Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1992-1993
22933
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XVI (Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) voor het jaar 1992 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota; tweede wijziging)
Nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 11 december 1992 Algemeen Generale taakstellingen De verhoging van de ontvangsten met een bedrag van f 11,2 miljoen is in de Tweede Suppletore Wet wel verwerkt. Dat neemt niet weg dat omtrent het volledig in 1992 realiseren van deze ontvangsten nog onzekerheid bestaat. Het versneld afrekenen van in voorgaande jaren verstrekte subsidie– voorschotten kan uiteindelijk toch tot minder terugvorderingen leiden dan verwacht. Voorts bestaat onzekerheid omtrent het deel van de ingestelde vorderingen dat nog in 1992 tot daadwerkelijke ontvangsten leidt. In verband hiermee zal voor de invulling van de taakstelling niet alleen worden gekeken naar de ontvangsten bij Volksgezondheid, maar naar het totaal van de ontvangsten bij WVC. Van het totaal te realiseren bedrag van rond f 88 miljoen was per ultimo november ruim f 62 miljoen daadwerkelijk ontvangen. Daarenboven stond op dat moment voor een bedrag van ruim f 17 miljoen aan vorderingen open. Het bedrag van f 14 miljoen, dat is afgeboekt van de voor nabetalingen gereserveerde middelen, is als volgt over de verschillende begrotingsarti– kelen verdeeld : artikel 03.01 subsidies sportzaken artikel 04.02 maatschappelijke ontwikkeling artikel 06.02 subsidies jeugdbeleid artikel 07.02 algemeen ouderenbeleid artikel 08.01 gehandicaptenbeleid artikel 12.05 alcohol,drugs,tabaksbeleid artikel 20.02 bibliotheekwerk
f 0.9 miljoen f4,9 miljoen f 3,2 miljoen f 2,8 miljoen f 1,2 miljoen f 0,5 miljoen f 0,5 miljoen f 14,0 miljoen
Omtrent het niet volledig tot besteding komen van de voor nabeta– lingen gereserveerde middelen bestaat een grote mate van zekerheid. De bedragen die worden aangewend voor de dekking van de generale
216451F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1992
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
taakstelling zijn tot op heden onbesteed gebleven. Deze verwachting is gebaseerd op het verloop van de nabetalingen tot nu toe. Prijs– en loonbijstelling De compensatie ter voorkoming van ongewenste cumulatie van verschillende taakstellingen is - evenals de reguliere WAGGS-bijstelling - tijdelijk geboekt op uitgavenartikel 01.08. Zoals gebruikelijk vindt de verantwoording over de toedeling van de WAGGS-bijstelling aan de betreffende begrotingsartikelen plaats via de Slotwet. Daarbij wordt de correctie in verband met het voorkomen van dubbele taakstellingen meegenomen. Deze correctie wordt berekend naar rato van de reguliere WAGGS-bijstelling en heeft betrekking op de artikelen 01.04, 01.07, 01.19, 01.20, 03.01, 09.02, 09.03, 10.05, 12.05, 13.01, 18.02 en 20.02. Daarmee wordt de ongewenste cumulatie op de betreffende artikelen ongedaan gemaakt. Asielzoekers De additionele uitgaven in het kader van de Regeling Opvang Asiel– zoekers hebben met name betrekking op de tegenvallende door– en uitstroom van asielzoekers en ex-asielzoekers (mensen met een A– en VTV-status). Vooral het achterblijven van de uitstroom uit de decentrale ROA-opvang naar de reguliere huisvesting vormt hierbij een probleem. Dit levert een verstoppend effect op, dat doorwerkt in de doorstroming van de centrale naar de decentrale opvang. In kwantitatieve zin heeft dit de doorstroom van de centrale naar de decentrale opvang beperkt van de veronderstelde 9 950 tot de nu geraamde 8 650. Het budgettaire effect hiervan is niet zonder meer aan te geven, maar bedraagt ca. f 25 mln. De vertraging in de uitvoering van de Motie Krajenbrink wordt deels veroorzaakt door omstandigheden