Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
24 095
Frequentiebeleid
Nr. 214
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 18 september 2007 De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 15 mei 2007 inzake vergunninguitgifte TDAB-frequentieruimte (Kamerstuk 24 095, nr. 210). De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 september 2007. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Kraneveldt-van der Veen De wnd. griffier van de commissie, De Veth
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), R. Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Van Dijk (CDA), Duyvendak (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), J. Kortenhorst (CDA), De Rouwe (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (CU), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).
KST110128 0607tkkst24095-214 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
1
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft 6 juli jl. een aantal schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van mijn brief d.d. 15 mei 2007 inzake vergunninguitgifte T-DAB-frequentieruimte (24 095, nr. 210). Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de antwoorden toekomen. Zoals ik in eerdere brieven kenbaar heb gemaakt, ben ik voornemens om de T-DAB-frequentieruimte zo snel mogelijk te verdelen. Ik heb daarbij echter rekening te houden met het feit dat in Europees verband in oktober 2007 besluitvorming wordt verwacht over de bestemming van een deel van de uit geven frequentieruimte, te weten de L-band. Pas nadat meer duidelijkheid is ontstaan over deze verruiming, kan ik de bestemming van de L-band in het Nationaal Frequentieplan aanpassen. Het is niet doelmatig om de verdeling van de L-band los te koppelen van de verdeling van de overige beschikbare frequentieruimte in band III. Daarom zal ik pas na de Europese besluitvorming verder gaan met de voorgenomen bestemmingswijziging in het Nationaal Frequentieplan. Na oktober 2007 zal ik naar verwachting nog vijf maanden nodig hebben om te komen tot een bekendmakingsbesluit, waarmee de verdeling zal worden gestart. In die vijf maanden zullen verplichte consultatie- en notificatieprocedures moeten worden doorlopen. Deze planning heb ik onlangs voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam toegelicht, in een zaak waarbij één van de in de T-DAB vergunningen geïnteresseerde marktpartijen via de rechter een snelle uitgifte van de vergunningen heeft geprobeerd af te dwingen. De voorzieningenrechter heeft in die zaak geoordeeld dat hij er vanuit gaat dat ik me aan deze planning zal houden en dat ik zo spoedig mogelijk tot uitgifte van de beschikbare frequentieruimte zal komen.1 Vooraf Voor een goed begrip van de antwoorden op de gestelde vragen is het van belang om een aantal begrippen en uitgangspunten te verhelderen. Wat is T-DAB? T-DAB is een internationale standaard die oorspronkelijk is ontwikkeld als platform voor de verspreiding van digitale radiosignalen in de ether. Inmiddels is er binnen de T-DAB standaard een palet aan varianten ontwikkeld, waardoor het mogelijk is geworden om binnen de voor T-DAB bestemde frequentieruimte naast radio ook andere diensten te verspreiden, zoals videobeelden en data. Veelgenoemde varianten van de T-DAB standaard zijn DAB (de oorspronkelijke radiostandaard), DAB+ (een verbeterde radiostandaard, waarmee door betere compressie meer radioprogramma’s in dezelfde capaciteit kunnen worden uitgezonden), DMB (Digital Multimedia Broadcast, een standaard waarmee ook videobeelden kunnen worden uitgezonden) en DAB-IP (een multimediastandaard, waarbij de informatie wordt verstuurd via Internet Protocol pakketten). Met T-DAB wordt bedoeld de hele familie van T-DAB-varianten: DAB, DAB+, DMB en DAB-IP. Het frequentiespectrum
1
www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BB2343
Het frequentiespectrum is ingedeeld in banden. In het kader van de T-DAB-uitgifte zijn de volgende banden (die geheel of gedeeltelijk voor omroep zijn bestemd) relevant: – De AM-Band, met daarin de korte-, midden- en langegolf; – Band II, dat is de band waar FM-radio zich bevindt; – Band III, die geschikt is voor digitale omroep met de T-DAB- en de DVB-T standaard;
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
2
– –
Langegolf
Band IV/V, die met name geschikt is voor toepassing van de DVB-T en DVB-H technologie; en L-band, die geschikt is voor digitale omroep met onder andere de T-DAB standaard.
Frequentieruimte
Geschikte technologie
Toepassingen
Huidige vergunninghouder
148,5–283,5 kHz
Analoog: AM Digitaal: o.a. DRM
Radio, digitale radio
– Middengolfvergunninghouders (commerciële en publieke omroepen)
Middengolf
526,5–1606,5 kHz
Kortegolf
3,2–26,1 MHz
Analoog: AM Digitaal: o.a. DRM Analoog: AM Digitaal: o.a. DRM
Band I
47–68 MHz
Analoge TV
Radio, digitale radio Analoge ethertelevisie (afgeschakeld per 10-12-2006)
Band II
87,5–108 MHz
Analoog: FM Digitaal: o.a. FMeXtra
Radio, digitale radio
Band III
174–23- MHz
T-DAB: DAB, DAB+, DMB en DAB IP DVB-T
Band IV
470–581 MHz
DVB-T en DVB-H
Band V
582–862 MHz
LBand
1,452–1,4795 GHz
DVB-T en DVB-H T-DAB: DAB, DAB+, DMB en DAB IP
Radio, digitale radio
Digitale omroep (radio plus tv), ook mobiel Digitale omroep (radio plus TV), ook mobiel Digitale omroep (radio plus tv), ook mobiel Digitale omroep (radio plus tv), ook mobiel
Wereldomroep
– FM-vergunninghouders (commerciële en publieke omroepen) Nederlandse Publieke Omroep (NPO) Nog geen commerciële vergunningen uitgegeven NPO KPN (Digitenne) NPO KPN (Digitenne) Nog geen vergunning uitgegeven
Zoals de FM standaard geschikt is voor gebruik in een specifiek deel van het frequentiespectrum (Band II), is ook de T-DAB standaard ontwikkeld voor gebruik in specifieke delen van het frequentiespectrum, te weten Band III en de L-band. DVB-T is een standaard voor digitale televisie via de ether. DVB-H is daarvan een variant, die het mogelijk maakt om mobiele televisie via de ether te verspreiden, bijvoorbeeld naar mobiele ontvangers, oftewel «Handhelds». Waar komt de frequentieruimte vandaan?
1
Met name de digitalisering van de banden IV en V is door de Europese Commissie aangegrepen om de discussie over het technologieen dienstenneutraal uitgeven van frequentieruimte te versterken, om zo flexibel gebruik van frequentieruimte te bewerkstelligen. Door het reserveren van frequentieruimte voor omroeptoepassingen, wordt de beschikbare frequentieruimte in Nederland in principe minder technologie- en dienstenneutraal uitgegeven dan mogelijk is; dat is een gevolg van Nederlandse beleidskeuzes.
