Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1986-1987
15317
Nr. 163
Jeugdwelzijnsbeleid
BRIEF V A N DE MINISTER VAN W E L Z I J N , VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk 15 mei 1987 In aansluiting op de brief die ik u op 18 maart 1987 samen met de Staatssecretaris van Justitie heb gezonden over de wetgeving op het terrein van de jeugdhulpverlening en onder verwijzing naar de UCV op 25 en 26 maart jl., doe ik u hierbij afschrift toekomen van mijn adviesaanvragen van heden aan de Ziekenfondsraad, het College voor Ziekenhuisvoorzieningen, de Nationale Raad voor de Volksgezondheid en het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg'. Ik vraag bovengenoemde organen mij te adviseren omtrent de overgang van de medische kleuterdagverblijven en de medische kindertehuizen vanuit de wetgeving op het terrein van de gezondheidszorg naar het toekomstig wettelijk kader voor de jeugdhulpverlening. De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C. Brinkman
Ter inzage gelegd op de bibliotheek.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 15 317, nr. 163
1
AAN DE ZIEKENFONDSRAAD Rijswijk 15 mei 1987 Zoals u bekend is wordt er reeds gedurende een aantal jaren gewerkt aan het totstandkomen van een meer gecoördineerd en samenhangend beleid ten aanzien van de jeugdhulpverlening. Hierover heeft uitgebreid overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal plaatsgevonden, waarbij tevens de toekomstige wetgeving op dit terrein aan de orde is geweest. In dit verband kan onder meer gewezen worden op het initiatiefwetsontwerp jeugdhulpverlening dat de Tweede Kamerleden Worrell en Haas-Berger hebben ingediend. Naar aanleiding van dit initiatief-wetsontwerp heeft in het kabinet overleg plaatsgevonden over de wetgeving voor de jeugdhulpverlening. Uitkomst van dit beraad is dat het kabinet niet kan instemmen met het initiatief-wetsontwerp van de kamerleden Worrell en Haas-Berger. De conclusies van het overleg in de ministerraad heb ik, samen met de Staatssecretaris van Justitie, bij brief van 18 maart jl. medegedeeld aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Afschrift van dit schrijven doe ik u hierbij toekomen. Wat betreft de instellingen voor (jeugd-)gezondheidszorg is in het bijzonder de positie van de medische kleuterdagverblijven (mkd's) en medische kindertehuizen (mkt's) van belang. Het kabinet is van mening dat de mkd's en mkt's niet langer in de wetgeving op het terrein van de gezondheidszorg dienen te worden geregeld doch overgebracht dienen te worden naar de toekomstige Wet op de jeugdhulpverlening met de daarbij behorende begrotingsfinanciering. Dit heeft als consequentie dat de Wet Ziekenhuisvoorzieningen (WZV), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG) niet langer op de mkd's en mkt's van toepassing zullen zijn. Gelet op de stand van de procedure ga ik er thans van uit dat de bedoelde overgang in het kader van de wetgeving op de jeugdhulpverlening per 1 januari 1989 zijn beslag zal kunnen krijgen. Indien op genoemde datum de bedoelde wetgeving het Staatsblad nog niet zou hebben bereikt, stel ik mij voor de overgang tussentijds op basis van de bestaande regelgeving te doen geschieden. Ik verzoek u mij te adviseren over het overbrengen van de mkd's en mkt's uit de AWBZ naar begrotingsfinanciering per 1 januari 1989 en over de daarvoor noodzakelijke wijziging van het Verstrekkingenbesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering 1968. Tevens dienen de op het verstrekkingenbesluit gebaseerde ministeriële regelingen en de erkenningseisen voor de mkd's en mkt's te worden ingetrokken. Bijgaand doe ik u concepten van de noodzakelijke wijzigingsbesluiten toekomen. Gaarne ontvang ik uw advies binnen drie maanden na dagtekening van deze adviesaanvraag. Afschrift van deze brief zend ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, alsmede aan de Nationale Ziekenhuisraad en de Federatie van Medische Kleuterdagverblijven in Nederland. De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C. Brinkman
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 15 317, nr. 163
2
