Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1980-1981
15 550
Integraal Structuurplan Noorden des Lands
Nr. 57
LIJST V A N ANTWOORDEN Ontvangen 20 januari 1981 1 Zoals in het v o o r t g a n g s r a p p o r t uiteengezet, heeft de doelstelling van het ISP betrekking op de sociaal-economische ontwikkeling van het Noorden in zijn totaliteit. Deze is afhankelijk van een veelheid van factoren o p regionaal, nationaal en internationaal niveau en het daarop inspelend beleid. De taakstelling daarentegen beperkt zich t o t regionale werkgelegenheidseffecten van het in ISP-kader afgesproken meer specifieke stimuleringsbeleid ten aanzien van de particuliere sector, de overheidssector en de arbeidsmarkt. Op deze effecten van het beleid kan de overheid directer w o r d e n aangesproken dan op de sociaal-economische ontwikkeling als zodanig. Hierbij zij o p g e m e r k t dat dit in wezen alleen geldt v o o r de overheidssector en het arbeidsmarktbeleid, terwijl met betrekking tot de particuliere sector de overheid in hoofdzaak een stimulerende rol vervult. Op g r o n d hiervan is binnen de taakstelling expliciet een duidelijk onderscheid tussen deze drie bestanddelen aangebracht. De taakstelling v o o r de werkgelegenheid w o r d t als eerste graadmeter voor het gevoerde beleid gehanteerd. 2 De v e r m e l d i n g in het v o o r t g a n g s r a p p o r t dat er o n v o l d o e n d e statistisch b e t r o u w b a r e gegevens v o o r h a n d e n zijn moet gezien w o r d e n in relatie tot de v o o r g a a n d e zin, waarin het p r o b l e e m van de toetsing van de doelstelling na een jaar beleidsuitvoering w o r d t gesteld. Bij het samenstellen van het v o o r t g a n g s r a p p o r t kon nog niet w o r d e n beschikt over de definitieve resultaten van de enquête van het CBS naar het aantal werkzame personen (SWP) per 31 maart 1979. De resultaten van dit onderzoek werden op dat m o m e n t o n d e r w o r p e n aan een extra controle o m het effect vast te stellen van w a a r n e m i n g s f o u t e n die in de loop van enkele jaren ontstaan zouden kunnen zijn als gevolg van de soms ingewikkelde juridische v e r h o u d i n g e n tussen o n d e r n e m i n g e n . Onlangs zijn de resultaten beschikbaar g e k o m e n (voor gebruikers reeds bij CBS verkrijgbaar; publikatie is op handen). 3 In de eerste plaats zij verwezen naar het a n t w o o r d o p vraag 2, waarin de CBS-enquête betreffende werkzame personen w o r d t g e n o e m d . Door het CBS w o r d t al geruime tijd aandacht besteed aan de verbetering en uitbreiding van statistieken die (mede) regionale informatie opleveren. In dit verband is ook de instelling van een Commissie van Advies voor Regionale Statistieken van belang.
12vel
T w e e d e K a m e r z i t t i n g 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
1
Overigens neemt een en ander niet weg dat voor de hier relevante doeleinden een aantal beperktheden van het materiaal blijven bestaan. De SWP betreft niet de gehele werkgelegenheid maar alleen de loontrekkenden. De cijfers komen eerst met enige vertraging ter beschikking. De vergelijkbaarheid van gegevens uit verschillende bronnen blijft problemen bieden. Bij de korte-termijnevaluatiesystematiek van het ISP zal men naar verwachting dan ook met vraagstukken van statistische aard geconfronteerd blijven.
Zoals uit de tabellen op blz. 65 t/m 67 en diagrammen op blz. 34, 43, 49 en 56 van het rapport blijkt, zijn dezelfde statistische bronnen gebruikt, waarop ook het vorige ISP-rapport is gebaseerd.
Werkloosheid van mannen en vrouwen in het ISP-gebied per ultimo december 1980 naar COROP-gebied, niet naar seizoen gecorrigeerd Oost-Groningen Delfzijl e.o. Overig Groningen
5 264 2 336 9 922
Totaal Groningen
17 522
N."Friesland Z.W."Friesland Z.O.-Friesland
8 276 2 629 4 678
Totaal Friesland
15 583
N.-Drenthe Z.O."Drenthe Z.W."Drenthe
3 254 5 767 2 873
Totaal Drenthe
11 894
N."Overijssel '
7 148
' Bevat naast de GAB-rayons Steenwijk en Hardenberg die tot het ISP-gebied horen, ook de rayons Emmeloord, Kampen en Zwolle. De cijfers voor Steenwijk en Hardenberg zijn resp. 855 en 1609.
Ontwikkeling werkloosheid ' in de afgelopen 12 maanden
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980'
Groni ngen
Friesl and
Drenthe
Nederland
7,9 7,5 7,4 7,8 8,2 8,9 9,3 9,4 10,2 10,5 10,8 11,4
5,8 5,8 5,5 5,9 6,5 6,9 7,5 7,4 7,7 8,1 8,8 9,6
6.7 6,5 5,9 6,3 6,6 6,7 7,1 7,0 7,6 8,1 8,9 9,8
5,0 4,9 5,0 5,1 5,4 5,6 5,9 6,0 6,2 6,5 6,9 7,3
(2,9) (2,6) (2,4) (2,7) (2,8) (3,3) (3,4) (3,4) (4,0) (4,0) (3,9) (4,1)
(0,8) (0,9) (0,5) (0,8)
11,1) (1,3) (1,6) (1,4) (1,5) (1,6) (1,9) (2,3)
(1,7) (1,6) (0,9) (1,2) (1,2) (1,1) (1,2) (1,0) (1,4) (1,6) (2,0) (2,5)
' Seizoengecorngeerd, uitgedrukt in een percentage van de afhankelijke beroepsbevolking. : Raming. NB: Tussen haakjes de regionale werkloosheid sco mponent.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,15550, nr. 57
2
Het bovenstaande overzicht geeft voor de noordelijke provincies een toeneming van de regionale component te zien. Als mogelijke oorzaken, die per regio kunnen verschillen, zouden onder meer kunnen worden vermeld: 1. De toeneming van het arbeidsaanbod overtrof, meer dan het landelijk gold, de mutatie in de werkgelegenheid. 2. In bepaalde regio's, bij voorbeeld Oost-Groningen, is qua werkgelegenheid de bouw zwaarder vertegenwoordigd (zoals bekend komt de toeneming van de werkloosheid vooral op naam van de bouw). 3. Voorts - voor een deel sluit dit aan op 2 - kent een aantal regio's een grote uitgaande pendel (andere provincies en buitenland). Een verslechtering van de economische situatie werkt derhalve nog duidelijker door in de desbetreffende gebieden. 7 Deelnemingspercentage vrouwelijke beroepsbevolking (15—64 jaar)
1971 1975 1977 1980' 1
Groningen
Friesland
Drenthe
27,5 30,5 30,0 30,4
26,9 29,0 28,5 29,0
28,6 28,0 31,0 36,9
Nederland
30,1 31,9 32,7 35,3
Raming CBS.
Definitieve cijfers over 1979 komen (binnenkort) aan de hand van de Arbeidskrachtentelling 1979 beschikbaar. Weliswaar zijn cijfers over de (afhankelijke) beroepsbevolking tot 1981 voorhanden (zie bovenstaand overzicht), doch deze aantallen berusten mede op extrapolatie van de reeks 1971-1977. Constatering van parallelliteit op basis van deze prognoses is een hachelijke zaak.
Totale werkloosheid
Werkloosheid jeugdigen (< 24 jaar)
Abs.
Abs.
In % afh. ber. bev.
In % afh. ber. bev. (allelft.)
Situatie per ultimo november 1979 Groningen Friesland Drenthe Noorden Nederland
10 8 6 26 209
960 410 650 020 480
7,5 5,8 5,9 6,4 5,0
4 3 2 10 75
060 550 810 420 770
2,8 2,5 2,5 2,6 1,8
10,6 9,0 8,7 9,5 7,0
5 5 3 14 108
830 290 850 970 400
3,9 3,6 3,3 3,6 2,5
Situatie per ultimo november 1980 Groningen Friesland Drenthe Noorden Nederland
15 880 13310 10 040 39 230 296 670
Tweede Kamer,zitting 1980-1981,15550, nr. 57
Een andere benadering is de n a v o l g e n d e : werkloosheid jongeren ' Jeugdwerkloosheidscomponent werkloosheid ouderen ' Ultimo november 1979 Groningen Friesland Drenthe Noorden Nederland
2,55 2,39 2,78 2,53 2,35
Ultimo november 1980 Groningen Friesland Drenthe Nootden Nederland
2,54 2,12 2,36 2,32 2,35
' In % afh. beroepsbevolking voor de desbetreffende categorie.
9 Voor de provincies G r o n i n g e n , Friesland en Drenthe kan het aantal uitkeringsgerechtigden W A O / A A W per 1 januari 1980 w o r d e n weergegeven. Groningen Friesland Drenthe
26 899 21 910 19 423
Er valt niet eenduidig aan te geven in welke mate de W A O / A A W een werkl o o s h e i d s c o m p o n e n t bezit. De onderzoeken dienaangaande spreken elkaar tegen. Van der Bosch en Petersen (ESB, 16 januari 1980) schatten de verborgen werkloosheid in de W A O op circa 3 0 % . Anderzijds blijkt dat tussen de regio verschillen optreden in de relatie tussen de hoogte van de werkloosheid en het aantal WAO-uitkeringsgerechtigden. Zie verder het a n t w o o r d o p vraag 1 1 . 10 Zie v o o r W A O / A W W - u i t k e r i n g s g e r e c h t i g d e n het a n t w o o r d op vraag 9. Aantal personen werkzaam in de sociale werkvoorziening Provincie
Per ultimo november 1980
Groningen Friesland Drenthe Overijssel
5017 3267 2777 7473
Ziektepercentage' over 1979 per provincie en in Nederland
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Nederland
Mannen
Vrouwen
10,0 8,7 11,7 9,4 9,7
12,7 13,9 16,8 13,1 12,0
1 Deze cijfers zijn verstrekt door het Nederlands Instituut voor Preventieve Geneeskunde en gebaseerd op informatie van een beperkt aantal bedrijven. Regionale percentages van ziekteverzuim zijn verder niet voorhanden.
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
4
11 Op 10 september 1980 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken mondeling overleg gevoerd met de vaste Commissie voor Sociale Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de toepassing van de artikelen 12, lid 2, onder a, van de AAW en 21, lid 2, onder a van de WAO alsmede over het op de GMD-kantoren te Rotterdam en Tilburg, in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetten, gehouden experiment «administratieve termijnstelling». Ten behoeve van dit overleg is aan de voorzitter van genoemde commissie ter zake een notitie gezonden. Naar verwachting zal het verslag van die vergadering, met als bijlage de betreffende notitie, medio januari als kamerstuk verschijnen, naar de inhoud waarvan ik kortheidshalve moge verwijzen. Bij schrijven van 16 oktober 1980 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken de SVR het verzoek gedaan te bevorderen dat aan de gevolgde werkwijze bij het op genoemde GMD-kantoren gehouden experiment op zo kort mogelijke termijn uitbreiding wordt gegeven, zodat mogelijk gelijktijdig met de invoering van de nieuwe Wet arbeid gehandicapte werknemers tot een landelijke toepassing kan worden gekomen. Uitgangspunt zal daarbij moeten zijn, dat na afloop van de gestelde termijn geen verdiscontering van werkloosheid meer plaatsvindt, tenzij het uitvoeringsorgaan factoren aanwezig acht, die het aannemelijk maken, dat de werkloosheid een gevolg is van de handicap. Bedoeld verzoek vormt binnen de SVR nog onderwerp van bespreking. Pas na landelijke toepassing van bedoelde werkwijze zal blijken wat de gevolgen daarvan zijn voor de regionale werkloosheidscomponent. 12 Neen. Zie ook de antwoorden op de vragen 2 en 3. De bedoelde veronderstelling berust op de inzichten van de Noordelijke ETI's. 13 Een indicatie van het aantal verloren gegane arbeidsplaatsen kan worden verkregen uit de opgaven gedaan in het kader van de Wet Melding Collectief Ontslag. Volgens deze meldingen zijn in 1979 in het Noorden de volgende aantallen arbeidsplaatsen verdwenen: Groningen Friesland Drenthe Overijssel (ISP-gebied) ISP
843 358 426 144 1771
14 Het beleid in het kader van het ISP is, zoals ook in het rapport uiteengezet, een regionale intensivering c.q. toespitsing van het sociaal-economische beleid op het Noorden des Lands. Op grond hiervan is een opschoning tot ISPeffecten per definitie niet mogelijk en realistisch. Op blz. 16 en 17 van het rapport is aangegeven op welke wijze de beschikbare gegevens over beleidseffecten zijn vertaald in de termen van de taakstelling op programma- en realisatiebasis (zie tabel blz. 17). 15 Tot de ISP-taakstelling worden, conform het ISP-rapport van 1979, in beginsel uitsluitend werkgelegenheidseffecten van nader afgesproken meer regio-specifieke beleidsmaatregelen gerekend, die expliciet als zodanig in de berekening van de taakstelling zijn opgenomen. De arbeidsplaatsen die het gevolg zijn van de specifieke ISP-inspanningen zouden er zonder ISP waarschijnlijk niet geweest zijn. Daarnaast zijn er nog werkgelegenheidseffecten van ander mede op het Noorden gericht beleid, zoals van de spreiding van de rijksdienst (eerste tranche), van uitbreidingsinvesteringen via de
Tweede Kamerzitting 1980-1981,15550, nr. 57
5
IPR en van infrastructuurwerken. Deze w o r d e n niet meegerekend in de berekening van de taakstelling. Ook de effecten van het nationaal-economisch beleid zijn en w o r d e n niet in de berekening van de uitvoering van de taakstelling verwerkt. Het a l g e m e n e e c o n o m i s c h beleid is van belang voor de doelstelling van het ISP, v o o r zover uitgedrukt als regionale c o m p o n e n t in de w e r k l o o s h e i d . 16 Van het directe effect van de algemene bezuinigingen in t e r m e n van arbeidsplaatsen voor geheel Nederland zou een evenredig deel v o o r het Noorden u i t k o m e n op r u i m 10%. Het ISP is bedoeld als een extra beleidsinspanning specifiek v o o r het Noorden bovenop de n o r m a l e d o o r w e r k i n g in het Noorden van het al eerder uitgestippelde beleid van de rijksoverheid. O m b u i g i n g e n in het algemene beleid welke evenredig gespreid over het land uitwerken, beïnvloeden de relatieve doelstelling van het ISP niet. Er is in dat geval geen sprake van effecten welke met ISP-maatregelen zouden dienen te w o r d e n gecompenseerd. Bedacht moet w o r d e n dat de bezuinigingen w a r e n bedoeld ter verlichting van de lasten van het bedrijfsleven, waarvan een positief (macro-)effect zou m o e t e n uitgaan o p de w e r k g e l e g e n h e i d . De gedachte van compensatie v o o r een evenredig deel dat het Noorden in de bezuiniging zou dragen, zou ook niet passen in het a l g e m e n e beleid.
17 Zoals bekend w o r d e n prognoses voor de werkgelegenheidsontwikkeling d o o r het CPB opgesteld in het kader van de ramingen v o o r d e middellanget e r m i j n o n t w i k k e l i n g . Hierbij zal ook een regionale uitsplitsing van de werkgelegenheidsontwikkeling w o r d e n gegeven. Een extrapolatie van de werkloosheid v o o r het Noordelijk landsdeel is thans o p basis v a n de ten dienste staande gegevens niet v e r a n t w o o r d te geven. 18 Vooropgesteld m o e t w o r d e n dat in 1978/79 bij de berekening van de regionale c o m p o n e n t is uitgegaan van een nationale economische groei van 3% en bijbehorende werkgelegenheidseffecten. Inmiddels blijkt de e c o n o m i sche groei zich op een aanzienlijk lager niveau te b e w e g e n . De regionale c o m p o n e n t neemt alleen toe, indien de regionale w e r k l o o s h e i d sneller stijgt, c.q. langzamer daalt dan de landelijke w e r k l o o s h e i d . Zoals in het v o o r t g a n g s r a p p o r t gesteld, is in 1979 de regionale c o m p o n e n t in de w e r k l o o s h e i d constant gebleven. Weliswaar hebben zich ook in het Noorden sedertdien o n g u n s t i g e o n t w i k k e l i n g e n o p de arbeidsmarkt voorgedaan, maar deze moeten v o o r een meer of minder groot deel van conjuncturele aard w o r d e n geacht. Voorts zij eraan herinnerd dat in verband met de m i n d e r gunstige structurele vooruitzichten voor de werkgelegenheid in 1980 reeds een daarop gerichte beleidsintensivering is o v e r e e n g e k o m e n , die in het bijzonder o m versterking van de particuliere sector en op Oost-Groning e n is gericht. 19 In het v o o r t g a n g s r a p p o r t is aangegeven dat reeds een wezenlijk gedeelte van de 10000 in 1979 is gerealiseerd. Indien in 1980 een zelfde werkgelegenheidseffect voor de particuliere sector w o r d t bereikt, zal nog slechts duidelijk m i n d e r dan 1/3 gedeelte voor realisatie in 1981 resteren. Mede tegen de a c h t e r g r o n d van de tussentijds getroffen extra maatregelen v o o r de particuliere sector bestaat nog steeds uitzicht op realisatie van de totale taakstelling. 20 De doelstelling van het ISP v o o r de periode 1978 t / m 1981 is gericht op het gelijkblijven van de regionale c o m p o n e n t in de w e r k l o o s h e i d . In het eerste v o o r t g a n g s r a p p o r t w o r d t gesteld dat in het jaar 1979 de regionale c o m p o -
T w e e d e K a m e r , z i t t i n g 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
6
nent niet verder is t o e g e n o m e n . Op g r o n d van de sociaal-economische ontw i k k e l i n g , in het bijzonder in O o s t - G r o n i n g e n , is in het voorjaar van 1980 besloten tot een verdere beleidsintensivering in het kader van het ISP ten einde in 1981 een situatie te v o o r k o m e n , zoals in de vraag verondersteld. 21 en 22 De doelstelling van het ISP v o o r de periode 1979 t / m 1981 is gericht op het 1980 de vraag v o o r g e l e g d o m een herziening van de provinciale afspraak o m t r e n t de toedeling van de ISP-gelden te o v e r w e g e n in het licht van de ongelijkmatige ontwikkeling van de werkgelegenheid en werkloosheid binnen het Noorden. In reactie heeft de Bestuurscommissie Noorden des Lands in een meerderheidsstandpunt medegedeeld op g r o n d van algemene beleidsmatige en praktische o v e r w e g i n g e n geen mogelijkheden te zien de o n d e r l i n ge afspraak ter zake voor 1981 nog te herzien. Wel staat de BCN open voor een nieuwe gedachtenwisseling ter zake voor de tweede ISP-beleidsperiode. 23 Met de beschikbare bedragen w o r d t p r i m a i r beoogd een structuurversterkend effect te bereiken bij bedrijven, die op deze mogelijkheden voor innovatie, personeelsplanning en m a n a g e m e n t - o n d e r s t e u n i n g inspelen. Directe werkgelegenheidseffecten op korte t e r m i j n staan hierbij niet v o o r o p . Inmiddels is het duidelijk dat tientallen bedrijven concreet van deze nieuwe voorzieningen gebruik maken. 24 De provinciale stichtingen COP in de drie noordelijke provincies zijn d o e n de gestalte te geven aan een uitgewerkt activiteitenplan v o o r bedrijfsvoorlichting. Voor wat betreft verlening van een ISP-bijdrage hiervoor (uit de f 5 m i n . voor intensivering s t i m u l e r i n g s b e l e i d industrie en diensten) heeft de ondergetekende reeds onder zekere v o o r w a a r d e n zijn p r i n c i p e - i n s t e m m i n g aan betrokkenen medegedeeld. De uitgewerkte f o r m u l e zal binnenkort door de Noordelijke Stichtingen COP aan het Departement van Economische Zaken w o r d e n v o o r g e l e g d . 25 en 26 Een overzicht van de concrete activiteiten w a a r v o o r in 1979 ten laste van deze ISP-rubriek gelden zijn toegekend is te vinden op blz. 72 van het voortgangsrapport. In 1980 zijn vervolgens geldelijke verplichtingen aangegaan voor een applicatiecusus bedrijfskunde aan de hts in Leeuwarden, het vervolghaalbaarheidsonderzoek bronnenbadplaats Nieuweschans, een vervolgbijdrage voor Stafburo Iso-Noord en een eerste bedrijvenpark van de Stichting J o n g e Bedrijven Centra, op te zetten door de N O M . Daarnaast is (in afwachting van nadere uitwerking nog zonder vastlegging van gelden) princ i p e - i n s t e m m i n g verleend v o o r het project Activiteitenplan Noordelijke Stichtingen COP. 27 In het kader van het exportbeleid f u n c t i o n e r e n enige e x p o r t s t i m u l e r i n g s maatregelen die er ook op gericht zijn het m i d d e n - en kleinbedrijf meer bij de export te betrekken. Zo bestaat bij v o o r b e e l d in de regeling Exportbevorderende S a m e n w e r k i n g s v e r b a n d e n industrieel en ambachtelijk m i d d e n - en kleinbedrijf de mogelijkheid o m regionale exportcombinaties op te richten waarbij de Kamers van Koophandel een coördinerende of initiërende functie kunnen vervullen. 28 Voor de b e a n t w o o r d i n g van deze vraag zij verwezen naar het a n t w o o r d op de vragen 45 en 46 van de heer Van der Linden inzake de m e m o r i e van toelichting bij de begroting v o o r 1981 van m i j n departement (Lijst van antwoorden, 16400 hoofdstuk XIII, nr. 42, van 27 november 1980).
