Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1994–1995
24 143
Raming der voor de Tweede Kamer in 1996 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 11
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 3 mei 1995 Tijdschema Raming Zowel de leden van de PvdA-fractie als die van de VVD-fractie betreuren het dat er slechts zo weinig tijd beschikbaar was tussen het tijdstip van verschijnen van de Raming en het tijdstip van uitbrengen van het Verslag. Het Presidium was inderdaad oorspronkelijk van een geheel ander tijdschema uitgegaan, waarbij de Raming einde maart aan de Kamer zou zijn aangeboden en einde april behandeld. De minister van Binnenlandse Zaken liet echter weten dat in dat geval zelfs bij de plenaire behandeling niet bekend zou kunnen zijn wat de ministerraad over de Kaderbrief had besloten, zodat de werkafspraken over het budgettair overleg met het Kabinet materieel niet goed zouden kunnen worden nagekomen. De minister gaf tevens aan dat het geen bezwaar zou zijn als het Kabinet pas na´ 1 mei de definitief door de Kamer vastgestelde Raming zou ontvangen, zodat een afwijking van de destijds op verzoek van het Kabinet in artikel 10 van het Reglement van Orde vastgelegde termijn, geen bezwaar zou ontmoeten. Aannemende dat de koppeling aan de Kaderbriefbesluiten van het Kabinet ook in de toekomst wenselijk zal blijven, ziet het Presidium eerder aanleiding om bij gelegenheid artikel 10 van het Reglement van Orde aan te passen dan toe te zeggen dat de Raming eerder wordt ingediend. Wel is het dan mogelijk om vervolgens de plenaire behandeling later te plaatsen en op die manier meer voorbereidingstijd aan de fracties te geven. Dit jaar is dat onwenselijk, omdat het Presidium tijdig zekerheid nastreeft over het vervoerplan met bijbehorende voorzieningen. Het voorstel is, zoals bekend, om dit op 1 juni in werking te laten treden. De leden van de VVD-fractie stelden de vraag welke bedragen ingaande 1996 zijn gemoeid met taakstellingen en welke overwegingen tot het besluit de taakstellingen niet over te nemen, hebben geleid. In totaliteit is sprake van een tweetal taakstellingen: ten eerste de regeerakkoordtaakstelling (1994), met ingang van 1996 opgenomen binnen het totaal van de begroting van de Hoge Colleges van Staat voor 1995. Voorts heeft de recente Kaderbriefbesluitvorming nog geresulteerd in een taakstelling uit hoofde van de meevallende prijsontwikkeling. In geld vertaald gaat het
5K1132 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
1
hierbij om het volgende (bedragen x f 1 mln):
– regeerakkoordtaakstelling – prijsbijstelling
1996
1997
1998
1999
2000
3,1 0,2
3,5 0,3
3,8 0,3
3,8 0,3
3,8 0,3
Het belangrijkste en voor het Presidium zeer positieve punt van overeenstemming in het overleg van 5 april betrof het verdwijnen van alle oude proportionele taakstellingen. Het Presidium had hiervoor diverse argumenten gegeven waaronder de onmogelijkheid om deze taakstellingen te verwezenlijken binnen de zogenoemde «politieke» artikelen op de Raming (schadeloostelling/kostenvergoeding Leden alsmede wachtgelden en pensioenen Leden), dan wel op activiteiten die behoren tot de grondwettelijke taak van de Kamer (drukwerk Kamerstukken, onderzoeken, deelname internationale organen en fractie-ondersteuning). Het Presidium betreurt het dat het Kabinet in zijn brief hierop terug komt voor wat betreft de zogenoemde regeerakkoordtaakstelling en bovendien nog een taakstelling toevoegt in verband met de prijsontwikkeling. Het Presidium ziet geen reden om de Raming naar aanleiding hiervan te wijzigen. Uiteraard blijft het streven gericht op een terughoudend uitgavenbeleid. Dit beleid is in het verleden succesvol gebleken. In dat verband wijst het Presidium het aanvaarden van een taakstelling in de vorm van een inspanningsverplichting van de hand, aangezien hierdoor het voeren van een op de toekomst gericht financieel beleid ernstig zou worden bemoeilijkt. Externe onderzoeken Leden van de fracties van de PvdA en de VVD vragen waarom het bedrag voor externe onderzoeken weer op het oude niveau moest worden gebracht. De fractie van D66 stelt de vraag of dit budget als voldoende moet worden beschouwd. Het oude niveau is het niveau dat in het OOW-rapport van begin jaren tachtig structureel nodig werd geacht. Gedurende enkele jaren is dit bedrag toen slechts voor de helft uitgeput. Dat was aanleiding om in 1990 op verzoek van de minister van Binnenlandse Zaken de Raming te verlagen waarbij de minister echter toezegde steeds te zullen meewerken aan een begrotingswijziging als de werkelijke uitgaven hoger waren. Dit was sindsdien het geval in 1993 (werkelijke uitgaven: f 0,790 mln) en 1994 (werkelijke uitgaven: f 0,860 mln). Het Presidium stelt vast dat de Kamer en de diverse Kamercommissies het middel van het onderzoek – niet in de vorm van een enqueˆte – steeds vaker hanteren en dat zij hierbij vaak een beroep doen op externe ondersteuning. Dit is naar de mening van het Presidium een gelukkige ontwikkeling, omdat het onderzoek op passende wijze uitdrukking geeft aan de behoeften van een parlement in deze tijd en omdat de externe ondersteuning doelmatiger is dan het aanpassen van de formatie van ons eigen ambtelijk apparaat. Het is dan echter bezwaarlijk en niet passend om telkens de budgettaire medewerking van het Kabinet te moeten vragen, zelfs als men ervan uit mag gaan dat deze nooit geweigerd zal worden. Europees Parlement De leden van de fractie van D66 noemen terecht allerlei voorbeelden van methoden waarlangs de Tweede Kamer en individuele leden van de Tweede Kamer zich beter informeren over Europese ontwikkelingen. Bij de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
2