De ruimte in Band III en de L-band die voor T-DAB kan worden gebruikt, is nu niet voor commerciële omroepdiensten in gebruik. Het betreft extra ruimte, naast de ruimte die in andere banden al in gebruik is voor radio (FM, AM) of omroep (Band IV/V). De introductie van T-DAB leidt tot veel meer frequentieruimte voor omroep, onder meer omdat de bestaande AM- en FM-banden, ook na 2011, beschikbaar blijven voor radio. Voor alle duidelijkheid: de FM zal dus niet in 2015 worden afgeschakeld. Dit betekent dat T-DAB niet in de plaats van de AM- en FM-band komt, maar een aanvulling is op de voor omroep beschikbare frequentieruimte. Het totale frequentiespectrum voor omroep neemt dus (significant) toe.1 De hoeveelheid frequentieruimte die in Nederland beschikbaar is, is een resultaat van internationale onderhandelingen. Immers, uitgezonden radiogolven houden niet op te bestaan bij de landsgrenzen en als in Nederland iets wordt uitgezonden, kan dat storen op uitzendingen in het buitenland en omgekeerd. De hoeveelheid frequentieruimte die nu in Nederland voor T-DAB beschikbaar is en komt, is een resultaat van de onderhandelingen die vorig jaar in Genève zijn gehouden tijdens de Regional Radio Conference. De daar verkregen rechten hangen samen met de rechten van andere landen; over het gebruik zijn gedetailleerde afspraken gemaakt met andere landen. De verkregen rechten kunnen dus niet eenvoudig of eenzijdig door Nederland worden gewijzigd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
3
Gebruik van de frequentieruimte Bij de verdeling zal het recht worden vergund om een bepaald deel van de frequentieruimte in Band III of de L-Band te exploiteren, onder bepaalde voorwaarden. Het is inherent aan de T-DAB technologie dat de vergunninghouder daarbij gebruikt maakt van een multiplex: zendapparatuur waarmee meerdere digitale programma’s tegelijkertijd over dezelfde frequentieruimte worden verzonden. Hoeveel digitale programma’s tegelijkertijd kunnen worden verzonden, hangt af van de aard van het programma (radio, video, informatie), de gekozen T-DAB variant en de kwaliteit waarmee wordt uitgezonden (zie ook het antwoord op vraag 21 en 41). Dat zijn keuzes die de toekomstige vergunninghouder zal moeten maken. Waarvoor bepaalde frequentieruimte mag worden gebruikt, is onder andere vastgelegd in het Nationaal Frequentieplan. Dit NFP is een soort bestemmingsplan voor de frequentieruimte in Nederland. De bestemming voor de nu beschikbare frequentieruimte voor T-DAB in het huidige NFP schrijft voor dat de frequentieruimte tot en met 31 december 2011 voor minimaal 80% moet worden gebruikt voor radio. Maximaal 20% kan dan worden gebruikt voor video en datatoepassingen (zoals routeplanning en verkeersinformatie). Half december 2006 is het voornemen aangekondigd om de bestemming van de T-DAB frequentieruimte in het NFP te wijzigen. De voorgenomen wijziging is ingegeven door de technologische ontwikkeling van de T-DAB standaard en het feit dat er meerdere technieken in ontwikkeling zijn voor digitale radio. De wijziging houdt in dat de frequentieruimte voor minimaal 80% voor omroep dient te worden gebruikt, waaronder ook radiotoepassingen. In beide opties blijft het mogelijk om de T-DAB-kavels voor 100% voor radio te gebruiken. Door de verbreding van de bestemming van radio naar omroep en het loslaten van T-DAB als opvolger van FM is de frequentieruimte interessant geworden voor een bredere doelgroep dan alleen de radiopartijen. Daardoor kan het beeld ontstaan dat als gevolg van de beleidswijziging, de radiopartijen frequentieruimte moeten opgeven ten gunste van niet-radiopartijen. Echter, doordat de FM en de AM niet zullen worden afgeschakeld (in tegenstelling tot eerdere berichten hierover, bijvoorbeeld in de Nota Omschakelbeleid (Kamerstukken II, 2005–2006, 24 095, nr. 195), zie ook vragen 3, 36 en 37), maar op termijn naar verwachting óók zullen digitaliseren, blijft de bestaande frequentieruimte voor radioprogramma’s bestaan en ontstaat de komende jaren naar verwachting zelfs ruimte voor veel meer digitale radioprogramma’s. In dat licht dient T-DAB gezien te worden als extra ruimte, waarop plaats is voor zowel digitale radioinitiatieven als voor nieuwe mobiele omroeptoepassingen. Door de wijziging ontstaan wel meer mogelijkheden voor de vergunninghouder om naast radio ook andere toepassingen te faciliteren. Het is dus aan de vergunninghouder om te bepalen welke ruimte – binnen de door het NFP opgelegde bestemming – wordt gebruikt voor radio. Digitalisering van radio In de Nota Omschakelbeleid is aangegeven dat digitalisering van de ether gepaard gaat met belangrijke publieke belangen: meer ruimte in de ether, meer mogelijkheden voor concurrentie tussen infrastructuren, meer innovatieve toepassingen. Dat heeft per saldo voor de kijkers en de luisteraars een aantal voordelen: meer keuze en invloed, meer pluriformiteit in programma’s en diensten en een betere kwaliteit van het aanbod. De FM-band wordt nu voor analoge radio gebruikt. Agentschap Telecom doet momenteel onderzoek naar de digitaliseringsmogelijkheden voor de voor radio-omroep via de ether bestemde frequentiebanden waaronder de FM-band. In internationaal verband is de digitalisering van de FM nog niet op de agenda gezet. Voor de nu voorzienbare periode zal analoge
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
4
radio via de FM gratis voor de luisteraar beschikbaar blijven en voor het overgrote deel van de Nederlandse luisteraars de dominante infrastructuur zijn voor radio-ontvangst. De FM zal niet worden afgeschakeld en ik ben voornemens om de FM-vergunningen opnieuw te verdelen, voor een langere periode na 2011. Digitalisering van de FM kan dan binnen de vergunningsduur vanaf 2011 plaatsvinden. Om hun programma’s digitaal via de ether te verspreiden kunnen radiostations op dit moment gebruik maken van de middengolffrequenties (via de DRM-techniek), DVB-T, frequenties voor mobiele communicatie, satelliet of digitale radio via mobiel Internet (UMTS, WiFi of vanaf 2008 wellicht WiMAX). Daarvoor moeten radiopartijen afspraken maken met de betreffende beheerder van de infrastructuur, net zoals ze dat al jarenlang doen met kabelbedrijven over de doorgifte op de kabel. In de Nota Omschakelbeleid is aangegeven dat de marktpartijen leidend zijn in de digitalisering van de commerciële analoge radiomarkt. Een goed werkende markt is beter dan de overheid in staat om – gelet op de dynamische en grotendeels onvoorspelbare ontwikkelingen – de juiste keuze te maken ten aanzien van technologie en timing. Momenteel geven verschillende radiostations in hun FM-frequentieruimte, naast hun reguliere analoge programma, ook al twee digitale programma’s door met de FMeXtra techniek. Digitalisering heeft ook tot effect dat voorheen gescheiden markten van omroep, ICT en telecom naar elkaar toegroeien (convergentie). Ook worden daardoor diverse infrastructuren, waaronder de ether, steeds meer substitueerbaar en kunnen deze steeds meer met elkaar gaan concurreren. Het wekt in dat licht dan ook geen verbazing dat ook nietomroep partijen interesse hebben in omroepinfrastructuren zoals T-DAB. Andersom geldt ook dat omroeptoepassingen steeds vaker ook via nietomroepinfrastructuren (bijvoorbeeld UMTS) worden verspreid. Dit najaar zal het kabinet uw Kamer een notitie doen toekomen over convergentie. Tot slot: het is om verschillende redenen van belang om bij de uitgifte van de nu beschikbare frequenties rekening te houden met wat er in het buitenland gebeurt. Al genoemd is dat voor het gebruik van de frequentieruimte internationale afstemming noodzakelijk is, om te zorgen dat frequentiegebruik in het ene land geen ontoelaatbare storing oplevert in een ander land. Daarnaast zijn ook de markten voor zendapparatuur en consumentenontvangers internationaal: netwerkexploitanten en consumenten zijn voor het beschikbaar komen van apparatuur (bijvoorbeeld ontvangsttoestellen) afhankelijk van wat er in het buitenland gebeurt. Als de apparatuur internationaal (op grote schaal) kan worden afgezet, zullen ook de aanschafprijzen in Nederland lager zijn. De betaalbaarheid van ontvangsttoestellen voor consumenten in Nederland is daarmee mede afhankelijk van de keuzes die in het buitenland (overheden, industrie) worden gemaakt. De ontwikkeling van T-DAB is in het buitenland omgeven met onzekerheden. Door de frequenties zoveel mogelijk technologie- en dienstenneutraal uit te geven, zijn we in Nederland het best voorbereid op de verschillende scenario’s waarmee T-DAB en DMB zich in het buitenland zouden kunnen ontwikkelen. Door de voorgenomen verruiming van de bestemming van de T-DAB frequenties wil ik voorkomen dat we in Nederland van T-DAB frequentieruimte een «radio-eiland» maken, als in het buitenland de frequentieruimte juist voor bredere toepassingen (mobiele video) wordt ingezet. Als blijkt dat in het buitenland de T-DAB-frequentieruimte juist voor radio wordt gebruikt, dan kan dat – ook onder de verruimde bestemming – in Nederland ook.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
5
