Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
21 501-02
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
Nr. 594
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 23 november 2004
1
Samenstelling: Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), voorzitter, De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Atsma (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Weekers (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (LPF), ondervoorzitter, Dubbelboer (PvdA), Van der Laan (D66), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Griffith (VVD), Jonker (CDA). Plv. leden: Duivesteijn (PvdA), Kruijsen (PvdA), Hessels (CDA), Van Heteren (PvdA), C q örüz (CDA), Halsema (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), De Wit (SP), Eijsink (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Douma (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Veenendaal (VVD), Geluk (VVD), Algra (CDA), Nawijn (LPF), Vos (GroenLinks), Vergeer (SP), Ormel (CDA), Buijs (CDA), Varela (LPF), Fierens (PvdA), Dittrich (D66), Ferrier (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Hirsi Ali (VVD), Spies (CDA). 2 Samenstelling: Leden: Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk
KST81833 0405tkkst21501-02-594 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
De vaste commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 28 oktober 2004 overleg gevoerd met minister Van Ardenne-van der Hoeven voor Ontwikkelingssamenwerking over de externe aspecten uit: – de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken van 18 oktober 2004 ten geleide van het verslag Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 11 en 12 oktober 2004 (21 501-02, nr. 586); – de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken van 26 oktober 2004 ten geleide van de geannoteerde agenda van de RAZEB van 2 november 2004 (21 501-02, nr. 588). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie De heer Van Baalen (VVD) vraagt allereerst aandacht voor de regeringswisseling die in Birma heeft plaatsgevonden. Deze wisseling zou kunnen worden beschouwd als een interne coup, hetgeen zou kunnen betekenen dat de hardliners daarmee hun positie hebben verstevigd. De VVD hecht aan de positie van mevrouw Aung San Suu Kyi van de oppositie en vraagt of in Europees verband in ieder geval kan worden aangedrongen op het uitoefenen van druk op het nieuwe regime in Birma teneinde haar veiligheid te garanderen. De heer Van Baalen constateert dat in Iran nog steeds geen sprake is van een verbetering op de zorgpunten nucleaire activiteiten en de mensenrechtensituatie. De weigering van Iran om samen te werken met de IAEA en de verrijkingsactiviteiten op te schorten zal moeten leiden tot verwijzing van deze kwestie naar de VN-Veiligheidsraad. Is de Europese (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Van der Laan (D66), Jonker (CDA). Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Fessem (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Van
Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), C q örüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Dittrich (D66), Kortenhorst (CDA).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-02, nr. 594
1
Unie al bezig met de voorbereiding van een positie in dezen? In de brief van de regering en in antwoorden op schriftelijke vragen worden curieuze woorden gesproken over het Europese wapenembargo tegen China. Er is op dit moment onvoldoende draagvlak om het wapenembargo op te heffen. Betekent dit dat de zaak onder het Nederlandse voorzitterschap zal rusten? De heer Van Dijk (CDA) vraagt aandacht voor de conclusie in het verslag van de RAZEB van 11 en 12 oktober dat een duidelijke meerderheid van de lidstaten nog niet toe is aan besluitvorming over opheffing van het wapenembargo tegen China. De volgende zin luidt echter. «Wel zou ten tijde van de EU-China top op 8 december a.s. mogelijk