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 5 550, nr. 57
7
29 In het antwoord op de vragen 25 en 26 zijn in dit verband concreet ontplooide activiteiten genoemd, welke aangeven in welke mate vanuit het bedrijfsleven realiseerbare suggesties zijn opgekomen. 30 De gelden voor de betreffende ISP-rubriek ad f 5 min. zijn vooral bedoeld om aanvullende activiteiten mogelijk te maken ter intensivering van het gebruik dat door het Noordelijk bedrijfsleven van het bestaande stimuleringsinstrumentarium wordt gemaakt. Aan de NOM is verzocht in een coördinerende rol dergelijke initiatieven te bevorderen; de NOM heeft daartoe een adviesgroep geschapen van deskundige personen uit het bedrijfsleven, waardoor ook de contacten worden bevorderd. Aan de mogelijkheden voor initiatieven in ISP-verband is via de daartoe geëigende publiciteitsorganen, mede die van organisaties van het bedrijfsleven, bekendheid gegeven. 31 en 32 In 1980 is uit de beschikbare middelen voor f 6 581 839 aan ISP-premies voor structuurversterkende bedrijfsprojecten toegekend, voor 16 gevallen. De hierbij gehanteerde interne criteria komen er in grote lijnen op neer dat voor premie in aanmerking komen investeringen in duurzame produktiemiddelen bij particuliere bedrijven, gericht op versterking van de regionaaleconomische structuur van het Noorden in het algemeen en van het bedrijf in het bijzonder; het dient geen vervanging te betreffen, terwijl voorts geen ernstige twijfel mag bestaan omtrent de continuïteit van het bedrijf en geen cumulatie mag optreden met andere instrumenten met name regionaal gedifferentieerde. Voorts is een bedrag van f 10 min. uit deze middelen vrijgemaakt ten behoeve van een mottenballenregeling voor Okto. Voor 1981 en verdere jaren is deze oorspronkelijk eenmalige premiëringsmogelijkheid structureel gemaakt op de EZ-begroting, als onderdeel van het particuliere sector-gedeelte van de beleidsintensivering voor het Noorden (de f 255 min. voor 1981 t/m 1985). 33 Er zijn op dit moment geen onderzoeken uitgevoerd of in uitvoering die gericht zijn op de Noordelijke industrie in relatie tot mogelijkheden van produktinnovatie. Er zijn echter geen redenen om aan te nemen dat dergelijke mogelijkheden in het Noorden geringer zijn dan elders in het land. De diverse signalen uit de betreffende regio over activiteiten op gebied van innovatie en heroriëntatie blijven dan ook zeker niet achter bij die uit andere regio's in ons land. In dit kader kunnen bij voorbeeld genoemd worden: - de activiteiten van het NCOI, het Nederlands Centrum voor Ondernemingsplanning en Innovatie, dat in 1979 in het Noorden van start is gegaan; - de plannen van de NOM en de OOM voor het oprichten van centra voor jonge ondernemingen; - het VNO-initiatief in Groningen onder de titel «Word je eigen werkgever». 34 (bouw) De huidige gang van zaken in de bouw zal ook zijn neerslag hebben op de bouwbedrijven in het Noorden. Het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening verwacht dit jaar (1981), op grond van de bouwprognoses, een terugval in de landelijke produktie van de bouwnijverheid van 5%. Deze daling zal zich in vrijwel alle sectoren voordoen en met 8% het grootst zijn in de sector burgerlijke en utiliteitsbouw. De ontwikkeling zal uiteraard ook voor de aan de bouw toeleverende bedrijven consequenties hebben. (metaal) De ontwikkeling in het Noorden voor zover het de metaalbranche betreft zal niet veel afwijken van de landelijke ontwikkelingen, die in de komende
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,15 550, nr. 57
8
bedrijfstakverkenningen beschreven zullen zijn. Ten aanzien van de Philipsvestigingen valt op te merken dat na reorganisatie van 1980 uitgaande van de huidige m a r k t o n t w i k k e l i n g e n geen nieuwe drastische reorganisaties te verwachten zijn. (massiefkarton, papier-voor-golfkartonindustrie) Met betrekking t o t de operationele aspecten van de werkzaamheden der Stichting Herstructureringscommissie Massiefkartonindustrie (HERMAS) kan w o r d e n o p g e m e r k t dat de herstructurering van de beide sectoren in grote lijnen v o l g e n s de uitgezette plannen v e r l o o p t . Ten aanzien van de positie van de papier- en kartonfabriek de Halm in Hoogkerk merkt de ondergetekende op dat hij b i n n e n afzienbare t e r m i j n d a a r o m t r e n t een besluit zal n e m e n . Zoals u bekend zal zijn, was een ingrijpende herstructurering van de betrokken sectoren noodzakelijk o m de concurrentiekracht zodanig te versterken, dat de t o e k o m s t m e t v e r t r o u w e n t e g e m o e t gezien kan w o r d e n . Na het in gang zetten van het herstructureringsproces bleek al vrij snel dat de positie van de g e n o e m d e sectoren verbeterde. In tegenstelling tot het jaar 1979 en het eerste halfjaar 1980 heeft echter m o m e n t e e l de bedrijfstak te maken met een m i n d e r goed gevulde orderportefeuille. Overigens geldt deze situatie voor de gehele papier- en kartonindustrie in Nederland als wel in WestEuropa. (chemische industrie) M o m e n t e e l bestaan plannen o m in s a m e n w e r k i n g met enkele Noorse o n d e r n e m i n g e n de reeds bestaande methanolfabrieken u i t t e breiden met een derde methanolfabriek. Indien de conjuncturele situatie dit zal toelaten, verwacht AKZO te Delfzijl nieuwe plannen te kunnen realiseren. (scheepsbouw) Voor s c h e e p s b o u w kan w o r d e n verwezen naar het gestelde in de brief van de ondergetekende aan de voorzitters van de vaste Commissies voor Economische Zaken en v o o r Sociale Zaken van de T w e e d e Kamer van 2 oktober 1980, o n d e r w e r p «zeescheepsnieuwbouw», w a a r o m t r e n t W e r f g r o e p V nadere bijzonderheden zijn v e r m e l d . 35 Van g e n o e m d M S G - r a p p o r t is met belangstelling kennis g e n o m e n . De moeilijkheid bij het gebruik van scenario's is steeds de onzekerheid over de realiteitswaarde v a n de daarin v o o r s p e l d e o n t w i k k e l i n g e n . In de huidige situatie heeft de overheid niet de keuze tussen een groot aantal «aanbieders» van industriële activiteiten v o o r het E e m s m o n d g e b i e d , w a a r u i t dan de meest milieu-vriendelijke gekozen zouden kunnen w o r d e n . De praktijk is veeleer zo dat elke nieuwe activiteit die zich aandient, w a t zijn milieuaspecten betreft, getoetst zal w o r d e n aan de uitgangspunten van het milieubeleid zoals die onder meer zijn vastgelegd in de Nota Waddenzee. Deze procedure biedt v o l d o e n d e w a a r b o r g e n v o o r een ook in milieuhygiënisch opzicht vera n t w o o r d industrialisatiebeleid. 36 De in bovenstaande vraag bedoelde bedrijven zijn: Kawecki Billiton, Upj o h n Polymer BV, Akzo Z o u t c h e m i e en Elektroschmelzwerk. Uit een opgave van het gewestelijk arbeidsbureau te Delfzijl blijkt dat het totaal aantal arbeidsplaatsen bij g e n o e m d e o n d e r n e m i n g e n in 1979 per sald o is t o e g e n o m e n m e t 95. Het totale personeelsbestand bedroeg op 1 j a n u ari 1980 1784tegen 1699 begin 1979. Op 1 januari 1978 bedroeg h e t t o t a a l aantal arbeidsplaatsen 1666.
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15 550, nr. 57
9
37 Afgezien van de bekende reorganisatie van Philips-vestigingen in het N o o r d e n , valt er ten aanzien van het industriële aspect niet aan te geven wat de effecten van de reorganisatieplannen in de verschillende vestigingsplaatsen zijn, mede o m d a t niet aan te geven is waar de toeleverende industrie gevestigd is. 38 De afwikkeling van het faillissement zal binnenkort plaatsvinden door aanbieding van een akkoord. In elk geval zal daarbij geen sprake zijn van een volledige betaling van alle crediteuren. De ondergetekende merkt hierbij op dat het beeld o m t r e n t de situatie van Okto sinds het m o m e n t van zijn beslissing niet g e w i j z i g d is. 39 Met brief 280/VI/6529 d d . 23 oktober 1980 heeft de ondergetekende u geïnf o r m e e r d dat het betreffende onderzoek is afgerond en dat hij op g r o n d van de b e v i n d i n g e n van dit rapport heeft besloten o m tot de zogenaamde mottenballenoperatie o v e r t e gaan. De mottenballenoperatie w o r d t in zijn geheel d o o r de o v e r h e i d gefinancierd. 40 Eén van de belangrijkste consequenties van de u i t v o e r i n g van de reorganisatieplannen bij AVEBE is dat van de ca. 3000 vaste arbeidsplaatsen er ca. 500 k o m e n te vervallen. Voor het N o o r d e n van het land betekent dit, ondanks het feit dat er nauwelijks g e d w o n g e n ontslagen zullen zijn, een gevoelig verlies in de werkgelegenheidssituatie. De reorganisatie bij AVEBE is echter noodzakelijk o m de negatieve o n t w i k k e l i n g van de resultaten van de o n d e r n e m i n g een halt toe te roepen en een betere uitgangspositie v o o r de toekomst te v e r k r i j g e n . De reorganisatie en de steunverlening van de overheid zijn erop gericht de gehele aardappelzetmeel" en derivatenproduktie zo veel als mogelijk te kunnen continueren. Dit betekent dat ca. 2500 arbeidsplaatsen b e h o u d e n k u n n e n blijven en dat de fabrieksaardappelteelt op een aanvaardbare basis voortgezet kan w o r d e n . 41 De steunoperatie v o o r AVEBE, inclusief de bijdrage van het Ministerie van Sociale Zaken aan de transferregeling, bedraagt in totaal f 250,5 m i n . Hiervan w o r d t f 202,5 m i n . geëffectueerd via een afzonderlijk begrotingsartikel van het Ministerie van Economische Zaken. De financiering hiervan geschiedt in 1980 en in 1981 d o o r m i d d e l van compensaties binnen het begrot i n g s h o o f d s t u k van het Ministerie van Economische Zaken en voorts door verlagingen v a n de begrotingshoofdstukken van de Ministeries van Financiën, L a n d b o u w en Visserij, van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken met respectievelijk f 3 5 m l n . , f 1 5 m l n . , f 1 5 m l n . , e n f 22,5 m i n . Het resterende bedrag ad f 48 m i n . dat b e s t e m d is v o o r afdekking van renteverplichtingen o p BF-financieringen geschiedt binnen het kader van de rijksbegroting 1980 en de m e e r j a r e n r a m i n g e n van Hoofdstuk IX B van het Ministerie van Financiën. 42 Tussen het Rijk en de provincie G r o n i n g e n zijn geen afspraken gemaakt over de financiering van de aanleg van de zogenaamde afvalwaternoodleiding ten behoeve van een aantal AVEBE-vestigingen. In de brief van kabinetszijde ter v o o r b e r e i d i n g van het ISP-beraad van 14 maart 1980 tussen delegaties van kabinet en Noordelijke provinciale besturen is ten aanzien van de a f v a l w a t e r n o o d l e i d i n g aan GS van G r o n i n g e n gesuggereerd o m voordracht voor financiering via het EFRO of de versnelde herinrichting in overw e g i n g te n e m e n ; hieraan is tot nu toe van provinciale zijde geen gevolg gegeven.
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 5 5 5 0 , nr. 57
10
43 en 44 Bij de s t e m m i n g over de m o t i e van m e v r o u w Lambers-Hacquebard heeft de Minister van Economische Zaken a.i. reeds gesteld bereid te zijn deze bij de evaluatie in ISP-kader te betrekken. Het o n d e r d e e l v a n de w e r k g e l e g e n heidstaakstelling dat is g e m o e i d met de w e r k g e l e g e n h e i d v o o r t v l o e i e n d uit de LNG-aanlanding w o r d t daarbij niet o p zich zelf bezien, maar komt overeenk o m s t i g de andere onderdelen bij de b e s c h o u w i n g van de totale realisatie aan de orde. Daarbij komen plussen en m i n n e n in beeld. De w e r k g e l e g e n heidseffecten van de versnelde isolatie leggen in dat v e r b a n d als zodanig uiteraard een positief gewicht in de schaal. Naast de isolatie zijn er nog verscheidene andere o n t w i k k e l i n g e n die zich aftekenen op aanverwante (energie-)terreinen w e l k e een zeker t e g e n w i c h t kunnen bieden tegenover de niet langs het b e o o g d e t i j d p a d te realiseren LNG-werkgelegenheid. Met n a m e zijn hier te n o e m e n het uitzicht o p kolenvergassing en een NAM-scheidingsinstallatie. Elk van deze zaken heeft een eigen karakter: zo hebben deze beide laatstgenoemde zaken m e t de oorspronkelijk beoogde LNG-werkgelegenheid g e m e e n dat van concentratie o p de Eemshaven sprake is, t e r w i j l de versnelde isolatie het grote voordeel van snelle realisatie biedt. 45 Van de voor versnelde isolatie van w o n i n g e n in 1980 beschikbaar gestelde subsidie (f 60 min.) blijkt op basis van gegevens tot en met september 1980 ca. 6 0 % naar het N o o r d e n te gaan. 46 en 47 (Zie ook de b e a n t w o o r d i n g van vraag 167, Tweede Kamer, 1980-1981, 1 6 4 0 0 - X I I I , nr. 42). Het Noordelijk Isolatie P r o g r a m m a heeft het mogelijk gemaakt in de eerste 9 m a a n d e n van 1980 tot het v o l g e n d e isolatie-effect te k o m e n : Aantal aanvragen Aantal beschikkingen Geraamde kosten van de maatregelen
37 741 37 572 f
109 587 599
O p jaarbasis betekent dit tussen 45 0 0 0 - 5 0 0 0 0 beschikkingen. Dit k o m t overeen met ± 1300 arbeidsplaatsen, w a a r b i j rekening is g e h o u d e n met het w a t lagere schatting dan a a n g e n o m e n in de brief aan de T w e e d e Kamer d d . 30 j u n i 1978. Indien men uitgaat van een blijvende v e r d u b b e l i n g voor het N o o r d e n ten opzichte van het oorspronkelijk N I P - p r o g r a m m a , dan betekent dat ook v o o r d e eerstkomende jaren + 46 000 isolaties per jaar en 1300 arbeidsplaatsen per jaar v o o r het N o o r d e n . De v e r a n d e r i n g van de subsidiepercentages voor isolatie, zoals v e r m e l d bij brief van 6 n o v e m b e r 1980 van de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke O r d e n i n g aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, zal naar v o o r s h a n d s w o r d t a a n g e n o m e n , in 1981 v o l u m e m a t i g geen g e v o l g e n hebben v o o r het Noordelijk Isolatie P r o g r a m m a . I m m e r s , b o v e n g e n o e m d e brief maakt kenbaar dat met betrekking tot de speciale s t i m u l a n s van het N o o r d e n des Lands het beleid o n g e w i j z i g d blijft met betrekking tot de isolatie van w o n i n g e n . Tot nu toe ontbreken indicaties v o o r een sterk t e r u g l o p e n de belangstelling v o o r isolatie. 48 Voor werkzaamheden in de isolatiesector bestaat geen specifieke vakopleiding. Het plaatsen van dubbele beglazing en het uitvoeren van dak- en vloerisolatie echter verlangen vakkennis, w a a r o v e r in het a l g e m e e n geschoolde t i m m e r l i e d e n en schilders beschikken. Werkzaamheden met betrekking tot s p o u w m u u r i s o l a t i e vereisen m i n d e r vakkennis. In dit onderdeel van de isolatiesector bestaat de m o g e l i j k h e i d werklozen uit diverse beroepsg r o e p e n , ook van buiten de b o u w n i j v e r h e i d , in a a n m e r k i n g te laten komen v o o r een arbeidsplaats.
T w e e d e Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
11
49 De o n t w i k k e l i n g van de b o u w p r o d u k t i e en de werkgelegenheid in de b o u w n i j v e r h e i d in de regio Noord (Groningen, Friesland en Drenthe) in de eerste helft van 1980 geeft het v o l g e n d e beeld te zien. (De cijfers van de b o u w p r o d u k t i e en de arbeidsbezetting hebben als bron de v o o r t g a n g s c o n t r o l e van het CBS. Werken met een b o u w s o m van minder dan f 100000 en o n d e r h o u d vallen hier buiten). 1980 1ste kwartaal volume
Produktievolume' Ben U GWW Arbeidsbezetting Ben U GWW 1 2
491 71
14 225 1 878
2de kwartaal mutatie in constante prijzen t.o.v. vorig kwartaal
mutatie in constante prijzen t.o.v. vorig kwartaal
volume
-
26% 15%
598 101
+
5% 14%
14 585 1 656
+
19%
+ 39%
+
3%
-
12%
x f 1 min., lopende prijzen. Aantallen per kwartaalultimo.