ter plaatse (procedures Ruimtelijke ordening) en deels doordat er een nadere afweging heeft plaatsge– vonden met betrekking tot de Opvanglokaties. Doordat een aantal bestuurlijke en commerciële contracten in 1993 aflopen is in deze centra terughoudendheid betracht m.b.t. investeringen. Dit geldt ook voor de investeringen die samenhangen met de uitvoering van de Motie Krajen– brink. De afwikkeling van voorschotten uit voorgaande jaren ligt op schema. De gemeenten dienen voor 1 oktober van het jaar volgend op de toekenning hun eindafrekening in. Voor de rijksbijdragen over 1991 dienen de verantwoordingen dus op 1 oktober 1992 binnen te zijn. Vervolgens worden deze afrekeningen op juistheid en volledigheid gecontroleerd, waarna de definitieve subsidie wordt vastgesteld. De stand van zaken met betrekking tot de afrekeningen 1991 is, dat per medio november 1992 nog 391 (van de 591) eindafrekeningen moeten worden getoetst en vastgesteld. Doordat met ingang van 1991, in plaats van 80% bevoorschotting, gewerkt wordt met 100% bevoorschotting zijn de nabetalingsbedragen aanzienlijk lager geworden. De in de Voorjaarsnota aangekondigde versoberingsmaatregelen betrof een inspanningsverplichting en heeft, gezien de problemen met de door– en uitstroom van asielzoekers, niet geleid tot een reële daling van de uitgaven in 1992. Daarnaast was in de Voorjaarsnota reeds aange– geven dat gegeven de stand der verplichtingen de mogelijkheden om deze versoberingstaakstelling al in 1992 in te vullen beperkt waren. Vanzelfsprekend is ook in 1992 het opvangbeleid zo efficiënt als mogelijk inhoud gegeven. De verwachting is dat het onderzoek dat dit jaar in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
samenwerking met een extern bureau is gestart, handvatten biedt voor een verdere efficiencyverbetering van het opvangbeleid. Tijdelijke Regeling Opvang Asielzoekers In de Najaarsnota is aangegeven dat de uitgaven in het kader van de TROO in 1992 naar verwachting f 70 miljoen. zullen bedragen. Hiervan zijn de uitgaven die WVC in het kader van de TROO verricht een onderdeel; naar verwachting f 59,7 miljoen. De overige uitgaven, die begrepen zijn in de f 70 miljoen, worden verricht door de Ministeries van O&W, Justitie, BiZa en Defensie. Op 1 december waren er door het Ministerie van Justitie 6000 ontheemdenpassen uitgegeven. Van deze 6000 ontheemden werden er bijna 3600 opgevangen in de centrale opvang. De overige ontheemden worden opgevangen bij gastgezinnen, TROO-woningen en bij familie en vrienden. Van de ontheemden in de centrale opvang werden er op 1 december ruim 2600 in de Tijdelijke Ontheemden centra (TOC's) opgevangen; de overigen verblijven in de ROA-opvang. Ten behoeve van de kosten van levensonderhoud, die in 1993 tot betaling zullen komen, wordt rekening gehouden met een uitgave van ca. f 3 miljoen. Het principe dat er in elk geval niet meer mag worden uitgegeven dan het beschikbare budget, in combinatie met het kasstelsel, leidt er toe dat er vrijwel altijd op meerdere artikelen, weliswaar relatief geringe, onder– uitputting zich voordoet. Waar die overschotten zich precies voordoen op de WVC-begroting van ruim f 12 miljard, is feitelijk pas aan het eind van het jaar duidelijk aangezien het veelal het resultaat is van onvoorziene factoren die dan niet meer kunnen worden bijgestuurd. Het is de bedoeling om het restant van de uitgaven voor Lunetten uit deze overschotten te dekken. Media Ik heb hiertoe besloten op grond van het feit dat de omroepen uit eigen middelen een deel hiervan financieren en bovendien een deel van de efficiency-winst inzetten. Het overleg hierover is niet moeizaam verlopen. De meevallers hebben uiteraard een rol gespeeld omdat die ervoor gezorgd hebben dat de algemene omroepreserve ruim boven de f 250 