AAN HET COLLEGE VOOR ZIEKENHUISVOORZIENINGEN Rijswijk 15 mei 1987 Zoals u bekend is wordt er reeds gedurende een aantal jaren gewerkt aan het totstandkomen van een meer gecoördineerd en samenhangend beleid ten aanzien van de jeugdhulpverlening. Hierover heeft uitgebreid overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal plaatsgevonden, waarbij tevens de toekomstige wetgeving op dit terrein aan de orde is geweest. In dit verband kan onder meer gewezen worden op het initiatiefwetsontwerp jeugdhulpverlening dat de Tweede Kamerleden Worrell en Haas-Berger hebben ingediend. Naar aanleiding van dit initiatief-wetsontwerp heeft in het kabinet overleg plaatsgevonden over de wetgeving voor de jeugdhulpverlening. Uitkomst van dit beraad is dat het kabinet niet kan instemmen met het initiatief-wetsontwerp van de kamerleden Worrell en Haas-Berger. De conclusies van het overleg in de ministerraad heb ik, samen met de Staatssecretaris van Justitie, bij brief van 18 maart jl. medegedeeld aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Afschrift van dit schrijven doe ik u hierbij toekomen. Wat betreft de instellingen voor (jeugd-)gezondheidszorg is in het bijzonder de positie van de medische kleuterdagverblijven (mkd's) en medische kindertehuizen (mkt's) van belang. Het kabinet is van mening dat de mkd's en mkt's niet langer in de wetgeving op het terrein van de gezondheidszorg dienen te worden geregeld doch overgebracht dienen te worden naar de toekomstige Wet op de jeugdhulpverlening met de daarbij behorende begrotingsfinanciering. Dit heeft als consequentie dat de Wet Ziekenhuisvoorzieningen (WZV), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG) niet langer op de mkd's en mkt's van toepassing zullen zijn. Gelet op de stand van de procedure ga ik er thans van uit dat de bedoelde overgang in het kader van de wetgeving op de jeugdhulpverlening per 1 januari 1989 zijn beslag zal kunnen krijgen. Indien op genoemde datum de bedoelde wetgeving het Staatsblad nog niet zou hebben bereikt, stel ik mij voor de overgang tussentijds op basis van de bestaande regelgeving te doen geschieden. Ik verzoek u mij te adviseren over het overbrengen van de mkd's en mkt's uit de WZV naar de toekomstige Wet jeugdhulpverlening en over de daarvoor noodzakelijke wijziging van de op de WZV gebaseerde besluiten. Ik denk hierbij met name aan het Besluit aanwijzing inrichtingen Wet ziekenhuisvoorzieningen en de richtlijnen ex artikel 3 WZV. Het is mij bekend dat u onlangs een concept-aanwijzing ex artikel 4 WZV betreffende de mkd's en mkt's voor commentaar is toegezonden. Hoewel de mkd's en mkt's in de toekomst niet meer onder de werking van de WZV zullen vallen, acht ik het gewenst dat de werkzaamheden die samenhangen met de aanwijzing worden voortgezet, opdat van de daarbij opgedane ervaringen en inzichten bij de toekomstige planning op grond van de Wet jeugdhulpverlening gebruik kan worden gemaakt. Gaarne ontvang ik uw advies binnen drie maanden na dagtekening van deze adviesaanvraag. Afschrift van deze brief zend ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, alsmede aan de Nationale Ziekenhuisraad en de Federatie van Medische Kleuterdagverblijven in Nederland. De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C. Brinkman
Tweede Kamer, veraaderjaar 1986-1987, 15317, nr. 163
3
AAN DE NATIONALE RAAD VOOR DE VOLKSGEZONDHEID Rijswijk, 15 mei 1987 Zoals u bekend is wordt er reeds gedurende een aantal jaren gewerkt aan het totstandkomen van een meer gecoördineerd en samenhangend beleid ten aanzien van de jeugdhulpverlening. Hierover heeft uitgebreid overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal plaatsgevonden, waarbij tevens de toekomstige wetgeving op dit terrein aan de orde is geweest. In dit verband kan onder meer gewezen worden op het initiatiefwetsontwerp jeugdhulpverlening dat de Tweede Kamerleden Worrell en Haas-Berger hebben ingediend. Naar aanleiding van dit initiatief-wetsontwerp heeft in het kabinet overleg plaatsgevonden over de wetgeving voor de jeugdhulpverlening. Uitkomst van dit beraad is dat het kabinet niet kan instemmen met het initiatief-wetsontwerp van de kamerleden Worrell en Haas-Berger. De conclusies van het overleg in de ministerraad heb ik, samen met de Staatssecretaris van Justitie, bij brief van 18 maar jl. medegedeeld aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Afschrift van dit schrijven doe ik u hierbij toekomen. Wat betreft de instellingen voor (jeugd-)gezondheidszorg is in het bijzonder de positie van de medische kleuterdagverblijven (mkd's) en medische kindertehuizen (mkt's) van belang. Het kabinet is van mening dat de mkd's en mkt's niet langer in de wetgeving op het terrein van de gezondheidszorg dienen te worden geregeld doch overgebracht dienen te worden naar de toekomstige Wet op de jeugdhulpverlening met de daarbij behorende begrotingsfinanciering. Dit heeft als consequentie dat de Wet Ziekenhuisvoorzieningen (WZV), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG) niet langer op de mkd's en mkt's van toepassing zullen zijn. Gelet op de stand van de procedure ga ik er thans van uit dat de bedoeld^ overgang in het kader van de wetgeving op de jeugdhulpverlening per 1 januari 1989 zijn beslag zal kunnen krijgen. Indien op genoemde datum de bedoelde wetgeving het Staatsblad nog niet zou hebben bereikt, stel ik mij voor de overgang tussentijds op basis van de bestaande regelgeving te doen geschieden. Ik verzoek u mij te adviseren over dit voornemen. Gaarne ontvang ik uw advies binnen drie maanden na dagtekening van deze adviesaanvraag. Afschrift van deze brief zend ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, alsmede aan de Nationale Ziekenhuisraad en de Federatie van Medische Kleuterdagverblijven in Nederland. De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C. Brinkman
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 15317, nr. 163
4
AAN HET CENTRAAL ORGAAN TARIEVEN GEZONDHEIDSZORG Rijswijk, 15 mei 1987 Zoals u bekend is wordt er reeds gedurende een aantal jaren gewerkt aan het totstandkomen van een meer gecoördineerd en samenhangend beleid ten aanzien van de jeugdhulpverlening. Hierover heeft uitgebreid overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal plaatsgevonden, waarbij tevens de toekomstige wetgeving op dit terrein aan de orde is geweest. In dit verband kan onder meer gewezen worden op het initiatiefwetsontwerp jeugdhulpverlening dat de Tweede Kamerleden Worrell en Haas-Berger hebben ingediend. Naar aanleiding van dit initiatief-wetsontwerp heeft in het kabinet overleg plaatsgevonden over de wetgeving voor de jeugdhulpverlening. Uitkomst van dit beraad is dat het kabinet niet kan instemmen met het initiatief-wetsontwerp van de kamerleden Worrell en Haas-Berger. De conclusies van het overleg in de ministerraad heb ik, samen met de Staatssecretaris van Justitie, bij brief van 18 maart jl. medegedeeld aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Afschrift van dit schrijven doe ik u hierbij toekomen. Wat betreft de instelling voor (jeugd-)gezondheidszorg is in het bijzonder de positie van de medische kleuterdagverblijven (mkd's) en medische kindertehuizen (mkt's) van belang. Het kabinet is van mening dat de mkd's en mkt's niet langer in de wetgeving op het terrein van de gezondheidszorg dienen te worden geregeld doch overgebracht dienen te worden naar de toekomstige Wet op de jeugdhulpverlening met de daarbij behorende begrotingsfinanciering. Dit heeft als consequentie dat de Wet Ziekenhuisvoorzieningen (WZV), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG) niet langer op de mkd's en mkt's van toepassing zullen zijn. Gelet op de stand van de procedure ga ik er thans van uit dat de bedoelde overgang in het kader van de wetgeving op de jeugdhulpverlening per 1 januari 1989 zijn beslag zal kunnen krijgen. Indien op genoemde datum de bedoelde wetgeving het Staatsblad nog niet zou hebben bereikt, stel ik mij voor de overgang tussentijds op basis van de bestaande regelgeving te doen geschieden. Ik acht het nuttig u van deze voornemens in dit stadium reeds op de hoogte te stellen, aangezien één en ander consequenties heeft voor uw werkzaamheden. Een wijziging van het Besluit werkingssfeer van de WTG is thans in voorbereiding. Tevens verzoek ik u hierbij uw medewerking te verlenen bij de uitvoering van de overheveling van de mkd's en mkt's van het huidige financieringskader naar het begrotingscircuit. In dit kader kan onder meer gedacht worden aan de vaststeling van de budgetten 1989 en afhandeling van lopende zaken. Gaarne verneem ik uw opvattingen hieromtrent. Afschrift van deze brief zend ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, alsmede aan de Nationale Ziekenhuisraad en de Federatie van Medische Kleuterdagverblijven in Nederland. De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C. Brinkman
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 15 317, nr. 163
5