50a De ontwikkeling van de b o u w p r o d u k t i e en de werkgelegenheid in de b o u w n i j v e r h e i d in regio Noord (Groningen, Friesland en Drenthe) in vergelijking met totaal Nederland laat het v o l g e n d e beeld zien. (De cijfers van de b o u w p r o d u k t i e en de arbeidsbezetting hebben als bron de v o o r t g a n g s c o n t r o l e van het CBS. O n d e r h o u d en werken met een bouws o m kleiner dan f 100 000 vallen hier buiten). Nederland
Regio Noord 2de halfjr. 79
1ste halfjr. 80
mutatie in constante prijzen t.o.v. vorig halfjaar
2de halfjr. hal f j 79
1ste halfjr. 80
mutatie in constante prijzen t.o.v. vorig halfjaar
Produktie' Ben U GWW
1 209 198
1 089 172
-
14% 17%
10 495 2017
10 421 1 517
5% 28%
Arbeidsbezetting 2 Ben U GWW
16831 2 442
14 504 1 764
-
32% 28%
143 085 18015
133 386 13615
7% 24%
In lopende prijzen; x f 1 min. Gemiddelde over halfjaar, in aantallen.
Uit de cijfers blijkt dat het p r o d u k t i e v o l u m e in de B en U-sector in Regio N o o r d relatief sterker gedaald is dan in totaal Nederland. Voor de GWW-sect o r geldt het tegengestelde. 50b De w e r k l o o s h e i d in de b o u w (B en U + GWW) bedroeg eind n o v e m b e r 1980 45760. Eind n o v e m b e r 1979 was dit 14990, zodat de werkloosheid in de b o u w in één jaar t i j d met 30 770 ofwel met 2 0 5 % is gestegen. Voor de
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 5 550, nr. 57
12
noordelijke provincies waren de stijgingspercentages in de periode n o v e m ber 1 9 7 9 - n o v e m b e r 1980: Groningen + 155%, Friesland + 217% en Drenthe + 2 6 3 % . De geregistreerde vraag in de b o u w eind n o v e m b e r 1980 : 2475. Eind nov e m b e r 1979 was dit 13062, zodat het aantal vacatures in de b o u w in één jaar tijd met 8 1 % a f n a m . Voor de noordelijke provincies w a r e n de percentages: G r o n i n g e n - 8 7 % , Friesland - 9 2 % , Drenthe - 8 8 % . 51 In 1978 w a r e n 1667 personen in de provincies G r o n i n g e n , Frieslanden Drenthe werkzaam op materiaalintensieve objecten en regiewerken welke in het kader van de aanvullende w e r k g e l e g e n h e i d s p r o g r a m m a ' s werden uitgev o e r d . In 1979 is dit aantal t e r u g g e l o p e n t o t 751. De afloop van de A W - p r o g r a m m a ' s kon deels w o r d e n o p g e v a n g e n d o o r het in u i t v o e r i n g k o m e n v a n bepaalde onderdelen van het ISP-programma. In dit kader werden in 1979 en 1980 arbeidsplaatsen gecreëerd v o o r j e u g d i g e n en o u d e r e n . In 1979 w e r d de afloop tevens g e c o m p e n s e e r d door het aantrekken van de b o u w in het gehele land. 52 In het kader van het opstellen van de b o u w p r o g n o s e s en de regionale indeling daarvan is overleg gevoerd met de betrokken provincies. De resultaten daarvan zijn mede verwerkt in de p r o g n o s e s van de produktie van de GWW-sector. 53 Nu in het kader van het gericht aanvullend beleid 1981 extra middelen v o o r d e b o u w n i j v e r h e i d beschikbaar zijn gemaakt, zijn er ook m o g e l i j k h e d e n o m BU- en G W W - w e r k e n versneld tot u i t v o e r i n g te b r e n g e n . 54 Het CIVI-onderzoek inzake m a g n e s i u m m e t a a l is nog niet afgerond. Naar v e r w a c h t i n g zullen de onderzoeksresultaten in het voorjaar 1981 beschikbaar zijn. 55 De energiekosten w o r d e n in de studie behandeld in het kader van de kostprijs van het m a g n e s i u m m e t a a l en v o r m e n als zodanig een onderdeel van de studie. 56 Een gedetailleerde vergelijking van elektriciteitstarieven met het buitenland is zeer gecompliceerd. Niet alleen factoren als brandstofinzet, v e r m o g e n s o p b o u w , bedrijfstijden e.d. spelen een r o l , maar ook belastingheffing en wisselkoersen. Voor een m i d d e l g r o t e o n d e r n e m i n g in het EGD-gebied kan het elektriciteitstarief globaal gesteld w o r d e n op 14 tot 19 cent per kWh en in N o o r d Duitsland op 8 a 13 cent per kWh in 1980. Tarieven van de zeer grote afnemers w o r d e n niet bekendgemaakt, maar l i g g e n in beide landen lager. Deze cijfers dienen o m b o v e n g e n o e m d e redenen met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te w o r d e n , zeker waar het gaat o m het concurrerend v e r m o gen van het bedrijfsleven. 57 De BCN heeft bij EZ geen melding gedaan van enig bedrijf, waar energietarieven als knelpunt gelden. Wel heeft EZ kennis g e n o m e n van p r o b l e m e n met betrekking tot elektriciteitstarieven van een tweetal bedrijven. Deze bedrijven zijn Rixona en ESD, waar resp. 73 en 140 arbeidsplaatsen zijn.
Tweede K a m e r z i t t i n g 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
13
58 In 1980 bedroeg de m a x i m a l e belasting in het EGD-debiet ca. 645 M W . Het opgesteld v e r m o g e n aldaar bedroeg 1518 M W , zodat rekening h o u d e n d met een landelijk gehanteerd reservevermogen van 2 7 % het overschot circa 700 M W b e d r o e g . Bij een zekere v e r w a c h t e groei van het elektriciteitsverbruik in de regio zal, gelet o p de t o e n e m e n d e elektriciteitsopwekking in de Groningse industrie en de effecten van besparingen in het elektriciteitsverbruik, alsmede de buitengebruikstelling van v e r o u d e r d v e r m o g e n het overschot eerst rond het jaar 1990 zijn v e r d w e n e n . 59 In a n t w o o r d o p v r a a g 41 (Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15 550, nr. 45) heeft de ondergetekende eerder reeds uiteengezet dat de produktie van de n i e u w e generatie c.v.-ketels d o o r bestaande ketelfabrikanten ter hand zal w o r d e n g e n o m e n . Ter s t i m u l e r i n g van de p r o d u k t o n t w i k k e l i n g is dit stookseizoen een start gemaakt met een d o o r de overheid o n d e r s t e u n d d e m o n stratieproject v o o r deze c.v.-ketel. Aan dit door de NEOM uit te voeren project kan d o o r alle Nederlandse ketelfabrikanten w o r d e n d e e l g e n o m e n . Er zijn i n m i d d e l s drie fabrikanten die het testen van deze proefserie onder p r a k t i j k o m s t a n d i g h e d e n ter hand hebben g e n o m e n , w a a r o n d e r één in het N o o r d e n gevestigde fabrikant, die zeer recent een testserie in de stad Gron i n g e n heeft geplaatst. Er is geen behoefte aan het oprichten van nieuwe bedrijven v o o r dat doel. Produktie van deze apparaten in de zwakkere regio's kan via het bestaande i n s t r u m e n t a r i u m g e s t i m u l e e r d w o r d e n . Dit geldt evenzeer v o o r de produktie van de w a r m t e p o m p voor toepassing in de g e b o u w d e o m g e v i n g . De gang v a n zaken van deze w a r m t e p o m p - o n t w i k k e l i n g is beschreven in het antw o o r d o p v r a a g 179 (Tweede Kamer, 1980-1981,16 499 - XIII, nr. 42). Hieruit valt af te leiden dat deze nog niet rijp is v o o r produktie op industriële schaal. 60 De gevraagde gegevens kunnen op de vereiste korte t e r m i j n niet beschikbaar k o m e n . Het is de bedoeling dat het v o l g e n d e v o o r t g a n g s r a p p o r t gegevens zal bevatten o m t r e n t de o n t w i k k e l i n g in het ISP-gebied van de personeelsaantallen in rijksdienst, v o o r zover deze v o o r k o m e n in het bestand van het Rijks C o m p u t e r C e n t r u m . Van aantallen personeel in dienst bij de overige o v e r h e d e n zijn geen gegevens beschikbaar. 6 1 , 62 en 63 Z o w e l in de Verstedelijkingsnota als in de nota regionaal sociaal-economisch beleid 1977-1980 is o p g r o n d van de ervaringen bij de eerste fase en onder aandrang van verschillende zijden het karakter van de spreidingsoperatie gewijzigd. In de t w e e d e fase zou een indicatief en flexibel beleid gericht op nieuween groeidiensten w o r d e n g e v o e r d . In de Nota regionaal sociaal-economisch beleid 1977-1980 is dit als v o l g t v e r w o o r d (zie blz. 93 t / m 95): «In deze opzet zou het eigenlijk niet gaan o m een tweede fase als één besluit, maar o m een continuproces, gefaseerd in de tijd en in zijn v o o r t g a n g bewaakt, maar tegelijk ook getoetst aan de effecten, zoals die in de praktijk v o o r het traditionele milieu - het westelijk deel van Zuid-Holland - optreden. Op die wijze kan een meer vloeiend proces ontstaan met mogelijke versnellingen en vertragingen in de taakstellingen.» Aan de toezegging van 3000 arbeidsplaatsen v o o r de periode 1980-1986 in het kader van het LSP zal op deze wijze u i t v o e r i n g w o r d e n gegeven. Een begin daarvan is in 1980 reeds gemaakt met een aantal toezeggingen, die v o o r een deel reeds in uitvoering zijn, n l . : - de archiefselectiedienst te W i n s c h o t e n , ± 200 arbeidsplaatsen; - de automatiseringsafdeling van de Rijksdienst v o o r het Wegverkeer te V e e n d a m , ± 75 arbeidsplaatsen; - de v e r d u b b e l i n g van de vestiging van het Ministerie van Onderwijs en W e t e n s c h a p p e n in de g e m e e n t e G r o n i n g e n (van 250 naar 500), ± 250 aroeidsplaatsen.
T w e e d e Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
14
Voorts is de vestiging van een materieeldepot v o o r Defensie in voorbereid i n g , ± 450 arbeidsplaatsen. A a n v u l l i n g van deze plannen, die reeds ± Vi van de toezegging v o o r de pas begonnen periode i n h o u d e n , zal in het v e r l o o p van de periode moeten plaatsvinden op g r o n d van de zich v o o r d o e n d e mogelijkheden. In dit kader kan derhalve per definitie geen v o l l e d i g concreet uitgewerkt en ingevuld uitvoeringsplan (inclusief tijdsschema) tevoren w o r d e n opgesteld. 64 Het aandeel van de arbeidsplaatsen in het kader van de spreiding van rijksdiensten toegewezen aan de regio Oost-Groningen is afhankelijk van de aard van de zich v o o r d o e n d e m o g e l i j k h e d e n . Hierover zal overleg met het provinciaal bestuur plaatsvinden zoals ook in het geval van de archiefselectiedienst is g e b e u r d . Deze is als gevolg van dit overleg aan Winschoten toegewezen. Overigens valt op te merken, dat in het kader der spreidingsnota's, ook nog in het door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in september 1979 aan de Kamer toegezonden advies van de W e r k g r o e p Spreiding Rijksdiensten c a . , steeds G r o n i n g e n , Leeuwarden en E m m e n als concentratiepunten zijn o p g e n o m e n . 65 en 93 Met de vaststelling van de p r o g r a m m a ' s 1979 w e r d in de loop van 1979 groen licht gegeven v o o r een start met de uitvoering van de projecten die daarvan deel uitmaken. Vaak treedt daarbij nog een kleine vertraging op in verband met praktische zaken die v o o r een start moeten w o r d e n geregeld (bij voorbeeld het aantrekken van medewerkers). In het v o o r t g a n g s r a p p o r t is gesteld dat circa Va van de met de in 1979 goedgekeurde projecten gemoeide werkgelegenheid van 1350 a 1400 arbeidsjaren reeds in 1979 is geëffectueerd, zodat de resterende circa 2h o v e r w e g e n d bij de afwikkeling van die projecten in 1980 zijn beslag kreeg. Het tijdelijk dan w e l structureel karakter van de werkgelegenheidseffecten hangt sterk af van het soort project: betreft het een eenmalige (bouw-)activiteit dan w e l bij v o o r b e e l d een aanstelling van een begeleidingsfunctionaris v o o r een aantal j a r e n ; is er reeds uitzicht op de wijze van voortzetting van bepaalde projecten na een experimentele start in ISP-kader. Al dergelijke variëteiten - ook in c o m b i n a t i e - komen in het rijkgeschakeerde geheel van ISPbeleidsrubrieken voor, zodat het onderscheid tijdelijk/structureel niet gemakkelijk is te maken. Daarnaast zijn er dan nog de arbeidsmarktmaatregelen, die per definitie tijdelijk van karakter zijn. De arbeidsplaatsen op het onderdeel particuliere sector van de taakstelling hebben een structureel karakter. Bij de werkgelegenheidseffecten van de beleidsrubrieken die de overheid als werkgever of als opdrachtgever betreffen overweegt het tijdelijk element, maar daarbij is (zie hierboven) het tijdelijke en structurele niet eenvoudig van elkaar te onderscheiden. Overigens zit er ook een zeker structureel element in de continuïteit van de ISP-aanpak zelf, welke gedurende de drie jaren van de eerste periode steeds op analoge wijze tot invulling komt. 66 Aantal toepassingen van de SOB-regeling:
Groningen Friesland Drenthe
1978
1979
Toename
19 90 108
168 353 242
149 263 134
Tweede K a m e r z i t t i n g 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 5 5 5 0 , nr. 57
15
Overzicht van de toepassing in 1979 naar sectoren in de drie noordelijke provincies: SBI 2. 3. 5. 6. 8. 9.
ln% Industrie Industrie Bouw Handel Zakelijke dienstverlening Overige
38 32 15 4 9 2 100
De duidelijke toename houdt mede verband met het in werking treden van de vernieuwde regeling per 15 november 1978 en de initiatieven die door Arbeidsvoorziening in het Noorden zijn ontwikkeld ter intensivering van de toepassing. 67 In het ISP-gebied liggen de Centra voor Vakopleiding van Volwassenen te Groningen, Winschoten (dependance van Groningen), Leeuwarden, Emmen, Zwolle en Almelo. Met betrekking tot deze laatste twee moet worden opgemerkt dat er geen splitsing is aan te geven van cursisten die in en die buiten het door de ISP bestreken gebied wonen. De gemiddeld gelijktijdige bezetting van de centra over het kalenderjaar 1979 was als in onderstaande tabel is weergegeven in de eerste drie kolommen, de opleidingscapaciteit is weergegeven in de laatste drie. Voor de bouw opleidingen kan worden gesteld dat de opleidingscapaciteit geheel of nagenoeg geheel werd benut; voor de metaalopleidingen geldt dat voor enkele (specialistische) opleidingen wél, voor de meer algemene metaalopleidingen in mindere mate. Bezetting
Groningen Winschoten Leeuwarden Emmen Zwolle Almelo
Capaciteit'
bouw
metaal
totaal
bouw
metaal
totaal
21 12 47 43 38 35
53 12 50 37 62 47
74 24 97 80 100 82
26 12 52 39 50 52
76 25 67 79 98 75
102 38 119 118 148 127
1 Inel. tijdelijke maatregelen die (in de loop van 1979) werden getroffen voor de opleidingen metselen en timmeren.
68 Uit een onderzoek van het Instituut voor Toegepaste Sociologie, verricht in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken, is gebleken dat 46% van de centrum-cursisten reeds vóór of meteen na beëindiging van de cursus werk heeft gevonden, terwijl 43% van de cursisten na enige tijd in het arbeidsproces werd opgenomen. Exacte cijfers over de sectoren waarin betrokken centrumcursisten zijn terechtgekomen zijn niet bekend. Gelet op het feit dat de centra voornamelijk opleiden tot beroepen in de bouw en metaal, kan worden gesteld dat de cursisten in hoofdzaak zijn terechtgekomen in de sectoren bouw en metaal. 69 De in 1980 bedoelde «verdergaande uitbreidingen van centrumopleidingen» zijn het gevolg van een kabinetsbesluit tot verdubbeling van de opleidingscapaciteit van de Centra voor Vakopleiding van Volwassenen. In het
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15550, nr. 57
16
kader van deze v e r d u b b e l i n g w o r d t getracht die o p l e i d i n g s m o g e l i j k h e d e n in het leven te roepen die m a x i m a a l kunnen bijdragen aan het oplossen van landelijke en/of regionale a r b e i d s m a r k t p r o b l e m e n . Voor de vraag of er u i t b r e i d i n g moet komen van de b o u w v a k o p l e i d i n g e n die overigens de laatste jaren op conjuncturele basis al zijn uitgebreid - zijn niet alleen de w e r k l o o s h e i d van dit m o m e n t en de vooruitzichten op korte t e r m i j n bepalend. De o m v a n g van de bedrijfstak b o u w n i j v e r h e i d is zodanig dat er, ook in tijden dat het w a t m i n d e r gaat, altijd nog een grote behoefte bestaat aan t o e s t r o o m van n i e u w e arbeidskrachten. Daarnaast is het zo dat juist nu, met het oog op de t o e k o m s t , gewaakt moet w o r d e n v o o r het op peil houden van de v a k b e k w a a m h e i d in de bedrijfstak. Per regio w o r d t bezien, mede op basis van de bestaande wachtlijsten, aan welke b o u w v a k o p l e i d i n g e n structurele uitbreiding kan w o r d e n gegeven. In het kader van deze v e r d u b b e l i n g w o r d t getracht die o p l e i d i n g s m o g e l i j k h e den im het leven te roepen welke maximaal bijdragen aan het oplossen van landelijke en/of regionaal/plaatselijke a r b e i d s m a r k t p r o b l e m e n . Zulks betekent dat gestreefd w o r d t naar een zo breed en gevarieerd mogelijk opleidingspakket, hetgeen niet bij v o o r b a a t een verdere u i t b r e i d i n g van de b o u w o p l e i d i n g e n behoeft in te h o u d e n . 70 De bezetting per m a a n d g e d u r e n d e 1979 van de in het kader van het taakstellend beleid gecreëerde tijdelijke arbeidsplaatsen in het ISP-gebied was als v o l g t : Gr. januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
_ -
20 116 177 273 184 332 410 351 322 263
Fr.
Dr.