een positief signaal over verdere besluitvorming kunnen worden afgegeven». Kan daaruit worden afgeleid dat binnen de RAZEB en de EU nog steeds de discussie gaande is over de opheffing van het wapenembargo? De Kamer heeft aangegeven dat zij geen groot voorstander is van opheffing van het wapenembargo en dat die opvatting moet worden uitgedragen, tenzij Nederland daar volstrekt alleen in zou staan. Iran heeft te kennen gegeven dat het het voorstel dat door Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland op tafel is gelegd ten aanzien van de verrijking van uranium, waarschijnlijk zal afwijzen. Wat is de consequentie van een daadwerkelijke afwijzing van het voorstel door Iran? Wat zal Nederland als voorzitter van de Europese Unie op dat moment doen? De heer Van Dijk vraagt zich af of dit wellicht onderdeel uitmaakt van een strategie van Iran om alsnog een beter bod op tafel te krijgen. Daar zou dan niet op moeten worden gereageerd. De heer Van Dijk wijst ten slotte op het belang van een succesvolle missie en rol van de Afrikaanse Unie in Soedan. De Afrikaanse Unie moet derhalve zoveel mogelijk ondersteund worden. Het lijkt hem absoluut niet verstandig om militairen vanuit de EU naar Soedan te zenden. Mevrouw Karimi (GroenLinks) memoreert het bezoek van een parlementaire delegatie aan Soedan en wil naar aanleiding van dat bezoek nog enkele punten opwerpen. Gebleken is dat humanitaire hulpverleners nog steeds onvoldoende toegang hebben tot de gebieden die door de SLM worden «beheerd» . Er moet op dat punt meer druk worden uitgeoefend. Wat zijn de laatste ontwikkelingen en is die toegang inmiddels verbeterd? Voorts is gebleken dat er nauwelijks hulp beschikbaar is in de afgelegen gebieden, omdat er gewoon te weinig humanitaire hulp wordt geboden. Daar moet sowieso verandering in komen. Mevrouw Karimi vraagt aandacht voor het politieke proces. De rebellen hadden tot op de dag van het vertrek van de parlementaire delegatie nog niet deelgenomen aan de onderhandelingen. Er moet derhalve druk worden uitgeoefend op de rebellen om met de regering om de tafel te gaan zitten. De regering van Soedan heeft na enige pressie ingestemd met de missie van de Afrikaanse Unie. Deze cruciale missie is buitengewoon zwaar en moeilijk voor een organisatie die nog heel weinig ervaring heeft met dergelijke operaties. Financiële steun is niet voldoende. Er moet ook snel hulp worden geboden in de vorm van mensen die kunnen meedenken over en helpen met de opzet van deze missie. De Europese Unie legt grote bedragen op tafel en kan derhalve eisen dat zij een bijdrage levert, opdat de effectiviteit van de missie zo groot mogelijk is. De EU heeft veel ervaring opgedaan met dergelijke missies. Van die ervaring moet Darfur zoveel mogelijk profiteren. Mevrouw Karimi wil voorts steun voor onderzoeken naar de schendingen van mensenrechten, zoals de massale en systematische verkrachtingen en moorden. De straffeloosheid is een groot probleem in het conflict. Zij handhaaft ten slotte op dit punt haar pleidooi voor de instelling van een «no fly» -zone. Mevrouw Karimi wil helderheid over het standpunt van de EU ter zake van Iran. Er was in het vorige overleg met de minister nog totaal geen sprake
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-02, nr. 594
2
van de mogelijke aanbieding van een stimuleringspakket als Iran zou toegeven op het zorgpunt «nucleaire activiteiten». Een intensivering van de samenwerking met Iran was tot voor kort alleen mogelijk als sprake zou zijn van een verbetering op de door de EU geformuleerde vier zorgpunten. Nu worden de drie andere zorgpunten in feite buiten beschouwing gelaten. Hoe is die ommezwaai totstandgekomen en wat is de praktische betekenis ervan? Het gaat in vergelijking met een jaar geleden nu zelfs nog slechter in Iran. Vooral de mensenrechtensituatie is de laatste tijd enorm verslechterd. De minister heeft tijdens de informele Raad van ministers