1 Kan een exact beeld worden gegeven van de hoeveelheid frequenties die beschikbaar komt door de digitalisering? Voor het antwoord op de gestelde vraag wordt verstaan onder de term «digitalisering» het beschikbaar komen van digitale frequentieruimte waarmee T-DAB signalen kunnen worden uitgezonden. De hoeveelheid frequentieruimte voor T-DAB die voor Nederland beschikbaar is en komt, is een resultaat van de onderhandelingen die vorig jaar in Geneve zijn gehouden tijdens de Regional Radio Conference. De daar verkregen rechten hangen samen met de rechten van andere landen. Onderstaande frequentierechten heeft Nederland verworven die voor T-DAB kunnen worden ingezet: • 3 grotendeels landelijk dekkende T-DAB-lagen in band III (174–230 MHz) (hiervan is er al 1 vergund aan de landelijke publieke omroep) • 1 landelijke T-DAB-laag in de L-band (1452–1479,5 MHz) • 1 landelijke DVB-T laag in band III. Deze laag komt pas in 2012 beschikbaar, omdat in internationaal verband is afgesproken dat tot 2012 analoog gebruik in het buitenland (voor analoge televisie) wordt beschermd; digitaal gebruik in Nederland van deze frequentieruimte zou ontoelaatbare storing op het analoge gebruik in het buitenland opleveren. Er moet nog worden bepaald of deze laag voor DVB-T bestemd blijft, of voor maximaal vier landelijke T-DAB-lagen wordt ingezet. Deze keuze is mede afhankelijk van de mogelijkheid om huidige gebruikers van deze frequentieruimte te verplaatsen en de behoefte in de markt tegen de tijd dat de ruimte voor Nederland beschikbaar komt. Als het gaat om het verdelen van frequentieruimte, wordt er niet gesproken over lagen, maar over kavels, waarbij iedere laag wordt verdeeld als één kavel, dat geëxploiteerd wordt door één multiplexbeheerder/vergunninghouder. Voor de komende T-DAB verdeling zijn dus beschikbaar: • 2 grotendeels landelijke T-DAB kavels in band III • 1 landelijk T-DAB kavel in de L-band 2 Waarom wordt de koppeling van de digitale frequenties aan digitale radio losgelaten? Tot 2006 leek T-DAB de beoogde opvolger van analoge FM-radio te zijn. Er zijn drie ontwikkelingen, waardoor dit inmiddels is achterhaald: 1. Ten eerste heeft de T-DAB standaard zich – door de ontwikkeling van substandaarden als DMB en DAB IP – inmiddels ontwikkeld tot een mobiele omroepstandaard, waarmee naast radio, veel meer diensten kunnen worden aangeboden. 2. Ten tweede zijn er voor de digitalisering van (mobiele) radio naast T-DAB inmiddels ook andere technologieën in gebruik en in ontwikkeling, zoals FMeXtra (voor digitalisering FM) DRM(+) (voor digitalisering AM en FM) en internet. Hierdoor komen AM en FM naar verwachting in de komende jaren ook digitaal beschikbaar. 3. Ten derde komen er steeds meer consumentenontvangers op de markt die verschillende standaarden en technologieën kunnen ontvangen, net zoals analoge radio’s zowel AM als FM kunnen ontvangen en een GSM-telefoon ook UMTS signalen kan ontvangen. De consument hoeft dus niet meer te kiezen voor één technologie. In het beleidsvoornemen dat eind 2006 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II, 2006–2007, 24 095, nr. 210), is aangegeven dat met de uitgifte van de T-DAB frequenties aangesloten zal worden bij boven-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
6
staande ontwikkelingen. Daaruit volgt het voornemen om de huidige verplichting om de T-DAB-frequentieruimte te gebruiken voor uitsluitend radio te laten vervallen door een wijziging van het Nationaal Frequentieplan. Daarmee worden de gebruiksmogelijkheden voor de toekomstige vergunninghouder groter, naast radio worden ook andere omroepdiensten toegestaan. Dit bevordert innovatie en geeft vergunninghouders de mogelijkheid om in te spelen op veranderingen in de mediaconsumptie. Daarnaast sluit deze meer technologie- en dienstenneutrale wijze van uitgifte aan bij zowel het beleid dat is neergelegd in de Nota Frequentiebeleid 2005 (Kamerstukken 2005–2006, 24 095, nr. 188) als bij de lijn van de Europese Commissie (zie ook het antwoord op vraag 12). 3 Hoe wil de staatssecretaris een overgangstermijn voor de switch-off opzetten? De FM en de AM zijn en blijven beschikbaar voor radio, ook na 2011. De toekomst van de FM, en dus ook een overschakeling naar digitaal gebruik, werd in het verleden (zie ook vraag 2) bepaald door het al dan niet succesvol uitgeven en ontwikkelen van de T-DAB-frequentieruimte. De uitgifte van de nu beschikbare T-DAB frequenties kan en moet nu echter los worden gezien van de toekomst van de analoge FM en AM en een eventuele overschakeling daarvan naar digitaal gebruik. Op dit moment kan de AM al digitaal worden gebruikt als de vergunninghouder dat wil. De FM zal digitaal gebruikt kunnen worden wanneer de technologie daarvoor beschikbaar is. Experimenten met de digitale FMeXtra techniek op de FM-band geven aan dat de vergunninghouders daar het voortouw al in nemen. Dit is conform de Nota Omschakelbeleid. Hierbij is het van belang op te merken dat het Kabinet altijd heeft aangegeven analoge radio niet af te schakelen tenzij het aantal luisteraars gering is, er genoeg andere (digitale) alternatieven zijn en het analoge ethergebruik ondoelmatig wordt. 4 Hoeveel analoge ontvangers dreigen «waardeloos» te worden op het moment dat er geen analoog signaal meer wordt verspreid? De uitgifte van de nu beschikbare T-DAB frequenties staat los van een eventuele afschakeling van het analoge FM signaal (zie ook de antwoorden op vragen 2 en 3). Met de uitgifte van de T-DAB-frequentieruimte ontstaan extra ontvangstmogelijkheden voor consumenten, er wordt daarvoor niets afgeschakeld. De FM-Band blijft voor radio beschikbaar en voor de nu voorzienbare tijd blijft het analoge FM-signaal beschikbaar voor de consument. Wanneer meer helderheid ontstaat over hoe en wanneer de FM-band zal digitaliseren, dient vanzelfsprekend ook nagedacht te worden over een goede transitie van analoog naar digitaal, waarbij ook een belangrijke plek zal moeten worden ingeruimd voor de vervanging van de – nu nog vele miljoenen – analoge FM-ontvangers die mensen gebruiken om thuis, op het werk en in de auto naar FM-radio te luisteren. 5 Op welke wijze wordt rekening gehouden met de gevolgen die het niet meer kunnen gebruiken van de «oude» ontvangers heeft voor de consument? Zie het antwoord op vraag 4.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
7
6 Wat zijn de kosten van de digitalisering voor marktpartijen, zowel vanuit de commerciële als publieke omroepen? Onder het begrip «digitalisering» wordt voor het antwoord op deze vraag verstaan: het in gebruik nemen van frequentieruimte voor digitaal gebruik in het algemeen. Digitalisering van de ether gaat gepaard met belangrijke publieke belangen: meer ruimte in de ether, meer mogelijkheden voor concurrentie tussen infrastructuren, meer innovatieve toepassingen. Dat heeft per saldo voor de kijkers en de luisteraars een aantal voordelen: meer keuze en invloed, meer pluriformiteit in programma’s en diensten en een betere kwaliteit van het aanbod. Echter, het zijn juist de marktpartijen die – gelet op de dynamische en grotendeels onvoorspelbare ontwikkelingen – veel beter in staat zijn dan de overheid om de juiste keuze te maken ten aanzien van technologie en timing. Zij maken daarbij een afweging tussen de voor- en de nadelen. Voordelen van digitalisering voor marktpartijen die digitale zendtechnologie in gebruik nemen zijn: meer ruimte voor programma’s, nieuwe mogelijkheden voor aanvullende diensten, mogelijk nieuwe businessmodellen. Digitalisering brengt ook kosten met zich mee voor commerciële en publieke marktpartijen, bijvoorbeeld kosten voor nieuwe zendapparatuur. De hoogte hiervan is afhankelijk van technische en commerciële keuzes. De kosten zijn daarnaast ook afhankelijk van het soort marktpartij die digitale frequenties in gebruik neemt: nieuwkomer, zittende partij, publiek of commercieel. Er kan daarom geen eenduidig beeld worden gegeven van de kosten. 7 Op welke wijze worden de beschikbare frequenties verdeeld? Is de staatssecretaris van mening dat als er geen schaarste meer is, veilen weinig zinvol is? In het Nationaal Frequentieplan 2005 is voor de nu beschikbare T-DAB frequenties bepaald dat deze zullen worden verdeeld door middel van een veiling of een vergelijkende toets. In de brief aan de Tweede Kamer van 15 december 2006 [Tweede Kamer, 2006–2007, 24 095, nr. 205] is onderbouwd waarom voor deze frequenties gekozen is voor een veiling als verdeelinstrument. Veilen is het meest betrouwbare mechanisme om tot een efficiënte verdeling van schaars frequentiespectrum te komen. Of er schaarste zal zijn, is op voorhand niet te zeggen. Dat ligt aan het aantal partijen dat geïnteresseerd is in de beschikbare kavels op het moment van de veiling. Mocht bij aanvang van de veiling blijken dat voor (een deel van) de frequentieruimte geen schaarste is, omdat er geen andere partij is die mogelijk interesse heeft voor die betreffende frequentieruimte, dan kan de (niet-schaarse) frequentieruimte verdeeld worden aan die partij die de vergunning heeft aangevraagd – dus zonder veiling m.b.t. die vergunning(en). 8 Hoe zit het met de beschikbaarheid van de T-DAB-ruimte voor de lokale en regionale omroepen? De lokale en regionale publieke omroepen zenden nu (voor zover technisch mogelijk) analoog radioprogramma’s uit via de FM. Dat blijft ook zo. Er is in principe voldoende ruimte voor regionale en lokale radiostations binnen de T-DAB-frequentieruimte. Of en wanneer de regionale en lokale omroepen daadwerkelijk via T-DAB geaccommodeerd zullen gaan worden, hangt af van de afspraken die zij daarover maken met de publieke en toekomstige commerciële vergunninghouder(s) en van de ontwikkeling van T-DAB.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