Ov. (gehele provincie)
1 12 65 176 253 244 389 342 325 300 288
3 45 145 287 379 276 322 383 294 308 226
5 40 102 367 290 180 414 375 310 332 299
Het aantal gedurende 1979 gecreëerde arbeidsplaatsen bedroeg in totaal ca. 2200. Hierop waren tot en met het eind van het jaar reeds 2062 personen geplaatst. U l t i m o oktober 1980 was dit o p g e l o p e n tot 2413. Het groter aantal geplaatsten dan arbeidsplaatsen hangt samen met tussentijdse mutaties in de bezetting. In met name de tweede helft van 1979 zijn in het kader van de extra middelen v o o r d e creatie van tijdelijke arbeidsplaatsen in het ISP-gebied 1763 arbeidsplaatsen gecreëerd, te w e t e n 885 arbeidsplaatsen ten laste van f 22,5 m i n . v o o r j e u g d i g e n 878 ten laste van f 20 m i n . voor o u d e r e n . De bezetting o p deze arbeidsplaatsen in het ISP-gebied was gedurende 1979 per maand als v o l g t : juli augustus september oktober november december
1979 1979 1979 1979 1979 1979
4 76 322 610 774 786
personen personen personen personen personen personen
Bij deze bezetting w o r d t aangetekend dat een groot aantal projecten nog niet per u l t i m o december w a s aangevangen, zodat een enigszins vertekend beeld ontstaat. Tot en met september 1980 bedroeg het aantal geplaatsten op deze projecten in totaal 1916.
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 5 5 5 0 , nr. 57
17
Ten slotte zijn eind 1979 f 10 m i n . bestemd voor de uitvoering van m a t i g arbeidsintensieve werken in G r o n i n g e n , Friesland en Drenthe en voor projecten voor v r o u w e n op m a n n e n b a n e n (z.g. roldoorbreking) in Overijssel. De uitvoering hiervan is uiteraard eerst in 1980 effectief g e w o r d e n .
71 De verdeling naar sectoren van de tot en met september 1980 geplaatste personen op WV-projecten ten laste van de extra maatregelen voor het ISPgebied was als v o l g t : Gi. Administratie 106 Archief Documentatie 34 Bibliotheek 18 Soc. Cultureel Werk incl. Maatsch. Wei k 66 Onderwijs incl. peuters 13 Verpleging, verzorging, huishouding 28 Technische voorbereiding 23 Technische uitvoering bouwnijverheid 46 Technische uitvoering cultuurtechnisch 202 Diversen 46 Totaal
582
Fr.
Di.
Ov.
Totaal
136
73
22
337
52 12
25 5
8
119 35
28
46
8
148
27
32
70
121
22
241
16
20
7
66
13
22
50
131
148 33
159 35
140 4
649 118
535
538
261
1916
72
De verdeling naar sectoren van de tot en met september 1980 geplaatste personen op WV-projecten in het kader van het taakstellend beleid was als volgt: Gr. Administratie Archief Documentatie Bibliotheken Soc. Cultureel Werk incl. Maatschappelijk Werk Onderwijs incl. peuters Verpleging, verzorging, huishouding Technische voorbereiding Technische uitvoering bouwnijverheid Technische uitvoering cultuur technisch Diversen Totaal
Fr.
Dr.
Ov.'
Totaal
56
60
104
138
358
27 33
14 40
17 19
42 25
100 117
62
76
92
72
302
19
18
15
16
68
14
35
39
17
105
10
21
16
7
54
89
101
34
39
263
157 83
189 49
150 98
258 62
754 292
550
603
584
676
2413
1
Deze cijfers betreffen de gehele provincie Overijssel.
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
18
De verdeling naar leeftijd en geslacht van de tot en met september 1980 geplaatsten op WV-projecten ten laste van extra middelen voor het ISP-gebied is als volgt: Gr.
Fr.
Dr.
Ov.
Totaal
< 23 jr. > 23 jr.
173 229
98 182
82 226
23 194
376 831
Totaal
402
280
308
217
1207
< 23 jr. > 23 jr.
171 9
215 40
200 30
44
-
630 79
Totaal
180
255
230
44
709
Mannen
Vrouwen
De verdeling naar leeftijd en geslacht van de tot en met september 1980 geplaatsten op WV-projecten in het kader van het taakstellend beleid is als volgt: Gr.
Fr.
Dr.
Ov.'
Totaal
< 23 jr. > 23 jr.
43 378
44 397
61 309
74 404
222 1488
Totaal
421
441
370
478
1710
58 71
73 89
118 96
104 94
353 350
129
162
214
198
703
Mannen
Vrouwen < 23 jr. > 23 jr. Totaal
' Deze cijfers betreffen de gehele provincie Overijssel.
72 De toedeling per provincie van de middelen voor werkgelegenheidsverruimende maatregelen in het kader van het taakstellend arbeidsmarktbeleid geschiedt tot nu toe op basis van de doelstelling van het scheppen van regionaai gelijke bemiddelingskansen. De verdeling vindt plaats volgens criteria van aanvang en uitstroomkansen van de groep langdurig werklozen. Bij deze toedeling wordt geen rekening gehouden met de extra beleidsinspanningen die reeds in een ander kader worden ondernomen, gegeven de doelstelling van een vermindering van de regionale werkloosheidscomponent en de ISP- en PNL-gebieden. Dit houdt in dat ook bij een veronderstelde afwezigheid van een ISP-beleid in 1980 evenveel middelen in het kader van het taakstellend arbeidsmarktbeleid aan het Noorden zijn toegewezen als nu daadwerkelijk het geval is geweest. 73 De daling van het bedrag dat voor het ISP-gebied in 1980 beschikbaar is gesteld voor werkgelegenheidsverruimende maatregelen is een consequentie van een meer zuivere toepassing van het taakstellend arbeidsmarktbeleid. Uitgaande van het landelijk beschikbare bedrag voor werkgelegenheidsverruimende maatregelen wordt dit bedrag over de provincies verdeeld op basis van objectieve criteria, nl. de absolute werkloosheid en de uitstroomkansen van de werkzoekenden.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,15 550, nr. 57
19
In a f n e m e n d e mate is in het taakstellend beleid v o o r 1979, 1980 en ook v o o r 1981 rekening g e h o u d e n met de z.g. historische verdeling van de gelden over de provincies voor arbeidsvoorzieningsmaatregelen. Deze benadering is g e v o l g d o m een abrupte breuk met de toewijzing van gelden in het verleden te v o o r k o m e n . De i n v l o e d van deze historische verdeling op het taakstellend beleid w o r d t nu langzamerhand a f g e b o u w d . De toewijzing van gelden v o o r het Noorden w o r d t tevens beïnvloed door de stijging van de w e r k l o o s h e i d in de resterende provincies, w a a r d o o r deze provincies een groter aandeel kunnen claimen uit het landelijk beschikbare bedrag v o o r w e r k g e l e g e n h e i d s v e r r u i m e n d e maatregelen. De historische verdeling h o u d t in dat bij de verdeling van de gelden over de provincies nog rekening is g e h o u d e n met het gebruik van de arbeidsvoorzieningsmaatregelen in de periode v o o r de invoering van het taakstellend arbeidsmarktbeleid in 1979. Door dit verdel i n g s m e c h a n i s m e heeft het N o o r d e n in de beginperiode van het taakstellend beleid grotere budgetten toegewezen gekregen dan enkel op basis van de objectieve criteria het geval zou zijn. De verdeling w e r d namelijk nog beïnvloed d o o r het mee laten w e g e n van de aantallen tijdelijke arbeidsplaatsen die via de extra w e r k g e l e g e n h e i d s p r o g r a m m a ' s werden gerealiseerd. 74 De toedeling van personeel v o o r arbeidsbureaus per provincie is mede gebaseerd o p het aantal i n s c h r i j v i n g e n , de b e v o l k i n g s o m v a n g en de vraag/ a a n b o d v e r h o u d i n g in de desbetreffende provincies. In deze indicatoren w o r d e n de o m v a n g van de w e r k l o o s h e i d en het karakter van het gebied gereflecteerd. 75 Door de Evaluatie Commissie Experiment Deeltijdarbeid onder voorzitterschap van prof. Driehuis, w o r d t een evaluatie van het experiment uitgev o e r d . Naar v e r w a c h t i n g zullen de eerste onderzoeksresultaten m e d i o 1981 beschikbaar k o m e n . 76 Het onderzoek naar de mogelijkheden tot een meer algemene bevordering van deeltijdbanen zal betrekking hebben op zowel mannen als v r o u w e n . 77 Bedoeld w o r d t dat in de periode w a a r i n de structurele maatregelen tot verbetering van de arbeidsmarktpositie van v r o u w e n hun uitwerking m o e ten krijgen, er o p korte t e r m i j n behoefte blijft bestaan aan tijdelijke arbeidsplaatsen v o o r v r o u w e n . 78 M o m e n t e e l zijn geen gefundeerde indicaties te geven v o o r de niet-geregistreerde w e r k l o o s h e i d onder v r o u w e n . Wanneer de gegevens uit de Arbeidskrachtentelling 1979 beschikbaar k o m e n , zal het in principe mogelijk zijn inzicht te verkrijgen in de o n t w i k k e l i n g van de niet-geregistreerde werkloosheid. Wel blijkt dat steeds meer v r o u w e n hun inschrijvingen op het arbeidsbureau continueren en de werkgelegenheid voor v r o u w e n sneller stijgt dan w e l recentelijk minder snel t e r u g l o o p t dan voor m a n n e n .
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 5 5 5 0 , nr. 57
20
79 De projecten, w a a r o p de j e u g d i g e n in het kader van f 22,5 m i n . v o o r 1979 geplaatst zijn, zijn naar werkzaamheden als volgt te onderscheiden: Gr. Administratie Archief Documentatie Bibliotheken Soc. Cult. Werk incl. Maatschappel ijk Werk Onderwijs incl. kleuters Verpleging, verzorging, huishouding Technische voorbereiding Technische uitvoering bouwnijverheid Technische uitvoering cultuurtechnisch Diversen Totaal
Fr.
Dr.
Ov.
Totaal
92
115
54
22
283
34 18
41 8
20 5
8
103 31
55
10
18
4
87
12
14
17
28
64
115
22
229
20
12
14
7
53
12
3
4
34 39
32 14
23 12
4
89 69
344
313
282
67
1006
43
19
80 In het kader van het taakstellend beleid is ten aanzien van de w e r k g e l e g e n heidsverruimende maatregelen w a t betreft het bereik een extra accent gegeven aan j e u g d i g e n , met dien verstande dat de relatieve bereikspercentages v o o r j e u g d i g e n en ouderen zich dienden te v e r h o u d e n als 3 : 2. Concreet betekent dit dat van het totaal aantal toepassingen 2 9 % op jeugdigen betrekking diende te hebben. 81 Bij de verdeling van de extra arbeidsmarktmaatregelen is de v o l g e n d e verdeelsleutel gehanteerd. De middelen v o o r tijdelijke arbeidsplaatsen ten behoeve van j e u g d i g e n zijn verdeeld aan de hand van het aantal ingeschreven werkloze jeugdigen in de betrokken provincies. Bij de toewijzing van de m i d delen ten behoeve van extra arbeidsplaatsen voor ouderen is uitgegaan van de problematiek rond v o o r m a l i g e w e r k n e m e r s op E-objecten. 82 Verwezen w o r d t naar de b e a n t w o o r d i n g van de vragen 18,19 en 20. Aangezien de o m v a n g van de extra arbeidsmarktmaatregelen in het kader van de taakstelling afhankelijk is gesteld van de werkgelegenheidsontwikkeling in het algemeen en van de werkgelegenheidseffecten van de overige onderdelen van het ISP-beleidsprogramma, kan op dit m o m e n t geen nadere precisering w o r d e n gegeven van de uiteindelijke o m v a n g van de extra arbeidsmarktmaatregelen. Zoals v e r m e l d bij het a n t w o o r d op vraag 83, is reeds besloten o m voor 1981 w e d e r o m een bedrag van f 22,5 m i n . beschikb a a r t e stellen voor het creëren van tijdelijke arbeidsplaatsen v o o r j e u g d i gen. 83 Voor 1981 zal evenals in 1979 en 1980 o p n i e u w een bedrag van f 22,5 m i n . beschikbaar w o r d e n gesteld voor het creëren van tijdelijke arbeidsplaatsen voor j e u g d i g e n in het ISP-gebied. De mogelijkheid o m ook in 1981 o p n i e u w f 30 m i n . beschikbaar te stellen voor vervroegd regionale uittreding in het ISP-gebied w o r d t in het kader van het totale ISP-beleid v o o r 1981 nader bezien.
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
21
84 Zoals in het a n t w o o r d op de vragen 70 en 71 is v e r m e l d , is het aantal extra arbeidsplaatsen w e l gerealiseerd, doch de bezetting daarvan w e r d deels in 1980 geëffectueerd. 85 Het totale bedrag van f 30 m i n . is als v o l g t b e s t e m d : a. O p v a n g van v o o r m a l i g e o u d e r e E-werkers: f 20 m i n . b. Tijdelijke arbeidsplaatsen via de W V - m a a t r e g e l : f 5 m i n . c. Bijdrage aan de toegezegde transferperiode van het in herstructurering zijnde AVEBE-concern: f 5 m i n . 86 Aangezien in 1979 niet tot o v e r e e n s t e m m i n g kon w o r d e n g e k o m e n over de besteding van de VRUT-gelden v o o r dat jaar, heeft de Minister van Sociale Zaken over de besteding van de VRUT-gelden v o o r 1980 advies gevraagd aan de Stichting van de A r b e i d en aan de Raad van Overleg v o o r de Handel. Uit het advies van de Stichting van de Arbeid blijkt dat b i n n e n de stichting verschillend w o r d t gedacht over de gedane suggestie o m het bedrag van f 30 m i n . voor de V R U T t e b e s t e m m e n voor m e d e f i n a n c i e r i n g van een regionale aanpak van de a r b e i d s m a r k t p r o b l e m a t i e k in het N o o r d e n , door het aanbrengen van regionale accenten, bedrijfstak" en ondernemings-c.a.o.'s. Het bestuur van de stichting concludeert dat het op de w e g ligt van de betrokken sociale partners in de Noordelijke provincies o m in overleg met de provinciale en nationale o v e r h e d e n de gedachte van een regionale aanpak van de a r b e i d s m a r k t p r o b l e m a t i e k in het N o o r d e n des Lands nader te concretiseren. Gezien de beperkt beschikbare t i j d in 1980 en gezien het overleg met de B e s t u u r s c o m m i s s i e N o o r d e n des Lands en de v a k b e w e g i n g over een alternatieve besteding van de VRUT-gelden, kon in 1980 geen uitwerking w o r d e n gegeven aan het advies van de Stichting van de A r b e i d . De vooruitzichten van een besteding, zoals geïndiceerd, bij een eventuele c o n t i n u e r i n g van deze gelden in 1981 zijn op dit m o m e n t moeilijk in te schatten. 87 In overleg tussen de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken is besloten te k o m e n t o t een onderzoek naar de g e v o l g e n van een é é n m a l i g e x p e r i m e n t met VRUT v o o r a m b t e n a r e n in het ISP-gebied. De beschikbare t i j d in 1980 bleek echter o n v o l d o e n d e o m op die basis t o t c o m m i t t e r i n g v a n de gelden v o o r eind 1980 te k o m e n . O m die reden zijn de gelden verdeeld als aangegeven in het a n t w o o r d o p vraag 85. Zie v o o r de b e a n t w o o r d i n g van het tweede deel van de vraag het antw o o r d o p v r a a g 86. 88 Zie a n t w o o r d o p vraag 86. 89 Naar de redenen w a a r o m het zogenaamde Plan-Albeda/Gardeniers m i n der resultaten heeft o p g e l e v e r d dan w e r d verwacht, w o r d t een onderzoek u i t g e v o e r d d o o r de Vakgroep Publiek Recht en Bestuurskunde van de Universiteit van A m s t e r d a m . In de l o o p van het aanstaande voorjaar zal het eindrapport worden afgerond. 90 De in de vraag bedoelde discussie heeft betrekking op het onderzoek naar en u i t w e r k i n g van de m o g e l i j k h e i d en wijze w a a r o p een C e n t r u m voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening In Assen kan w o r d e n gerealiseerd. Bij de realisering van dit project zijn betrokken het Ministerie van Sociale Zaken
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
22
voor wat betreft de beleidsmatige aspecten en de gemeente Assen als uitvoerende instantie. Normaliter vergt de vestiging van een dergelijk instituut een zekere periode van onderzoek en voorbereiding. Van echte knelpunten is echter geen sprake. 91 Allereerst kan worden gesteld dat het onderscheid tussen uitvoerings- en programmabasis, dat in het rapport wordt gemaakt, geen enkel verband houdt met het besluit tot beleidsintensivering. Voorts zij opgemerkt dat het desbetreffend onderscheid betrekking heeft op de tijdspanne die gelegen is tussen het aangaan van financiële verplichtingen voor een programma en de feitelijke uitvoering van het programma. Dit tijdsverschil hangt samen eensdeels met het tijdstip waarop de projecten in uitvoering worden genomen, andersdeels met de samenstelling van het programma, i.c. de onderscheiden uitvoeringsduur van de daarin opgenomen projecten. Een en ander is een normaal verschijnsel bij de beleidsuitvoering en behoeft derhalve geen bijzondere voorzieningen. Overigens kan nog worden opgemerkt dat de voorbereiding van de uitvoeringsprogramma's 1981 inmiddels zodanig verloopt, dat reeds eind 1980 sommige dezer om advies aan de Stuurgroep konden worden voorgelegd. Naar verwachting zullen de overige uitvoeringsprogramma's in de eerste helft van 1981 hun beslag krijgen. 92 Voor een overzicht van de uitvoeringsprogramma's, waarover de Stuurgroep heeft geadviseerd, moge verwezen worden naar bijlage 3 van het eerste voortgangsverslag. Voor de financiële afhandelingen zijn nieuwe procedures in ISP-verband ontwikkeld, die bij bepaalde uitvoeringsprogramma's aanvankelijk enige administratieve vertraging in de afhandeling tot gevolg hadden. Waar het programma's betreft, die primair op het terrein van andere departementen dan van EZ zijn gelegen, dient eerst een overdracht van middelen plaats te vinden. Deze procedure beoogt om de primaire verantwoordelijkheid met betrekking tot het toezicht op de uitvoering te leggen bij het meest betrokken departement, dat ter zake over de nodige ervaring beschikt. Inmiddels verloopt de administratieve afwikkeling zodanig, dat geen vertraging bij de uitvoering van projecten behoeft op te treden. 93 Zie het antwoord op vraag 65. 94 Het tempo waarin de uitvoering van een project ter hand kan worden genomen wordt vooral bepaald door de aard van het werk en de afronding van het bestekklaar maken van de werken. Vanzelfsprekend doen zich daarbij verschillen voor tussen bij voorbeeld beleidsrubrieken als scholenbouw, ruilverkavelingen, toeristische infrastructuur e.d. Een en ander wijkt overigens niet af van de gebruikelijke procedures voor de uitvoering van deze werken. 95 Het afgelopen jaar was te voorzien dat de NOM bij het aangaan van nieuwe deelnemingen tegen de grens van het bestaandef 300 mln.-garantieplafond zou gaan oplopen. De verhoging van het garantieplafond gaf een waarborg dat deze activiteit van de NOM niet door het bereiken van het plafond belemmerd zou kunnen worden. Inmiddels wordt ditf 300 mln.-plafond nagenoeg bereikt en zal in 1981 van de nieuw toegevoegde garantieruimte gebruik worden gemaakt. Een volledig en uitgebreid toegelicht overzicht van de NOM-deelnemingen (en daarmede dus een beeld van het gebruik dat van de totale plafondruimte is gemaakt) wordt steeds in de jaarlijks door de NV NOM uitgebrachte jaarverslagen weergegeven.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15 550, nr. 57
23
96 De noordelijke colleges van GS zijn nog doende hun standpunt te bepalen over het d o o r de ondergetekende aan hen v o o r g e l e g d e v o o r s t e l ; zij streven er daarbij naar t o t een gezamenlijk s t a n d p u n t v a n de vier betrokken provinciale besturen te k o m e n . 97 De taak van de N O M is een bijdrage te leveren aan de verbetering van dn sociaal-economische structuur en de w e r k g e l e g e n h e i d in het gehele Noordelijke s t i m u l e r i n g s g e b i e d . Gegeven dit u i t g a n g s p u n t geeft de N O M bij haar werk v o o r het N o o r d e n waar mogelijk extra aandacht aan de zwakste deelregio's van dit landsdeel, zoals met name Oost-Groningen. In de praktijk blijken dan ook de N O M - d e e l n e m i n g e n v o o r meer dan de helft betrekking te hebben op bedrijven in G r o n i n g e n , met een zwaartepunt in Oost-Groningen. 98 De k o m e n d e nota over het regionaal sociaal-economisch beleid zal nadere voorstellen bevatten o m t r e n t de toepassing van het v e r h o o g d e p r e m i e n i veau van de IPR. Deze nota zal in februari aan de Kamer w o r d e n aangeboden. Tot de i n g a n g s d a t u m van deze w i j z i g i n g e n zal de huidige toepassing van de 3 5 % - p r e m i e van de IPR van kracht blijven. Overigens bestaan er bezwaren van de kant van de Europese Commissie met betrekking tot de 3 5 % - p r e m i e van de IPR in de rayons V e e n d a m , Delfzijl en het Eenshavengebied in r a y o n Uithuizen. Per 31 december 1980 w a r e n in de daarvoor aangewezen rayons in het ISP-gebied 16 IPR-toekenningen met het v e r h o o g d e percentage verstrekt. Daarmee was een totaal premiebedrag g e m o e i d van f 22 694 000. De samenhang met overige regionale steunverleningsregelingen heeft ertoe geleid dat met het o o g o p het EEG-plafond in enkele gevallen een korting op dit percentage van 3 5 % moest w o r d e n toegepast.