miljoen zal eindigen. Uitgaven en/of ontvangsten buiten begrotingsverband Voor de museale diensten is een proces van externe verzelfstandiging in gang gezet. (Wetsvoorstel Verzelfstandiging rijksmuseale diensten, kamerstukken II, 22 771). Bij deze diensten is - gegeven de toekomstige verzelfstandiging - de aandacht gericht op de omschakeling van rijks– dienst naar private instelling. Het druist hiertegen in om voor één of twee jaar een aanpassing te vragen van de financiële administratie die tot nu toe voldeed aan de rijksregelingen. Aanpassing van de financiële admini– stratie aan de nieuwe regeling vergt ook een zeer gedetailleerde doorlichting van de verschillende posten «op derden». Dit is gegeven de periode tot aan verzelfstandiging geen doelmatige inzet van capaciteit. De Minister van Financiën heeft WVC laten weten uit doelmatigheids– overwegingen in te stemmen met handhaving van het «oude regime» voor de betreffende diensten. Bij deze instemming is door de Minister
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
van Financiën aangegeven dat voorkomen moet worden dat deze dienst– onderdelen voor een relatief korte periode verplicht worden admini– stratief in te spelen op nieuwe regelgeving, die te zijner tijd niet meer op hen van toepassing zal zijn. De noodzaak van de kasschuif ad f 12,5 miljoen hangt samen met het feit dat het RIVM vooraf respectievelijk achteraf lump-sum bedragen ontvangt voor uit te voeren projecten die vaak een termijn van meerdere jaren bestrijken. Hierdoor ontstaan tempoverschillen tussen ontvangsten en feitelijke uitgaven. Deze verschillen werden in het verleden onder– vangen door gebruik te maken van boekingen buiten begrotingsverband oftewel zogenaamde derdenrekeningen. In de administratie werden ontvangsten en uitgaven geboekt die met een ander onderdeel van het Rijk dan wel een derde werden verrekend. Aldus was men niet gebonden aan de restricties van de jaargrens die het kasstelsel kenmerkt. Een eventueel incidenteel accres aan ontvangsten aan het einde van jaar t, waar juridische verplichtingen (= toekomstige uitgaven in jaar t+ 1) tegenover staan, viel hierdoor niet «vrij» ten behoeve van de algemene middelen. Met de wijziging van artikel 23, tweede lid van de Comptabiliteitswet, in casu de verscherping van de «Aanwijzingsregeling boekingen buiten begrotingsverband 1991», is dit niet meer mogelijk. Voor het RIVM impliceert dit dat reeds ontvangen bedragen voor lopend c.q. nog uit te voeren projecten comptabel dienen te worden verantwoord, terwijl de hiermee gemoeide uitgaven nog niet in hetzelfde jaar piaatsvmden Voor het jaar 1992 wordt dit verschil voorlopig geschat op f 12,5 miljoen. Met andere woorden dit zijn incidentele ontvangsten waarvan de correspon– derende uitgaven in 1993 zullen plaatsvinden. Om nu de financiering van deze uitgaven voor 1993 zeker te stellen (de tempoverschillen op te vangen) wordt - evenals in 1992 - een budgettair neutrale kasschuif toegepast. Feitelijk betreft het hier een schoolvoorbeeld van wat in het herover– wegingsrapport «Verder bouwen aan beheer» als eindejaarsproblematiek wordt bestempeld. Verplichtingenramingen De verplichtingenruimte wordt evenals de kasruimte gedurende de uitvoering van de begroting bewaakt. Dat wil zeggen dat er in beginsel niet meer verplichtingen kunnen worden aangegaan dan tot het bedrag dat hiervoor in begroting is opgenomen. Bij structurele instandhoudingssubsidies wordt de verplichtingen– raming gebaseerd op de subsidies van het voorafgaande jaar. Het jaarlijks actualiseren van deze subsidies leidt zonodig tot aanpassing van verplichtingenramingen. Eén van de belangrijkste mutaties in dit verband betreft de verhoging van de verplichtingenraming op uitgavenartikel 05.01 (opvang asielzoekers). Deze mutatie houdt