Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
21 501-33
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 80
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 13 juli 2005 Hierbij doe ik u toekomen het verslag van het Telecommunicatie en Energie deel van de Raad voor de Transport, Telecommunicatie en Energie, welke op 27 en 28 juni 2005 te Luxemburg is gehouden. Belangrijkste punt op telecommunicatiegebied was de overeenstemming over de Raadsconclusies over gezamenlijke Europese inzet in de tweede fase van de World Summit on Information Society. Ik verwacht dat dit najaar nog een moeizame discussie over het beheer van internet en een nieuw samenwerkingsmodel zal volgen. Daarnaast werd de mededeling over i2010 positief ontvangen en bleek de directe koppeling tussen i2010 en de Lissabonstrategie op brede bijval te kunnen rekenen. Belangrijkste punt op energiegebied was het bereikte politieke akkoord over de richtlijn energie-efficiëntie en energiediensten. Het politieke akkoord wijkt af van de visie van de Commissie en het Europees Parlement ten aanzien van het verplicht opleggen van efficiencydoelstellingen. Ik verwacht dit najaar een stevige discussie daarover in het kader van de tweede lezing van het EP. Daarnaast werd met de presentatie van het groenboek energie-efficiëntie de start gegeven voor de inhoudelijke discussie dit najaar over de intensivering van het energiebesparingsbeleid. De Minister van Economische Zaken, L. J. Brinkhorst
KST88776 0405tkkst21501-33-80 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 80
1
VERSLAG VAN DE ONDERDELEN TELECOMMUNICATIE EN ENERGIE VAN DE RAAD VOOR TRANSPORT, TELECOMMUNICATIE EN ENERGIE VAN 27 en 28 juni 2005 Agendapunten
Besluitvorming
WSIS I2010 Transeuropese netwerken energie Richtlijn over energie-efficiëntie bij eindgebruik en energiediensten Groenboek Energie-efficiëntie EU-OPEC dialoog EU-Rusland dialoog BASREC Zuidoost Europese Energiegemeenschap
Raadsconclusies Presentatie door de Commissie Politiek akkoord Politiek akkoord Presentatie door de Commissie Raadsconclusies Raadsconclusies Informatie van Polen Informatie van de Commissie
WSIS – World Summit on the Information Society – raadsconclusies De Raad sprak over een gezamenlijke Europese inzet in de tweede fase van de WSIS. Deze Top in Tunis wordt van 19 tot 30 september in Geneve tijdens Prepcom 3 voorbereid. Op deze top resteren twee onderwerpen die tijdens de eerste fase van de Top onopgelost bleven: het beheer van Internet (Internet Governance) en financieringsmechanismen voor ICT-projecten in ontwikkelingslanden. Verder dienen er in Tunis afspraken gemaakt te worden over de implementatie en de follow-up van de WSIS. De gedachtewisseling concentreerde zich over de vraag welk nieuw samenwerkingsmodel voor Internet Governance de voorkeur heeft. Ook werd aangegeven dat het van belang is dat Europa ten aanzien van Internet Governance met één stem moet spreken. De Raad bereikte overeenstemming over conclusies die richting geven aan de Europese inzet in prepcom 3 (Doc 10142/05). Ter vergadering werd een amenderingsvoorstel inzake de passages over Internet Governance gedaan door het Voorzitterschap dat de steun kreeg van de Ministers. Dit voorstel wordt toegevoegd aan de derde paragraaf van 3d) van de raadsconclusies en luidt als volgt: «In this respect, the Council recognizes the contribution made by international and intergovernmental organisations and encourages cooperation in this field. The new cooperation model should be based on the current bottom-up public private partnership; it should also provide a platform for policy dialogue in the interest of all governments in a light, fast reacting and flexible approach». Het Voorzitterschap diende dit voorstel in als compromis voor verdergaande voorstellen. Het voorstel kreeg steun vanwege de volgende redenen. In de eerste plaats dient niet alleen het beheer van domeinnamen maar alle aspecten van het beheer van Internet in ogenschouw genomen te worden. In de tweede plaats is er een nieuw samenwerkingsmodel nodig waarin publieke en private partijen samenwerken. De coördinatie dient