door hen zelf gegeven voorbeelden spelen de leden van het Europees Parlement echter geen rol dan wel niet een zodanige rol dat daarvoor op zichzelf faciliteiten voor die leden in het Kamergebouw nodig zijn. De leden van de fractie van D66 geven niet nader aan welke faciliteiten zij op het oog hebben, maar het Presidium neemt aan dat bijvoorbeeld wordt gedoeld op kantoorruimte voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement. Inzake de mogelijkheden hiertoe kan in de toekomst nader onderzoek worden verricht. Het budget voor reizen door commissies, door delegaties van commissies dan wel door individuele leden van commissies (met name voorzitters en ondervoorzitters) is ruim genoeg om contacten met het Europees Parlement te onderhouden. Juist om de reden die de leden van de D66-fractie geven, heeft het Presidium alle commissies een budget van f 10 000,– ter beschikking gesteld voor «Europese» contacten. Hiervoor is dus geen aparte voorziening nodig. Rechtspositie van de leden De leden van de VVD-fractie stellen vragen over twee adviezen van de Commissie Emolumenten leden van de Tweede Kamer. Van de minister van Binnenlandse Zaken heeft het Presidium vernomen dat de indiening van een voorstel tot wijziging van de APPA – gebaseerd op e´e´n advies – in het najaar te verwachten is. Naar een tweede advies inzake de primaire rechtspositie van de leden wordt momenteel door het Presidium onderzoek gedaan. De vraag van de leden van de VVD-fractie «of een meer onafhankelijke vaststelling van de rechtspositie van de leden van de beide Kamers niet wenselijk zou zijn», is het Presidium niet duidelijk. Volgens artikel 63 van de Grondwet geschiedt die vaststelling bij de wet (aan te nemen met een 2/3 meerderheid in beide Kamers). Het Presidium acht dit nog steeds een goede procedure, maar is uiteraard bereid om de Commissie Emolumenten te vragen zich te beraden over alternatieven als hiervoor voorstellen worden gedaan. Regeling fractie-ondersteuning Leden van de PvdA-fractie vragen naar de betekenis van de opmerking in de toelichting dat de regeling fractie-ondersteuning ook in 1994 goed gefunctioneerd heeft. Het Presidium heeft daarmee geen uitspraak willen doen over de vraag of die regeling structureel afdoende is, ook gezien de behoefte aan betere informatie over Europese ontwikkelingen. De uitspraak verwees in het bijzonder naar de overgangsregeling waarbij fracties die zetels verloren nog een tijd lang op het oude niveau vergoedingen kunnen krijgen, terwijl nieuwe fracties en fracties die in omvang toenamen uiteraard van het begin af aanspraak kunnen maken op de daarbij behorende bedragen. Ook ligt het voor de hand dat met name de eerstgenoemde fracties interen op reserveringen uit het verleden. De getroffen budgettaire voorzieningen bleken hiervoor voldoende te zijn. Het Presidium waardeert het dat vele fracties in het verleden een voorzichtig budgettair beleid hebben gevoerd. Anders had deze constatering niet in de toelichting kunnen staan. Voorzover in de opmerking van de leden van de PvdA-fractie de vraag moet worden gelezen of de bedragen niet verhoogd moeten worden, wijst het Presidium er in de eerste plaats op dat zo’n verhoging toch al plaatsvindt, namelijk in verband met het vervoerplan. Overigens lijkt het niet verstandig de regeling structureel te veranderen in een periode waarin enerzijds het Kabinet zich beraadt over het gehele complex van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
3
steun aan politieke partijen en hun activiteiten, terwijl anderzijds in het ambtelijk apparaat van de Kamer als geheel voorzieningen worden getroffen om de leden beter en gerichter te informeren over Europese ontwikkelingen. In antwoord op de vragen van de leden van de fracties van VVD en D66 deelt het Presidium mee dat het in de toelichting aandacht vroeg voor de afgrenzing met andere vergoedingsregelingen, omdat het vaak vergelijkbare uitgaven zijn die zelfs soms verricht worden door dezelfde personen. Zo zijn er fractiemedewerkers die tevens in dienst zijn (voor een deel van hun tijd) van een politieke partij. Ook kunnen fracties bepaalde vormen van ondersteuning (abonnementen, trainingen) voor hun leden bekostigen uit de regeling fractiekosten terwijl diezelfde leden vergelijkbare ondersteuning kunnen bekostigen uit de hen wettelijk toegekende vergoedingen. De ervaring leert dat hier vrijwel altijd voor de accountant acceptabele scheidslijnen kunnen worden gevonden. De leden van de fractie van D66 nemen ten onrechte aan dat de fracties die geen mobiliteitsplannen voor hun werknemers zouden maken, daarmee ook de aanspraak zouden verliezen op de verhoogde kostenvergoeding. Deze ondersteuningsregeling heeft immers de vorm van een lump-sum waarbij de enige afgrenzing bestaat uit een opsomming van de uitgaven waarvoor deze financie¨n niet gebruikt mogen worden. Het overleg met de fracties over arbeidsomstandigheden en vervoersfaciliteiten levert voor die fracties geen verplichtingen op. Het zijn dan ook de fracties zelf die als werkgevers de verantwoordelijkheid dragen voor het al of niet maken van voldoende afspraken. Met betrekking tot het vervoerplan wordt overigens verwezen naar het elders in dit verslag opgemerkte. Personeelszaken De vraag van leden van de CDA-fractie met betrekking tot de inspanningsverplichting ten aanzien van het in dienst nemen van allochtonen, alsmede een vraag van leden van de PvdA-fractie over dit onderwerp, kunnen als volgt worden beantwoord. Het beleid ten aanzien van allochtonen is sinds de invoering van de WBEAA op hoofdlijnen op die wet gebaseerd. Momenteel is de Stafdienst Personeel en Organisatie druk doende met de uitvoering van de WBEAA. Hoewel de inventarisatie nog niet is afgerond, kan op basis van een respons van 86% (per 28 april 1995) geconcludeerd worden dat van het huidige (WBEAA-geregistreerde) personeelsbestand 25 personen tot de WBEAA-doelgroepen behoren, d.w.z. 5,5%. Conform de indeling die interdepartementaal is afgesproken om cumulatie van de gegevens van de rijksdienst mogelijk te maken zijn deze allochtonen als volgt verdeeld over de functieniveaus: niveau 1 (schaal 2–3) 12 niveau 2 (schaal 4–6) 10 niveau 3 (schaal 7–9) 1 niveau 4 (schaal 10 en hoger) 2 Op korte termijn zal een taakstellend werkplan aan de Dienstcommissie worden voorgelegd, waarin de te nemen maatregelen worden uitgewerkt. Op de vragen van de fracties van PvdA, VVD en D66 met betrekking tot de WAGW-norm kan het volgende worden geantwoord. Doelstelling van het beleid is de WAGW-norm van 5% uiterlijk per 1 januari 1997 te halen. Tot op heden verloopt de instroom moeizaam, ondanks het voorkeursbeleid. In de Nota Wervingsbeleid is vastgelegd dat ten aanzien van WAGW-ers extra inspanning geleverd zal worden om de instroom te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
4