8
Het is in deze fase van de ontwikkeling van T-DAB nog niet duidelijk voor welke diensten en toepassingen T-DAB de meeste toegevoegde waarde heeft. Als de regionale of lokale omroepen in deze pioniersfase willen instappen, kunnen zij daarvoor afspraken maken met de vergunninghouders. Verschillende geïnteresseerde partijen hebben al aangegeven de content van de lokale en regionale omroep uit te willen zenden via de T-DAB-frequentieruimte. Vanwege de specifieke samenstelling van het kavel in de L-Band (indeling in 117 verschillende deelgebieden) lijkt juist dit kavel met name de lokale, maar ook de regionale publieke omroepen mogelijkheden te bieden om de luisteraars in hun verzorgingsgebied goed te bedienen. In de eerder aangekondigde Nota Omroepdistributie die ik samen met de Minister van OCW dit najaar uw Kamer wil aanbieden (zie Kamerstukken II, 2006–2007, 24 095, nr. 209), zal ik nader op de distributie van publieke omroepen in de toekomst ingaan. 9 Wat zijn de lessen van de verdeling van de analoge radiofrequenties? Met hoeveel juridische procedure is de staatssecretaris geconfronteerd en wat heeft dat gekost? Voor de lessen die zijn getrokken uit de verdeling van de analoge radiofrequenties verwijs ik u naar de uitgevoerde evaluatie van die verdeling (Kamerstukken II, 2004–2005, 24 095, nr. 181). In 2003 heeft de verdeling plaatsgevonden via een vergelijkende toets met een financieel bod. Het is met name het verdeelinstrument (vergelijkende toets, inclusief een eenmalig gesloten financieel bod) geweest dat tot veel vragen en juridische procedures heeft geleid. Het gaat daarbij om vele tientallen procedures, die de overheid meer dan 1 miljoen euro aan kosten voor juridische bijstand hebben gekost. Bij de verdeling van de T-DAB frequenties ben ik overigens voornemens om een andere verdeelmechanisme, te weten een veiling, te hanteren (zie ook het antwoord op vraag 7). 10 Bestaan er technische mogelijkheden om ook «oude» analoge toestellen geschikt te maken voor de digitale ontvangst en zijn ze in de praktijk betaalbaar en bruikbaar? Het is niet aannemelijk dat deze ontvangers geschikt te maken zijn om digitale signalen mee te ontvangen. Wel komen in toenemende mate apparaten (radio’s, mobiele telefoons, mp3-spelers) op de markt die gecombineerde chips hebben voor de diverse standaarden, inclusief DAB, DAB+, FM, DMB, DVB-H, DRM. De consument zal dus niet gedwongen worden in één standaard te investeren en krijgt de keuze welk type diensten zij wil afnemen via dat ontvangstapparaat. Het analoge FM-signaal zal in Nederland en in het buitenland naar verwachting nog lange tijd in de lucht blijven. 11 Kunnen alle landelijke, regionale en lokale publieke radiostations geaccommodeerd worden met de nieuwe digitale T-DAB-frequenties? Ja. Zie ook het antwoord op vraag 8. De landelijke publieke omroep heeft op dit moment, op basis van haar voortrekkersrol, één landelijke T-DABmultiplex tot haar beschikking.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
9
12 Wordt er rekening gehouden met de ontwikkeling van digitale radio in het buitenland en hoe verhoudt zich deze met Nederland? Ja, de ontwikkelingen in het buitenland worden nauwlettend in de gaten gehouden. Onder andere is vorig jaar, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van T-DAB in het buitenland (te vinden via http://www.minez.nl/ content.jsp?objectid=150133). Uit dat onderzoek blijkt onder andere dat digitale radio via T-DAB in een klein aantal landen relatief succesvol is (Verenigd Koninkrijk, Denemarken en in iets mindere mate Noorwegen). Daarnaast komen in een aantal landen digitale omroeptoepassingen via T-DAB/T-DMB van de grond (Italië, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en ZuidKorea) en is er een groot aantal landen waarbij het nog niet duidelijk is hoe zij de T-DAB frequenties zullen inzetten. In dat licht speelt ook de recente mededeling (COM(2007) 409 final) van de Europese Commissie over DVB-H, waarmee zij beoogt om de totstandkoming van één Europese standaard voor mobiele televisie te bespoedigen. Deze mededeling betreft een eerste aankondiging van een mogelijk voornemen van de Europese Commissie en laat zich moeilijk rijmen met de door de Europese Commissie steeds bepleitte technologie- en dienstenneutraliteit. De mededeling is op dit moment op geen enkele manier bindend en vanuit meerdere Europese lidstaten, industrie en omroeporganisaties worden kritische geluiden gehoord ten aanzien van deze mededeling. Ten aanzien van de L-band heeft de Europese Commissie onlangs in een conceptbeschikking het voornemen neergelegd om de L-Band te bestemmen voor multimediadiensten. Dit zou een ruimere bestemming betekenen dan de nu door mij voorgenomen omroepbestemming. Deze conceptbeschikking is gebaseerd op artikel 4, derde lid, van de Radiospectrumbeschikking (Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap). Kortom, de ontwikkeling van T-DAB voor digitale omroep is in het buitenland omgeven met onzekerheden. Door de voorgenomen verruiming van de bestemming van de T-DAB frequenties wil ik voorkomen dat we in Nederland van T-DAB frequentieruimte een «radio-eiland» maken, als in het buitenland de frequentieruimte juist voor bredere toepassingen (mobiele video) wordt ingezet. Andersom, als blijkt dat in het buitenland de T-DAB-frequentieruimte juist voor radio wordt gebruikt, dan biedt ook de verruimde bestemming in Nederland die mogelijkheid. Met de verruimde bestemming zijn we het best voorbereid op de verschillende scenario’s waarmee T-DAB en DMB zich in het buitenland zouden kunnen ontwikkelen. Dat is onder andere belangrijk, omdat we in Nederland voor het op de markt komen van betaalbare consumentenontvangers afhankelijk zijn van wat er in het buitenland gebeurt: als de ontvangers op grote schaal kunnen worden afgezet, worden de aanschafprijzen ook in Nederland lager. 13 Voor de verdeling van de digitale T-DAB-frequenties worden naast bestaande radiostations ook partijen vanuit andere sectoren uitgenodigd. Waarom worden totaal onvergelijkbare marktpartijen uitgenodigd gelijktijdig te bieden op dezelfde frequentiepakketten? De T-DAB-frequentieruimte voor commerciële partijen is nieuwe, nog niet in gebruik zijnde frequentieruimte, bedoeld voor digitale omroeptoepassingen, waarbinnen onder andere digitale radio en mobiele videodiensten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
10
vallen. Dat maakt de frequentieruimte interessant voor een heel scala aan partijen. Sommige daarvan zijn bestaande partijen in de omroepmarkt, andere zien kansen om van buiten de omroepmarkt met deze frequentieruimte een plekje te verkrijgen in de digitale omroepmarkt. Het is de bedoeling om in het Nationaal Frequentieplan vast te leggen dat de frequentieruimte gedurende 5 jaar vanaf het moment van vergunningverlening voor minimaal 80% voor omroep dient te worden gebruikt, waaronder ook radiotoepassingen vallen. Alle partijen die dit kunnen realiseren staat het vrij om op de T-DAB-frequentieruimte te bieden. Dat zijn onder andere de radiopartijen, die beschikken over een schat aan content en aan kennis van radio, marketing en luisteraars, die zij via deze frequentieruimte kunnen inzetten. Overigens groeien partijen, als gevolg van de toenemende convergentie van voorheen gescheiden markten van omroep, ICT en telecom, steeds meer naar elkaar toe en worden dus steeds minder onvergelijkbaar. Zo bieden kabelmaatschappijen, van oorsprong omroepdistributeurs, inmiddels ook telefoniediensten aan en wordt omroepcontent in toenemende mate ook via niet-omroepinfrastructuren ontsloten. Vanuit deze ontwikkeling geredeneerd wekt het geen verbazing dat naast de traditionele radiopartijen ook partijen uit andere sectoren geïnteresseerd zijn in de T-DAB frequentieruimte voor digitale omroep. 14 Radiostations bieden hun programma’s van oudsher gratis aan en telecom- en multimediabedrijven krijgen betaald voor de ontvangst van hun content. Is de staatssecretaris op de hoogte dat radiostations en telecom- en multimediabedrijven verschillende business- en verdienmodellen hebben en dat deze bepalend zijn voor de hoogte van de biedingen van frequentiepakketten? Wordt dit gegeven meegenomen in de wijze waarop de frequenties verdeeld gaan worden? Radio wordt van oudsher via de FM en de AM zonder abonnementskosten aangeboden aan de luisteraar. Ook na 2011 blijven Band II (FM) en de AM-banden beschikbaar voor radio. Radio wordt ook aangeboden via kabel, satelliet en DVB-T, waarvoor de consument voor doorgifte betaalt in de vorm van een abonnement op de dienst. Het is mij bekend dat verschillende partijen met diverse businessmodellen aan de slag willen met de T-DAB-frequentieruimte. Ieder business model heeft zijn eigen kenmerken, voor- en nadelen. Soms betaalt de consument voor de ontvanger en niet voor de ontvangst van de dienst, in andere modellen wordt juist de ontvanger gratis of gesubsidieerd aan de consument ter beschikking gesteld, en betaalt de consument voor een abonnement op de dienst. De T-DAB-frequentieruimte is extra ruimte voor digitale omroeptoepassingen en is bij uitstek geschikt om ruimte te bieden aan verschillende businessmodellen. Doel van de veiling is om die partijen te selecteren die in staat zijn om de meeste marktwaarde te creëren met de vergunning en op die manier de consument zo goed mogelijk kunnen bedienen. Van die waarde is de bieding een afgeleide.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