verband met de verhoogde kasraming 1993. De verplichtingen met betrekking tot deze kasuitgaven dienen reeds in 1992 als aangegane verplichting verant– woord te worden. De omvang van de aan te gane verplichtingen inzake incidentele subsidies met kaseffecten over meerdere dienstjaren is moeilijk vooraf te ramen. In het algemeen wordt dit voorzichtig geraamd wat kan leiden tot noodzakelijke bijstellingen tijdens de begrotingsuitvoering. Mutaties na de Tweede Suppletore Wet Met betrekking tot de invulling van de belangrijkste wijzigingen die nog in de Slotwet zullen worden opgenomen en waarvan bij het opstellen van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
de tweede suppletore wet 1992 nog onzekerheid bestond, kan ik u thans het volgende melden. Met betrekking tot de ramingen in het kader van de Tijdelijke Regeling Opvang Ontheemden, zoals ik die in de toelichting op de Tweede Suppletore Wet heb uiteengezet, zijn nog niet alle onzekerheden over het definitieve verloop van de uitgaven weggenomen. Over de stand van zaken rond Lunetten verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op de hierover afzonderlijk gestelde vraag. De bijstelling van de verplichtingenraming op artikel 17.04 (Film), verband houdend met de meerjarige subsidietoezeggingen in het kader van de nota «Investeren in Cultuur», zal naar verwachting f33,6 miljoen bedragen. Met betrekking tot de bouwkundige aanpassingen ten behoeve van een aantal instellingen voor maatschappelijke opvang kan ik u thans meedelen dat hiermee f 0,73 miljoen is gemoeid. Dit bedrag wordt gecompenseerd door een herschikking binnen het uitgavenartikel 04.02. Over de hoogte van kosten die mogelijkerwijs voor het Rijk voort– vloeien uit de poliovaccinatie, kunnen op dit moment nog geen defini– tieve uitspraken worden gedaan. Het laat zich echter aanzien dat zich in 1992 geen onvoorziene uitgaven zullen voordoen. In antwoord op vragen van de kamerleden Achttienribbe-Buijs en Kohnstamm over de Stichting «De Waterheuvel» heeft de staatssecre– taris toegezegd, voor de laatste maal, een financiële bijdrage te verlenen aan De Waterheuvel ten behoeve van het tekort 1992. Dit tekort bedraagt f 0,195 miljoen. Dekking is gevonden op de uitgavenartikelen : 12.07 Geestelijke volksgezondheid f 0,062 miljoen 13.01 Voeding, produktveiligheid, veterinair beleid f 0,103 miljoen 13.02 Geneesmiddelen en medische hulpiddelen f 0,030 miljoen Met de overheveling van de personele uitgaven, voortvloeiend uit de overdracht van het Rijksmuseum voor Scheepvaartarcheologie, is een bedrag gemoeid van f 1,15 miljoen Artikelen Uitgaven Artikel 1.03 Materiaal Centrale Directies Een deel van de middelen (f 5 mijoen) welke zijn bestemd voor het Comptabel Bestel komt dit jaar niet, maar volgend jaar wel tot betaling. De begroting 1993 zal dientengevolge dan ook met dit bedrag worden opgehoogd. Artikel 1.19 Regionaal beleid ISP/PNL Aan de 23 zogenoemde TFV-regio's worden subsidies verstrekt ten behoeve van de ambulante verslavingszorg. Vier van deze regio's kregen tot en met 1992 een aanvullende subsidie ISP/PNL voor de ambulante verslavingszorg. De knelpunten die zich als gevolg van het wegvallen van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