voor Ontwikkelingssamenwerking de oproep gedaan om meer militairen bij de hulp in te schakelen. Wat heeft die bijeenkomst concreet opgeleverd? Mevrouw Karimi hoopt dat het voorstel voor een verruiming van de ODA ten behoeve van militaire uitgaven een behoorlijke tegenstand heeft gekregen. De heer Wilders (Groep Wilders) sluit zich allereerst kortheidshalve aan bij de vragen over Birma en Soedan van voorgaande sprekers. Hij vindt het onbegrijpelijk en zeer naïef dat minister Bot in zijn brief spreekt over een constructieve betrokkenheid van Iran. Op alle door de Europese Unie geformuleerde zorgpunten ten aanzien van Iran is immers geen sprake van enige verbetering. Iran heeft opnieuw het voorstel tot opschorting van de activiteiten die verband houden met de verrijking van uranium, afgewezen. De mensenrechtensituatie is, zoals ook door de Nederlandse regering wordt geconstateerd, alleen maar slechter geworden. Er is verder ook geen verbetering zichtbaar op de punten van de strijd tegen het terrorisme en de houding ten opzichte van het vredesproces in het Midden-Oosten. Het is derhalve onvoorstelbaar dat de Europese Unie de aanbieding van een stimuleringspakket zelfs maar overweegt. Daarmee wordt verkeerd gedrag gestimuleerd en beloond. De Nederlandse regering zal deze houding in de EU moeten uitdragen. In de brief van de regering wordt voorts gesproken over een eventueel handelsen samenwerkingsakkoord met Iran. Ook dat is naar de mening van de heer Wilders uitgesloten zolang Iran de vier criteria van de EU naast zich neerlegt. Kan de minister aangeven op welk moment een dergelijk akkoord dan zou moeten worden afgesloten? Hoe stelt de regering zich overigens voor om te komen tot een versterkte samenwerking met Iran op het gebied van terrorismebestrijding? De machthebbers in Iran steunen immers openlijk en actief organisaties die op andere dan democratische wijze hun gelijk proberen te halen. In de brief bij de geannoteerde agenda voor de RAZEB van 2 november staat dat de Raad zich zal buigen over een pakket van maatregelen ter ondersteuning van de Iraakse interim-regering. Naar de mening van de heer Wilders zou een aanbod van de Nederlandse regering om langer in Irak te blijven, de beste steun zijn. Het valt te betreuren dat minister Kamp tijdens zijn laatste bezoek aan Irak al heeft aangegeven dat hij niet voornemens is om de Nederlandse troepen langer in Irak te stationeren. De heer Koenders (PvdA) sluit zich met het oog op de tijd aan bij de vragen over Soedan en Iran. Wat zal overigens de reactie van de internationale gemeenschap zijn op het moment dat duidelijk wordt dat Iran niet zal ingaan op het voorgestelde pakket aan verbeteringen? Welke positie zal Nederland als lidstaat tijdens de RAZEB innemen op het punt van de mogelijke opheffing van het wapenembargo tegen China. De heer Koenders memoreert dat de minister tijdens een eerder debat met de Kamer heeft aangegeven dat Nederland geen gebruik zal maken van een vetorecht op dat punt. Dat neemt niet weg dat Nederland, overeenkomstig een eerder door de Kamer aangenomen motie, zich tegen opheffing van dat embargo zal moeten uitspreken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-02, nr. 594
3
De heer Koenders brengt vervolgens de recente verkiezingen in Kosovo onder de aandacht. Hoe apprecieert de Europese Unie de uitslag van deze verkiezingen? Wat is de betekenis ervan voor de discussie over «status versus standards» ? Hij vraagt ten slotte of inmiddels bekend is wanneer het bezoek van de trojka aan de Grote Meren-regio zal plaatsvinden. Mevrouw Van der Laan (D66) sluit zich aan bij de vragen over Soedan en spreekt haar bezorgdheid uit over de bescherming van de vluchtelingen. Bij het realiseren van een daadwerkelijke bescherming is veel haast geboden, maar helaas vorderen de pogingen van de Afrikaanse Unie om de vredesmissie goed van de grond te krijgen, slechts langzaam. Zij sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Koenders over het wapenembargo tegen China. In de EU-gedragscode staat dat geen wapens worden geleverd aan landen die zich bezighouden met een illegale bezetting. Ook al zouden er op andere gebieden positieve ontwikkelingen zijn, die bezetting van Tibet zal echt niet voor 8 december aanstaande worden opgeheven. Het wapenembargo mag derhalve niet worden opgeheven. Zij vindt het overigens een aanfluiting dat Nederland zijn positie afhankelijk maakt van die van andere lidstaten. Mevrouw Van der Laan spreekt zich vervolgens uit tegen het pleidooi van de heer Wilders om de Nederlandse militairen langer in Irak te laten blijven. Zij memoreert vervolgens het incident tijdens het bezoek van de Kamerleden Ferrier en Dittrich en een Spaanse collega aan Cuba. Naar aanleiding daarvan heeft de Spaanse premier Zapatero zich uitgesproken voor een versoepeling van de maatregelen. Minister Bot heeft zich echter een voorstander getoond van maatregelen die de andere kant opgaan. Hij is voor een strak vasthouden aan de bestaande sancties en beperkingen. Mevrouw Van der Laan hoopt dat de EU vasthoudt aan de Nederlandse zienswijze. Zal hierover tijdens de RAZEB gesproken worden? Zij vraagt voorts aandacht voor het feit dat op de Amerikaanse terroristenlijst enkele Cubanen staan die niet op de Europese terroristenlijst (CTFSL) worden vermeld. Om welke Cubanen gaat het hier? Worden deze ook aan de Europese lijst toegevoegd? Mevrouw Van der Laan spreekt ten slotte naar aanleiding van het verslag van de vorige RAZEB van 11 en 12 oktober haar tevredenheid uit over de aanscherping van de sancties ten aanzien van Birma. Wat zal er worden gedaan als Birma in 2006 voorzitter wordt van de ASEAN? Heeft de EU daarover al een standpunt geformuleerd? Het antwoord van de minister De minister voor Ontwikkelingssamenwerking deelt mee dat de RAZEB naar aanleiding van de teleurstellende ontwikkelingen in Birma heeft besloten tot een aanscherping van de sancties tegen dat land. Voor een succesvolle pressie op het Birmese regime is de Europese Unie mede afhankelijk van de ASEM-partners. Ook de minister hecht aan een behoorlijke positie van mevrouw Aung San Suu Kyi. Er wordt jaarlijks vastgesteld hoe wordt omgegaan met de ASEM-top. Dat zal ook gelden voor het jaar 2006 waarin Birma het voorzitterschap bekleedt. Op dat moment zal worden besloten of en op welk niveau Europa deelneemt. De Nederlandse positie ten aanzien van een opheffing van het wapenembargo tegen China is onveranderd. De regering volgt daarmee de uitspraak van de Kamer. De minister van Buitenlandse Zaken heeft daaraan toegevoegd dat Nederland niet als laatste lidstaat een opheffing van het embargo zal tegenhouden. Er is op dit moment zeker geen sprake van stilstand, er wordt een voortdurende diplomatieke druk op China uitgeoefend en er is sprake van een voortdurende dialoog tussen de EU en China. Er wordt gewerkt aan de toolbox, er wordt getracht om stappen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-02, nr. 594
4
vooruit te zetten in het kader van die mogelijke opheffing van het wapenembargo en er wordt uiteraard nog steeds gesproken over de naleving van mensenrechten, de relatie met Taiwan en de inmenging in soevereine delen rondom Chinees grondgebied. Het is nog niet bekend hoe een en ander tijdens de EU-China top op 8 december tot uitdrukking zal komen. De zinsnede in de brief dat tijdens die top mogelijk een positief signaal over verdere besluitvorming zou kunnen worden afgegeven, is opgeschreven vanuit een positieve grondhouding. Als in China sprake zou zijn van positieve ontwikkelingen op bijvoorbeeld het terrein van de mensenrechten, dan moet dat een respons krijgen van de EU. Het is zeer de vraag of er tijdens die top iets positiefs te melden zal zijn, maar er valt nu nog niets over te zeggen. Men is achter de schermen hard aan het werk. Op eventuele voorstellen en maatregelen