11
15 Zijn er alternatieve digitale frequenties beschikbaar indien bestaande radiostations geen etherfrequenties kunnen bemachtigen als gevolg van hogere biedingen van telecombedrijven. Zo ja, welke zijn dat en wanneer komen deze beschikbaar? Ook als de bestaande radiostations geen T-DAB-frequentie verkrijgen, kunnen zij via T-DAB uitzenden. Daarvoor dienen zij dan afspraken te maken met de multiplexbeheerder. Daarnaast zijn er voor radiopartijen verschillende alternatieve mogelijkheden om te digitaliseren. Voor digitalisering van radio via de ether kunnen radiostations op dit moment gebruik maken van de middengolffrequenties (via de DRM-techniek), DVB-T, frequenties voor mobiele communicatie , satelliet of digitale radio via mobiel Internet (UMTS, WiFi of vanaf 2008 wellicht WiMAX). Daarvoor moeten radiopartijen afspraken maken met de betreffende beheerder van de infrastructuur, net zoals ze dat al jarenlang doen met kabelbedrijven over de doorgifte op de kabel. Daarnaast zal de FM naar verwachting op termijn ook digitaliseren (zie ook de antwoorden op vragen 3 en 4). 16 Wat zijn de niet draadgebonden opvolgers van de analoge FM-frequenties en welke wordt de internationale standaard voor radio-ontvangst? De huidige analoge FM-frequenties zullen naar verwachting op termijn digitaliseren waarbij er (nog) niet één technische opvolger aan te wijzen is voor digitaal gebruik van deze frequenties. Wel is er, zoals het zich nu laat aanzien, een aantal technieken (o.a. DRM+, HD-radio, FMeXtra) die in potentie voor digitaal gebruik van de FM-frequenties kunnen zorgen. Agentschap Telecom doet momenteel onderzoek naar de digitaliseringsmogelijkheden voor de voor radio-omroep via de ether bestemde frequentiebanden waaronder de FM-band. Het is nog te vroeg om iets te zeggen over de internationale standaard voor digitalisering van de analoge FM. Naast technieken die bedoeld zijn voor digitalisering van de FM-frequenties, zijn er ook technieken die digitale radio via andere frequentieruimte mogelijk maken, zoals internetradio, T-DAB en DVB. 17 Zijn de bestaande marktpartijen uit de radiobranche in Nederland geraadpleegd, wat is hun oordeel over de verdelingsplannen en hoe zien zij zelf hun toekomst met dit beoogde beleid? Vanaf het begin – al bij de totstandkoming van het oorspronkelijke T-DAB beleidsvoornemen van maart 2005 – zijn de marktpartijen uit de radiobranche informeel en formeel betrokken bij de beleidsontwikkeling voor deze frequentie uitgifte. Deze intensieve betrokkenheid was gerechtvaardigd, doordat T-DAB in die tijd gold als de beoogde digitale opvolger van FM-radio. Juist omdat de radiopartijen hun bezwaren en twijfels ten aanzien van het beleidsvoornemen van maart 2005 hebben geuit, is in maart 2006 een pas op de plaats gemaakt, die tot heroverweging van het beleid heeft geleid. Bij deze heroverweging zijn zowel de meningen uit de markt als de technische ontwikkeling van de standaard betrokken. De beleidsoverwegingen voor deze verandering staan in het antwoord op vraag 2. Bestaande marktpartijen uit de radiobranche hebben ook met het gewijzigde beleidsvoornemen van eind 2006 moeite, hoewel de belangen van individuele radiopartijen uiteen kunnen lopen. Door de verbreding van de bestemming van radio naar omroep en het loslaten van T-DAB als opvolger van FM is de frequentieruimte interessant geworden voor een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
12
bredere doelgroep dan alleen de radiopartijen. Daardoor kan het beeld ontstaan dat als gevolg van de beleidswijziging, de radiopartijen frequentieruimte moeten opgeven ten gunste van niet-radiopartijen. Echter, doordat de FM en de AM niet zullen worden afgeschakeld, maar op termijn naar verwachting óók zullen digitaliseren, blijft de bestaande frequentieruimte voor radioprogramma’s bestaan en ontstaat de komende jaren naar verwachting zelfs ruimte voor veel meer digitale radioprogramma’s. In dat licht dient T-DAB gezien te worden als extra ruimte, waarop plaats is voor zowel digitale radio-initiatieven als voor nieuwe mobiele omroeptoepassingen. 18 Wordt er rekening gehouden met het T-DAB-uitgiftebeleid dat publieke en commerciële radiostations een gelijke uitzendstandaard moeten hebben of zullen zij elk afzonderlijk via andersoortige zendapparatuur hun luisteraars moeten bereiken. Vindt u dit een gewenste situatie en waarom? Ik verwacht dat de markt goed zal inspelen op de verschillende standaarden die in gebruik zijn en zullen komen door ontvangers voor signalen van verschillende standaarden geschikt te maken. Hetzelfde gebeurde immers bij AM en FM en bij GSM en UMTS. Voor de aanbieders geldt ook dat zij een technische standaard zullen kiezen die veel ontvangers kan bereiken, ook zij zullen dus kiezen voor technologie die ruim voorhanden is. 19 Is de nieuwe digitale ontvangstapparatuur voor Nederlandse radiostations ook te gebruiken in het buitenland en kunnen buitenlanders met hun radio-ontvangers ook alle bestaande Nederlandse zenders ontvangen? Of de T-DAB-ontvangstapparatuur straks ook te gebruiken valt in het buitenland, hangt af van de technologie die wordt gekozen door de verschillende multiplexbeheerders, hier en ook in het buitenland. De DAB ontvangers die nu in Nederland in gebruik zijn door consumenten, kunnen bijvoorbeeld ook in het Verenigd Koninkrijk gebruikt worden, omdat daar dezelfde standaard in gebruik is (DAB). Zie verder het antwoord op vraag 18. 20 De NPO stelt zich op het standpunt dat zonder de commerciële radiostations de omschakeling van analoge naar digitale radio niet zal lukken. Bij een voortdurende «market failure», vinden zij de investeringen op langere termijn niet meer verantwoord. Hoe verhoudt zich dit standpunt van de NPO met het voornemen de frequenties ook aan andere partijen aan te bieden en welke consequenties heeft dit voor de ontwikkeling van digitale radio bij Publieke Omroep? De overschakeling van analoge naar digitale radio is een vraagstuk dat zich met name toespitst op de toekomst van de FM. Ik ben voornemens om in 2009 de FM-vergunningen opnieuw te verdelen, voor de periode na 2011. Daarbij zal ik mijn visie op digitalisering van de FM uiteenzetten. De nu beschikbare T-DAB-frequentieruimte zal worden uitgegeven voor commercieel gebruik. Daar valt ook gebruik voor commerciële radio onder. Ook wanneer commerciële radiostations geen T-DAB vergunning verwerven, kunnen zij – via afspraken met de vergunninghouder – hun programma’s distribueren via de T-DAB infrastructuur. Radiostations hebben momenteel ook geen eigen kabelnet, geen eigen satellietinfrastructuur en geen eigen DVB-T vergunning en zijn toch via kabel, satelliet en ether te ontvangen. Omdat de digitale T-DAB frequentieruimte
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
13
wordt geëxploiteerd met een multiplex, is het hebben van een vergunning geen voorwaarde voor het hebben van luisteraars. Dit is een andere situatie dan bij de analoge FM, waar het hebben van een vergunning voor de radiostations een voorwaarde is voor het kunnen distribueren van hun programma naar de luisteraars. NPO heeft vanuit haar voortrekkersrol als eerste partij in 2003 een T-DABmultiplex toegewezen gekregen. De NPO dient minimaal 70% van de capaciteit van haar vergunning te gebruiken voor het uitzenden van radioprogramma’s die behoren tot haar hoofdtaak (bijvoorbeeld Radio 1); de overige capaciteit mag zij gebruiken voor neventaken (artikel 13C, derde lid, van de Mediawet). 