ISP/PNL-subsidies bij de betrokken TFV-regio's zouden kunnen voordoen zijn geïnventariseerd. In dit kader is - in verband met nog geconstateerde knelpunten - aan de gemeenten Leeuwarden en Heerlen als vertegenwoordigers van de regio's Friesland en Zuid-Limburg de ISP/PNL-subsidie verslavingszorg ten behoeve van 1993 incidenteel voortgezet met een bedrag van respectievelijk f 0,5 en f 1,2 miljoen gulden. Deze incidentele subsidie– verstrekking ten behoeve van de knelpunten in de ambulante versla– vingszorg komt bovenop de algemene afkoopsom die is verstrekt aan de vier betrokken regio's in verband met het beëindigen van de ISP/PNL-subsidies per 1 januari 1993. Bij de overige bij de ISP/PNL-subsidie betrokken regio's zijn de te verwachten problemen op het terrein van de ambulante verslavingszorg minder ernstig. De situatie hier komt zelfs in redelijke mate overeen met de situatie bij de overige landelijke TFV-regio's. Met ingang van 1994 zal de ambulante verslavingszorg onderdeel gaan uitmaken van het fonds sociale vernieuwing. Vanaf dat jaar zullen der– halve andere verdelingscriteria ten behoeve van de ambulante versla– vingszorg worden opgesteld. In dit kader zal dan ook opnieuw gekeken worden naar eventuele resterende knelpunten vanaf 1994. Artikel 2.05 Internationale welzijnsaangelegenheden Gezien het feit dat het hier niet om een structurele uitgavenpost gaat maar het een project met een specifiek karakter betreft, is niet een nieuw artikel gecreëerd maar is er gekozen voor een bestaand uitgavenartikel 02.05 waarop deze uitgaven expliciet worden verantwoord. De indertijd opgestelde raming is inderdaad nog steeds actueel. Met betrekking tot de dekking verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op de vraag over Lunetten. Op dit moment is nog geen inschatting te geven van de hoogte van de kosten die in 1993 gemoeid zullen zijn met de renovatie van Lunetten. Dat er kosten zullen optreden is onvermijdelijk aangezien het project nog niet is afgerond. Wel is duidelijk dat de kosten beduidend lager zullen liggen dan in 1992. De kosten van de renovatie bestaan in 1992 groten– deels uit uitgaven voor bodemsanering, bouwkundige voorzieningen, sloop en onderhoud van wisselwoningen. Artikel 2.07 Onderzoek, studie en hiermee verbandhoudende uitgaven In het kader van de begrotingsvoorbereiding 1993 is besloten tot het overhevelen van de middelen op uitgavenartikel 02.09 naar uitgavenar– tikel 02.07. Aangezien in 1992 reeds verplichtingen zijn aangegaan die tot betaling zullen leiden in 1993, wordt de verplichtingenraming bijge– steld. Het betreft vooral verplichtingen ten aanzien van het NIZW. Artikel 5.01 Opvang asielzoekers Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op de vraag over asielzoekers bij de specifieke aandachts– punten van de toelichting. Artikel 5.02 Welzijn minderheden en opvang vluchtelingen De verplichtingenruimte is met f 19 miljoen verhoogd ten behoeve van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
het meerjarig vastleggen van een aantal projecten in het kader van het nieuw allochtonenbeleid. Het gaat hierbij om projecten opvang nieuw– komers ad. f 7 , 5 miljoen. Opstap-projecten ad. f8,3 miljoen en projecten buitenschoolse toerusting 0-18-jarigen ad. f 3,2 miljoen. Artikel 6.02 Subsidies en andere uitgaven in het kader van hetjeugd– beleid De opbrengsten van de verkoop van niet meer bij de stichting Bijzonder Jeugdwerk in gebruik zijnde gebouwen worden verantwoord op de begroting van Financiën. De dienst der Domeinen, die de panden heeft verkocht, valt namelijk onder het ministerie van Financiën. De vervroegde betaling van f 7,1 miljoen aan de stichting Bijzonder Jeugdwerk leidt inderdaad tot een aanpassing van de begroting 1993. Deze aanpassing zal nog worden verwerkt. Artikel 7.01 Wet op de bejaardenoorden De definitieve vaststelling van de eigen bijdragen is onder meer van belang voor de vaststelling van de specifieke uitkering ex WBO die provincies ontvangen, maar ook voor de eventuele compensatie van een achterblijvende ontwikkeling van de eigen bijdragen ten opzichte van het WAGGS-verloop (zogenaamde WAGGS-EB-compensatie). Het realisatiecijfer van de eigen bijdragen in enig jaar is echter pas na twee jaar vast te stellen vanwege de gelaagde - decentrale - structuur van de uitvoering van de WBO. De rijksoverheid verstrekt