bevorderen. Ter implementatie van dit besluit vindt er momenteel overleg plaats met een extern bureau dat voor de rijksdienst een loketfunctie zal kunnen gaan vervullen naar de verschillende bestanden van WAGW-ers (o.a. Abp, GMD, scholingsinstituten voor gehandicapten en Arbeidsvoorziening). Hiermee zal naar verwachting de werving van WAGW-ers effectiever gaan verlopen. Het Presidium meent dat de Tweede Kamer zowel als de fracties hier inderdaad een voorbeeldrol hebben te vervullen. De vraag van de D66-fractie met betrekking tot het ziekteverzuim kan als volgt worden beantwoord. In 1994 is extra aandacht besteed aan een meer consequente melding van verzuim. Daarnaast heeft de RBB in de loop van 1993 zijn beleid ten aanzien van reı¨ntegratie van langdurig zieken gewijzigd. Langdurig zieken werden vo´o´r 1993 in het kader van reı¨ntegratie voor een bepaald percentage arbeidsgeschikt verklaard. Vanaf medio 1993 worden mensen meer en meer op arbeidstherapeutische basis ingezet, maar blijven formeel nog volledig arbeidsongeschikt. Hoewel het beleid uiteraard is gericht op terugdringing van het ziekteverzuim, wordt niet uitgegaan van een streefcijfer. Het Presidium maakt graag van de gelegenheid gebruik om te onderstrepen dat het gestelde bij het onderdeel «ondersteuning van fracties en leden» met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid, ook geldt voor de bedrijfsgezondheidszorg. Een uitspraak die namens het Presidium is gedaan in de geheel andere omstandigheden van 1982 heeft zijn geldigheid verloren met de totstandkoming van de regeling fractiekosten en met de verzelfstandiging van de RBB (vroeger RGD). Elke fractie is vrij om de methode van ziekte- en verzuimbegeleiding te kiezen met het bureau dat die fractie daarvoor uitkiest. Het Presidium is zich er wel van bewust dat het aanwezig zijn ten behoeve van de ambtenaren van de Tweede Kamer van een bedrijfsarts die op vaste tijden spreekuur houdt, uit een oogpunt van doelmatigheid samenwerking van de fracties met diezelfde dienst aantrekkelijk maakt. Het Presidium heeft besloten dat de klankbordgroep interne milieuzorg – waar de D66-fractie naar vraagt – ongeveer op dezelfde wijze als in het verleden zal zijn samengesteld, dat wil zeggen, uit alle groepen van bewoners van het gebouwencomplex. De klankbordgroep is vrij om te beslissen hoe vaak zij vergadert. Zij adviseert het Presidium met name naar aanleiding van het jaarlijkse verslag over interne mileuzorg en over de plannen voor het volgende jaar. Communicatie De leden van de PvdA-fractie vragen naar versies in vreemde talen van de audiovisuele produkties voor externe doelgroepen. Binnen het beschikbare budget zijn dit jaar geen vertalingen voorzien. Ervaringen in het verleden leren dat de daaraan verbonden kosten niet in verhouding staan tot de gebruiksfrequentie van deze anderstalige versies. Desondanks is het het voornemen van de stafdienst Communicatie om in 1996 uit public relations overwegingen te trachten geld vrij te maken voor een Engelstalige versie. Sinds ruim een jaar zendt de NOS het mondelinge vragenuurtje op dinsdagmiddag rechtstreeks uit op de televisie. De leden van de PvdA-fractie informeren naar de ervaringen. Voor de periode na het zomerreces 1994 meldt de NOS dat op uitzenddagen gemiddeld 45 000 toestellen ingeschakeld zijn met als laagste aantal 20 000 en 90 000 als hoogste aantal. In 60% van de beschikbare dinsdagen worden ook daadwerkelijk mondelinge vragen uit de Kamer gesteld. Naar de mening van het Presidium en van de NOS zal de kijkdichtheid op bovengenoemd
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
5
niveau blijven aangezien er door de ongewisheid ten aanzien van de invulling van het vragenuur voor de potentie¨le kijkers nooit zekerheid bestaat over het al dan niet doorgaan van de uitzending. De leden van de PvdA-fractie vragen of het introductieprogramma ook is toegesneden op de «tussentijdse binnenkomst» van Kamerleden. Binnen de Kamer worden twee soorten introductiedagen verzorgd. In het voor- en najaar organiseren de stafdiensten Communicatie en Personeel & Organisatie cycli van twee dagen voor iedereen werkzaam in de gebouwen van de Tweede Kamer. Hieraan wordt deelgenomen door ambtenaren, persoonlijk- en fractiemedewerkers, journalisten, externen en kamerleden. Hiernaast wordt kort na de verkiezingen eenmalig een lezingencyclus voor nieuwe kamerleden georganiseerd. Tussentijds binnenkomende kamerleden nemen veelal deel aan de algemene introductiedagen. Nieuwe leden kunnen verder veel aanvullende informatie vinden in het geheel herziene boekje «Praktische mededelingen voor leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal». De leden van de PvdA-fractie constateren dat in de nieuwbouw toiletten moeilijk te vinden zijn. Bij het ontwerp heeft de architect in het nieuwbouwgedeelte, dat hoofdzakelijk uit vergaderaccommodatie bestaat, vrijwel geen toiletten voorzien. Hij is uitgegaan van de beschikbare toiletgroepen in de aanpalende bestaande bebouwing. Overwogen kan worden om naast de al aanwezige tekstuele bewegwijzering enige verwijzingen met pictogrammen aan te brengen. Wel wil het Presidium er voor waken dat het karakter van het gebouw door een overvloed aan borden met verwijzingen geweld aangedaan wordt. De leden van de CDA-fractie en de leden van de D66-fractie hebben vragen over het winkeltje. Nu de beslissing gevallen is dat het winkeltje een structurele voorziening wordt, worden de inrichting, het beheer en het assortiment als geheel onder de loep genomen. In de proeffase is alleen gebruik gemaakt van beschikbare logistiek en produkten. Op de overige vragen van de CDA-fractie met betrekking tot het winkeltje en produkten kan geantwoord worden dat de Kamer reeds jaar en dag over exclusieve relatiegeschenken beschikt die niet te koop aangeboden worden. In de komende maand zal de stafdienst Communicatie een geı¨llustreerde catalogus uitgeven waarin alle produkten zijn opgenomen. Daarnaast worden speciaal voor bezoeken aan het buitenland of bij ontvangsten van bijzondere bezoekers per keer passende geschenken aangekocht. Dit omdat het beschikbare budget onvoldoende is om een breed kwalitatief hoogwaardig assortiment naar ieders behoefte en smaak te bekostigen. Daarnaast plaatsen de leden van de CDA-fractie enkele kanttekeningen bij plaats en inrichting van het winkeltje. De toeloop naar het winkeltje is de afgelopen jaren negatief beı¨nvloed door het afsluiten van de Spuipoort. De verbouwing van de panden Binnenhof 1a-3 vordert echter in hoog tempo, zodat in de tweede helft van dit jaar weer alle groepen gebruik zullen gaan maken van de ingang Lange Poten. Bij het structureel maken van de winkelvoorziening is er van uitgegaan dat het winkeltje gezien moet worden als een service- en public relationsactiviteit. Het kleinschalige en vooral bijzondere assortiment maakt het onmogelijk geheel kostendekkend te opereren. Deze zelfde ervaring is opgedaan bij vergelijkbare activiteiten in andere parlementen. Ook de leden van de D66-fractie informeerden of het winkeltje kostendekkend kan worden gee¨xploiteerd. De leden van de D66-fractie vragen naar de wens van verschillende ministeries om naast geluid ook over beelden van de Tweede Kamervergaderingen te kunnen beschikken. Het ministerie van Financie¨n heeft in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