99 Met betrekking t o t het voorgestelde acquisitie- en p r o m o t i e - p r o g r a m m a voor O o s t - G r o n i n g e n is over een zestal projecten vergaande overeenstenv m i n g bereikt. Het b e d r a g dat met deze projecten is g e m o e i d , is + f 1,3 m i n . Aan een verdere i n v u l l i n g w o r d t gewerkt door de w e r k g r o e p . De overweging o m zich te concentreren o p industrie en c o m m e r c i ë l e dienstverlening is dat in l a n d b o u w d o o r mechanisatie en schaalvergroting uitstoot van arbeid plaatsvindt die in het algemeen niet of zeer moeilijk o p g e v a n g e n kan w o r den binnen de agrarische primaire sector. Concentratie op quartaire sector van acquisitie en promotie-activiteit is w e i n i g zinvol aangezien het de quartaire sector zelf is die deze middelen beschikbaar stelt vanuit een beleidsvisie naast het beleid «spreiding van rijksdiensten». 100 A a n de i n f o r m a t i e verstrekt tijdens en ten behoeve van de uitgebreide C o m m i s s i e v e r g a d e r i n g d d . 15 december j l . (zie met name a n t w o o r d e n 90, 91 en 92, T w e e d e Kamer, 1979-1980, 15802, nr. 17) valt in dit stadium niets toe te v o e g e n . 101 en 102 In de eerste v o o r t g a n g s r a p p o r t a g e en ook daarvoor is telkenmale aangegeven dat het initiatief v a n Enraf Nonius o m te k o m e n tot de o p r i c h t i n g van een tiental in o n d e r l i n g e samengang f u n c t i o n e r e n d e kleinschalige bedrijven een additionele w e r k g e l e g e n h e i d van naar schatting 2000 arbeidsplaatsen kan o p l e v e r e n . De ondergetekende ziet geen redenen w a a r o m op dit gegeven zou m o e t e n w o r d e n t e r u g g e k o m e n . Wel is het zo dat door conjuncturele en incidentele oorzaken de periode w a a r i n realisatie van dit plan w o r d t beo o g d kan u i t l o p e n .
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
24
103 Zoals reeds in de eerste voortgangsrapportage aangegeven, is eind juni 1980 overeenstemming bereikt over de eerste in Oost-Groningen te vestigen instrumentenfabriek. Besloten is deze te vestigen in Veendam. Inmiddels is de bouw aanbesteed en naar verwachting zal omstreeks augustus van dit jaar het pand worden opgeleverd. De keuze van de in deze fabriek te vervaardigen produkten is gemaakt en naar ondergetekende heeft begrepen, is de ontwikkeling van deze produkten met kracht ter hand genomen. Wat betreft de vraag over een eventuele versnelling merkt de ondergetekende op, dat het zijns inziens van wezenlijk belang is om in deze fase de risico's van mislukking zoveel mogelijk uit te sluiten. Immers, wil het project werkelijk slagen, dan dient eerst te worden gekomen tot een brede basis van goedlopende Enraf-activiteiten in het Oostgroningse stimuleringsgebied. Mislukkende projecten in die beginfase zouden de basis verzwakken en onnodig de gewenste vertrouwensrelatie tussen de betrokken partijen schaden. 104 Het ligt in de bedoeling dat de betrokken fabrieken zullen worden gesitueerd in het Oostgroningse stimuleringsgebied. Per te vestigen fabriek zal te gelegenertijd worden besloten welke lokatie op dat moment het meest wordt gewenst. 105 De ondergetekende heeft nog geen mededelingen hieromtrent ontvangen. 106 Door de Landinrichtingsdienst van het Ministerie van Landbouw en Visserij is de volgende rijksbijdrage toegezegd aan de gemeente Emmen ten behoeve van de realisering van het tuinbouwcomplex Klazienaveen II:
-
50% van het cultuurtechnisch werk ad f 4 026 942 100% in de landschappelijke voorzieningen
Totaal
= =
f f
2 013 471 472 464
f
2 485 935
Het totale subsidiebedrag zal worden geput uit het bedrag van f 126 min. dat door het kabinet in het kader van het ISP voor de versnelde uitvoering van de herinrichting beschikbaar is gesteld. 107 Het mogelijke gebruik van restwarmte bij tuimbouwprojecten wordt momenteel onderzocht waarbij zowel de Nederlandse Energie Ontwikkelings Maatschappij (NEON) als het Ministerie van Landbouw en Visserij zijn betrokken. Voor enkele projecten, waar restwarmte voor tuinbouwvestigingen beschikbaar zou kunnen komen, wordt nagegaan welke uitvoeringsmogelijkheden er zijn. Deze projecten zijn echter niet in het Noorden des Lands gelegen. 108 In het voorontwerp Herinrichtingsprogramma voor Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën wordt rekening gehouden met plannen voor vestigingsprojecten voor boomteeltbedrijven in Oost-Groningen tot een totale omvang van 250 ha. Momenteel zijn hiervoor nog geen voorstellen ingediend. Hierbij dient te worden overwogen dat de vaststellingsprocedure van het herinrichtingsprogramma nog niet is afgerond. Welke middelen in het kader van de herinrichting voor de boomteelt in Oost-Groningen ter beschikking zullen worden gesteld is daarom nog niet precies te zeggen.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15550, nr. 57
25
In de kostenbegroting van genoemd herinrichtingsprogramma is echter met de inrichting van vestigingsprojecten voor de boomteelt rekening gehouden. Binnen de bestaande beleidsrubrieken voor bestedingen van ISP-middelen is geen extra impuls voor boomkwekerijen begrepen. 109 De resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheden met betrekking tot de commerciële kweek van enkele zeevissoorten met hoge opbrengstprijzen zijn in een rapport 1 neergelegd. De conclusie luidt dat er onder de huidige omstandigheden gunstige perspectieven bestaan voor de kweek van regenboogforel, zalm en aal, mits er op voldoende grote schaal wordt gewerkt. Bij de kweek van tong en tarbot doen zich nog kweektechnische problemen voor. De beleidsvorming met betrekking tot viskweek bevindt zich nog in een vroeg stadium. Afhankelijk van de ontwikkelingen zal nadere invulling van het beleid plaatsvinden. Hierbij zal met name aandacht geschonken worden aan de mogelijkheid tot vestiging van projecten in het Noorden des Lands. 110 De Stuurgroep ISP heeft reeds ingestemd met subsidiëring van de kosten van het haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijke vestiging van een Stimuleringsbedrijf Paardenhouderij Noordoost-Nederland in Winschoten, vanaf het moment van indiening voor een ISP-bijdrage. Overigens ligt het beleid ten aanzien van de paardenhouderij primair op het terrein van de Minister van Landbouw en Visserij, die ook reeds eerder van een positieve benadering heeft blijk gegeven. 111 Voor de archiefselectiedienst te Winschoten is een huurgebouw beschikbaar. Enige verbouwingen moeten nog plaatsvinden, maar zijn in voorbereiding. Het hoofd van de dienst is benoemd, terwijl de voorbereiding voor de werving van het verdere personeel bijna is voltooid. Voor het jaar 1981 zijn 100 plaatsen in de begroting van de dienst opgenomen. Voor de vestiging van het computercentrum van de Rijksdienst voor het Wegverkeer is een nieuwbouwplan in voorbereiding. Voorlopig zijn de reeds aangetrokken personeelsleden in de gemeente Groningen in een tijdelijke behuizing ondergebracht. De uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen van het Departement van Onderwijs en Wetenschappen in de gemeente Groningen is reeds op gang in een geleidelijk verlopend proces, gericht op vacatures en nieuwe functies. De bouw van een nieuwe kantoortoren naast de reeds bestaande verloopt volgens schema. 112 Steeds is gevraagd nieuwe en groeidiensten in de regio's onder te brengen. Nu daartoe in enkele gevallen wordt overgegaan, is het onjuist dit onder autonome groei te rekenen. De automatiseringsafdeling van de Rijksdienst voor het Wegverkeer is een geheel nieuwe afdeling van deze rijksdienst, waarbij oorspronkelijk aan plaatsing in Den Haag is gedacht. De verdubbeling van de bezetting bij Onderwijs en Wetenschappen is zoals ook bij antwoord 111 reeds opgemerkt - mogelijk in een continuproces, waarbij vacatures en nieuwe functies naar resp. in Groningen worden ver-c.q. geplaatst. De opslagplaats is een onderdeel van het Ministerie van Defensie, dat geheel met Defensiepersoneel - rijksambtenaren derhalve - wordt bemand. ' Mogelijkheden van commerciële kweek van zeevis in Nederland, biologische, technische en economische aspecten; drs. Dijkema en drs. J.W. de Wilde.
113 Ten aanzien van de uitvoering van het arbeidsplaatsenplan is de Tweede Kamer geïnformeerd bij het schrijven van 16 december 1980 (gedrukte stukken zitting 1980-1981, 16193 nr. 25).
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,15550, nr. 57
26
Per 30 september 1980 zijn de volgende aantallen nieuwe c.q. vrijkomende arbeidsplaatsen gerealiseerd: a. Plan-Pais1650; b. VUT-rijkspersoneel 1492, waarvan 1163 reeds in uitkering; c. Uitbreiding arbeidsplaatsen trendvolgers 80; d. Uitbreiding rijksdiensten 793. Voor meer gedetailleerde gegevens naar regio's wordt verwezen naar de bovengenoemde brief met bijlagen. De in het arbeidsplaatsenplan voorziene uitbreidingen betreffen structurele arbeidsplaatsen waarvan de financiering in de meerjarenraming is voorzien, zodat de eventuele nog niet in 1980 bezette arbeidsplaatsen in 1981 kunnen worden vervuld. Aangenomen mag worden dat deze bezetting de eerstkomende maanden gerealiseerd zal worden. 114 Uit het bedrag van f 155 min. is voor het ISP-gebied een bedrag van f 40,7 min. beschikbaar gesteld voor extra activiteiten van de Ministeries van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, van Landbouw en Visserij, van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. De uitvoering van deze activiteiten zal 400 manjaren werkgelegenheid opleveren. Tevens is f 35 min. beschikbaar gesteld aan het Ministerie van Defensie voor de inrichting van opslagplaatsen voor materieel en voorraden. Voorgesteld is om een van deze opslagplaatsen te vestigen in Emmen. Bij de bouwvan deze opslagplaats zullen naar verwachting 1500 tijdelijke arbeidsplaatsen in de bouw worden gecreëerd. 115 De 400 arbeidsplaatsen die voortvloeien uit de extra activiteiten van de in het antwoord op vraag 114 genoemde ministeries hebben betrekking op rioleringsprojecten, ruilverkavelingen, restauraties en woningverbetering. Bij de inrichting van de opslagplaatsen voor Defensie zullen 1500 arbeidsplaatsen in de bouw worden geschapen. 116 Het kabinet is voornemens om in de Stuurgroep ISP, als gezamenlijke commissie van Rijk en provinciale besturen, de mogelijkheden om tijdelijke arbeidsplaatsen om te zetten in structurele nader te doen bespreken. 117 Het in 1980 uitgewerkte beleid vooreen verdere stimulering van de bedrijfsverzorging, waarvoor de Regering in haar brief aan de Tweede Kamer van 13 maart 1980 als één van de daarin aangekondigde maatregelen f 30 min. voor de komende 3 jaar in het vooruitzicht stelde, heeft geresulteerd in een aantal stimuleringsmaatregelen, waartoe het bestuur van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw in zijn vergadering van 4 december besloot. Het betreft hier de volgende, met ingang van 1 januari 1981 van kracht geworden maatregelen: 1. Ter vervanging van de in 1980 geëxpireerde regeling van bedrijfshulp bij ziekte of ongeval een bijdrageregeling, die voor 1981 en 1982 respectievelijkf 150 en f 125 per lid per jaarzal bedragen. 2. Een in 3 jaar aflopende bijdrage van respectievelijk f 100, f 65 en f 35 per lid van de bedrijfsverzorging of op diens bedrijf werkzame, niet-verplicht verzekerde gezins-arbeidskracht, die bij ziekte of ongeval behoefte heeft aan vervangende bedrijfshulp gedurende een gedeelte van de normale arbeidstijd (20 a 30 uur per week) en die hierop aanspraak kan maken tegen lagere kosten (contributie) dan voor de tot nu toe algemeen geldende volledige vervanging verschuldigd is. Met deze uitbreiding van de dienstverlening wordt beoogd de aansluiting bij de bedrijfsverzorging te bevorderen van de kleinere bedrijven, die in het ledenbestand van de bedrijfsverzorging ondervertegenwoordigd zijn.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15 550, nr. 57
27
Voorts wordt de bedrijfsverzorging met deze nieuwe voorziening mede gericht op de vervanging van gezinsarbeidskrachten, met name in toenemende mate op agrarische bedrijven medewerkende echtgenoten. 3. Een bijdrage per uur verstrekte bedrijfshulp voor vervanging wegens vakantie of deelname aan dagcursussen van leden of de op hun bedrijf werkzame, niet-verplicht verzekerde gezins-arbeidskrachten tegen een ten minste met de bijdrage verminderd kostendekkend tarief. Deze bijdrage wordt voor ten hoogste 14 dagen per jaar gedurende maximaal 8 uur per dag verstrekt in geval van een vakantieperiode van ten minste vijf aaneengesloten dagen of deelname aan dagcursussen van ten minste vijf, eventueel gespreide dagen. Deze bijdrage is voor 1981 vastgesteld op f 10 per uur en zal, afhankelijk van het gebruik, dat hiervan wordt gemaakt, in de komende drie jaar - of zoveel eerder als de beschikbare middelen daartoe nopen - meer of minder snel afgebouwd moeten worden. Omdat het aanstellen van vast personeel om aan de met een tijdelijke stimulering opgeroepen vraag naar bedrijfshulp te kunnen voldoen voor de bedrijfsverzorgingsorganen risico's met zich meebrengt, voorziet de onderhavige maatregel tevens in een éénmalige bijdrage van f 40 000 of f 20 000 per extra in vaste dienst aangestelde administratieve kracht en werkverdeler, respectievelijk bedrijfsverzorger. 118 De verdeling van de voor 1980 beschikbaar gestelde f 14 min. voor de beleidsrubriek herinrichting, ruilverkaveling en plattelandswegen is door de Stuurgroep ISP als volgt aanvaard (inclusief ter toevoeging aan dit programma van f 0,8 min. door financiële verschuiving tussen ISP-rubrieken):
Groningen Friesland Drenthe Overijssel
Plattelandsontsluiting
Herinr icht ing
2,3' 4,0 1,8 0,5
2,7
8,6
6,2
3,5
Totaal
5.0 4,0 5,3 0,5 14,8
In miljoenen guldens.