21 Kan de staatssecretaris duidelijk maken hoeveel frequentieruimte er beschikbaar is, om hoeveel multiplexen het gaat en hoeveel radio- dan wel TV-stations of andere multimediale diensten in elke multiplex passen? Zie ook het antwoord op vraag 1. De T-DAB-standaard maakt, wanneer gebruikt voor radiotoepassingen, efficiënter gebruik van het frequentiespectrum dan analoge radio. Bij analoge radio kan één frequentie slechts voor één programma (doorgaans zender of radiostation genoemd) worden gebruikt. T-DAB wordt uitgezonden via een zogenoemde multiplex, dat wil zeggen: er zitten verschillende signalen bij elkaar. Daardoor kunnen diverse programma’s gebruikmaken van dezelfde frequentie zonder dat er storing optreedt. Die technologie wordt verder ontwikkeld, waardoor het aantal programma’s op een frequentie naar verwachting nog groter kan worden (en de kwaliteit beter). Er zijn in Nederland vier multiplexen inzetbaar voor T-DAB: 3 in Band III en 1 in de L-band. Eén van de drie Band III multiplexen is al vergeven aan de Publieke Omroep. Bij gebruik door de vergunninghouder van de DAB-standaard passen in iedere multiplex circa 9 radiostations. Bij gebruik door de vergunninghouder van de DAB+ standaard voor radio (die gebruik maakt van een efficiëntere audiocodering) passen in iedere multiplex minimaal 18 radiostations. Bij gebruik van de DMB standaard (die gebruikt maakt van de dezelfde audiocodering als DAB+, maar daarnaast voor het doorgeven van videobeelden gebruik maakt van specifieke videocodering) kunnen zowel radio- als televisieprogramma’s worden doorgegeven. Als alle ruimte wordt gebruikt voor videotoepassingen, dan kunnen in iedere multiplex 6 TV programma’s bestemd voor mobiele ontvangstapparatuur worden uitgezonden. Als alle ruimte wordt gebruikt voor radio, dan wordt in feite de DAB+ standaard gebruikt en is er dus ruimte voor 18 radiostations. De vergunninghouder kan ook iedere combinatie van radio- en videotoepassingen uitzenden, dus bijvoorbeeld 4 videoprogramma’s en 6 radiostations per multiplex. Overigens is het aantal programma’s dat kan worden doorgegeven ook afhankelijk van de kwaliteit waarmee de programma’s worden uitgezonden. Hoge kwaliteit kost meer capaciteit met als gevolg dat er dus minder programma’s kunnen worden doorgegeven. Bovenstaande getallen zijn dan ook gebaseerd op bepaalde aannames ten aanzien van de kwaliteit. 22 Kan de staatssecretaris uitleggen wat het verschil is tussen band III en de L-band, ook voor wat betreft investeringen voor de aanleg van een netwerk? De frequenties in de L-band liggen hoger in het frequentiespectrum dan de frequenties in band III. Een eigenschap van hoger in het spectrum liggende frequentieruimte is dat de golven ten gevolge van demping
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
14
minder ver dragen. Dit betekent dat de verwachting is dat om hetzelfde gebied te dekken in de L-Band, meer opstelpunten moeten worden geplaatst, dan wel met hoger vermogen moet worden uitgezonden. In de huidige planning is de L-band ingedeeld in 117 deelgebieden, waardoor per kleine regio of lokaal gebied andere content kan worden uitgezonden. Voor een lokale of regionale omroep kan dat betekenen dat heel gericht de doelgroep (en alleen de doelgroep) wordt bereikt. In de twee kavels in Band III is een dergelijke fijnmazige verspreiding van het signaal niet mogelijk. 23 Hoeveel radiostations moeten volgens de staatssecretaris minimaal gebruik gaan maken van de T-DAB-frequenties om zodoende de «schaarste in de ether» op te lossen? Wil de staatssecretaris bijvoorbeeld ruimte creëren voor minimaal 40 radiostations of minimaal 100 en welke onderbouwing heeft de staatssecretaris voor dat minimumaantal? Het aantal radiostations dat behoefte heeft aan frequentieruimte moet worden gezien in relatie tot het aantal radiostations dat de consument via de ether wenst. Op de AM en de FM is ruimte specifiek bestemd voor radio en dat blijft ook zo. Daarnaast wordt radio uitgezonden via DVB-T, T-DAB door de NPO, via kabel, satelliet, internet en straks naar alle waarschijnlijkheid ook via T-DAB door commerciële partijen. Gezien de opkomst van zogenaamde multi-mode ontvangstapparatuur, waarmee meerdere standaarden of technologieën kunnen worden ontvangen, maakt het voor de luisteraar steeds minder uit via welke technologie of standaard de programma’s worden uitgezonden. Daarbij komt dat als gevolg van technische ontwikkelingen steeds meer radiostations in hetzelfde frequentiebereik gefaciliteerd kunnen worden. Het is dus niet mogelijk om aan te geven bij hoeveel radiostations in één band of met één technologie de schaarste opgeheven zal zijn. 24 Wil de staatssecretaris eisen stellen aan het gebruik van T-DAB-frequenties, om zodoende af te dwingen dat voldoende ruimte wordt gebruikt voor radio? Het oorspronkelijke T-DAB beleidsvoornemen (maart 2005) was gebaseerd op de veronderstelling dat T-DAB in de plaats zou treden van analoge (FM-)radio. Om die transitie te vergemakkelijken was ook de bescherming van radiotoepassingen in het Nationaal Frequentieplan verankerd. Voor dat beleidsvoornemen was bij marktpartijen en Tweede Kamer te weinig steun en inmiddels is dat voornemen ook door technische en marktontwikkelingen achterhaald. Zoals toegelicht bij vraag 2, is er een aantal goede redenen om de T-DAB frequentieruimte niet langer uitsluitend te bestemmen voor digitale radiotoepassingen. Vandaar dat in het gewijzigde voornemen, dat op 15 december 2006 naar de Tweede Kamer is gestuurd, het voornemen is neergelegd om de bestemming te verruimen naar omroep. Daardoor wordt – naast radio – ook het uitzenden van videobeelden mogelijk. Ik ben er van overtuigd, mede op basis van uitlatingen van marktpartijen, dat radio een dusdanig belangrijke plek inneemt in de mediabehoefte van consumenten, dat een multiplexbeheerder – ook zonder de «dwang» van het Nationaal Frequentieplan – radiodiensten zal wíllen aanbieden. Dat zien we ook bij andere (omroep)infrastructuren: kabel, DVB-T, satelliet. Het is aan de toekomstige T-DAB-vergunninghouders/multiplexbeheerders om te bepalen met welke (combinatie van) omroepdiensten de consument het beste bereikt kan worden. Door daar nadere eisen aan te stellen in de vergunning zou de vrijheid voor marktpartijen worden beperkt om díe
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
15
diensten aan te bieden, die volgens hen het meest aansluiten bij de vraag van de consument. 25 Is de staatssecretaris het met de Publieke Omroep en de Stichting Digiradio eens dat Band III alleen voor radio beschikbaar gesteld moet worden? Nee. In de brief van 15 december 2006 is de voorgenomen bestemmingswijziging van radio naar omroep mijn inziens voldoende onderbouwd. Ik heb dat voornemen bevestigd in mijn brieven van 10 april 2007 en 15 mei 2007 aan de Tweede Kamer (ez07000168 en Kamerstuk 2006–2007, 24 095, nr. 210). Band II (FM) en de AM-band zijn en blijven beschikbaar voor radio. 26 Hoeveel ruimte zou de staatssecretaris willen maken voor TV en andere multimediale diensten, in welke band en onder welke condities? Deze vraag is door de convergentie van telecommunicatie, ICT en omroep niet eenvoudig te beantwoorden. Steeds vaker is het mogelijk dat diensten gebruik maken van netwerken waarvan die diensten vroeger geen gebruik konden maken. Zo geeft Digitenne bijvoorbeeld in de frequentieruimte voor DVB-T ook radioprogramma’s door en kunnen televisiebeelden worden verstuurd via mobiele telecommunicatienetwerken. Het is dus niet langer de overheid die ruimte maakt voor bepaalde toepassingen, maar de vergunninghouder. Die heeft de mogelijkheid om binnen de voorwaarden van de vergunning, die bijvoorbeeld verband houden met de mate waarin storing wordt veroorzaakt op anderen of de programmering die de vergunninghouder heeft voorgesteld bij een vergelijkende toets, een keuze te maken van de programma’s die worden aangeboden. Ook de keuze van de consument is hierop van invloed, die bepaalt immers in grote mate welke dienst een succes wordt. Naast de T-DAB-frequentieruimte (zie ook vraag 1) zal binnenkort ook frequentieruimte voor mobiele communicatietoepassingen worden verdeeld (2,6 GHz). Het kan zijn dat vergunninghouders daarmee ook omroep- of multimediale diensten zullen aanbieden. Vervolgens kan – als gevolg van het volledig afschakelen van analoge televisie-uitzendingen in Europa – waarschijnlijk rond 2012 nog enige reeds verkregen frequentieruimte in banden III en IV/V voor DVB en/of T-DAB worden verdeeld. 27 Ontstaat er zoveel etherruimte dat gegarandeerd kan worden dat er via een veiling voldoende mogelijkheden blijven voor stations voor kleinere doelgroepen? Zie antwoorden op vragen 2 en 23. Ook voor stations die kleinere doelgroepen bedienen zal meer ruimte ontstaan. 28 Bij de voorgestelde veiling zullen de belangen van de verschillende marktpartijen worden meegenomen. Welke belangen heeft de staatssecretaris voor ogen? Een veiling is het meest betrouwbare mechanisme om tot een efficiënte verdeling van frequentiespectrum te komen. Een veiling leidt tot de selectie van de partij die de meeste waarde aan de vergunning hecht en daarmee dus logischerwijs ook het meest optimale gebruik zal gaan maken van de frequentieruimte. Er zijn vele mogelijkheden in het veiling-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
16