6
het afgelopen jaar een uitgebreide proef genomen met een gedigitaliseerd beeld via het ISDN-systeem. Na afloop van deze proef heeft zij besloten het initiatief te nemen om samen met andere ministeries in de omgeving te onderzoeken of een kabelverbinding met de Tweede Kamer mogelijk is. Wanneer het initiatief van het ministerie van Financie¨n het stadium van uitvoering bereikt, zal de Kamer het beeldsignaal vanzelfsprekend beschikbaar stellen. De leden van de D66-fractie vragen naar de stand van zaken ten aanzien van debatten op televisie. Hierbij wordt uitgegaan van een tweesporenbeleid waarbij de uitvoering echter grotendeels buiten de Kamer ligt. Enerzijds bestaat bij de NOS/NPS de behoefte om met een hogere frequentie rechtstreekse debatten vanuit de Tweede Kamer uit te zenden. Daarvoor is vooral – naast het vragenuur op dinsdag – de woensdag beschikbaar. Effectuering daarvan is geheel afhankelijk van de agenda van de Tweede Kamer. Het tweede spoor is het beschikbaar stellen van het beeldsignaal van de plenaire vergadering aan kabelnetten. Technisch is de Tweede Kamer reeds lang gereed het signaal te leveren. De kosten van het transport van het signaal, die voor rekening van de afnemer komen, zijn op dit ogenblik nog zo hoog (enkele tienduizenden guldens per week per kabelnet) dat het irree¨el is actie te ondernemen. Uit voortdurend overleg met PTT en Nozema blijkt dat verwacht mag worden dat de techniek zich zodanig ontwikkelt dat volgend jaar een aanbieding tegemoet gezien mag worden van ongeveer f 5,- per maand per aangeslotene binnen een kabelnet. Ter vergelijking: bij de Draadomroep bedragen de transportkosten 1 cent per aangeslotene per maand met een minimum van f 400,-. Informatie-adviseur In antwoord op een vraag uit de PvdA-fractie, deelt het Presidium mee dat de vacature informatie-adviseur reeds is ontstaan door de vaststelling op 30 juni 1993 van een nieuwe hoofdstructuur voor het ambtelijk apparaat. De werving is echter niet eerder aangevangen dan nadat de beide nieuwe directeuren waren benoemd en met de Griffier – met instemming van de Dienstcommissie – het profiel als volgt hadden vastgesteld: De functionaris zal worden belast met: – het doen van voorstellen voor het informatiebeleid – het vertalen van het beleid naar operationale richtlijnen – het vertegenwoordigen van de Tweede Kamer in externe overleggen – het onderzoeken van de toepasbaarheid van informatietechnologie binnen bedrijfsprocessen – het op verzoek van het Managementteam initie¨ren en bewaken van diverse projecten. Hierbij moet het begrip informatie in de meest brede zin worden opgevat. Het omvat in de eerste plaats de informatie die het primaire proces (Kamer, Kamercommissies, fracties en individuele leden) nodig heeft en de produkten van het primaire proces. Het betreft voorts de informatie die de samenleving van de Kamer vraagt en aan de Kamer levert. Het betreft ten slotte de managementinformatie die wordt geproduceerd door de verschillende ambtelijke diensten. Intussen is de totstandkoming van de nieuwe dienst automatisering, waar uit de PvdA-fractie eveneens naar gevraagd wordt, al verder gevorderd. De informatie-adviseur ressorteert rechtstreeks onder de Griffier, maar zal uiteraard veel contact onderhouden met de automatiseringsdienst. Niet alle informatieproblemen zullen echter
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
7
worden opgelost langs de weg van automatisering en niet alle automatiseringsprojecten zullen binnenshuis ter hand hoeven te worden genomen. De vraag die leden van de PvdA-fractie elders in het verslag stellen naar eventuele aansluiting bij Internet of vergelijkbare voorzieningen, zal door de Informatie-adviseur en vervolgens door het Managementteam worden beoordeeld. Hierover zal overleg worden gevoerd met de Kamerleden die samen het Strategisch Overleg Informatievoorziening vormen (opvolger van de STAD). Voorts wordt verwezen naar het elders in dit verslag gestelde met betrekking tot de dienst Automatisering. Ditzelfde antwoord kan worden gegeven aan de leden van de CDA-fractie die behalve op Internet, ook wijzen op de verbindingen tussen fracties en partijbureaus. Het Strategisch Overleg Informatievoorziening (STOI) is inderdaad voorzover het Presidium bekend – nog niet bijeen geweest. Dat hangt samen met de omstandigheid dat de ambtelijke structuur voor automatisering en informatievoorziening nog niet volledig is afgerond. Het Presidium hoopt dat spoedig een informatie-adviseur kan worden benoemd. Naarmate deze functionaris plannen op tafel legt en prioriteiten kiest, zal de STOI vanzelf geregeld adviezen moeten geven. Het Presidium acht zulks – met de leden van de fractie van D66 – essentieel voor een goed functioneren van de Tweede Kamer. Commissiebureaus De fracties van VVD, PvdA, CDA en D66 vragen naar de voortgang van het onderzoek naar de wenselijke aanpassingen in de Commissiebureaus. Het rapport daarover van Berenschot is na maanden onderzoek aan de directeur Constitutioneel Proces aangeboden. De directeur zal daarover een standpunt formuleren voor het Management Team dat het rapport met het Presidium zal bespreken. Op die manier krijgt de Kamer, voor wie deze kwestie essentieel is, de gelegenheid haar mening te geven. Tot nu toe zijn tien wetgevingsrapporten geschreven. Van deze rapporten is door de leden ook daadwerkelijk gebruik gemaakt. De huidige ambtelijke organisatie is overigens, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht, niet toegesneden op groei van het