De voor uitvoering in aanmerking komende projecten zijn inmiddels aanbesteed, gesubsidieerd of in een vergaand stadium van voorbereiding. 119 Bij de bestemming van de f 11,78 min. voorde beleidsrubriek «Toeristische infrastructuur, natuurterreinen en oeverbeschoeiingen» uit het programma 1979 isf 10,18 min. gepland betaalbaarte stellen in 1980 en f 1,6 min. in 1981, gelet op de door de provincies aangegeven prognoses van de voortgang der werkzaamheden. Afhankelijk van de feitelijke voortgang der werkzaamheden wordt tot uitbetaling overgegaan. Per 31 december 1980 is f 5,1 min. betaald. 120 Er is niet exact aan te geven hoeveel fietspadenplannen voorbereid zullen worden. De betrokken overheden zijn in beginsel vrij plannen tot aanleg van fietspaden voor te bereiden en voor een ISP-bijdrage voor te dragen. Op het provinciale bestuursniveau dient de noodzakelijke coördinatie plaats te vinden. Alle provincies hebben in dat kader initiatieven ontplooid. Vanwege de meervoudige functie van rijwielpaden is het daarbij gewenst dat niet alleen een provinciaal plan wordt opgesteld voor recreatieve fietspaden, maar een plan voor alle paden, waaraan de genoemde initiatieven tot aanleg van afzonderlijke paden worden getoetst. Interprovinciaal overleg ten slotte zal moeten leiden tot aansluitingen bij grensoverschrijdende routes.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15 550, nr. 57
28
Op provinciaal niveau is de stand van zaken: Provincie Groningen: in voorbereiding is een integraal fietspadenplan (provinciaal). Behandeling in provinciale staten wordt eind 1981 verwacht. Provincie Friesland: provinciaal (integraal) fietspadenplan is in concept gereed. Behandeling in provinciale staten wordt medio 1981 verwacht. Provincie Drenthe: het door provinciale staten vastgestelde Recreatief Fietspadenplan is bijna geheel gerealiseerd. Provincie Overijssel: het (integrale) Raamplan fietspaden Overijssel is vastgesteld door provinciale staten en in uitvoering. 121 Nee. De beschikbare fondsen worden jaarlijks verdeeld op basis van de uitvoeringsprogramma's van de provincies. Tot op heden zijn de door het Rijk beschikbaar gestelde fondsen voldoende gebleken. 122 Voor het garanderen van een duurzame instandhouding van de ca. 40000 ha natuurterreinen, gelegen in het ISP-gebied, zijn ca. 350 man nodig. Momenteel zijn bij het Staatsbosbeheer als beherende instantie van de CRM-reservaten 55 man in vaste dienst en bij de particuliere natuurbeschermingsinstanties, te weten de provinciale landschappen en natuurmonumenten, 70 man. Daarnaast zijn bij deze laatste beheerders 81 personen werkzaam op basis van de WV-maatregel en een dertigtal via de ISP-gelden. Voorts zijn op de terreinen in eigendom en beheer van gemeenten en particulieren nog enige tientallen personen werkzaam. Met ingang van 1 januari 1981 zullen in het betreffende gebied bovendien 32 mensen op basis van het arbeidsplaatsenplan/trendvolgers te werk worden gesteld. Gesteld kan worden dat voor het voeren van een redelijk beheer en rekening houdend met een toename van de oppervlakte te beheren natuurterreinen in de eerstkomende vijf jaar nog ca. 100 a 130 man extra nodig zijn. Bij een te verwachten verdere afname van het WV-personeel bij de particuliere eigenaren zal dit aantal in gelijke mate moeten worden uitgebreid. Enkele van genoemde plaatsen zijn part-time. Dit aantal varieert zo sterk dat het geven van een momentopname niet zinvol lijkt. 123 De beschikbaar gestelde middelen zijn, in miljoenen guldens: 1978 + 1979 Groningen Friesland Drenthe Overijssel Totaal
3,509 3,620 6,265 1,356 14,75
1980 2,218 2,950 3,832 2,0 11,0
1981 2,0 3,0 4,0 2,0 11,0
Over de periode tot en met 1981 in totaal f 36,75 min, waarvan f 27,75 min. van EZ, f 5,75 min. van Landbouw en Visserij en f 3,25 min. van CRM. Voor de f 25,75 min. beschikbaar tot en met 1980 zijn reeds verplichtingen aangegaan. Dit heeft betrekking op 120 projecten. Op 31 december 1980 was hiervan ongeveer f 17 min. uitbetaald. De resterende f 8,75 min. wordtin begin 1981 verwerkt en uitbetaald. Het voor 1981 beschikbaar gestelde bedrag zal besteed worden aan 50 reeds geselecteerde projecten. 124 Het ligt in het voornemen van de Ministeries van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, van Sociale Zaken, en van Landbouw en Visserij gezamenlijk op te treden bij de vorming van een beleid met betrekking tot het stimuleren van projecten van werkgelegenheid in natuur, bos en landschap.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,15550, nr. 57
29
De aanpak van het landschapsonderhoud en de bosaanleg in het ISP-gebied, met krachtige steun van de ISP-middelen, speelt thans hierbij een belangrijke initiërende rol. Thans reeds is het Ministerie van Sociale Zaken betrokken bij projecten, met name in Drenthe. 125 De ISP-beleidsinstrumenten voor grondgebruik en natuurlijk milieu betreffen de beleidsrubrieken herinrichting, ruilverkavelingen, plattelandswegen, voorts toeristische infrastructuur, natuurterreinen, oeverbeschoeiingen en ten slotte (cultuur)landschapsonderhoud en bosaanleg. Deze instrumenten hebben een eigen en ongelijksoortig effect op grondgebruik en op het natuurlijk milieu. Op zich zelf zal toetsing van deze effecten aan de doelstelling tot beheersing van het tempo en de aard van veranderingen in het grondgebruiken van het cultuurlandschap, zoals in het ISP-rapport 1979 verwoord, niet eenvoudig en wellicht evenmin eenduidig zijn. Het streven is erop gericht aan het einde van de eerste beleidsperiode een poging tot evaluatie op dit terrein te ondernemen. 126 Pas wanneer de uitvoeringsprogramma's voor de versnelde uitvoering van de herinrichting gereed zijn, wordt bekend welk financieel aandeel de lagere overheden dienen te leveren, alsmede welke problemen ter zake eventueel optreden. Aangezien de subsidiepercentages per werksoort sterk verschillen, is hierover in dit stadium nog weinig te zeggen. De noodzakelijk gebleken jongste ombuigingen in de uitkeringen uit het Gemeentefonds geven allerminst reden tot optimisme. 127 Het werkgelegenheidseffect van deze versnelling wordt in hoofdzaak bepaald door de aard van de projecten die worden voorgedragen. In het overleg tussen het kabinet en de noordelijke provinciale besturen op 14 maart 1980 is overeengekomen dat het f 126 mln.-programma voor een versnelde uitvoering van de herinrichting van Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën als volgt over de bijbehorende jaren zal worden verdeeld: 1981
1982
1983
1984
1985
17 min.
21 min.
25 min.
29 min.
34 min.
Voor een deelprogramma voor 1981 is inmiddels overeenstemming bereikt. Het werkgelegenheidseffect daarvan is ± 150 manjaren. 128 Voor het beantwoorden van deze vraag zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar. Hiertoe dient meer bekend te zijn omtrent de inhoud van het herinrichtingsprogramma, zoals dat uiteindelijk door de Ministers van Landbouw en Visserij en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening wordt vastgesteld. Over de wijze van eventuele additionele steunverlening aan lagere overheden wordt nog overleg gevoerd. De Herinrichtingscommissie heeft voor het jaar 1981 een deeluitvoeringsprogramma in het kader van de versnelde uitvoering van de herinrichting voorgesteld. Dit voorstel is inmiddels, conform de daartoe afgesproken procedure, behandeld door de Centrale Cultuurtechnische Commissie en de Stuurgroep ISP. Omwille van de korte voorbereidingstijd heeft de Herinrichtingscommissie in het programma 1981 alleen projecten voorgesteld die op basis van «normale» subsidiepercentages kunnen worden uitgevoerd. Onder «normaal» wordt hier verstaan: a. er zijn subsidieregelingen waarbij deze percentages worden toegepast; b. er zijn geen subsidieregelingen die rechtstreeks op het desbetreffende project van toepassing zijn, maar de wijze van subsidiëring en de hoogte ervan worden algemeen aanvaard.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15550, nr. 57
30
Hierbij w o r d t o p g e m e r k t dat v o o r de projecten die door de Landinrichtingsdienst w o r d e n gesubsidieerd w o r d t uitgegaan van de v o o r ruilverkavelingen gebruikelijke rijksbijdragepercentages. Het v o o r g a a n d e houdt in dat er voor 1981 geen aanleiding is geweest o m van de n o r m a l e subsidiepercentages af te w i j k e n . 129 Ingevolge artikel 8 van de Herinrichtingswet bevat het herinrichtingsprog r a m m a de u i t g a n g s p u n t e n van de kostenverdeling, bezien in s a m e n h a n g met de belangen van de verschillende overheden en van de betrokkenen, naast een r a m i n g van de kosten die de u i t v o e r i n g van het p r o g r a m m a met zich zal b r e n g e n . De vaststelling van het p r o g r a m m a d o o r de Ministers v a n L a n d b o u w en Visserij en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke O r d e n i n g , gehoord de CCC en de RPC, in o v e r e e n s t e m m i n g met de Ministers van Binnenlandse Zaken, van Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken, van Financiën en van CRM, h o u d t in dat de verschillende d e p a r t e m e n t e n de verplichting aangaan tot het verschaffen van de in het p r o g r a m m a aangegeven financiële m i d d e l e n . Een nadere fasering van de uitgaven, met name in welk jaar een bepaald bedrag in relatie tot de budgettaire situatie beschikbaar kan w o r d e n gesteld, k o m t aan de orde bij de vaststelling van de herinrichtingsplannen. De inschakeling van de CCC in deze procedure is o n d e r meer van belang met het oog op de coördinatie van de financiële betrokkenheid van het Rijk. De v o o r de u i t v o e r i n g van de herinrichting b e n o d i g d e bedragen zullen door de betrokken departementen jaarlijks uit de verschillende begrotingsposten w o r d e n bijgedragen. In de meerjarenramingen zal hiermee, zo nodig door v e r s c h u i v i n g e n , rekening w o r d e n g e h o u d e n . 130 In het door de Herinrichtingscommissie opgestelde v o o r o n t w e r p Herinr i c h t i n g s p r o g r a m m a is w e e r g e g e v e n dat het herinrichtingsgebied w o r d t verdeeld in een aantal deelgebieden. Per deelgebied zal een deelplan w o r den opgesteld. Op basis van deze deelplannen zal de uitvoering plaatsvinden. Verwacht w o r d t dat deze uitvoeringsfase zich zal uitstrekken over de periode 1984-1997. Gedurende deze periode zal een v o o r t d u r e n d a a n b o d van de in de plannen o p g e n o m e n werken plaatsvinden. Hiermede zal het in de vraag b e o o g d e effect zo goed mogelijk w o r d e n bereikt. V o o r u i t l o p e n d o p de bovenbedoelde uitvoeringsfase van de herinrichting is door de Regering in het kader van het ISP een bedrag van f 126 m i n . o p de begroting van de Minister van Economische Zaken beschikbaar gesteld v o o r versnelde u i t v o e r i n g van in het v o o r o n t w e r p H e r i n r i c h t i n g s p r o g r a m m a opg e n o m e n projecten. De besteding van deze gelden v i n d t plaats in de periode 1981-1985. 131 De derde fase van de reconstructie is thans in volle gang. De g e m e e n t e heeft i n m i d d e l s m e d i o september 1980 aanvragen voor rijkssteun i n g e d i e n d bij het regionaal coördinatiecollege openbare w e r k e n , in ISP-verband (in het kader van de versnelde herinrichting) en bij het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke O r d e n i n g (Besluit bijdragen reconstructie- en saneringsplannen) v o o r de slotfase. Deze aanvraag is nog in behandeling. De urgentie dient allereerst op regionaal niveau door de colleges van gedeputeerde staten aangegeven te w o r d e n . Op dit m o m e n t kan d a a r o m geen a n t w o o r d op de vraag w o r d e n gegeven. In het regeringsbeleid zijn de bijdragen van de te subsidiëren projecten aan de werkgelegenheid en aan de voorziening van de w o n i n g b e h o e f t e de belangrijkste criteria voor toekenning van bijdragen v o o r reconstructie en sanering. 132 In het kader van de decentralisatie is de b e s t e m m i n g en besteding van de financiële m i d d e l e n v o o r de actiefondsen in handen gelegd van de p r o v i n cies. Als zodanig vallen de beleidscriteria buiten de v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 5 5 5 0 , nr. 57
31
van de ondergetekende. De middelen voor dit beleid worden via de begroting van de Minister van Binnenlandse Zaken overgedragen. Bij deze overdracht is ten overstaan van de provincies gesteld dat: - het rijksbeleid niet mag worden doorkruist door enig project of maatregel in het kader van het kleine kernenbeleid; - de maatregel of het project niet mag leiden tot tekorten op de provinciale of gemeentelijke begroting. Daarnaast zijn van provinciewege onder meer als criteria toegevoegd: - een streven naar geografische spreiding; - het belang van financiële bijdragen van anderen, met name gemeenten. Sommige provincies stellen aan de subsidies dan ook maxima; - een bepaald project dient op te komen vanuit en/of ondersteund te worden door de plaatselijke bevolking; - de financieringsopzet en de (eventuele) exploitatiebegroting dienen sluitend te zijn; - het bestaande voorzieningenniveau is van belang en er moet sprake zijn van een achterstandssituatie. Ten aanzien van de provincie Drenthe kan nog worden opgemerkt dat deze provincie als criterium expliciet verwijst naar de mogelijke bijdrage van een project aan de taakstellende werkgelegenheid uit het ISP. 133 De in het eerste deel van de vraagstelling genoemde soepele toepassing betreft de toepassing van een bestaande regeling, nl. het Besluit bijdragen reconstructie" en saneringsplannen. Deze regeling vormt de financiële basis voor verlening van financiële steun en dientengevolge dienen de criteria van deze subsidieregeling - zoals neergelegd in circulaires aan gemeentebesturen - toegepast te worden. Een soepele toepassing heeft plaatsgevonden om de beleidsintenties van het ISP zoveel mogelijk te kunnen ondersteunen. Aan het bouwen van woningen in kleine kernen wordt grote aandacht gegeven. De betrokken gemeentebesturen doen er verstandig aan om vroegtijdig overleg te plegen met de Directies van de Volkshuisvesting. Gezien de in sterke mate gedecentraliseerde besluitvorming bij de verdeling van de ISP-gelden dienen de provinciale besturen binnen de criteria van de subsidieregeling zorg te dragen voor een adequate toedeling van de subsidies aan de kleine kernen. 134 a. In bijlage 3 (paragrafen 6 en 7) van het eerste voortgangsverslag van het ISP zijn de betrokken projecten aangeduid. Door de gemeenten is bij de indiening van subsidie-aanvragen aangegeven wanneer de projecten naar verwachting zullen kunnen worden uitgevoerd. De daadwerkelijke uitvoering hangt sterk af van allerlei procedurele aspecten. Te noemen valt bij voorbeeld de stand van zaken rond een bestemmingsplan dat eventueel aanpassingijehoeft. Ook is soms de verwerving van opstallen niet in minnelijk overleg mogelijk. Het geraamde tempo van uitvoering der projecten strekt zich uit over de jaren 1979 en 1980, met een zwaartepunt op laatstgenoemd jaar.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,15550, nr. 57
32
b. Voor de versnelde scholenbouw ziet het meest recente overzicht er als volgt uit: Overzicht van de stand bouwvoorbereiding projecten permanente bouw Noorden des Lands (stand per 1 september 1980) Plaats
Naam
Stand bouwvoo i bereid ing
Groningen
Academie voor lich. opvoeding
Groningen
a.b. m.a.v.o. H. Zondag
Groningen
gem. Conservatorium
Groningen
a.b. h.e.a.o.
gegund: |uli 1979 (aantal manweken: 2286) toestemming verleend voor vervaardigen bestek (aantal manweken: 1143) definitief ontweip is ingediend (aantal manweken: 2857) definitief ontwerp is ingediend (aantal manweken:
Groningen
gem. ABK
Leek
a.b. s.g.s.
Groningen
2429) voorlopig ontwerp is goedgekeurd (aantal manweken: 2629) gegund: juni 1980 (aantal manweken: 2571)
Friesland Achtkarspelen (buitenpost)
p.c. s.g.s. Lauwerscollege
Dokkum
p.c. s.g. Oostergo
Gorredijk (Opsterland)
s.g. m.a.v.o./l.t.o./h.n.o.
Heerenveen
p.c. s.g. Nassaucollege
Heerenveen
gem. m.a.v.o.
Leeuwarden
Agogische Academie + Ubbo Emmius
Leeuwarden
p.c. m.a.v.o. K. Doorman/ Gr. van Prinsterer
Weststellingwerf (Wolvega)
p.c. m.a.v.o.
gegund: maart 1980 (aantal manweken: 143) gegund: april 1979 (aantal manweken: 1000) gegund: januari 1980 (aantal manweken: 2057) gegund: september 1980 (aantal manweken: 1429) gegund: juli 1979 (aantal manweken: 1143) toestemming verleend voor vervaardigen bestek (aantal manweken: 6000) gegund: juli 1979 (aantal manweken: 1000) voorlopig ontwerp is ingediend (aantal manweken: 429)
Drenthe Assen (Smüde)
p.c. I.t.s.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15550, nr. 57
besteksbescheiden zijn ingediend (aantal manweken: 1429)
33
Plaats
Naam
Emmen
l.m.o./m.m.o./m.e.a.o.
Hoogeveen
p.c. I.t.s.
Stand bouwvoorbereiding gegund: juni 1980 (aantal manweken: 1286) gegund: december
1979 Hoogeveen
h.n.o. Pesserhof
(aantal manweken: 314) herzien lokalenplan is verzonden terreinvoorstel is ingediend (aantal manweken: 1286)
Overijssel Avereest
gem. I.t.o./h.n.o.
lokalenplan is verzonden (aantal manweken: 1143)
Overzicht van de stand bouwvoorberejding ITH-projecten Noorden des Lands (stand per 1 september 1980) Plaats
Naam
Stand bouwvoorbereiding
Delfzijl
HZVS
Groningen Groningen Winschoten
Middenschool Labo rato riumsc hooi a.b. I.t.s.
gegund: 1979 gegund: gegund: gegund: 1979
Groningen december juni 1980 juni 1979 september
Friesland Dokkum
chr. h.h.s.
Ferwerd
m.a.v.o./l.h.n.o.
Heerenveen
gem. m.e.a.o.
Heerenveen
chr. I.t.s.
Leeuwarden
h.h.s. Pr. Marijke
gegund: juni 1979 gunning gymlokaal volgt gegund: oktober 1979 terrein is ingebracht offertes zijn ingediend gegund: augustus 1980 1ste fase gegund: juli 1980 2de fase: terreinvoorstel in behandeling
Drenthe Emmen Oosteihesselen
l.h.n.o./l.e.a.o. «lemshuuv» gem. m.a.v.o./l.h.n.o.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,15550, nr. 57
lokalenplan is verzonden terreinvoorstel ingediend; architect is aangewezen
34
135 Het GOOV heeft onlangs o p g r o n d van de studie naar de parallelrelatie Groningen-Delfzijl de v o l g e n d e aanbevelingen g e d a a n : a. toepassing van het (tot nog toe opgeschorte) N o r m e r i n g s s y s t e e m Voorzieningenniveau Streekvervoer (NVS) op de relatie A p p i n g e d a m - T e n B o e r - G r o n i n g e n , ingaande mei 1981; b. studie naar o p t i m a l e busroutes in A p p i n g e d a m (wijk Zuid) en Delfzijl (Farmsum); c. verwezenlijking van een goede stationsaccommodatie te A p p i n g e d a m ; d. verbetering van de b u s v e r b i n d i n g e n van het hoofdstation te G r o n i n gen naar het Academisch Ziekenhuis en het Rijkskantorencentrum. 136 en 137 De provinciale studie naar de reactivering van de spoorlijn Stadskanaal- Z u i d b r o e k is thans in een v e r g e v o r d e r d s t a d i u m . In deze studie is ook de v e r b i n d i n g E m m e n - T e r Apel betrokken. Zoals in het eerste voortgangsverslag is aang^geven, zullen v o o r een uitspraak over de wenselijkheid van deze v e r b i n d i n g e n de resultaten van deze studie d i e n e n te w o r d e n afgewacht. Over de v e r b i n d i n g T w e n t e - E e m s m o n d is in het kader van de behandeling van het SVV/MPP door de Tweede Kamer een m o t i e a a n g e n o m e n die ertoe strekt de doortrekking van de spoorlijn A l m e l o - M a r i ë n b e r g - E m m e n naar het E e m s m o n d g e b i e d in par. 8a van de planologische kernbeslissing van het SVV op te nemen v o o r de tweede fase. In het kader van de SVV/MPP-behandeling in de Tweede Kamer zal de Minister van Verkeer en Waterstaat op deze aangelegenheid t e r u g k o m e n . In zijn algemeenheid kan w o r d e n gesteld, dat op korte t e r m i j n geen uitspraken kunnen w o r d e n gedaan over projecten uit de tweede fase van het SVV. Eerst wanneer alle resultaten van studies naar de noodzaak van een bepaalde verbinding bekend zijn en een afweging van alle relevante factoren in het kader van de b e s l u i t v o r m i n g s p r o c e d u r e heeft plaatsgevonden, zal een uitspraak over de wenselijkheid van die v e r b i n d i n g kunnen w o r d e n gedaan. 138 De M i n i s t e r v a n Verkeer en Waterstaat verwacht in de loop van 1981 van de Nederlandse S p o o r w e g e n te v e r n e m e n , hoe de v o o r b e r e i d i n g en uitvoering van de elektrificatie van de spoorlijn Z w o l l e - E m m e n in de planning kunnen w o r d e n ingepast. 139 Het tracé van deze w e g is in het verleden vastgesteld. De planologische inpassing w o r d t voortgezet. Op dit m o m e n t oriënteert Rijkswaterstaat zich over de zandwinmogelijkheden ten behoeve van de aanleg van de aarden baan van deze w e g . De toezegging dat in 1985 met de uitvoering zal w o r d e n begonnen w o r d t gestand gedaan. In de financiële planning w o r d t hier rekening mee g e h o u d e n . 140en141 Door de Minister van Verkeer en Waterstaat zijn in principe toezeggingen gedaan inzake de subsidiëring van het kanaal V e e n d a m - M u s s e l k a n a a l (ofw e l het Verlengde A.G. Wildervanckkanaal) en inzake de wegvakken Stadskanaal-Musselkanaal en Musselkanaal-Ter A p e l . Deze toezeggingen bedragen resp. 15% en 50% van de directe kosten van uitvoering (aannemingss o m m e n , te verwerken materialen e.d.) en de kosten van grondaankoop. De ingediende plannen hebben echter de Minister van Verkeer en Waterstaat aanleiding gegeven o m aan te dringen o p een grotere soberheid. Hierover hebben besprekingen plaatsgevonden, welke hebben geleid t o t aanpassingen in de plannen. Deze aanpassingen zijn onlangs ter beoordeling voo,rgelegd aan de Minister van Verkeer en Waterstaat.