ontwerp om rekening te houden met belangen van marktpartijen. Zo kan bijvoorbeeld het risico van overbieden door marktpartijen zoveel mogelijk worden verkleind. 29 Is de staatssecretaris van plan om de huidige gebruikers van FM-frequenties een zekere voorrang te geven, zodat hun continuïteit verzekerd is en waardoor het mogelijk is om een goede overgang van analoog naar digitaal te verzekeren? Zie ook het antwoord op vraag 2. De overgang van analoge naar digitale radio kan zich via verschillende technologieën en platformen voltrekken. Keuzes voor wat betreft de technologie waarmee wordt gedigitaliseerd en de timing waarmee wordt gedigitaliseerd kunnen het beste door de marktpartijen worden gemaakt. De radiomarkt is een commerciële markt, waarin ook radiostations die nu geen vergunning hebben en andere nieuwkomers een kans moeten krijgen. Ik ben voornemens om in 2009 de FM-vergunningen voor de periode na 2011 te verdelen. Dan ontstaat zekerheid voor de partijen ten aanzien van wie vanaf 2011 een vergunning heeft en wie niet. Eventuele afvallers kunnen zich dan nog tijdig voorbereiden op voortzetting van hun activiteiten via andere infrastructuren. 30 Is de staatssecretaris van plan de huidige FM-vergunningtermijnen zo aan te passen dat bovengenoemde overgang van analoog naar digitaal zowel voor de luisteraar als voor de bedrijven zonder onnodige of onredelijke financiële lasten mogelijk is? Zie ook het antwoord op vraag 29. Ik ben van plan om, zodra digitaal gebruik van de FM technisch mogelijk is, digitalisering van de FM waar mogelijk te faciliteren, bijvoorbeeld door het Nationaal Frequentieplan aan te passen. Dit is conform de Nota Omschakelbeleid en is ook gebeurd met betrekking tot digitaal gebruik van de middengolf. 31 Is koppeling en aanpassing van het gebruik van de huidige analoge frequenties aan het verwerven van de digitale frequenties niet een voorwaarde voor een goede toekomst van digitale radio? Zie de antwoorden op vragen 2 en 29. 32 Is voor het succes van digitale radio niet een eerste vereiste dat zowel de bestaande publieke als de bestaande commerciële omroepen meedoen en voor de consument beschikbaar zijn? Zie ook het antwoord op vraag 20. De nu beschikbare T-DAB frequenties zullen worden uitgegeven voor commercieel gebruik. Het is aan de toekomstige vergunninghouder(s)/multiplexbeheerder(s) om te bepalen met welke (combinatie van) diensten de consument het beste bereikt kan worden. Ik wil daar geen nadere eisen aan stellen in de vergunning, omdat ik daarmee de vrijheid zou beperken voor marktpartijen om díe diensten aan te bieden, die volgens hen het meest aansluiten bij de vraag van de consument. Ik acht het bovendien aannemelijk dat de toekomstige multiplexbeheerder(s) – ook als de bestaande commerciële omroepen geen eigen T-DAB vergunning verwerven – sowieso ruimte zullen reserveren voor de bestaande commerciële radiostations, die met hun sterke merken immers een belangrijke plek innemen in de mediabehoefte van de consument.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
17
33 Waarom wil de staatssecretaris de T-DAB-frequenties niet reserveren voor radio? Zie het antwoord op vraag 2. 34 Wat vindt de staatssecretaris van de geluiden uit de markt die aangeven dat radio niet langer (financieel) haalbaar is als de frequenties in concurrentie moeten worden verkregen en als deze frequenties ook voor ander gebruik beschikbaar zijn? Ziet hij niet het verschil tussen radio die altijd voor iedereen zonder betaling beschikbaar is en ander gebruik van de frequenties waarbij heel andere en winstgevender exploitatie mogelijk is? Band II (FM) en de AM-band zijn en blijven ook na 2011 beschikbaar voor partijen die radio voor iedereen beschikbaar willen stellen. Na digitalisering zal de ruimte op de FM verveelvoudigen. Nu al vinden experimenten plaats door huidige vergunninghouders op de FM, waaruit blijkt dat het mogelijk is om, naast het reguliere analoge FM signaal, nog twee programma’s digitaal uit te zenden. Dit gebeurt met de zogenoemde FMeXtra techniek. Het is mij bekend dat verschillende partijen met andere business modellen aan de slag willen met de T-DAB-frequentieruimte in Band III. Ieder businessmodel heeft zijn eigen kenmerken, voor- en nadelen. De T-DAB-frequentieruimte is extra ruimte voor digitale omroep, dus ook voor radio, waarbij dus de mogelijkheid bestaat om andere modellen toe te passen. 35 Waarom stelt de staatssecretaris niet als voorwaarde dat de frequenties na uitgifte of veiling daadwerkelijk gebruikt worden? Een dergelijke voorwaarde kan een ingebruiknameverplichting of een uitrolverplichting zijn. In alle complexe frequentievergunningen is een dergelijke verplichting tot nu toe opgenomen. Momenteel ben ik bezig met het opstellen van de conceptvergunningen, waarbij ook de invulling van een ingebruiknameverplichting wordt onderzocht. 36 Op welke datum wil de staatssecretaris de analoge radio «uitschakelen»? Voor de helderheid herhaal ik nogmaals dat de uitgifte van de nu beschikbare digitale omroepfrequenties los staat van de toekomst en de eventuele overschakeling naar digitaal gebruik van de FM. De AM en de FM blijven beschikbaar voor radio, ook na 2011. Ik ben voornemens om in 2009 de FM vergunningen opnieuw uit te geven voor de periode na 2011. In de Nota Omschakelbeleid is aangegeven dat de keuze ten aanzien van het moment van het beëindigen van de analoge radio-uitzendingen in principe aan de markt is. De overheid kan zelf het initiatief nemen tot het beëindigen van het analoog gebruik van de ether als internationale frequentietechnische afspraken hiertoe aanleiding geven of als er sprake is van ondoelmatig ethergebruik, voldoende betaalbare digitale alternatieven voor analoge ontvangst en een geringe hoeveelheid luisteraars naar de analoge uitzendingen (zie ook het antwoord op vraag 3).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
18
37 Wat vindt hij van de uit de markt veel genoemde datum van 1 januari 2015? Zie ook het antwoord op vraag 36. Het af- of overschakelen van analoge radio is een aspect dat in breder internationaal verband zal moeten plaatsvinden. Dit omdat het gebruik van frequentieruimte en wijzigingen daarin per definitie grensoverschrijdende gevolgen heeft. Op dit moment is een dergelijke omschakeling in internationaal verband nog niet op de agenda gezet. 38 Op welke manier wil de staatssecretaris verzekeren dat de regionale en lokale publieke omroepen voor de consument digitaal beschikbaar blijven? Zie de antwoorden op vragen 8 en 11. De regionale en lokale publieke omroepen zijn nu (voor zover technisch mogelijk) analoog beschikbaar voor de consument via de FM. Dat blijft ook zo. Wanneer er volwaardige technieken beschikbaar zijn waarmee digitaal uitzenden via de FM mogelijk is, kunnen ook de regionale en lokale publieke omroepen daarvan gebruik maken en hun FM-frequentie gebruiken om digitaal uit te zenden. 39 Kan als uitgangspunt niet de voorstellen van de Stichting Digiradio worden genomen, waarvoor breed draagvlak is? De Stichting Digiradio heeft een breed draagvlak in met name de huidige (analoge) radioketen. De radiopartijen die zich daarin verenigd hebben, zijn de partijen die al de beschikking hebben over een FM-vergunning. Ik waardeer hun intentie om als (analoge) radiopartijen zo snel mogelijk een start te maken met de transitie naar digitaal en hun wens om daarvoor de T-DAB frequentieruimte in te zetten. Tevens waardeer ik dat zij er onlangs van hebben blijk gegeven ook snel tot uitgifte van de T-DAB frequentieruimte te willen komen. Uiteraard wil ik hen ook de kans bieden om via T-DAB radio te ontsluiten. Dat kunnen zij op twee manieren bewerkstelligen: door een vergunning te verwerven bij de komende veiling van de T-DAB-frequentieruimte voor omroep of door afspraken te maken met de multiplexbeheerder die de vergunning verwerft. Met het voortschrijden van de tijd en de technische ontwikkeling van de T-DAB standaard tot volwaardige omroepstandaard, zijn er echter ook andere partijen in de markt gekomen. Partijen die als mediabedrijf of als nieuwkomer momenteel niet de beschikking hebben over frequentieruimte voor de distributie van omroepcontent. Deze partijen hebben op verschillende manieren ook hun belangstelling kenbaar gemaakt voor de frequentieruimte. Ook hen wil ik de kans bieden om de frequentieruimte te verwerven. 40 Er is beweerd dat een landelijk T-DAB-netwerk in de L-band duurder is dan in band III. Kan de staatssecretaris aangeven wat het verschil is in jaarlijkse kosten (operationele kosten plus afschrijvingen) tussen een enkelvoudig landelijk netwerk in de L-band en een enkelvoudig netwerk in band III? Uiteraard uitgaande van gelijke kwaliteit, bereik, dekking (indoor) en beschikbaarheid. Zie het antwoord op vraag 22.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
19
41 Tijdens de ronde tafel bijeenkomst met gegadigden voor T-DAB-frequenties op 13 juni 2007 zijn aanzienlijk verschillende aantallen uit te zenden digitale radiostations genoemd. Kan de staatssecretaris informatie geven over het aantal T-DAB+ stations dat op een willekeurige locatie in Nederland kan worden ontvangen: i. Bij gebruik van 80% voor radio in 3 landelijke band III lagen. ii. Bij gebruik van 20% voor radio in 3 landelijke band III lagen én één landelijke L-band laag. De onderstaande ramingen zijn gebaseerd op de huidige stand van de techniek en zijn mede afhankelijk van de gewenste geluidskwaliteit. Bij de berekeningen is uitgegaan van de capaciteit van de multiplex bij gebruik van verschillende T-DAB standaarden zoals die bij vraag 21 is toegelicht. i.