aantal wetgevingsrapporten. Medio december is door een ambtelijke werkgroep een advies uitgebracht over de organisatorische aanpak van de wetgevingsrapporten. Dit rapport, waarin tevens een advies staat over een verbetering van de afstemming tussen griffiers en het bureau wetgeving, wordt bij de besluitvorming over het rapport Berenschot betrokken. De huidige indeling van de commissies in verschillende bureaus is gebaseerd op het bereiken van een goede afstemming en onderlinge coo¨rdinatie tussen de verschillende commissies. Overigens vindt ook tussen de verschillende bureaus onderling en met de griffie regelmatig overleg plaats over de gewenste inhandenstelling en het voortouw van een bepaalde commissie bij een gezamenlijk onderwerp. Griffie Naar aanleiding van een vraag van leden van de fractie van de PvdA wordt opgemerkt dat verwacht wordt dat aan het eind van dit jaar alle ministeries hun documenten in elektronische vorm aan de Kamer kunnen aanleveren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
8
Naast de reeds bestaande mogelijkheden om documenten te raadplegen in de bestaande databestanden van de dienst Documentatie en de informatie uit Twekis zoals kamerstukken in tekstpool, is het streven erop gericht zoveel mogelijk stukken digitaal benaderbaar te maken. Dit in antwoord op een vraag terzake van de D66-fractie. Documentatie Naar aanleiding van een vraag van de leden van de PvdA-fractie wordt opgemerkt dat de dienst Documentatie op dit moment nog voldoet aan de beantwoording van de hen gestelde vragen; gezien de enorme stijging van het beroep op de dienst wordt echter onderzocht hoe in de vragen onderscheid kan gemaakt worden naar prioriteit, omdat verdere uitbreiding met personeel in de tijd van bezuiniging niet de goede oplossing biedt. Met name geldt dit de vragen van burgers en pers. Oplossingen worden onder meer gezocht in het verder gedigitaliseerd aanbieden of tegen betaling. Een verdere vraag van dezelfde leden is of bij ingebruikname van Binnenhof 1a-3 integratie van de balies van Parlementaire- en EU-documentatie niet efficiency-bevorderend zou werken. Helaas komen door deze heringebruikname geen extra vierkante meters vloeroppervlak beschikbaar. De mening van de PvdA dat EU dichterbij de gebruikers grotere bereikbaarheid geeft, onderschrijft het Presidium overigens. Bibliotheek De leden van de PvdA-fractie informeren naar de toetsingscriteria voor het schonen van de oude boekencollecties. De opdracht tot het saneren van de oude boekencollectie werd in 1989 gegeven door de Griffier aan het toenmalige hoofd van de Bibliotheek- en Documentatiedienst. Verwijderd wordt al het verouderde, niet politieke, naslagmateriaal met gegevens over landen, steden, volkeren, woordenboeken etc. en publicaties over onderwerpen niet behorend tot de zwaartepunten van de collectie (staatsrecht, parlement en politiek) die verouderde informatie bevatten. Beveiligingingsdienst Het probleem van de plaatsing van apparatuur op gangen, dit naar aanleiding van een vraag van de CDA-fractie, doet zich in alle gebouwen voor. Er wordt in elke situatie bekeken of de concrete plaatsing geen gevaar oplevert (bijvoorbeeld belemmering van een vluchtroute of iets dergelijks). In incidentele gevallen kan een apparaat op een gang worden getolereerd. Uitgangspunt blijft dat gangen obstakelvrij dienen te zijn. Zolang er echter sprake is van spanning in de huisvestingssituatie, moet een redelijke tussenweg worden gekozen tussen Arbo-beleid en veiligheidsvoorschriften. Vervoerplan Het Presidium heeft met belangstelling kennisgenomen van de opmerkingen en vragen uit de CDA-fractie over de vervoersfaciliteiten van de PM’ers. Inderdaad heeft het Presidium overwogen om de PM-budgetten te verhogen in verband met het vervoerplan en los daarvan de maxima voor de fractiebudgetten. Omdat het dan gaat om zeer kleine bedragen voor de PM’ers en omdat per fractie de relatie tussen fracties en PM’ers anders is opgezet, heeft het Presidium besloten om het totale bedrag in zijn geheel te verwerken in de fractiebudgetten. Dit betekent dat fracties vervoerfaciliteiten niet alleen aan het fractiepersoneel zullen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
9
moeten aanbieden, maar ook aan PM’ers, al of niet via de omweg van een Stichting of het individuele Kamerlid. Als de Kamer er de voorkeur aan zou geven de beide voorzieningen alsnog te splitsen, dan is het Presidium hiertoe bereid, maar dat zal dan voor alle fracties en alle leden moeten gebeuren. De leden van de fracties van PvdA, VVD, D66 en CDA hebben voorts diverse vragen gesteld over het vervoerplan en dan veelal over de verdeling van de parkeerplaatsen. In het onderstaande wordt op alle vragen ingegaan. Volgens het SVV II moet er parkeerruimte beschikbaar zijn volgens de norm van e´e´n plaats per tien werknemers. Op grond van deze norm zijn er, voor het fractiepersoneel en de PM’ers, tezamen met het ambtelijk personeel, 92 parkeerplaatsen beschikbaar. De 212 parkeerplaatsen in de garage Schedeldoekshaven zijn komen te vervallen. De leden hebben altijd de mogelijkheid om te parkeren. Dat laatste is naar het oordeel van het Presidium gerechtvaardigd omdat leden zich te allen tijde, op de wijze die zij zelf verkiezen, naar hun verplichtingen moeten kunnen begeven. Veel leden zullen maar sporadisch van hun parkeermogelijkheid gebruik maken. Vandaar dat de 92 parkeerplaatsen voor de medewerkers dubbel kunnen worden uitgegeven. De plaatsen zijn naar rato van het aantal personeelsleden verdeeld tussen het ambtelijk personeel en de fractie- en persoonlijk medewerkers. De plaatsen van de fractie- en persoonlijk medewerkers zijn naar rato van de zetels doorverdeeld over de fracties. Bij de toewijzing door de RGD van parkeerplaatsen heeft deze dienst zich op het standpunt gesteld dat de pers in dienst is van de onderscheiden media en dat journalisten zich voor parkeerfaciliteiten bij hun eigen werkgever moeten vervoegen: hier ligt geen taak voor de overheid. Het Presidium volgt deze redenering. Wel zal de Directeur Facilitair Bedrijf bij de verdeling van plaatsen voor het ambtelijk personeel een aantal plaatsen reserveren om in knelsituaties de pers ter wille te zijn. Technisch wordt dit laatste opgelost doordat er een aantal kaarten, die de vorm hebben van de kamertoegangspas, geprogrammeerd wordt voor uitsluitend