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 5 5 5 0 , nr. 57
35
Zowel voor de weg als voor het kanaal dienen subsidie-overeenkomsten te worden gesloten, uitgaande van de principetoezeggingen. Deze overeenkomsten zijn in behandeling. Ten aanzien van het tijdstip, waarop met de werken een aanvang kan worden genomen, wordt verwacht dat dit nog dit jaar het geval zal zijn. 142 Financiering van het kanaal
Veendam-Musselkanaal
De investeringskosten van het kanaal Veendam-Musselkanaal bedragen f 42 min. (bijgesteld prijspeil ultimo 1980). Hiervan komt 362h% ten laste van de begroting van Economische Zaken en 30% ten laste van het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Door de Minister van Verkeer en Waterstaat wordt een bijdrage gegeven van 50% in het afwateringsaspect van het kanaal, zijnde 30% van de totale investeringskosten (waterstaatsaandeel bedraagt derhalve 15% van detotale investeringskosten). De resterende kosten komen voor rekening van het waterschap en de provincie. De verplichtingen betreffende het EZ-deel en het EFRO-deel werden reeds aangegaan, waarbij moet worden opgemerkt dat het EFRO-deel is gefixeerd op een subsidiebedrag van f 12 min. Met betrekking tot het waterstaatsaandeel in de investeringskosten wordt momenteel gewerkt aan het opstellen van een subsidie-overeenkomst. In de meerjarenramingen van de begroting van Verkeer en Waterstaat is rekening gehouden met deze bijdrage. Financiering van de weg Veendam-Ter Apel In de wegvakken 1 en 2, het gedeelte Stadskanaal-Ter Apel van de weg Veendam-Ter Apel is door de Minister van Economische Zaken een bijdrage toegezegd van de helft van het provinciale aandeel in de investeringskosten van deze weg (provinciaal aandeel bedraagt 50% van de totale investeringskosten). Het restant van het provinciale aandeel wordt gesubsidieerd uit EFRO-middelen. Door de Minister van Verkeer en Waterstaat wordt een bijdrage gegeven van 50% in de investeringskosten van de wegvakken 1 en 2. Met laatstgenoemde bijdrage is rekening gehouden in de meerjarenramingen. Met betrekking tot het wegvak Veendam-Stadskanaal zijn nog geen subsidietoezeggingen gedaan. 143 Met betrekking tot realisatie en financiering van de wegverbinding rijksweg 34-Ter Apel kunnen nog geen nadere mededelingen worden gedaan. Er bestaat op dit moment geen inzicht in de investeringskosten van deze verbinding, omdat nog geen tracé is vastgesteld. 144 Vooreen lijst van de projecten waarvoor in 1979 een bijdrage uit het EFRO werd toegeleend, moge verwezen worden naar blz. 28 van het ISP voortgangsverslag (Tweede Kamer 15 550, nr. 54). Voor het tweede deel van de vraag kan worden verwezen naar het antwoord op vraag 142.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15 550, nr. 57
36
Een soortgelijke tabel voor 1980 ziet er als volgt uit: Project
Investeringskosten
EFRO-bijdragen
f
40,0 min.
f
12,0 min.
f
40,0 min.
f
12,0 min.
f
8,2 min.
f
2,4 min.
f
14,2 min.
f
0,8 min.
f
38,2 min.
f
19,1 min.
Infrastructuur 1. Aanleg kanaal Veendam— Musselkanaal 2. Aanleg 1ste fase Oostelijke Ringweg te Groningen 3. Bouw sluis in de Hoogeveense Vaart bij Rogat, Drenthe 4. Verhoging van de bijdrage voor de verlenging van het kadevak D te Delfzijl Bedrijfsprojec
ten
5. Bijdrage in de ombouw en uitbreiding van de AVEBE-vestiging te Tonden
145 Inmiddels is een inventarisatie van projecten opgesteld en voorgelegd aan de betrokken departementen. Naar verwachting zullen deze voorstellen niet in de lopende beleidsperiode in aanmerking komen voor een besteding van ISP-middelen. Zoals bekend zijn de ISP-gelden voor de eerste beleidsperiode reeds over de uiteenlopende beleidsrubrieken verdeeld. 146 In het algemeen Financieel Schema 1982-19851 zijn de volgende aantallen manjaren voor de Rijksuniversiteit Groningen voorzien: (1980)
1981
1982
1983
1984
1985
(3718)
3743
3731
3735
3734
3741
Deze manjaren zijn berekend in die zin dat de financiering door de rijksoverheid daarop is afgestemd. Door een restrictief inschalings- en formatiebeleid is derhalve in beginsel een grotere werkgelegenheid door de universiteit zelf te realiseren. Bij deze aantallen komen nog de manjaren die gerealiseerd zullen worden uit de ISP-gelden ten behoeve van de uitbreiding van de universitaire vestiging te Leeuwarden. Deze manjaren zijn thans nog niet te kwantificeren. 147 De beoogde ontwikkeling met betrekking tot het aantal arbeidsplaatsen bij de Rijksuniversiteit Groningen is, exclusief de uitbreiding te Leeuwarden, conform de ontwikkeling in het Algemeen Financieel Schema 1982-1985. Voor de Rijksuniversiteit Groningen is het streven gericht op het behoud van de aanwezige werkgelegenheid. De ontwikkeling van de werkgelegenheid bij de Rijksuniversiteit fe Groningen wordt niet beïnvloed door de uitbreiding van de universitaire vestiging te Leeuwarden. Voor de uitbreiding van de universitaire vestiging te Leeuwarden is met ingang van 1 januari 1981 een Bureau Universitaire Vestiging Friesland ingesteld. Dit bureau zal in eerste instantie plannen voor nieuwe studierichtingen concreet moeten uitwerken. Naar het zich laat aanzien is hiervoor een aanloopperiode nodig. Het netto-arbeidsplaatseneffect gedurende deze aanloopperiode zal naar schatting oplopen van 12 naar 25. Het netto-arbeidsplaatseneffect na de aanloop2 periode hangt onder andere af van de voorstellen die door het Bureau Universitaire Vestiging Friesland worden gedaan.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15550, nr. 57
37
148 Met deze zinsnede wordt bedoeld dat de Regering bereid is om, binnen de grenzen van het haalbare, al het mogelijke te doen om de uitbreiding van de universitaire vestiging te Leeuwarden te realiseren. Een eerste stap daartoe is de oprichting van het Bureau Universitaire Vestiging Friesland. Het totale aantal studenten is mede afhankelijk van de plannen die door dit bureau worden ontwikkeld. 149 Zoals in het voortgangsverslag vermeld, kan te Leeuwarden een h.e.a.o. met ingang van het schooljaar 1982-1983 van start gaan onder voorbehoud, dat wordt voldaan aan de bij de planprocedure WVO gebruikelijke vereisten. 150 De toezegging dat het onderwijsplanbureau in Emmen zal worden gevestigd is als zodanig niet ongedaan gemaakt. Wel is de oprichting uitgesteld. Dat in de begroting voor 1981 geen gelden voor het onderwijsplanbureau zijn uitgetrokken is het gevolg van een afweging van prioriteiten. Onder meer speelt daarbij een rol dat uitstel van de oprichting van het onderwijsplanbureau niet leidt tot gedwongen ontslagen. 151 Dit kan niet meer specifiek over het algemeen worden aangegeven. Factoren die een rol spelen zijn vaak per experiment verschillend. Op dit moment kunnen de ervaringen in Groningen en Friesland toch wel als positief beschouwd worden. Overigens kunnen de ROP's moeilijk beoordeeld worden in termen van succes of geen succes. Regionale welzijnsplanning betekent een nieuw en vrij gecompliceerd veranderingsproces, waar door middel van experimenten ervaringen moeten worden opgedaan. Ook een «minder geslaagd» experiment heeft daarin toch zijn waarde. 152 Bij de toename van het aantal niet-actieven en de vragen rond de plaats van de niet-actieven in de samenleving heeft de Regering reeds in haar lopend beleid de mogelijkheden voor werklozen verruimd om onbetaalde arbeid met inhoud van uitkering te verrichten. In het kader van het ISP is dit beleid geïntensiveerd via de rubriek «onbetaalde arbeid in gemeentelijke regie». Het scheppen van activiteiten voor niet-actieven mag echter de werkloosheid elders niet vergroten. Aan de hand van de oplossing van concrete mogelijke knelpunten zal aan de nadere afbakening tussen onbetaalde arbeid en betaalde arbeid gestalte worden gegeven. 153 Zoals bekend heeft het kabinet reeds in het voorjaar van 1980 onderkend dat de autonome werkgelegenheidsperspectieven voor Oost-Groningen geringer zijn dan elders. In verband hiermee heeft het besloten om naast versterking van de particuliere sector zelf als opdrachtgever een stimulans voor de werkgelegenheid te geven in de vorm van een versnelde uitvoering van de Herinrichtingswet voor Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën. De voorbereidingen voor een deel-uitvoeringsprogramma ter zake voor 1981 zijn inmiddels door de Herinrichtingscommissie ter handgenomen. Wat de particuliere sector betreft, kan hier nog gewezen worden op het initiatief tot vestiging van een aantal bedrijven in de sector medische apparatuur door Enraf Nonius. In meer algemene zin is een bedrag van f 2 min. beschikbaar voor de ontwikkeling van een acquisitie- en promotieprogramma ter bevordering van industriële en dienstenverlenende bedrijvigheid in Oost-Groningen.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15550, nr. 57
38
154 Voorstellen tot besteding van gelden in het kader van de beleidsrubriek landschapsonderhoud en bosaanleg worden primair door de provincies gedaan. De mogelijkheid om in de regio Oost-Groningen projecten versneld uit te voeren is aanwezig, doch de provincie heeft tot nu toe prioriteit gelegd bij projecten in Haren en het Zuidelijk Westerkwartier. 155 In de voorrangsinventarisatie relatienotagebieden zijn de daarbij met name genoemde gebieden opgenomen, waarvoor toepassing van de relatienota urgent wordt geacht. In totaal betreft het hier 86 000 ha. Na de voorrangsinventarisatie kunnen de provinciale besturen - binnen de beschikbare financiële ruimte - voorstellen doen voor gebieden welke in aanmerking komen voor toepassing van de relatienota. De procedure hiervoor is uiteengezet in de Nota Landelijke Gebieden. Het bestuurlijk overleg met de provincie Groningen over de voorrangsinventarisatie heeft geleid tot enige uitbreiding van de oppervlakte relatienotagebieden in die provincie. Gezien de financiële mogelijkheden en de landelijke prioriteiten valt verdere uitbreiding van de oppervlakte relatienotagebieden in de provincie Groningen in het kader van de voorrangsinventarisatie niette verwachten. 156 Neen. Het Rijk is niet voornemens om naast de voor de uitvoering van de te verrichten investeringen te verlenen financiële steun tevens financiële steun in de exploitatielasten te overwegen. Voor zover de exploitatielasten ten laste van de overheid komen, is dit een in financiële zin uitsluitende verantwoordelijkheid van de lagere overheden. 157 De financiën voor de uitvoering van het programma voor versnelde scholenbouw, waarvan de bouw van een conservatorium te Groningen deel uitmaakt, blijven gehandhaafd zolang de urgentie van deze projecten geldigheid houdt. Voor de vernieuwbouw van de stadsschouwburg te Groningen is in principe door CRM f 2 min. gereserveerd. De beschikbaarheid daarvan blijft vooralsnog gehandhaafd. Wel verwacht CRM nog van de gemeente Groningen zo spoedig mogelijk een tijdschema, waarin de termijnen zijn aangegeven waarbinnen besluitvorming met betrekking tot dit project zal plaatshebben; wil die beschikbaarheid niet in gevaar komen. Het zou denkbaar zijn dat voor de resterende financieringsbehoefte onder andere een beroep op het ISP zou worden gedaan. In dat geval zou dit als project bij voorbeeld thuishoren in de ISP-beleidsrubriek «Opheffing maatschappelijke achterstanden etc». Reeds eind 1977 heeft de Minister van CRM aan de gemeente Groningen en aan gedeputeerde staten van Groningen laten weten een voordracht van dit project in ISP-kader te zullen ondersteunen. 158 Een aantal van de door de Leermarkt vervulde functies wordt in het kader van het reguliere beleid met rijksbijdragen ten dele op gemeentelijk en voor een ander deel op provinciaal niveau ondergebracht. Het streven is voorts gericht op de vestiging van een regionaal educatief centrum, bestuurlijk gedragen door de gemeenten in Oost-Groningen, anderzijds de vorming van een provinciale educatieve werkplaats. Het zorgvuldig overleg, dat bij een dergelijke vrij complexe ombouw gewenst is, vergt veel tijd. 159 Met dit begrip wordt in het kader van de betreffende rubriek bedoeld inschakeling van vrijwilligers in de sector zorg en educatie.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15550, nr. 57
39
160 Er is geen sprake van een b e l e i d s o m b u i g i n g . Er is n l . geen relatie tussen de eerste zin van paragraaf e, waar sprake is van tegenvallende financiële m o g e l i j k h e d e n , en de t w e e d e zin van die paragraaf die rept van het bedrag van 4 ton voor het uitvoeren van kleine herstelwerkzaamheden. Van de kant v a n de provincie G r o n i n g e n is van het begin af aan gepleit v o o r het beschikbaar stellen van een bedrag v o o r de financiering van een reg e l i n g v o o r kleine herstelwerkzaamheden. A a n dit verlangen is tegemoet g e k o m e n door het reserveren van 4 t o n ten laste van de ISP-rubriek mon>jmentenzorg v o o r G r o n i n g e n . Overigens moet o p g e m e r k t w o r d e n dat ook het Ministerie van EZ in de eerste planperiode op jaarbasis f 6 m i n . ter beschikking heeft gesteld v o o r deze beleidsrubriek. 161 Er is voor de categorieën boerderijen, kerken en molens een zestigtal aanvragen b i n n e n g e k o m e n , w a a r v a n er een veertigtal zijn g e h o n o r e e r d . In een aantal gevallen kon de aanvrage niet v o o r h o n o r e r i n g in aanmerking kom e n , o m d a t niet w e r d voldaan aan de v o o r w a a r d e n van de regeling (o.a. het zijn van een b e s c h e r m d m o n u m e n t ) . In enkele andere gevallen kwam de aanvrage op een te laat tijdstip binnen. Die aanvragen zijn verschoven naar het v o l g e n d e jaar en het nog openstaande bedrag w e r d voor andere aanvragen besteed. Het totale bedrag, dat met de in beginsel v o o r h o n o r e r i n g in aanmerking k o m e n d e aanvragen was g e m o e i d , k w a m niet ver boven de 4 ton uit, maar de b i n n e n g e k o m e n aanvragen geven geen juist beeld van de behoefte. Toen namelijk zichtbaar w e r d , dat de reservering ongeveer was besteed, werd o p alle telefonische verzoeken o m nadere inlichtingen over de regeling gereageerd met de m e d e d e l i n g , dat het geld o p w a s en dat indiening van een aanvrage geen zin (meer) had. Er had, aldus een voorzichtige schatting van provinciale zijde, ook wellicht het dubbele aan deze regeling besteed kunnen worden. 162 Ja, in die zin, dat van de kant van de provincie G r o n i n g e n zeker de wens zal w o r d e n geuit de regeling v o o r t te zetten. Van de kant van het Rijk zal daaraan binnen de gegeven mogelijkheden in het ISP-kader m e d e w e r k i n g w o r d e n verleend. 163 De aangehaalde zinsnede uit het ISP-Voortgangsverslag heeft betrekking o p een verklaring van het feit w a a r o m de w e r k l o o s h e i d in Friesland in 1980 niet beneden het landelijk g e m i d d e l d e is g e k o m e n . Dezelfde verklaring - een sterke stijging van de w e r k l o o s h e i d in de b o u w - is geldig v o o r de werkloosheidsontwikkeling in de tweede helft van 1980. 1 Naast het n o r m a l e beleid van de diverse departementen w o r d t juist via de maatregelen uit het ISP- bel e i d s p r o g r a m m a een bijdrage geleverd aan de v e r m i n d e r i n g van de regionale w e r k l o o s h e i d s c o m p o n e n t in de provincie Friesland en de andere noordelijke provincies.
1 In de periode juni t/m december 1980 steeg de werkloosheid van mannen en vrouwen in Friesland met 6857 tot 15583.
164 De bij de arbeidsbureaus geregistreerde openstaande vraag is gedeeltelijk indicatief en afgeleid van de stand van de economische activiteit. Vanuit een inzicht in de te v e r w a c h t e n economische o n t w i k k e l i n g kunnen echter geen gespecificeerde prognoses w o r d e n afgeleid van de stand van de geregistreerde openstaande aanvragen. Een t o e n e m i n g van de economische activiteiten in Nederland en in Friesland zal naar v e r w a c h t i n g leiden tot een toen a m e van de geregistreerde openstaande vraag. Alle maatregelen in het kader van het ISP-beleid w o r d e n g e n o m e n met het o o g m e r k de economische activiteit in het N o o r d e n te stimuleren en d a a r m e d e de aantallen vacatures.
T w e e d e Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
40
165 Van de in het kader van het ISP in v o o r b e r e i d i n g g e n o m e n wegenprojecten is er tot nu toe geen die niet t o t u i t v o e r i n g is g e k o m e n o m d a t de toegekende rijkssubsidie te laag zou zijn. Een en ander laat de mogelijkheid onverlet dat bepaalde projecten niet zijn voorgesteld o m d a t de betreffende gem e e n t e andere prioriteiten stelde.