de rijksbijdrage ex WBO; provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de WBO; de gemeenten hebben een taak ten aanzien van de inning, afdracht en vaststelling van de (hoogte van de) eigen bijdragen. Met betrekking tot de eigen bijdragen zijn de provincies (voor de Bejaardenoorden met een bijzondere functie het rijk) onder meer afhan– kelijk van de door de bejaardenoorden ingezonden jaarrekeningen. Deze jaarrekeningen worden in het algemeen laat ontvangen. Ter illustratie: het gros van de jaarrekeningen over 1991 is pas eind juli/begin augustus 1992 ontvangen. Na ontvangst van de jaarrekeningen vindt beoordeling en verificatie plaats. Voor de eigen bijdragen ontvangsten voor de reguliere oorden geschiedt dit door de Centrale Registratie te Zeeland. Ook hier is weer enige tijd mee gemoeid. Het feit dat de eigen bijdragen dus pas na twee jaar definitief vastge– steld worden is een ervaringsgegeven dat nu eenmaal inherent is aan het procedurele verloop van het uitvoeringstraject van de WBO. Artikel 10.05 Onderzoeksinstituten, onderzoek en ontwikkelingswerk Zoals reeds gemeld in het antwoord op vraag 34 bij de WVC begroting 1993 acht ik de interpretatie door WVC van amendement Middel/ Esselink (22 300 XVI, nr. 58) juist. In het amendement wordt artikel U 10.05 zonder uitzondering van enig eronder ressorterend artikelonderdeel aangewezen. Zoals u in de begroting van WVC kunt zien, bestaat art. 10.05 uit 3 onderdelen waarvan op artikelonderdeel 02 de bijdragen aan het NKI en de IARC worden vermeld. In mijn brief aan u van 19 maart 1992 betref– fende uitvoering van dit amendement naar aanleiding van de begrotings– behandeling 1992, wordt gemeld dat de last voor artikel U 10.05 naar rato zal worden verdeeld over de onderdelen 1 t/m 3 van het artikel. Dit houdt dus in dat ook onderdeel 02. hierbij betrokken is. Gezien het feit
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
dat in het amendement geen uitzonderingen voor enig artikelonderdeel is gemaakt en er niet is aangegeven dat de Kamer het onwenselijk acht dat er gekort wordt op structurele subsidies mag het duidelijk zijn dat er conform het amendement gehandeld is door een korting op alle onder– delen aan te brengen. Gelet op uw nadere toelichting op de bedoeling van uw amendement, ben ik desalniettemin bereid om de structurele bezuiniging op het NKI vanaf 1993 alsnog teniet te doen. Aangezien voor 1993 de middelen op het onderdeel 03 van het uitgavenartikel 10.05 inmiddels in belangrijke mate zijn verplicht dan wel bestemd, zal ik wellicht voor 1993 een alter– natieve dekking buiten dit artikel moeten aanbieden. Voor de invulling van deze dekking zal ik de Kamer dan bij eerste suppletore wet 1993 informeren. Artikel 11.01 Rijksbijdragen ziektekosten De zogenaamde herstructurering is bestemd voor het oplossen van specifieke arbeidsmarkt knelpunten. Hiervoor was in het kader van het BAZ in 1992 f 40 miljoen beschikbaar De toevoeging aan de rijksbij– drage AWBZ (premiesfeer) is de resultante van een saldobenadering. Dat wil zeggen dat van de beschikbare middelen in 1992 een bedrag van f 25,76 miljoen aan specifieke knelpunten in de begrotingssfeer is toege– wezen. Het restant ad. f 14,24 miljoen is aan de rijksbijdrage AWBZ toegewezen. Deze gelden worden in z'n geheel aangewend. De suggestie dat een deel van het bedrag onbestemd zou blijven wordt ingegeven door het feit dat in de tekst abusievelijk van een foutieve reeks wordt uitgegaan. De juiste reeks geeft het volgende beeld te zien: 1992
1993
1994
1995
14,24
26,95
42,56
39,90