toegang tot de parkeergarage. Deze zogenoemde dagpasjes kunnen in voorkomend geval net als de huidige dagpasjes worden uitgegeven. Ook aan ambtelijk personeel, wanneer roosters of werktijden daartoe noodzaken. Voor het overige krijgt deze laatstgenoemde groep alleen toegang tot de garage op de voorwaarden als vermeld in het vervoerplan (chauffeur van een carpoolteam, medische en/of sociale indicatie, incidenteel als de dienstuitoefening zulks noodzaakt). Combinatie van persoonsgebonden functies in e´e´n pas heeft bij de ontwikkeling van de toegangspas voor de Kamer altijd centraal gestaan. Een parkeerplaats is persoonsgebonden. Het in de praktijk brengen van de parkeernorm is een goed moment om deze faciliteit te activeren. De kosten voor het aanpassen van de toegangsapparatuur bij de garage zijn in de begroting van het vervoerplan als een eenmalige uitgave opgenomen. Over de ontwikkeling van een vervoerplan en over de parkeermogelijkheden onder het Plein is doorlopend intensief overleg gevoerd met de overige Binnenhofbewoners. Ieder bevoegd gezag heeft in deze uiteraard een eigen verantwoordelijkheid. Alle ambtelijke onderdelen van de Staten-Generaal hebben in ieder geval eenzelfde vervoerplan. Naast een gecoo¨rdineerd optreden richting RGD over parkeren, participeren de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
10
andere Binnenhofbewoners ook in de fietsenstallingsfaciliteiten die onder Binnenhof 1a zijn gerealiseerd. Het in de nota van toelichting gehanteerde begrip «derden» werkt wat verwarrend: beoogd is aan te geven dat «gebruik» de noodzaak van installatie van een extra kaartleesapparaat noodzakelijk maakt. Elders in het Verslag werd de vraag gesteld of er wijzigingen in het plan zijn aangebracht ten opzichte van de oorspronkelijke versie als uitvloeisel van het overleg met de dienstcommissie. Het Presidium merkt op dat het overleg met dienstcommissie en bijzondere commissie niet tot principie¨le wijzigingen heeft geleid. Voorts wordt in het verslag onrust bij het ambtelijk personeel geconstateerd over de gevolgen van het vervoerplan. Het Management Team heeft, zulks op speciaal verzoek van de dienstcommissie/bijzondere commissie, kenbaar gemaakt rekening te houden met specifieke omstandigheden. Op een vraag van de leden van de VVD-fractie naar een onderbouwing van de raming van het Vervoerplan, kan het volgende worden opgemerkt. Vooraf zij opgemerkt dat het, met betrekking tot zowel de fracties als het ambtelijk apparaat, gaat om een totaalbedrag van f 0,5 mln. De opbouw van het budget alle´e´n voor de ambtenaren is als volgt (bedragen x f 1 mln): – openbaar vervoer – carpoolen – fietsmaatregelen subtotaal eenmalige kosten(inrichting)
f 0,400 mln f 0,040 mln f 0,035 mln
af: – huidige forensenkostenvergoeding/parkeerheffing/ verlaging kosten dienstreizen totaal
f 0,475 mln f 0,030 mln
f 0,255 mln f 0,250 mln
In beginsel is het Binnenhof autovrij. Er wordt een uitzondering gemaakt voor het «bewindsliedenverkeer». Daarnaast is een zeer beperkt aantal parkeerplaatsen ingericht voor leveranciers van het Binnenhof die om, technische, redenen niet in de garage terecht kunnen. Bodendienst Speciaal voor interne nieuwsvoorziening is onder het interne TV-circuit Kamertekst ontwikkeld. Alleen met kostbare technische- en programmatuuraanpassingen is het mogelijk ook Teletekst in de informatiezuilen op te nemen. Aan het verzoek van de leden van de PvdA-fractie om de informatiezuilen te voorzien van een gebruiksaanwijzing wordt in die zin gevolg gegeven dat zeer binnenkort het standaardbeeld van de plenaire vergaderzaal continu rouleert met een instructiepagina voor het gebruik van Kamertekst. Voor wat betreft de tweede vraag deelt het Presidium mee dat als leden bezoekers melden, zij duidelijk moeten aangeven of gebruik zal worden gemaakt van een geluidsinstallatie. In dat geval kan worden voorzien in bedienend personeel. Naar aanleiding van een vraag van de D66-fractie inzake de electronische displayschermen, wordt opgemerkt dat op verzoek van het Facilitair Bedrijf een onderzoek is gestart. Er is op voorhand geen budget gereserveerd, maar indien mocht blijken dat een dergelijk systeem een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
11
toegevoegde waarde bevat en als zinvol wordt ervaren, zal het (budgettair) probleem weer aan de orde worden gesteld. Restaurantbedrijf De leden van de PvdA-fractie zouden graag in alle restaurants kranten aanwezig zien. Voorts vragen zij of niet op een aantal plaatsen in het Kamergebouw verkooppunten van kranten kunen komen. Momenteel zijn kranten aanwezig op de leestafel in de koffiekamer voor leden. Indien ook kranten aanwezig moeten zijn in het ledenrestaurant en het statenrestaurant, betekent dat een aanzienlijke kostenstijging per jaar op de post abonnementen. Het Presidium meent verder dat er in de nabije omgeving van de Tweede Kamer voldoende gelegenheid bestaat om kranten aan te schaffen en zou dus niet de suggestie van de PvdA-fractie willen volgen om daarvoor aparte verkooppunten in het Kamergebouw in te richten. Even afgezien van de vraag of zo’n verkooppunt rendabel zou zijn, ziet het Presidium dit niet als een taak van de Kamer. In principe blijft, dit naar aanleiding van een vraag van de leden van de PvdA-fractie, in het nieuwe ledenrestaurant de functie van koffiekamer gehandhaafd. De «overname» van Speakerscorner, waar dezelfde leden naar informeren, maakte het mogelijk om in de nabijheid van de koffiekamer Lange Poten een keuken te verkrijgen. Hierdoor werd het vervolgens mogelijk te besluiten het ledenrestaurant naar de koffiekamer te verplaatsen. Dit was een wens die (sinds de ingebruikname van het ledenrestaurant in de nieuwbouw) steeds sterker bij leden aanwezig bleek te zijn. De belangrijkste reden voor de overname was dus de keuken en niet zozeer de ruimte voor het cafe´. Ten aanzien van de ruimte van het cafe´ wordt voorgesteld deze te gebruiken als overloop voor het ledenrestaurant bij drukke vergaderdagen en daarnaast als ruimte voor de ontvangst van groepen bezoekers; zij kunnen daar een kopje koffie drinken. Op dit moment is nog geen overleg gaande met de gemeente Den Haag over de mogelijke bestemming van de vrijgevallen terrasruimte bij Speakerscorner. De gemeente beraadt zich op plannen voor het gehele gebied. Dit naar aanleiding van een vraag