166 In 1979 w a r e n v o o r het o n d e r h o u d van natuurterreinen geen concreet uitgewerkte plannen v o o r h a n d e n die zeer snel in u i t v o e r i n g konden w o r d e n genomen. Het project Marrekriete, bedoeld o m ligplaatsen v o o r pleziervaartuigen in het plassengebied te creëren, heeft een positief effect o p de rietkragen en oevers van aangrenzende natuurterreinen, die hierdoor minder gevaar lopen o m te w o r d e n beschadigd. In 1980 is in Friesland o n d e r h o u d verricht aan de natuurterreinen W o r k u m m e r w a a r d , Oude Venen en Het Fochteloërveen. 167 Het ligt in het v o o r n e m e n alle kleine scholen, die thans in een behoefte voorzien, te laten voortbestaan als basisschool. De i n v o e r i n g van de Wet op het basisonderwijs brengt daarin geen drastische v e r a n d e r i n g . De bijzondere gevallen w o r d e n op hun eigen situatie beoordeeld. Dit houdt in dat steeds beleidsbeslissingen van geval tot geval nodig zijn over de vraag of een bepaalde school nog in een behoefte voorziet. De Wet op het basisonderwijs schrijft daarin zorgvuldige procedures voor. 168 Van de zijde van de provincie Friesland is de ondergetekende ter zake het v o l g e n d e medegedeeld. De functionaris, die per 1 september in dienst is get r e d e n , is direct b e g o n n e n met dienstverlenende en ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de plaatselijke v e r e n i g i n g e n van dorpsbelangen. De t h e m a ' s die daarbij aan de orde k o m e n zijn: - de betekenis van het streekplan Friesland v o o r de kleine d o r p e n ; - de mogelijkheid o m sociale w o n i n g b o u w in de kleine d o r p e n te realiseren; - openbaar vervoer; - de gevolgen van de Wet op het basisonderwijs; - bedrijfsvestigingen.
169 Het voor 1979 gehonoreerde p r o g r a m m a is als bijlage in het voortgangsrapport o p g e n o m e n . De projecten w o r d e n d o o r de g e m e e n t e n opgegeven. De prioriteitstelling w o r d t op regioneel niveau bepaald. Dit in verband met de in het regeringsbeleid begrepen nadruk o p de decentralisatie. Er is niet v o o r g e s c h r e v e n dat de aard der te saneren objecten beperkt dient te zijn t o t scholen en fabrieken. Sanering van verkrotte w o n i n g e n past met nadruk binnen de regeling. 170 De verbetering en reconstructie van de w o o n s c h e p e n h a v e n in Sneek betreft een project dat deel uitmaakt van het door de S t u u r g r o e p ISP vastgestelde u i t v o e r i n g s p r o g r a m m a 1980 voor de ISP-beleidsrubriek Opheffing maatschappelijke achterstanden en bevordering bevolkingsparticipatie; met dit u i t v o e r i n g s p r o g r a m m a heeft de ondergetekende i n m i d d e l s ingestemd en hij heeft de b e n o d i g d e gelden v o o r dit p r o g r a m m a vastgelegd. Via het Departement van CRM w o r d t vervolgens groen licht gegeven v o o r de start met de u i t v o e r i n g . Dit project is financieel mogelijk gemaakt door een tijdelijke overheveling van ISP-gelden uit de rubriek Gezondheidszorg naar de rubriek Maatschappelijke achterstanden.
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
41
171 De middelen die voor 1979 beschikbaar zijn gesteld voor pro deo-arbeid zijn ten gevolge van het ontbreken van geschikte projecten in deze rubriek toegevoegd aan de rubriek Opheffing maatschappelijke achterstanden. Een intensivering op lokaal bestuursniveau van de inventarisatie van projecten zou een bijdrage kunnen leveren aan optimale, doelgerichte gebruikmaking van de gelden uit deze rubriek. 172 Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 187. Een uitspraak, als in de vraag wordt aangegeven, kan niet worden gedaan. De financiële draagkracht van gemeenten in dit kader is namelijk geen absoluut gegeven, doch kan onder meer samenhangen met de gemeentelijke prioriteitsstelling in brede zin. 173 De procedurele vertragingen hielden verband met de volgende factoren: - er was nader overleg nodig om te komen tot een gezamenlijk urgentieprogramma; - niet alle aangemelde projecten waren al uitvoeringsgereed; er diende bij voorbeeld nader overleg te worden gevoerd over de restauratietechnische en financiële kanten van bepaalde zaken en de in de Monumentenwet voorgeschreven vergunningsprocedure moest in acht genomen worden; - het feit dat het veelal om eigendommen gaat, die zich in particuliere handen bevinden. Er zijn afspraken gemaakt om in de toekomst de zich voorgedaan hebbende vertragingen zoveel als mogelijk is te voorkomen zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan het monumentenbelang. 174 Inzicht hierin verschaft de SWP (Statistiek Werkzame Personen) die jaarlijks beschikbaar komt (situatie per 31 maart). Aangezien voor 1980 slechts op landelijk niveau deels geraamde en deels voorlopige cijfers beschikbaar zijn gekomen, zijn deze niet in de beantwoording opgenomen. Landbouw 1978
Nijverheid (i nel. bouw) 1979
Diensten
Totaal
1978
1979
1978
1979
1978
1979
Corop-gebied: Noord-Drenthe Z.O."Drenthe Z.W. "Drenthe Drenthe
700 900 700
620 750 730
11 300 18 400 12 400
11 890 17 860 12 850
20 300 14 700 16 400
21 000 15 900 16 920
32 300 33 900 29 400
33 510 34 510 30 500
2 280
2 100
42 020
42 600
51360
53 820
95 660
98 520
Bron: CBS (personen in loondienst met een werkweek > 15 uur).
175 Ultimo december 1980 stonden bij de arbeidsbureaus in de provincie Drenthe 11 900 werklozen ingeschreven. Hiervan waren 2950 direct voorafgaand aan hun werkloosheid werkzaam buiten de provincie Drenthe. Het aantal van 2950 is in sterke mate mede bepaald door de toename van de seizoenwerkloosheid in de bouwnijverheid gedurende de wintermaanden. 176 In het algemeen mag hiervoor verwezen worden naar het antwoord op vraag 65. Er zijn geen bijzondere redenen om aan te nemen dat de verdeling van structurele en tijdelijke arbeidsplaatsen in het kader van de uitvoering van het beleidsprogramma voor Drenthe zal afwijken van het algemene, Noordelijke patroon.
Tweede Kamerzitting 1980-1981,15550, nr. 57
42
177 Van 1 november 1979 t/m 31 december 1979 hebben in totaal 279 personen in rijksdienst gebruik gemaakt van de VUT-regeling. Hiervan waren 20 personen woonachtig in het ISP-gebied. Gegevens betreffende personeel in dienst bij de lagere overheid zijn op korte termijn niet per regio gespecificeerd voorhanden. Er wordt van uitgegaan dat alle door VUT ontstane vacatures worden opgevuld, gegeven de in de betreffende begrotingen voorkomende personeelsformaties. Volledige zekerheid hieromtrent ontbreekt evenwel, aangezien een door VUT ontstane vacature in veel gevallen interne doorstroming ten gevolge heeft, waardoor de uiteindelijk te vullen vacature soms niet meer als VUT-vacature herkenbaar is. 178 De bouwpendel in N.O."Overijssel bedraagt, afhankelijk van de conjuncturele ontwikkeling, 50-65% van het bouwvakbestand (1500-1800 bouwvakkers). In N.W.-Overijssel bedraagt de bouwpendel 45-50% (800-1000 bouwvakkers) van het bouwvakbestand. De gemiddelde reistijd voor de pendelaars uit N.O."Overijssel is, evenals in N.W.-Overijssel, ongeveer één uur. Een klein deel van de bouwvakpendelaars uit N.O."Overijssel reist over langere afstanden, met reistijden van 21/2-3 uur. In N.W.-Overijssel reist een groter deel van de uitgaande bouwpendel over langere afstanden, maar niet zo ver als de pendel uit N.O."Overijssel (nl. een reisduur van 2-2V2 uur). 179 Ja. 180 Van de zijde van de provincie Overijssel wordt ter zake het volgende medegedeeld. In het beleid van deze provincie worden onder kleine kernen die dorpen en buurtschappen verstaan die een redelijk goede verzorgingsuitrusting hebben en ten hoogste ca. 4000 inwoners. Er moeten ten minste een 50-tal woningen bijeen staan, terwijl ten minste ca. 500 inwoners in de kern en het omringende gebied (tot ca. 2 a 3 km van de kern) woonachtig moeten zijn. Voorts dient sprake te zijn van de aanwezigheid van een basisschool, een kerk en enige winkels. Deze zaken behoeven overigens niet alle te zamen in de kern aanwezig te zijn om van een kleine kern te kunnen spreken. Het aantal inwoners van de kern Vollenhove schommelt rond de 4000. Het behoort tot het beleid dat deze bovengrens zowel als de ondergrens soepel gehanteerd worden. Wat het tweede deel van de vraag betreft, wordt verwezen naar de beantwoording van vraag 132. 181 Ten einde de betrokkenheid van de niet-actieven op het maatschappelijk gebeuren te handhaven c.q. te herstellen, zijn in het lopende beleid de mogelijkheden verruimd voor werklozen om z.g. onbetaalde arbeid te verrichten met behoud van uitkering. Het is erop gericht sociaal isolement tegen te gaan, arbeidsgewenning te handhaven, vakbekwaamheid te onderhouden en zich nuttig te maken voor zwakkeren in de samenleving. Deze verruiming van criteria voor onbetaalde arbeid wordt in het ISP-gebied ondersteund door een actief beleid van de overheid. Hiertoe zijn gelden beschikbaar gesteld voor experimenten met onbetaalde arbeid voor werklozen en andere niet-actieven onder gemeentelijke regie met behoud van hun uitkering. Deze gelden zijn bedoeld om de extra kosten hiervan te dekken. De ondergetekende heeft voor de specifiek op Overijssel betrekking hebbende elementen van de vraag de volgende informatie ontvangen van het provinciaal bestuur van Overijssel. De doelstellingen van deze rubriek sluiten volgens het provinciaal bestuur direct aan bij de doelstellingen van het provinciaal project mensen zonder werk. Om die reden is gezocht naar een
Tweede Kamerzitting 1980-1981,15 550, nr. 57
43
goede wijze waarop het project bij de uitvoering van deze beleidsrubriek kan worden ingeschakeld. Inmiddels heeft de projectorganisatie zich bereid verklaard de gemeenten in adviserende zin te willen ondersteunen bij de ontwikkeling van beleid en projecten binnen deze rubriek. Er is goede hoop dat dit nog in 1981 tot tastbare resultaten zal leiden. 182 en 183 In hoofdstuk 10 van het voortgangsrapport wordt vastgesteld dat een steviger basis is gelegd voor het streven naar een verdergaande (horizontale en verticale) beleidscoördinatie. Zoals bekend is het ISP opgesteld voor gezamenlijke verantwoordelijkheid van het kabinet en van de betrokken provincies. Ook de uitvoering van het beleidsprogramma voltrekt zich, overeenkomstig de vastgestelde procedures, in gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het spreekt vanzelf dat ook het bestuurlijk functioneren van het ISP deel zal uitmaken van de evaluatie van de eerste beleidsperiode. Hierin zal ook het oordeel van de Bestuurscommissie Noorden des Lands een rol spelen. 184 Het financiële kader per beleidsperiode biedt de provincies, die zich belasten met de opstelling van concept-uitvoeringsprogramma's, de mogelijkheid tot een meer planmatige aanpak. In de eerste periode bouwen zij hiermee ook in organisatorisch en procedureel opzicht ervaring op. In verschillende beleidsrubrieken - scholenbouw en maatschappelijke achterstanden, gezondheidszorg - wordt reeds met een meerjarenplanning gewerkt. Van rijkszijde is voor de tweede beleidsperiode voor wat betreft de ISP-middelen op de begroting van de ondergetekende reeds een aanzet voor een continuering van de financiële planning voor ISP-programma's gegeven. Hierop kunnen de provincies bij de voorbereiding van de tweede beleidsperiode inspelen. Het spreekt voor zich dat het ook - los van financiële afspraken wenselijk is meerjarenprogramma's te ontwikkelen om de structurele betekenis van beleidsactiviteiten scherper aan te geven. 185 Conform de ISP-afspraken belasten de provincies zich met de voorbereiding van de uitvoeringsprogramma's. Daartoe behoort tevens de verkenning van de financiële mogelijkheden en prioriteitenstelling van de gemeenten waarin projecten in het kader van het ISP zijn gelegen. Een en ander in overeenstemming met de wettelijke bevoegdheden van de provincies inzake toezicht op de gemeentefinanciën, alsmede met behoud van de gemeentelijke autonomie ten aanzien van beleidsbepaling en prioriteitenstelling. Voor projecten in ISP-verband is bovendien een afzonderlijk ISP-formulier ontworpen, dat door de provincies aan de indiener van een aanvraag voor een ISP-bijdrage wordt voorgelegd. In dit formulier wordt gevraagd naar de bereidheid tot medefinanciering van betrokken project door de gemeente in kwestie. 186 Overeenkomstig het ISP-rapport van 1979 is aan de provinciale besturen voor de beleidsrubrieken in de overheidssector een duidelijk stuk verantwoordelijkheid voor de bestemming van de beschikbare middelen toegekend. In de provinciale prioriteitenstelling op het vlak van de bestemming van de gelden komt de medeverantwoordelijkheid van provinciewege voor de uitvoering van dit onderdeel van het beleidsprogramma tot uiting. Het ligt in het voornemen van de Stuurgroep ISP in de evaluatie nader in te gaan op dit aspect van de beleidsvoering. Mede op basis hiervan zal gezamenlijk worden vastgesteld in hoeverre aan een verdergaande decentralisatie nader inhoud kan worden gegeven. Hierbij worden uiteraard tevens de algemene, landelijke ontwikkelingen met betrekking tot decentralisatie op de uiteenlopende beleidsterreinen betrokken.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,15550, nr. 57
44
187 Wanneer bepaalde projecten of p r o g r a m m a ' s in het kader van het ISP niet tot u i t v o e r i n g dreigen te kunnen k o m e n wegens o n v o l d o e n d e financiële m o gelijkheden van de betrokken lagere overheden, kan de bijdrage van die overheden w o r d e n beperkt door toepassing van v e r h o o g d e subsidiepercentages. In enkele gevallen is van die mogelijkheid reeds daadwerkelijk gebruik gemaakt. Het zal duidelijk zijn dat dit - bij gegeven financiële middelen - leidt tot een beperkter v o l u m e van de te realiseren p r o g r a m m a ' s . 188 Ter v e r d u i d e l i j k i n g van de door de vragensteller bedoelde situatie zij opgemerkt dat meerjarige projecten die tot in de t w e e d e ISP-periode 1982-1985 d o o r l o p e n , waar het de ISP-gelden van rijkszijde betreft, w o r d e n gefinancierd d o o r het nu reeds aangaan van een financiële verplichting voor het gehele project. Dat betekent dat in de verplichtingensfeer in het geheel nog geen gelden vastliggen v o o r de tweede periode; w e l zullen in de tweede periode uiteraard nog kasbetalingen uit hoofde van eerder aangegane verplichtingen plaatsvinden, maar dit laat de nog geheel vrije besteding van de nieuwe v e r p l i c h t i n g e n r u i m t e onverlet. Voor w a t betreft de financiële positie van provincies en g e m e e n t e n : deze zal bij de eindevaluatie van de eerste periode tevens w o r d e n bezien, met het o o g op de f i n a n c i e r i n g s m o g e l i j k h e d e n v o o r de t w e e d e periode. 189 Dergelijke gegevens zijn v o o r het jaar 1980 nog in b e w e r k i n g . De gevraagde gegevens zullen zeker onderdeel uitmaken van het eerstvolgende voortgangsverslag in ISP-kader. 190 Met «betrokken arbeidsplaatsen» w o r d t de w e r k g e l e g e n h e i d bedoeld die v e r b o n d e n is aan bedrijven w a a r m e e de NOM bemoeienis heeft, uit hoofde van acquisitie, nieuwe d e e l n e m i n g e n resp. bedrijfsonderzoek en advisering. De aantallen arbeidsplaatsen in s a m e n h a n g met acquisitie zijn duidelijk n i e u w . Bedrijfsonderzoek en advisering heeft vooral betrekking op bestaande arbeidsplaatsen. N i e u w e d e e l n e m i n g e n hebben o v e r w e g e n d met b e h o u d van bedreigde arbeidsplaatsen te maken. A a n n e m e n d dat de vragensteller bij «hulp aan kleine bedrijven» in de eerste plaats doelt op bedrijfsonderzoek en advisering, kan w o r d e n opgemerkt dat in dat kader door de N O M in 1979 21 projecten zijn a f g e h a n d e l d . Drie daarvan in negatieve zin (bedrijfsbeëindiging); van de overige 18 (met 11f30 arbeidsplaatsen) 6 (met 805 arbeidsplaatsen) met een positief resultaat in de zin van d o o r g e v o e r d e veranderingen en 12 (met 925 arbeidsplaatsen) met als resultaat dat na v e r l o o p van tijd hulp van de N O M niet meer nodig was. Wanneer men een grens van 200 w e r k n e m e r s a a n h o u d t v o o r het begrip kleine en m i d d e l g r o t e bedrijven, dan blijkt van het totale aantal deelnem i n g e n van de N O M 2h deel betrekking te hebben op kleine bedrijven. Ook het recente initiatief van de N O M o m te komen tot J o n g e Bedrijven Centra («bedrijvenpark») is specifiek gericht op hulp aan kleine bedrijven. 191 en 192 De prioriteitenverschuivingen ten gunste van het N o o r d e n in de verschillende departementale begrotingen zijn bij het ISP reeds voor de gehele eerste periode 1979 t / m 1981 tot uitdrukking gebracht in het ISP-beleidsrapport van april 1979. M e n zie hiervoor blz. 240, w a a r b i j o n d e r «Financiering/DEP.» deze departementale bijdragen (= prioriteitenverschuivingen) zijn vastgelegd. De regionale begrotingsuitsplitsingen, zoals v o o r 1979 in het voortgangsrapport weergegeven op blz. 7 0 / 7 1 , geven de provinciale besturen een inzicht in de plaats van het N o o r d e n in het normale beleid en bieden daarmede een adstructie van het extra karakter van de door de departementen in de ISP-rubrieken ingebrachte gelden. Over het jaar 1980 is een dergelijke begrotingsuitsplitsing in v o o r b e r e i d i n g (ten behoeve van het eerstvolgende voortgangsverslag).
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 15550, nr. 57
45
193 Het normale aandeel, dat gemiddeld van het CRM-restauratiebudget naar het ISP-gebied vloeit, is te stellen op ca. f 10 min. per jaar, wat neerkomt op ca. 10% van het huidige budget. In feite is echter tot nu toe jaarlijks van dat budget ca. f 16 min. in het ISP-gebied toegezegd, waarmee tot uitdrukking werd gebracht dat ook in het kader van het normale beleid prioriteit aan het ISP-gebied werd verleend.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 15 550, nr. 57
46