kan dus nog niet worden vooruitgelopen. De minister geeft een toelichting op de passage in het verslag van de RAZEB over Iran. Afgesproken is om met een pakket maatregelen te komen op het moment dat Iran heeft voldaan aan de voorwaarde om alle verrijkings- en opwerkingsgerelateerde activiteiten op te schorten. Dat moet de IAEA ook daadwerkelijk kunnen verifiëren. Als Iran weigert om samen te werken met het atoomgenootschap en tot die opschorting over te gaan, zal dat moeten leiden tot de verwijzing naar de VN-Veiligheidsraad. Een besluit daarover zal tijdens de IAEA-Bestuursraad van 25 november aanstaande worden genomen. De E3-landen (Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) voeren momenteel als een soort vooruitgeschoven post besprekingen over het nucleaire programma. Zij zullen in overleg met het atoomgenootschap en Iran bezien hoe verder gehandeld moet worden en zij zullen de RAZEB en de Europese Raad daar vervolgens over informeren. Er is ten aanzien van Iran dus voor een «carrot»-methode gekozen. Als Iran zich niet houdt aan deze afspraken, dan gebeurt er niets. Dat zal er geen stimuleringspakket komen en zal de dialoog over de handelsakkoorden niet worden heropend. Dat is dus in feite de «stick» . Ook in G8-kader is gesproken over een mogelijk stimuleringspakket en eventuele sancties. De minister juicht het toe dat de Europese Unie en de G8 zich de moeite getroosten om iets te bereiken met een land als Iran. Het is met het oog op de toenemende globalisering onverstandig om een dergelijk land te isoleren. Bezien wordt of het mogelijk is om Iran tot een aantal concessies te bewegen op basis van een pakket maatregelen. Daarbij worden sancties achter de hand gehouden. Het belangrijkste punt dat nu bij de kop gepakt wordt, is de opschorting van de nucleaire activiteiten van de Iraanse regering. Uiteraard worden de andere zorgpunten – de mensenrechtensituatie, het vredesproces en de terrorismebestrijding – niet uit het oog verloren. Die punten staan nog recht overeind. Zo ligt in de Derde Commissie van de VN een resolutie over de mensenrechten in Iran voor. Ook in de dialoog met Iran heeft de mensenrechtensituatie prioriteit. De minister is van mening dat de Afrikaanse Unie in staat zal zijn om de zware taak in Soedan uit te voeren, maar dat dit wel de nodige tijd zal vragen. De capaciteitsopbouw in Addis Abeba en de ontplooiing van troepen zullen veel tijd vragen, ook gezien de onervarenheid van de Afrikaanse Unie op die punten. Een complicerende factor is dat de Afrikaanse Unie het ownership ten volle wil benutten en derhalve niet staat te dringen om veel experts van buitenaf toe te laten in het hele traject van besluitvorming, planning en ontplooiing van de troepen aan de grond. Dat heeft tot gevolg dat het hele proces veel tijd kost. Er wordt dus hulp aangeboden, maar die hulp moet vervolgens wel geaccepteerd worden. Er zijn overigens momenteel wel enkele experts uit verschillende landen in de regio aanwezig ter ondersteuning van het hoofdkwartier van deze
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-02, nr. 594
5
missie van de Afrikaanse Unie in Addis Abeba. Onder hen is ook een Nederlander actief. De minister meent desgevraagd dat het geen zin heeft om medewerking te forceren tegen de zin van de Afrikaanse Unie. De EU-lidstaten, de VS, Canada en Australië bieden ondersteuning aan in de vorm van financiën, equipment en ondersteuning ter plekke. Daarvan wordt helaas slechts mondjesmaat gebruik gemaakt. De planning van het hele proces is essentieel. De planningseenheid van de Afrikaanse Unie in Addis Abeba is momenteel echter redelijk rudimentair, dus nog onvoldoende ontwikkeld. De Afrikaanse Unie zou van het grote belang van een goede planningseenheid moeten worden overtuigd. De minister heeft twee weken geleden nog een royaal aanbod gedaan in Addis Abeba, maar de Afrikaanse Unie zal hoogstwaarschijnlijk slechts zeer beperkt een