daarbij licht te zijn en te geschieden op basis van 4 principes: openheid en interoperabiliteit van technische hulpmiddelen en inhoud, neutraliteit van het netwerk, ondersteuning van innovatie en bevordering van concurrentie en waarborging van vertrouwen en veiligheid. De Commissie concludeerde blij te zijn met de wens van Lidstaten om zoveel mogelijk met één stem te spreken over Internet Governance. De Raadsconclusies geven daartoe een kader. Zij memoreerde verder de brede steun van de Lidstaten om alle belanghebbenden uit de publieke en private sector te betrekken in de gesprekken over een nieuw samenwerkingsmodel.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 80
2
i2010 – a European Information Society for growth and employment – presentatie door de Commissie De Commissie gaf een presentatie over de mededeling «i2010 – een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid». Volgens de Commissie helpt de mededeling de kloof tussen de huidige en de gewenste situatie voor wat betreft ICT te dichten. Het belang van deze mededeling komt terug in drie peilers: A single European information space: De Commissie schetste dat de convergentie van media, telefonie en internet aanpassing van regelgeving noodzakelijk maakt. Ook moet een flexibeler benadering van het spectrum overwogen worden. Innovation and investment in ICT: De Commissie benadrukte dat Europa achter dreigt te lopen en dat er meer geïnvesteerd moet worden. Inclusive European Information Society: In deze pijler moeten de Lidstaten het voortouw nemen. Het gaat in deze pijler om de sociale dimensie: toegankelijkheid, eGovernment of eInclusion. De Commissie pleitte dat actie geboden is en onderstreepte het belang dat i2010 Lidstaten helpt met het zichtbaar maken van het ICT-beleid. Lidstaten ontvingen de mededeling positief en de directe koppeling tussen i2010 en de Lissabonstrategie kon op een brede bijval rekenen. In een tour de table maakten Lidstaten bekend op welke gebieden binnen het ICT domein zij accenten wilden leggen. Het merendeel van de Lidstaten pleitten voor ambitieuzere en concretere doelstellingen. De reacties van een aantal lidstaten op te stellen prioriteiten liepen uiteen. In reactie hierop antwoordde de Commissie als volgt: Er zijn acties voor lidstaten te voorzien op gebied van eGovernment, eHealth en, merkwaardig genoeg, op gebied van standaardisatie. Een belangrijk onderdeel van i2010 zal zijn het meten en benchmarken van indicatoren. De Commissie wenste blijvend aandacht te besteden aan indicatoren, zoals breedbandgebruik door huishoudens, onderzoeksuitgaven, het gebruik van eGovernment en digitale geletterdheid. Voor wat betreft eLearning benadrukte de Commissie dat dit niet alleen een zaak is voor scholen, maar ook voor het bedrijfsleven. De Commissie kondigde aan dat een mededeling in de maak is over het radiospectrum waarbij subsidiariteit een belangrijke overweging is. De Commissie wees naar de onlangs uitgebracht studie waarin staat dat het te vroeg is om mobiele telefonie en breedband als universele dienst aan te merken. Deze kwestie zal volgend jaar aan de orde komen waneer de open network provisions worden herzien. Voor wat betreft content wees de Commissie op de herziening van de richtlijn TV zonder grenzen, waarmee Europa verder content kan ontwikkelen. Ook het promoten van digitale bibliotheken zal de Europese content meer naar de consument toebrengen. Volgens de Commissie is een solide coördinatiemechanisme nodig. Dit kan in de vorm van een high level group of een taskforce. De Commissie meldde voorts dat de mogelijkheden voor structuurfondsen al in een mededeling zijn uitgebracht en dat de Commissie ook al duidelijkheid heeft geboden wanneer breedband onder staatssteun valt. Voor een versnelde omschakeling van analoge naar digitale TV pleitte de Commissie voor meer Europese coördinatie, zodat er meer spectrum vrijkomt voor het bedrijfsleven. Tenslotte meldde de Commissie dat zij strategische acties op gebied van veiligheid in 2006 zal presenteren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 80
3