Artikel 12.05 Alcohol–, drugs– en tabaksbeleid In de loop van het afgelopen voorjaar is het Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs door een combinatie van diverse oorzaken in acute financiële problemen geraakt. Gelet op het belang dat ik hecht aan het functioneren van het Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs op het onderhavige beleidsterrein heb ik met ingang van 7 juli 1992 een aantal volgtijdelijke, samenhangende beslissingen genomen, waardoor de conti– nuïteit van deze organisatie wordt gewaarborgd. Deze zijn wat betreft het NIAD vastgelegd in een ondernemingsplan. In dat kader is één van deze beslissingen het recentelijk verschaffen van een additionele subsidie ad f 0,45 miljoen in het licht van de huidige liquiditeitspositie van het Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs. Deze additionele subsidie zal worden terugbetaald via een korting op de basissubsidies in de jaren 1994-1996. Gezien de voortgang die inmiddels is geboekt met de uitwerking van het gehele pakket van maatregelen, waaronder een afgeslankte basisfor– matie van het Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs op grond van een Strategisch Plan 1993-1996 en de opzet van een adequate finan– ciële administratie, heb ik er thans vertrouwen in dat met ingang van 1 januari 1993 een financieel gezond, doelmatig functionerend en effectief werkend Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs wordt gerealiseerd, dat beleidsrelevante produkten en diensten levert. De stichting Tjandu heeft AROB-beroep aangetekend tegen de voorge– nomen bezuiniging op deze instelling in 1992. Een en ander heeft tot
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
gevolg gehad dat de ombuiging niet eerder dan per 1 juli 1992 kon worden gerealiseerd. Dit leidt derhalve tot een besparingsverlies uit hoofde van deze ombuiging van f 0,2 miljoen gulden. Artikel 12.10 Beroepen en opleidingen volksgezondheid In mei van dit jaar is het rapport «Verantwoording financiering medische vervolgopleiding» naar de VNSU en de betreffende universi– teiten gezonden. Dit rapport is opgesteld door accountants van de Erasmus universiteit, het organisatie/adviesbureau Paardekoper en Hofman en WVC. In dit rapport wordt een oplossing aangedragen voor de wijze waarop de universiteiten verantwoording kunnen afleggen over de voor de medische vervolgopleidingen beschikbaar gestelde middelen. Gelijktijdig is aan de betreffende universiteiten verzocht op korte termijn de benodigde verant– woordingen bij WVC aan te leveren. In eerste instantie is dat niet gebeurd. Pas na het stellen van een uiterste aanleverdatum (30 november) en het benadrukken dat verant– woordingen welke na die datum zijn aangeleverd niet meer tot uitbetaling leiden, hebben de umversiteiten de benodigde gegevens aangeleverd Op basis van het genoemde rapport zijn vervolgens (voorlopige) contracten met de universiteiten afgesloten. Artikel 17.02 Subsidies en andere uitgaven podiumkunsten Deze vraag lijkt ingegeven door een misverstand, aangezien het onder– havige artikel niet met een dergelijk bedrag wordt verlaagd. Artikel 17.09 Overige subsidies, toelagen en overige uitgaven De afkoopsom ten behoeve van het Voorzieningsfonds voor Kunste– naars wordt gefaseerd uit de cultuursector gefinancierd. Zoals in de nota «Investeren in Cultuur» reeds is aangegeven is voor dit afkoopbedrag en de bijdrage voor filmconservering binnen WVC een kasschuif gereali– seerd van f 7,6 miljoen, waarmee de kunstenbegroting eenmalig is verhoogd. Restitutie van dit bedrag vindt plaats door verlaging van deze begroting met vier gelijke termijnen van elk f 1,9 miljoen in de kunsten– planperiode 1993-1996. Artikel 19.01 Dotaties, bijdragen en overige kosten In het bestedingsplan was een bedrag van ca. f 2 miljoen opgenomen voor leesbevorderingsactiviteiten via de massamedia. Gelet op de aanloopproblemen ten aanzien van de uitvoering van deze plannen, zijn de gelden niet geheel tot besteding gekomen. Voor de begroting 1993 heeft dit evenwel geen consequenties. Artikel 19.02 Vergoeding beheertaken Het genoemde bedrag heeft betrekking op de zogenaamde variabele verbindingen binnenland (de traditionele straalverbindingen en de Satellite news Gathering (SNG) verbindingen). Vanwege kostenbeheer– singsaspecten is dit budget overgeboekt naar de gebruikers (de zendge– machtigden). De zendgemachtigden nemen de verbindingen nu af tegen een tarief.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