Uitgaande van een T-DAB capaciteit van 1.2 Mbit/seconde, gaan we ervan uit dat 80% van de 3 landelijke band III lagen minimaal 43 radioprogramma’s op elke willekeurige locatie in Nederland kunnen leveren;
ii. Eveneens uitgaande van een T-DAB capaciteit van 1.2 Mbit/seconde, gaan we ervan uit dat 20% van de 3 landelijke band III lagen en 20% van de L-band laag minimaal 14 radioprogramma’s op elke willekeurige locatie in Nederland kunnen leveren; De regionale laag in band III en de L-band laag kennen een geregionaliseerde indeling. De programma’s hoeven daardoor niet noodzakelijkerwijs in elke regio in Nederland gelijk te zijn. 42 Welke van de twee onder voorgaande vraag geschetste aanpakken garandeert het beste dat er plaats is voor: i. alle bestaande landelijke en regionale omroepen; ii. alle stations die in 2003 zijn afgevallen in de FM-herverdeling; iii. overige nieuwe stations; iv. nieuwe T-DAB+ only stations van de hiervoor genoemde omroepen. De bestemming in het huidige NFP schrijft voor dat de frequentieruimte tot en met 31 december 2011 voor minimaal 80% moet worden gebruikt voor radio. Maximaal 20% kan dan worden gebruikt voor video en datatoepassingen. De voorgenomen wijziging houdt in dat de frequentieruimte voor minimaal 80% voor omroep dient te worden gebruikt, waaronder ook radiotoepassingen. In beide opties blijft het mogelijk om de T-DAB-kavels voor 100% voor radio te gebruiken. Door de wijziging ontstaan wel meer mogelijkheden voor de vergunninghouder om naast radio ook andere toepassingen te faciliteren. Het is dus aan de vergunninghouder om te bepalen welke ruimte – binnen de door het NFP opgelegde bestemming – wordt gebruikt voor radio. Uiteraard is er meer gegarandeerde ruimte voor radio als het NFP minimaal 80% radio voorschrijft. In beide opties in vraag 41 is plaats voor alle bestaande landelijke en regionale omroepen. ii, iii en iv zijn niet of heel moeilijk te bepalen en daarmee is het een vraag zonder volledig antwoord, ook omdat elke nieuw aanbod zijn eigen vraag creëert. 43 Voor de verdeling van de digitale T-DAB-frequenties worden naast bestaande radiostations ook partijen vanuit andere sectoren uitgenodigd; partijen met andere business- en verdienmodellen. Is de staatssecretaris
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
20
van mening dat deze verschillen van invloed zijn op de hoogte van het bod dat marktpartijen kunnen doen op de frequentiepakketten? Zie ook het antwoord op vraag 14. De frequentieruimte moet renderen voor degene die de vergunning verwerft en dat bepaalt de waarde. Het gaat er om wie met de beschikbare frequentieruimte de interessantste diensten voor de consument weet aan te bieden en daarmee de meeste waarde weet te genereren. 44 Bestaat er in het kader van de vorige vraag niet het gevaar dat er een ongelijk speelveld zal ontstaan voor enerzijds bieders uit de radiobranche en anderzijds bieders uit andere sectoren, zoals de multimedia- en telecombranche? Indien dit het geval is, is de staatssecretaris dan bereid om garanties in te bouwen voor de minimaal benodigde frequentieruimte voor radio? Zo ja, op welke wijze zal dat dan gebeuren? Ik ben niet bang dat er een ongelijk speelveld zal ontstaan. Door de convergentie zijn partijen uit verschillende sectoren vaak al naar elkaar toegegroeid: mediabedrijven zijn actief in de telecommunicatie, radiopartijen zijn onderdeel van grote mediaconcerns en telecombedrijven verspreiden op grote schaal omroepcontent. Bovendien beschikken de radiopartijen over een rijke schat aan content en kennis van de radio- en de advertentiemarkt, die zij in kunnen zetten om een goede business case op te bouwen. Mochten zij desondanks de frequenties niet kunnen verwerven, dan zijn er voldoende andere mogelijkheden om hun programma’s digitaal te distribueren (zie het antwoord op vraag 20). De FM en AM frequentieruimte zijn en blijven beschikbaar voor radio. Ervaring met kabel, satelliet, internet en DVB-T infrastructuren leert bovendien dat het hebben van een eigen distributie-infrastructuur niet een noodzakelijke voorwaarde is voor contentpartijen om hun content gedistribueerd te krijgen. 45 De toenmalige minister gaf in zijn brief van 15 december 2006 aan dat er meerdere technieken (in ontwikkeling) zijn die de analoge FM op kunnen volgen. Bestaat naar het oordeel van de staatssecretaris het gevaar dat, indien niet alle radiostations een T-DAB-frequentie kunnen krijgen, er verschillende distributievormen van digitale radio naast elkaar kunnen gaan bestaan waarvan de luisteraar uiteindelijke de dupe is? Verschillende distributievormen zorgen juist voor de benodigde diversiteit en keuze voor de consumenten. Dat er verschillende distributievormen voor digitale radio naast elkaar bestaan is overigens geen nieuwe ontwikkeling. Dit onderscheid bestaat ook al bij de analoge radio (de AM en de FM-techniek en de kabel). De markt is hier zeer wel in staat gebleken om dit op te lossen. Daarnaast worden apparaten (zeker mobieltjes en kleine draagbare apparaten) steeds meer uitgerust voor gebruik van meerdere technieken en zijn er op dit moment al apparaten die gebruik van verschillende technieken (DAB, DMB en FM/AM) integreren. 46 Er zijn meerdere digitale opvolgers voor analoge radio over de ether. Deelt de staatssecretaris de mening dat het daarom belangrijk is dat er één breed gedragen standaard komt voor digitale radio die ook goed aan moet sluiten bij de ontwikkelingen in het buitenland? Zo ja, hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat een veiling deze uitgangspunten zal verzekeren?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
21
Zie ook het antwoord op vraag 12. Er is (nog) geen standaard aan te wijzen als de standaard voor digitale radio (zie ook de antwoorden op vragen 16 en 45). Daarbij is dit ook niet noodzakelijk omdat digitalisering van radio via meerdere platforms en standaarden plaats kan vinden waarbij apparaten steeds meer multifunctioneel worden. Gezien het feit dat de apparatuurmarkt een wereldmarkt is, ligt het voor de hand te verwachten dat Nederlandse en buitenlandse omroepen gebruik zullen maken van vergelijkbare zendtechnologie. Anders zijn er immers nauwelijks goedkope ontvangers te verkrijgen en zullen daarmee nauwelijks luisteraars worden bereikt. Aansluiten bij ontwikkelingen in het buitenland is belangrijk en daarom heeft EZ ook onderzoek laten doen naar de stand van zaken in Europa m.b.t. T-DAB (zie ook het antwoord op vraag 12). Hieruit blijkt dat de ontwikkeling van digitale radio via T-DAB in het buitenland omgeven is met onzekerheden. Met de verruimde bestemming zijn we het beste voorbereid op de verschillende scenario’s waarmee T-DAB zich in het buitenland zou kunnen ontwikkelen. Ook over de internationale stand van zaken omtrent digitalisering van de analoge FM en kansrijke technologieën laat EZ onderzoek doen door Agentschap Telecom. 47 In de brief van 15 december 2006 van de toenmalige minister werd aangegeven dat de analoge FM niet zal worden afgeschakeld voordat er een volwaardig digitaal alternatief is. Welk tijdsplan heeft de staatssecretaris voor ogen voor de omschakeling van analoog naar digitaal? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de omschakeling zo goed mogelijk verloopt voor zowel luisteraars als radiostations? Zie de antwoorden op de vragen 3, 36 en 37. 48 Deelt de staatssecretaris de mening van DigiRadio/VCR/NLCR, dat het pas na uitgifte van de betreffende frequenties nemen van beleidsbeslissingen over de toekomst van FM na 2011, grote zakelijke risico’s voor de betreffende partijen met zich mee brengt? Is de staatssecretaris bereid om ten tijde van uitgifte in 2007 al garanties in te bouwen die gericht zijn op het voorkomen van deze risico’s, dan wel het wegnemen van de eventuele nadelige gevolgen daarvan? Kan de staatssecretaris aangeven welke deze garanties (zullen) zijn? Nee, die mening deel ik niet. Band II (FM) en de AM-Band blijven beschikbaar voor radio, ook na 2011. Daarmee wordt al een belangrijke garantie gegeven voor de toekomst van de radio. Ook wanneer ik in 2009 de AMen FM-vergunningen opnieuw zal gaan uitgeven, voor gebruik na 2011, zal de analoge radio via de FM voor het overgrote deel van de Nederlandse luisteraars de dominante infrastructuur zijn voor radio-ontvangst. Het ligt dan voor de hand dat pluriformiteit van het media-aanbod geborgd blijft op de FM. Ook op dat gebied is al duidelijkheid. Nog los van de vraag hoe eventuele compensatie voor bestaande vergunninghouders zich verhoudt tot de Europese staatssteunregels, is het niet gebruikelijk om de onzekerheden die nu eenmaal gepaard gaan met het hebben van een – tijdelijke – vergunning voor het gebruik van frequentieruimte, te compenseren middels garanties of voorkeursposities bij de verdeling van andere frequentieruimte. De T-DAB-frequentieruimte is bovendien qua omvang (zie ook het antwoord op vraag 41), ontwikkelingsfase (aantal gebruikers) en qua gebruiksmogelijkheden niet vergelijkbaar met de FM. De huidige radiostations met een FM-vergunning hebben de komende tijd verschillende mogelijkheden om een vergunning te verwerven respectievelijk toegang te verwerven tot de infrastructuur voor de distributie van hun content. Als zij bij de komende verdelingen geen vergunning kunnen verwerven kunnen ze onderhandelen met de infrastructuurbeheerder over
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
22
doorgifte via diens multiplex. Dat is niet anders dan bij de meeste andere infrastructuren, denk aan kabel, satelliet, DVB en IP-TV. De komende verdeling van de T-DAB-frequentieruimte is al geruime tijd bekend, het stond o.a. aangekondigd in de aanvraagdocumenten van de FM-uitgifte in 2003, en daar hebben alle partijen in hun toekomst- en investeringsplannen in voldoende mate rekening mee kunnen houden. 49 In de brief van 15 december 2006 van de toenmalige minister wordt aangegeven dat vier partijen al een T-DAB-vergunning hebben aangevraagd, maar dat deze aanvragen alle vier zijn geweigerd. Welke partijen hebben zich aangemeld?. Wat voor soort bedrijven zijn dit? Zijn dit bestaande succesvolle contentaanbieders via de ether met een «proven track record»? Of zijn dit starters in deze markt? Hoe is de stand in de bezwaarprocedure die de vier partijen zijn begonnen? De partijen waarnaar verwezen wordt in de genoemde brief en die een vergunning hebben aangevraagd voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van T-DAB zijn: Publieke Omroep/ROOS, dB Europe en Nozema. De vraag of hier sprake is van «succesvolle contentaanbieders» met een «proven trackrecord» doet mijns inziens niet ter zake. De tegen de weigering ingediende bezwaarschriften zijn afgewezen. De beroepen die hiertegen zijn ingesteld zijn alle om verschillende (juridische) redenen niet meer aanhangig. Voor de goede orde wijs ik erop dat na de Kamerbrief van 15 december 2006 er nog een andere partij een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van T-DAB heeft aangevraagd, te weten MTVNL. Ook deze aanvraag is geweigerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 095, nr. 214
23