Transeuropese netwerken energie – politiek akkoord De Raad bereikte over de richtsnoeren voor Trans-Europese Netwerken in de energie-sector inhoudelijk een politiek akkoord over een gemeenschappelijke standpunt. TEN-energie moet een bijdrage leveren aan de voorzieningszekerheid en het functioneren van de interne markt verbeteren. Nieuwe richtsnoeren waren nodig vanwege de uitbreiding van de Unie met 10 Lidstaten. De Raad nam in zijn politieke akkoord niet de voorstellen van de Commissie over ten aanzien van een extra categorie van projecten van Europees belang naast prioriteitsprojecten en gewone projecten, en ten aanzien van een Europese coördinator voor projecten van Europees belang. De Raad vindt dat deze voorstellen overdreven zijn en tot onnodige administratieve lasten leiden. De Energieministers vonden het niet nodig een zelfde soort model toe te passen voor Energie-TENS als voor Transport-TENS omdat de budgetten voor energie vele malen beperkter zijn en het veelal gaat om haalbaarheidsstudies en niet om daadwerkelijke aanleg van infrastructuur. Ook omdat het Europees Parlement de voorstellen van de Commissie wel in eerste lezing heeft geaccepteerd hield de Commissie vast aan haar voorstellen. Richtlijn over energie-efficiëntie bij eindgebruik en energiediensten – politiek akkoord De Raad bereikte inhoudelijk een politiek akkoord over een gemeenschappelijke standpunt inzake de Richtlijn energie efficiëntie en energie diensten. Doel van de Richtlijn is de energie-efficiëntie bij eindgebruikers te verhogen door de markt voor energiediensten te bevorderen en door maatregelen die energie-efficiëntie in het algemeen verbeteren te stimuleren. De Richtlijn sluit daarmee nauw aan bij de Europese doelstellingen inzake klimaatverandering, voorzieningszekerheid en concurrentievermogen. In het politiek akkoord heeft de Raad het voorstel van de Commissie om «mandatory targets» voor energiebesparing te stellen voor de economie als geheel en voor de publieke sector niet overgenomen en in plaats daarvan gekozen voor «indicative targets». De Lidstaten zijn van mening dat er één verplichte doelstelling is – namelijk de Kyoto doelstelling – en dat landen zelf moeten bezien hoe die in te vullen, door gebruikmaking van duurzame energie, besparing, emissiehandel etc, zonder dat er verplichtende subdoelstellingen bestaan. In het politiek akkoord is verder een comitologie procedure opgenomen voor de verdere uitwerking van de berekeningsmethoden voor energiebesparing en er zijn bepalingen toegevoegd die vrijwillige overeenkomsten als instrumenten om energie besparing te realiseren toestaan. De Commissie gaf aan vast te houden aan haar voorstel «mandatory targets» voor energiebesparing. «Mandatory targets» zouden een goede prikkel zijn om energie besparing zo operationeel mogelijk te maken. Overigens gaf de Commissie aan de Lidstaten voor het niet bereiken daarvan nooit voor de rechter te zullen dagen. De Commissie memoreerde dat het Europees Parlement ook voorstander is van «mandatory targets».
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 80
4
Groenboek Energie-efficiëntie – presentatie Commissaris Piebalgs presenteerde het Groenboek Energy efficiëntie «doing more with less». Dit Groenboek geeft aan dat in 2020 een energiebesparing van 20% te behalen zou zijn, ongeveer evenveel als de energieconsumptie van Finland en Duitsland samen en in geldelijke termen 16 mld euro. De Commissaris memoreerde dat in 2006 de «Building Directive» en de «Cogeneration Directive» in werking zullen treden en dat overeenstemming is bereikt over de «Ecodesign Directive». Het Groenboek is voor het Europese energiebeleid een startpunt voor de discussies en acties voor de komende jaren. De Commissie hoopt eind 2005 input van de Lidstaten te hebben zodat het begin 2006 een actieplan kan presenteren waarover brede consultatie heeft plaats gehad. De Commissaris gaf aan dat energiebesparing goed is voor de concurrentiekracht en de werkgelegenheid omdat het gaat om maatregelen die meer opleveren dan kosten. Ook zal de klimaatverandering gebaat zijn bij een efficiëntere omgang met energie. Voorts maakt het de Unie minder afhankelijk van