van de D66-fractie. Naar aanleiding van vragen van de CDA-fractie het volgende. Naar schatting is met de verplaatsing van het ledenrestaurant naar de koffiekamer een bedrag van circa f 0,6 mln gemoeid. Dit bedrag kan uit het bestaande budget van de Interne Dienst (bestedingsplan 1995) worden opgebracht. Dit is mogelijk geworden door verschuiving van andere activiteiten. De Rijksgebouwendienst begeleidt en voert de verbouwing uit. Naar verwachting zal het bestaande ledenrestaurant voldoende worden gebruikt. Er is vaak grote drukte rondom lunchtijd in het statenrestaurant en er zijn momenteel zeer veel bezoekersgroepen die graag een lunch zouden willen gebruiken, maar die wegens ruimtegebrek niet ontvangen kunnen worden. Er wordt rekening gehouden met hogere exploitatiekosten doordat in feite een restaurantvoorziening extra wordt gecree¨erd. Aan de andere kant kunnen hogere inkomsten voor het Restaurantbedrijf worden verwacht. Een en ander zou met elkaar in de pas moeten lopen. Onder verwijzing naar een hierop betrekking hebbende vraag van leden van de VVD-fractie het volgende. Het Presidium heeft – bij de discussie over de ontwikkelingen in het Restaurantbedrijf – nog niet zo lang geleden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
12
door een externe adviseur ook de vraag laten beantwoorden naar de wenselijkheid van privatisering van het Restaurantbedrijf. Naar aanleiding van die advisering, is toen besloten het Restaurantbedrijf tijd te geven in te spelen op alle veranderingen. Er zou dan, nadat een stabiele situatie is ontstaan, wellicht opnieuw een onderzoek plaats kunnen hebben; momenteel is dat – gezien alle veranderingen – minder opportuun. Uit de rekening over 1994 blijkt dat het Restaurantbedrijf een bedrag van f 1,360 mln aan inkomsten heeft gegenereerd. Aan de uitgavenkant stond een bedrag van f 1,496 mln. In beide gevallen is sprake van kasbasis. Naar aanleiding van vragen van zowel de VVD- als de D66-fractie wordt opgemerkt dat de proef met de nieuwe Vergaderservice is gestart op 1 maart met een looptijd van drie maanden. De proef wordt aan de hand van ervaringen van klanten door het Restaurantbedrijf gee¨valueerd. Interne dienst De PvdA-fractie wil weten waarom – naar het hun voorkomt – de telefooncentrale zo vaak buiten werking is. Er is een aantal malen een technische storing geweest waardoor de hele telefooncentrale buiten werking is geweest. De reden hiervoor is voornamelijk geweest de overschakeling naar het ISDN (=digitale) telefoonnet. Dit is landelijk nog niet stabiel. De PTT verwacht pas vanaf oktober 1995 geen storingen meer te hebben. Omtrent de zin van de kubussen, een vraag van de PvdA-fractie, merkt het Presidium het volgende op. De kubussen worden met een beperkte regelmaat wel degelijk gebruikt. Zo zijn er geregeld bezoekers die zich gedurende korte tijd daar terugtrekken. Wellicht zou er echter meer gebruik van kunnen worden gemaakt. Over de decoratieve waarde kunnen smaken uiteraard verschillen. Inzake een drietal vragen van de VVD-fractie met als onderwerp het achterstallig onderhoud, wordt ter toelichting het volgende opgemerkt. Momenteel bestaat er nog geen overeenstemming met de Rijksgebouwendienst (RGD) over de financiering van het achterstallig – groot – onderhoud in 1997. Volledige overeenstemming bestaat over het feit dat er achterstallig onderhoud en knelpunten aanwezig zijn. Deze bedragen zijn gebaseerd op het eigen overzicht van de RGD. De RGD stelt echter onvoldoende middelen op haar begroting te hebben. Voor zover bekend, wordt nu nog niet afgezien van kleinere aanpassingswerkzaamheden. Dienst Automatisering De fracties van PvdA en D66 hebben enkele vragen aangaande de stand van zaken bij Internet. De Tweede Kamer is, als zodanig, niet aangesloten op Internet. Elke fractie kan desgewenst via Internet verbindingen kiezen. Verbindingen leggen via Internet is voor rekening van de gebruikers, in casu de fracties. Op dit moment kunnen derden nog niet via Internet toegang krijgen tot de Kamerbestanden. Dit is e´e´n van de vraagstukken die op korte termijn door de informatie-adviseur opgepakt dient te worden (inclusief beveiligingsaspecten). Ook de dienst Automatisering, dit naar aanleiding van een vraag van de CDA-fractie, wil een eind maken aan de verspreiding van computervirussen. Naast stimulering van het gebruik van electronische post, is besloten op alle posten waar nog met «vreemde» diskettes wordt gewerkt, een virus-scanner te installeren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
13
Het koppelen van fysieke netwerken is een eenvoudige technische zaak; de impact hiervan moet inzichtelijk worden gemaakt alvorens een koppelingstechniek als Kamerstandaard wordt gekozen. Hiertoe worden thans enkele ervaringstrajecten doorlopen met het partijbureau van de PvdA en enkele ministeries. Naar aanleiding van vragen van de VVD-fractie het volgende. De momenteel gehanteerde afschrijvingstermijn van PC’s en printers is drie jaar. Bij de uitbreiding van de huidige voorzieningen wordt niet gedacht aan uitbreiding van Twekis en Stairs. De vraag of de gebruikersvriendelijkheid hiervan wordt getoetst en de huidige ontwikkelingen op electronisch gebied hierbij worden betrokken, kan instemmend worden beantwoord: gebruikersvriendelijkheid van systemen zal e´e´n van de belangrijkste criteria vormen bij de selectie en het ontwerp hiervan (gebruikersvriendelijkheid in de zin van goede, eenvoudige toegankelijkheid). Uiteraard wordt uitgegaan van de huidige ontwikkelingen op electronische gebied. Vanzelfsprekend blijft de relatie tussen aangeboden voorzieningen en cursussen in stand. Technisch gesproken kunnen alle inbrengen via het netwerk worden aangeleverd. Er zal worden onderzocht of de norm die momenteel geldt voor de verstrekking van apparatuur (bijvoorbeeld twee PC’s per kamerlid) nog voldoet. Indien blijkt dat er vraag is naar uitbreiding van assortiment, zal deze vraag zeker worden meegenomen. Met betrekking tot de door de D66-fractie aan de orde gestelde inventarisatie van wensen van de fracties over het gebruik van het automatiseringspakket, wordt opgemerkt dat de consultatie hieromtrent als volgt zal plaats vinden: – – – –
overleg ambtelijk secretarissen, STOI-overleg (strategisch), verschillende gebruikersoverleggen, gesprekken naar aanleiding van individuele of fractiewensen.