beroep doen op de Westerse wereld, omdat zij het echt als een AU-aangelegenheid beschouwt. Daarmee moeten de andere landen leren leven. Een positief gevolg is wel dat het zelfvertrouwen van de Afrikaanse Unie zal worden vergroot als de missie uiteindelijk slaagt. De missie in de Nuba Mountains is een VN-aangelegenheid. Wat daar gebeurt, is niet te vergelijken met de hectiek van Darfur. In Darfur is sprake van een onoverzichtelijke situatie. Het is jammer dat een van de eerste missies van de Afrikaanse Unie zo ingewikkeld en zwaar is. De AU heeft daarvoor alleen enige ervaring opgedaan met AMIB, een kortlopende vredesoperatie in Burundi die overigens goed is verlopen. De AU krijgt binnenkort een verzoek om 20 000 tot 30 000 man in Somalië te stationeren. Er komt dus heel veel op het bordje van de AU terecht. De minister is het met mevrouw Karimi eens dat veel meer geld nodig is voor noodhulp. Zij heeft tijdens de afgelopen RAZEB nog eens 10 mln euro aanvullende noodhulp beschikbaar gesteld en haar collega’s opgeroepen om ook extra geld te geven. Het moet nu zo langzamerhand ook van andere landen komen die nog niet echt participeren in de noodhulp. Voorts dient er sprake te zijn van een goede coördinatie van de noodhulp, zodat die zo effectief mogelijk wordt ingezet. Wat de toegang van de humanitaire hulpverleners betreft, is sprake van enige vooruitgang. De grote problemen met de veiligheid in Darfur blijven echter bestaan. Een uitbreiding van de protectiemacht is derhalve van zeer groot belang. Europa heeft waarnemers aangeboden, zodat het aantal waarnemers ter plekke kan worden uitgebreid. De minister spreekt vervolgens haar afschuw uit over de schendingen van mensenrechten in Soedan. Het registreren van verkrachtingen is een uiterst moeizame aangelegenheid. Binnenkort zal een commissie die namens de VN schendingen van mensenrechten onderzoekt, aan het werk gaan. Verder hebben de waarnemers tot taak om schending van mensenrechten te melden. De minister concludeert dat ook op het punt van voorkoming van mensenrechtenschendingen nog een en ander verbeterd zal moeten worden. Er wordt nu op alle fronten hard gewerkt, het is nog niet optimaal, maar het gaat van lieverlee wel de goede kant op. De minister erkent dat ook druk moet worden uitgeoefend op de rebellen om deel te nemen aan de gesprekken met de regering. De onderhandelingen zijn gelukkig weer gestart. Die onderhandelingen moeten uiteindelijk uitmonden in een politieke oplossing voor het gebied. Men zal zich nu gaan beraden op de veiligheidsthema’s, op een daadwerkelijk staakt-hetvuren. Dan blijft het uitoefenen van druk op alle partijen buitengewoon relevant. De Europese Unie heeft een vertegenwoordiger ingezet om de rebellen bij te staan in het voeren van de onderhandelingen op een zodanige wijze dat er ook echt een resultaat uitkomt. Het politieke akkoord kan pas tot stand komen als er een Noord-Zuid-vredesakkoord ligt. Dan ontstaat er een andere setting in Soedan en kan ook het Darfur-conflict op een bevredigende wijze worden opgelost. De sancties tegen Soedan zijn nog steeds aan de orde. De Hoge Vertegenwoordiger Solana en minister Bot hebben daar allebei uitgebreid over
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-02, nr. 594
6
gesproken met de Soedanese regering. Dat werkt zuiverend. Iedereen weet waar nu waar Europa staat. De minister deelt mee dat tijdens de Raad van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking ontwerpraadsconclusies zijn vastgesteld ten aanzien van reproductieve gezondheidszorg en rechten. Deze zullen in de RAZEB van november aan de orde zijn. De Kamer zal die ontwerpraadsconclusies dan ook ontvangen ter voorbereiding van de RAZEB in november. Er is voorts een discussie gevoerd over coherentie en er is een discussie gevoerd over vrede, veiligheid en ontwikkeling. De verruiming van ODA stond echter niet op de agenda. Aan de orde was de vraag, hoe meer samenhang