de betrokken infrastructuur. Ten aanzien van het geheel van de onderhandelingen met Zwitserland blijft voor Nederland uitgangspunt dat een evenwicht dient te worden gevonden, zowel binnen elke afzonderlijke sectoriële overeenkomst, als tussen de overeenkomsten onderling. Rusland De Algemene Raad zal zich buigen over het bijgewerkte rapport van de Commissie over de oorzaken en gevolgen van de economische crisis. Verder zullen de resultaten van de EU-Rusland Top van 27 oktober in Wenen worden besproken. Bij die gelegenheid is een gezamenlijke verklaring uitgegeven waarin wordt bevestigd dat een geloofwaardig en duurzaam economisch programma van vitaal belang is voor het herstel van de Russische economie. Verder werden in de verklaring het belang van herstel van het vertrouwen in de financiële markt, het belang van vrije handel en het toekomstig WTO-lidmaatschap van Rusland onderstreept. Indien eventuele noodhulp van de EU aan Rusland ter sprake komt zal Nederland een positieve houding aannemen, mits een goede identificatie van de behoeften heeft plaatsgevonden, het om eenmalige humanitaire hulp gaat, geen sprake is van marktverstorende effecten, lokale voedselvoorraden niet toereikend zijn, een betrouwbaar distributiekanaal wordt gevonden en de EU-hulp in overeenstemming is met de Russische behoeften. EU/VS Betrekkingen: TEP Het onderwerp Transatlantisch Economisch Partnerschap (TEP) werd op het laatste moment, en tegen de zin van Nederland, van de agenda van de Algemene Raad van 26–27 oktober jl. verwijderd. De Raad van 9–10 november a.s zal worden gevraagd een besluit te nemen over de onderhandelingsrichtsnoeren voor een viertal akkoorden, die de EU in het kader van het TEP met de VS wil sluiten, over het opheffen van handelsbelemmeringen t.a.v. goederen, diensten, intellectueel eigendom en overheidsaanbestedingen. Deze onderhandelingsrichtsnoeren hebben betrekking op onderdelen van het in voorbereiding zijnde actieplan. Nederland heeft er daarnaast op aangedrongen dat de Raad expliciet zijn goedkeuring hecht aan het actieplan als geheel, omdat dit politiek wenselijk geacht wordt. De EU en de VS onderhandelen momenteel nog over de tekst van het actieplan. De onderhandelingen concentreren zich met name op de tekst inzake overheidsaanbestedingen. Het Transatlantisch Economisch Partnerschap, dat de EU en de VS tijdens hun topontmoeting op 18 mei jl. zijn overeengekomen, betreft het economisch en handelsvolet van de «New Transatlantic Agenda» uit 1995, het programma voor de intensivering van de onderlinge samenwerking op een breed scala aan terreinen (buitenlands beleid, economie, de aanpak van mondiale problemen als terrorisme, milieuvervuiling en bedreigingen voor de volksgezondheid en de contacten tussen burgers/ maatschappelijke groeperingen). Doel van het «Transatlantic Economic Partnership» is meer samenwerking tussen de EU en de VS te bewerkstelligen, zowel in multilaterale fora als de WTO als in de bilaterale handelspolitieke betrekkingen. Een belangrijke achterliggende gedachte is dat meer samenwerking geschillen op handelspolitiek terrein kan helpen voorkomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 270
6
Het voorstel voor het actieplan ter implementatie van de TEP-verklaring is dan ook tweeledig. Het multilaterale deel bevat een plan voor consultatie en samenwerking ter voorbereiding van de derde Ministeriële Conferentie van de WTO in 1999. Op deze Conferentie dient het startschot voor een nieuwe multilaterale ronde voor handelsliberalisering te worden gegeven. De nadruk ligt op samenwerking op het gebied van de dienstensector. Het tweede deel van het voorstel bevat een actieplan voor de bilaterale samenwerking op een breed scala van onderwerpen op handelspolitiek terrein. De bedoeling is dat op het terrein van technische handelsbelemmeringen, diensten, overheidsaanbestedingen en intellectueel eigendom concrete bilaterale afspraken worden gemaakt, o.a. in de vorm van wederzijdse erkenning van voorschriften, diploma’s en vergunningen. Het actieplan zal niet leiden tot een bilaterale vrijhandelszone in de zin van artikel V GATS-verdrag. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de Nederlandse opvatting, dat de voorkeur dient te worden gegeven aan handelsliberalisering in multilateraal kader. Associatieraden met Hongarije, Polen en Tsjechië En marge van de Algemene Raad zullen op 10 november a.s. Associatieraden met Hongarije, Polen en Tsjechië plaatsvinden. Deze worden aansluitend gehouden aan de Intergouvernementele Conferenties inzake toetredingsonderhandelingen met deze landen. In de besprekingen zullen de voorbereidingen van de deze kandidaatlidstaten op EU-toetreding centraal staan. De aandacht gaat daarbij uit naar de versterkte pre-toetredingsstrategie (waaronder het Phare programma), het Partnerschap voor Toetreding, regionale samenwerking, en de betrekkingen onder het Europa Akkoord. Tevens zal gesproken worden over een aantal buitenlands-politieke onderwerpen. Midden-Oosten Vredesproces De Raad zal het Midden Oosten vredesproces bespreken in het licht van het tussen Israël en de Palestijnen gesloten akkoord te Wye River van 23 oktober jl. Het akkoord bevat afspraken over verdere hergroeperingen door Israël, veiligheid (met intensieve Amerikaanse betrokkenheid via de CIA), herziening van het handvest van de PLO, omvang van de Palestijnse politie, de reactivering van alle samenwerkingscomités die zijn ingesteld op basis van de Interim Overeenkomst (1995) en afspraken over economische kwesties als het Gaza vliegveld, de Gaza Industrial Estate, een veilige doorgang tussen Gaza en de West Bank en de Gaza haven. Ook zijn partijen overeengekomen met onmiddellijke ingang besprekingen aan te vangen over finale status kwesties (w.o. Jeruzalem, vluchtelingen, Joodse nederzettingen, grenzen) met als doel vóór het aflopen van de interim periode op 4 mei 1999 een definitieve vredesregeling overeen te komen. Partijen hebben zich voorts in algemene termen bereid verklaard af te zien van unilaterale maatregelen. De aandacht van de Raad zal met name uitgaan naar de gefaseerde implementatie van het akkoord waarbij uitvoering van de door beide partijen aangegane verplichtingen in onderlinge samenhang plaatsvindt. Het ligt bovendien in de verwachting dat de Raad mogelijke EU-ondersteuning zal bespreken. Nederland heeft verheugd gereageerd op de totstandkoming van de overeenkomst en meent dat het EU-beleid erop gericht dient te zijn dat de bepalingen van het Wye-akkoord daadwerkelijk worden uitgevoerd en, waar mogelijk, aktief worden ondersteund. Nederland kan hieraan een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 270
7
belangrijke bijdrage leveren door middel van de steun aan de aanleg van Gaza haven te effectueren zodra partijen conform het akkoord van Wye hierover overeenstemming hebben bereikt. Het EU-beleid dient afgestemd te blijven op dat van de Verenigde Staten. Westelijke Balkan
Regionale Benadering De Europese Commissie maakt halfjaarlijks een evaluatie van de mate waarin de landen van voormalig Joegoslavië (exclusief Slovenië) en Albanië, voldoen aan de eisen die de EU in het kader van de zgn. Regionale Benadering aan hen heeft gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de voortgang van de democratisering, de situatie m.b.t. mensenrechten en het bestaan van een rechtsstaat, respect voor en bescherming van minderheden, economische hervormingen, samenwerking met landen uit de regio en de naleving van de akkoorden van Dayton. Op basis van deze evaluatie beslist de Raad of de bestaande relatie tussen de EU en de betreffende landen moet worden aangepast, in positieve of negatieve zin. In principe gaat het daarbij om drie opeenvolgende stadia: toekenning van (preferentiële) autonome handelsmaatregelen, openstelling van het PHARE-hulpprogramma en het sluiten van een handels- en samenwerkingsovereenkomst (HSO). In de met redenen omklede conclusies van de nu voorliggende evaluatie («conditionality paper») stelt de Commissie voor, behoudens t.a.v. Albanië, geen wijzigingen aan te brengen in de relaties met die landen. Dit betekent o.a. dat Kroatië nog niet kan rekenen op heropening van het Phare-programma en dat de FRJ geen autonome handelsmaatregelen krijgt toegekend. Nederland is het met de Commissie eens. De enige voorgestelde aanpassing betreft de toekenning van autonome handelsmaatregelen aan Albanië, dat al een HSO en PHARE heeft. Ook hiermee kan Nederland instemmen.