Inzake verdere vragen van de D66-fractie nog het volgende. Het is niet uitgesloten dat WP6.0 uiteindelijk gekozen zal worden als standaard tekstverwerkingspakket voor de gehele organisatie. Dit kan echter pas gebeuren als alle PC’s daarvoor geschikt zijn. Dit zal nog even duren. Naar verwachting zal het project «Thuisgebruik» in het kalenderjaar 1995 gestalte krijgen door middel van een aantal concrete pilots. Artikelsgewijs (uitgaven)
Artikel 03.03 (pensioenen en uitkeringen aan de oud-leden en aan de weduwen en wezen van de oud-leden van de Tweede Kamer) Het is het Presidium niet duidelijk wat de fractie van D66 bedoelt met de suggestie om «outplacementbegeleiding van oud-Kamerleden te faciliteren». Bedoelen deze leden dat het Presidium zelf aan alle niet herkozen leden outplacement moet aanbieden? Het Presidium staat hier niet positief tegenover, omdat zulks in feite een verhoging van de regeling fractie-ondersteuning dan wel van het wachtgeld inhoudt, welke verhogingen dan bovendien nog niet evenredig zouden worden verdeeld. Bovendien bestaat de indruk dat partijen die zetels verloren zich zelf van hun verantwoordelijkheid bewust zijn. Dit verklaart juist de snelle afname van het aantal wachtgelders.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
14
Artikel 03.04 (personeel en materieel) De D66-fractie vraagt bij een tweetal uitgavenartikelen en e´e´n ontvangstenartikel het verschil te verklaren tussen de realisatie 1994 en de begroting 1995. In het onderstaande wordt die toelichting voor artikel 03.04 gegeven. De overigen vragen komen bij het uitgavenartikel 03.13 en het ontvangstenartikel 04.01 aan de orde. Opgemerkt zij dat dergelijke cijfers niet los kunnen worden gezien van de begroting 1994. Deze cijfers zijn derhalve mede in de vergelijking betrokken. Begroting 1994 : f 49,7 mln Realisatie 1994 : f 51,5 mln Begroting 1995 : f 58,4 mln Vooropgesteld zij dat de uitgaven 1994 in vergelijking tot de stand 2e suppletoire begroting 1994 voor 99,6% zijn gerealiseerd. De begrotingsuitgaven 1994 bedragen namelijk f 51,51 mln. versus een beschikbaar begrotingsbedrag vanf 51,7 mln. De hogere raming 1995 (f 56,0 mln.) t.o.v. de raming 1994 is als volgt te verklaren: * Noodzakelijke aanpassingen in het pand Binnenhof 1a/3 * Externe parlementaire onderzoeken * Communicatie * Diversen (o.a. bibliotheek) totaal
f 3,7 mln – 0,3 mln – 0,2 mln – 0,1 mln f 4,3 mln
Het restant verschil is gelegen in de toename van het meerjarencijfer 1995 t.o.v. het meerjarencijfer van 1994, uitgaande van de stand Miljoenennota 1994. Voor de ingebruikname van Binnenhof 1a-3 is, dit naar aanleiding van een vraag van de SP-fractie, een aantal activiteiten gepland omdat het een heuglijk feit betreft dat de Oude Zaal weer in gebruik wordt genomen. In feite is de ingebruikname van het hele opgeknapte historische gedeelte een moment om te markeren. De geplande activiteiten hebben een zeer sober karakter. De leden van de SP-fractie vragen voorts naar de inhoud van het «educatief programma». Het Presidium wil aan de hand van historische objecten (jeugdige) bezoekers enig inzicht verschaffen in de ontstaanswijze van onze democratie en een historisch overzicht geven van de ontwikkeling van onze staatsinrichting. Hierbij wordt gedacht aan het gebruik van verschillende audiovisuele middelen en de nieuwe media.
Artikel 03.13 (uitzending van leden en begeleidende ambtenaren van de Tweede Kamer naar het buitenland) Uit ervaring blijkt – dit in antwoord op een vraag uit de CDA-fractie – dat het reisbudget ruimschoots voldoende is voor de diverse behoeften. De mogelijkheden tot het onderhouden van internationale contacten worden in de praktijk meer beperkt door de Kameragenda die afwezigheid vaak onwenselijk maakt dan door het budget. Het is in de regel slechts een beperkt aantal leden dat als waarnemer bij verkiezingen fungeert. De kosten hiervan zijn niet groot. De toeneming van de behoefte aan internationale contacten betreft voornamelijk ontmoetingen in Europa. Ook daarvan zijn de kosten niet groot. Analoog aan de toelichting bij artikel 03.04, is de uitgavenontwikkeling in 1994 in relatie tot de raming 1995, bij artikel 03.13 als volgt (bedragen x f 1 mln):
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
15
Begroting 1994 : f 0,66 mln Realisatie 1994 : f 0,21 mln Begroting 1995 : f 0,78 mln De gerealiseerde uitgaven op dit artikel hangen direct samen met het activiteitenniveau in 1994. In het verkiezingsjaar 1994 zijn er, zoals te doen gebruikelijk, geen twee uitgaande parlementaire bezoeken geweest. Ook de uitgaande reizen op commissieniveau waren, vanwege het verkiezingsjaar, van beperkter omvang dan te doen gebruikelijk.
Artikel 03.16 (parlementaire enqueˆtes) Vragen van de leden van de fracties van het CDA en D66 of het wel correct is deze post altijd buiten de raming om te financieren gezien de grote invloed op de uitgaven, berusten wellicht op een misverstand. De raming van de enqueˆte «opsporingsmethoden» zal namelijk bij de begrotingswijziging naar aanleiding van de Voorjaarsnota 1995 worden verwerkt voor 1995 en 1996. Voor dit laatste jaar betreft het een pro memorie-raming. Als gevolg van de aard van het artikel bestaat hiervoor geen meerjarenraming, maar stelt de Kamer op grond van artikel 29 van de Wet Parlementaire Enqueˆte een raming vast van de kosten die voor het onderzoek in een bepaald jaar voorzien zijn. Het Kabinet dient vervolgens een voorstel van wet in tot verhoging van het betreffende budget binnen hoofdstuk II van de Rijksbegroting. De D66-fractie stelt voorts een aantal vragen over de raming van de parlementaire enqueˆtecommissie Opsporingsmethoden. De parlementaire enqueˆtecommissie-van Traa heeft een begroting ingediend voor het lopende begrotingsjaar 1995. Deze begroting (Kamerstukken 24 072, nr. 2) is in de vergadering van 7 maart jl. door de Kamer vastgesteld. Het opnemen van de pro-memorie raming 1996 is gelegen in de noodzaak, in verband met de doorloop van de enqueˆte tot in het laatste semester van dit jaar, vooraf rekening te houden met uitgaven voor de enqueˆtecommissie die niet meer ten laste kunnen worden gebracht van het begrotingsjaar 1995.
Artikel 04.06 (aandeel van Nederland in de kosten van interparlementaire organen) Het Presidium moet op een vraag uit de CDA-fractie in de eerste plaats het formele antwoord geven dat het niet het Presidium is dat de Raming voor de bijdragen aan interparlementaire organen voorbereidt, maar de Gemengde Commissie van Toezicht uit Eerste en Tweede Kamer samen. Het Presidium heeft zich een enkele maal tot die Gemengde Commissie gewend met dezelfde vraag en toen het antwoord gekregen dat in de bestuursorganen van genoemde instellingen Nederlandse leden meestal slechts een beperkte invloed hebben. Het Presidium hecht groot belang aan deze instellingen en aan de traditioneel sterke inbreng vanuit Nederland daarin. Niettemin is het om meerdere redenen wenselijk te vermijden dat de begrotingen van die instellingen en de diverse procedures voor uitvoering daarvan, zich in andere richting ontwikkelen dan die van de Tweede Kamer. Om die reden is het Presidium bereid terzake in overleg te treden met de Gemengde Commissie. Artikelsgewijs (ontvangsten)
Artikel 04.01 (diverse ontvangsten) De ontvangstenrealisatie in 1994 geeft, tegen het perspectief van de raming 1995, het volgende beeld (bedragen x f 1 mln):
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
16
Begroting 1994: f 0,07 mln Realisatie 1994: f 0,11 mln Begroting 1995: f 0,05 mln In 1994 is op onderhavig artikel f 0,11 mln ontvangen. In de raming 1994 was f 0,07 mln opgenomen. De ontvangsten betreffen retourontvangsten inzake afrekeningen van bijdragen van de Staten-Generaal aan de Beneluxraad. De verlaagde raming in 1995 houdt verband met een hoger activiteitenniveau van de Beneluxraad in 1994. De voorzitter van het Presidium, Deetman De griffier, De Beaufort
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 143, nr. 11
17