zou kunnen worden verkregen tussen de beleidsterreinen vrede, veiligheid en ontwikkeling. Aan de Commissie is verzocht om met een document over dit onderwerp te komen. Er is voorts een pleidooi gehouden om de ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en van Ontwikkelingssamenwerking in alle hoofdsteden meer samen te laten werken. Voor een samenhangend beleid is immers samenwerking nodig. Andere lidstaten hebben daarbij gewezen op het Nederlandse Stabiliteitsfonds en de Britse conflictpool. Verder is uiteraard nog gesproken over de Africa Peace Facility, waarbij deze zomer nog sprake was van weinig voortgang en een langdurige procedure nodig was voordat tot besluitvorming over 12 mln euro voor Darfur kon worden gekomen. Gelukkig is afgelopen week gebleken dat het ook beduidend sneller kan: in vier dagen tijd is het besluit genomen over 80 mln. euro voor de Afrikaanse protectiemacht en de ondersteuning van de AU. Die snelheid zou altijd moeten kunnen worden betracht, omdat een snelle reactie vaak van groot belang is. De Kamer zal nog schriftelijk worden geïnformeerd over de uitkomsten van de Raad van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking. De Nederlandse regering heeft ten aanzien van Cuba in de afgelopen tijd veel actie ondernomen in verband met het bezoek van enkele Kamerleden. Zij heeft onder andere de ambassadeur ontboden. Er is ten aanzien van Cuba sprake van Europees beleid. Een EU-werkgroep is momenteel bezig met de «common position» en de juni-maatregelen. De EU heeft het vasthouden van de dissidenten veroordeeld. Inmiddels is een klein aantal van hen vrijgelaten, maar dat neemt niet weg dat doel blijft dat de Cubaanse regering moet gaan bewegen op het punt van de mensenrechten. Cuba moet laten zien dat het bereid is om mensenrechten te respecteren. Momenteel wordt bekeken of de juni-maatregelen effect hebben gehad. Een bespreking in de RAZEB is afhankelijk van vorderingen in de werkgroep. Als die vorderingen er zijn, zal de EU een standpunt moeten innemen. De minister kan niet overzien of de reactie van de Spanjaarden in de werkgroep is meegenomen. De werkgroep is immers nog bezig met de evaluatie. Op basis van het oordeel over de evaluatie van de junimaatregelen kan pas worden bezien wat er verder zal gebeuren. De minister heeft niet de indruk, dat er al is gereageerd op het voorstel van de Spanjaarden. Er zijn uiteraard verschillende meningen binnen de EU. De EU heeft tot nu toe een stevige positie ten aanzien van Cuba ingenomen en er is momenteel geen aanleiding om die te wijzigen. Als de evaluatie van de juni-maatregelen daartoe aanleiding geeft, is sprake van een nieuwe situatie. Daarop moet echter niet op worden vooruitgelopen. In reactie op de opmerkingen van de heer Wilders over de verlenging van de stationering van Nederlandse troepen in Irak stelt de minister ten slotte dat zij niets heeft toe te voegen aan datgene wat in de Kamer al is gewisseld. De Kamer heeft de opvatting van de regering over het verblijf van de Nederlandse troepen royaal gesteund. De Nederlandse troepen blijven tot maart 2005. Het is een goede zaak dat minister Kamp dat ter plekke nog eens heeft gezegd. Die duidelijkheid is ook van belang voor de betrokken militairen en Iraakse regering. Er is de komende tijd nog veel te doen. Niet alleen de militaire veiligheid maar ook de andere onderwerpen die met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-02, nr. 594
7
veiligheid te maken hebben, staan op de Europese agenda. Europa loopt daar niet voor weg. De voorzitter: De minister heeft toegezegd dat zij de Kamer schriftelijk zal informeren over de uitkomsten van de informele Raad van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking. De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Dijksma, De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, De Haan De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-02, nr. 594
8