FRJ/Kosovo In het licht van de actuele ontwikkelingen inzake de naleving van de in resoluties 1160, 1199 en 1203 neergelegde eisen (o.a. de terugtrekking van Servische troepen en de terugkeer van ontheemden), zal de Algemene Raad waarschijnlijk spreken over de rol van de EU bij de verificatieactiviteiten, het handhaven van de druk op beide partijen en de humanitaire hulpverlening. Wellicht zal een voorstel m.b.t. een Gemeenschappelijke Aktie ter financiering van een deel van de kosten van de Kosovo Verificatie Missie aan de orde komen. De Nederlandse opstelling terzake zal afhangen van de inhoud van het voorstel. Voorts bestaat de mogelijkheid dat, in het kader van het streven om de druk op Belgrado te handhaven, zal worden gesproken over verbetering van de effectiviteit van de bestaande EU-sancties en eventuele nieuwe sancties. Nederland is er een voorstander van de bestaande sancties doeltreffender te maken en eventueel nieuwe sancties (sportboycot, uitbreiding visumrestricties, aanscherping luchtvaartboycot) in portefeuille te houden, voor het geval de situatie verder verslechtert. Ook de terugkeer van ontheemden zal aan de orde komen. De Commissie heeft een EU-strategie inzake humanitaire hulpverlening, reconstructie, vertrouwenwekkende maatregelen, «civil society» projecten en de onafhankelijke media ontwikkeld. Deze strategie zal wellicht in dit kader ter sprake komen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 270
8
Voorts zal worden gesproken over het politieke proces en de vorderingen van VS-bemiddelaar Hill en EU-gezant Petritsch bij de onderhandelingen met de partijen over een interimregeling met zelfbestuur voor Kosovo.
Montenegro Wellicht komt het verzoek van Montenegro om uitzonderingen op de luchtvaartboycot voor bepaalde routes van Montenegro Airlines ter sprake. Nederland staat daar positief tegenover.
Albanië De Raad zal waarschijnlijk terugblikken op de Internationale Conferentie over Albanië, die op 30 oktober wordt gehouden in Tirana. De Conferentie zal inventariseren in hoeverre Albanië heeft voldaan aan de doelstellingen die het zichzelf een jaar eerder, na afloop van de crisis van 1997, heeft gesteld tijdens de Conferentie van Rome (oktober ’97). Tevens zal de (nieuwe) Albanese regering haar prioriteiten voor de (nabije) toekomst toelichten en zal worden bezien hoe de internationale gemeenschap Albanië kan assisteren bij de verwezenlijking van die doelstellingen. Nederland zal deelnemen aan de Conferentie, doch daaraan kan niet de conclusie worden verbonden dat de Nederlandse bilaterale hulp aan Albanië zal worden geïntensiveerd. Mede naar aanleiding van het verloop van de genoemde Conferentie zal de Raad verder spreken over een mogelijk formeel verzoek van de EU aan de WEU om de politie-adviseringsmissie (MAPE) uit te breiden en een uitgebreider takenpakket te geven. Nederland, dat met een achttal marechaussees deelneemt aan deze missie die zich richt op training en advisering van de Albanese politie, is voorstander van een dergelijk verzoek. Grote Meren De Algemene Raad zal een discussie wijden aan de situatie in het Grote Meren Gebied. Nederland heeft om agendering van het onderwerp verzocht. Dit komt voort uit het overleg dat de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en ik op 14 oktober jl. hadden met de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken over dit onderwerp. Zowel de Kamercommissie, de Minister voor OS en ik hebben bij deze gelegenheid grote onrust uitgesproken over de toenemende betrokkenheid van de omringende landen bij het conflict in de Democratische Republiek Congo. Tijdens de laatste vredesonderhandelingen over het Grote Meren Gebied welke plaatsvonden van 26 tot en met 28 oktober jl. in Lusaka, bleek een oplossing van het conflict nog ver weg. De Nederlandse inzet voor de bespreking tijdens de AR zal dan ook primair gericht zijn op de mogelijkheden van de EU een rol te spelen bij de beheersing van het conflict. Hiertoe is voorgesteld om de Speciale Gezant van de EU voor de Grote Meren Regio, de heer Aldo Ajello, uit te nodigen voor de Algemene Raad, alwaar hij van zijn bevindingen verslag kan doen. Daarnaast zal aan de orde komen de verspreiding van wapens in de regio. Wapens die na de beëindiging van conflicten in de SADC-regio overtollig zijn geworden vinden momenteel op grote schaal hun weg naar de conflicten in het Grote Meren gebied. Nederland zal extra aandacht vragen voor maatregelen die deze wapenstromen tegengaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 270
9