geïmporteerde energie. Ondanks de kosteneffectiviteit van energiebesparing gebeurt het toch niet voldoende. Dat heeft verschillende oorzaken. Er is onvoldoende informatie en er zijn tekortkomingen van de markt. Een aannemer heeft er bijvoorbeeld meer belang bij om een huis goedkoop te bouwen terwijl de bewoner van het huis belang heeft bij een huis dat efficiënt met energie omgaat. Daarnaast geeft de belastingstructuur soms geen of verkeerde prikkels voor efficiënt energiegebruik. De Commissaris pleitte voor een scala aan maatregelen, zoals benchmarking en peer pressure, informatiecampagnes, aanpassing van de belastingstructuur, uitbreiding van de scope van de Building Directive, financiële instrumenten etc. Ook noemde hij de oprichting van het nieuwe Amsterdam Sustainable Energy Forum. Hoewel slechts een presentatie voorzien was reageerde een groot aantal Lidstaten. Alle Lidstaten onderschreven het belang van een beleid gericht op energie-efficiëntie en spraken hun steun uit voor het initiatief van de Commissie. Nederland onderstreepte de «multiple spin-off» van energie efficiëntie voor concurrentiekracht, duurzaamheid en voorzieningszekerheid en gaf aan dat als Europa slaagt zij een model kan zijn voor de wereld. Nederland pleitte ook voor een dialoog met andere economische blokken om deze bewust te maken van de mogelijkheden van energie efficiëntie. Nederland suggereerde verder een «goed gesprek» tussen energie- en transportministers omdat ook op transportgebied winst te behalen is. EU-OPEC dialoog – raadsconclusies De Voorzitter memoreerde de Nederlandse Minister, die het initiatief genomen heeft voor de dialoog tussen de EU en de OPEC en gaf aan dat deze dialoog na de eerste ontmoeting een zeer nuttige aanvulling is gebleken op de bilaterale contacten van Lidstaten en de contacten in andere multilaterale verbanden. De eerste verkennende ontmoeting op 9 juni jl heeft tot wederzijds begrip geleid. Aan de orde waren onderwerpen als de ontwikkeling van vraag en aanbod op de oliemarkt, energiebeleid en technologische ontwikkeling. Tijdens de ontmoeting is afgesproken dit jaar nog een ontmoeting te arrangeren. De Raad nam conclusies van procedurele aard aan over de opzet van de EU-OPEC dialoog.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 80
5
EU-Rusland dialoog – raadsconclusies Tussen de EU en Rusland bestaat een dialoog waar in vier thematische groepen doorgesproken wordt over energie-efficiëntie, infrastructuur, investeringen en handel. De Raad nam conclusies aan over de EU-Rusland dialoog die van procedurele aard zijn. Op aandringen van Nederland werden de voorliggende conclusies in die zin aangepast dat de Commissie en de voorzitterschappen de lidstaten moeten betrekken bij de dialoog. In oktober 2005 vindt een volgende EU-Rusland top plaats. BASREC – informatie van Polen Polen gaf een toelichting op het regionale samenwerkingsverband van 11 landen rond de Oostzee, waar behalve een aantal EU-leden ook Noorwegen, Rusland en IJsland lid van zijn. BASREC volgt de prioriteiten van het Europese energiebeleid. Op 28 oktober 2005 organiseert de BASREC in Reykjavic een conferentie over zijn toekomstig beleid waarbij de inzet is om nog nauwer aan te sluiten bij het EU-beleid en samenwerking te zoeken met de Commissie. Zuidoost Europese Energiegemeenschap – informatie van de Commissie De Commissie lichtte toe dat dit verdrag het eerste multilaterale verdrag van de Balkanlanden is na de oorlog. Het verdrag heeft ook een duidelijke pacificerende functie. De totstandkoming van de Zuidoost Europese energiemarkt sluit aan bij de strategische doelen van de Unie: het slaat een brug naar Griekenland, maar ook naar de Oekraïne en de Kaspische zee. Het verdrag is door de Commissie als onderhandelaar namens de Unie getekend. Er komt een formeel voorstel naar de Raad voor goedkeuring. In het verdrag is opgenomen dat de bepalingen van het verdrag niet verder gaan dan het acquis communautaire. Het verdrag wordt daarbij begeleid door een Besluit waarin de interne EU-besluitvorming inzake het Verdrag is neergelegd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 80
6