Artikel 19.03 Vergoeding omroepinstellingen De totale ontvangsten aan omroepbijdragen over het jaar 1991 bedroegen f 781 miljoen. Op kasbasis is in het boekjaar 1991 reeds f 747 miljoen verantwoord. De meerontvangsten ad f 3 4 miljoen worden in 1992 zichtbaar op ontvangstenartikel 19.01. Aangezien de «balans» in evenwicht moet zijn, wordt uitgavenartikel 19.03, onderdeel 3 (omroep over voorgaande jaren) eveneens verhoogd. Deze incidentele bijdrage is bedoeld om de N.O.S. in gelegenheid te stellen meerjarige sportrechten contracten (periode 1993 - 1996) af te sluiten. De consequenties is dat de publieke omroep in de eerstkomende jaren in staat is het gebruikeiijke pakket sport uit te zenden. Diverse artikelen Bij de NMP-gelden tegen verzuring gaat het om investeringen in lucht– zuiveringsinstallaties. Dit zijn langlopende projecten waarmee nog weinig ervaring is opgedaan. Het blijkt dat het opstarten van de projecten langer duurt dan verwacht. Dit betekent dat de beschikbare gelden niet in dit jaar maar in latere jaren tot besteding zullen komen. Ontvangsten Artikel 2.01 Ontvangsten als gevolg van in voorgaande jaren te hoog verstrekte subsidievoorschotten De stand van zaken met betrekking tot het afrekenen van (oude) subsi– dievoorschotten is als volgt. Eind oktober 1992 was de achterstand ten opzichte van 1 januari 1992 verminderd van 9294 tot 3241 verplichtingenregels. In bedragen ging het om een reductie van f 12,4 miljard tot f 1,4 miljard. Deze forse verbetering heeft betrekking op jaren die op dat moment tot de achterstand werden gerekend. De cijfers geven inzicht in het tempo van afrekenen. Per november van ieder jaar komt er volgens de «achterstands– definitie» een nieuw subsidiejaar bij: per november 1992 dus subsi– diejaar 1991. Hierdoor is op dit moment (1 december 1992) de achterstand in verplichtingenregels 8717 en in guldens f 9,3 miljard. Overigens betekent het begrip «achterstand» hier niet dat ook in alle gevallen daadwerkelijk tot afrekening kan worden overgegaan. Waar het streven om volledig te kunnen inlopen niet wordt gehaald, kan dit onder meer het gevolg zijn van het niet kunnen afrekenen door wettelijke belemmeringen en/of afwijkende verantwoordingstermijnen. Voorbeelden zijn: nog niet van kracht zijnde regelgeving, in behan– deling zijnde beroepen en meerjarige projecten. Het afrekenen (en daarmee ook het wegwerken van de achterstand) krijgt binnen WVC veel aandacht. Om stroomlijning en kwaliteitsverbe– tering bij het afrekenen te bewerkstelligen is de handreiking voor subsi– diebeheer ingevoerd, alsmede het bijbehorende sanctiebeleid bij niet tijdig inzenden van de voor de definitieve afrekening van subsidies benodigde verantwoordingsstukken. De eerste effecten hiervan zullen dit jaar merkbaar zijn. De stijging van de ontvangsten op artikel 0201 in de 2de suppletore wet 1992 (ad 150) heeft overigens betrekking op de overboeking van het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
10
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met een bijdrage in de kosten van een aantal in de sportsector tewerkgestelde emancipatie-medewerkers. Deze toelichting is opgenomen bij het uitga– venartikel 03.01. De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. d'Ancona
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 933, nr. 7
11