Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
24 400 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996
Nr. 99
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 25 april 1996 De vaste commissie voor Defensie1 heeft op 10 april 1996 overleg gevoerd met staatssecretaris Gmelich Meijling van Defensie over het beleidsvoornemen met betrekking tot de vestigingsplaats van het Marine elektronisch en optisch bedrijf (MEOB) (24 400 X, nr. 87). Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. De heer Poppe is als niet-lid van de commissie in de gelegenheid gesteld ook het woord te voeren. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Bukman (CDA), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD). Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmo¨ller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Mulder-van Dam (CDA), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP).
Mevrouw Van der Hoeven (CDA) herinnerde eraan dat de staatssecretaris in het overleg van 20 maart jl. heeft gesteld zich te willen bezinnen op het rapport-Bakkenist. In dat kader heeft een taakgroep onder leiding van Coopers & Lybrand dat rapport en het rapport Terug naar Oegstgeest vergeleken met de gegevens van de POL-groep. Volgens dit nadere onderzoek is de verplaatsing van het MEOB naar Den Helder verantwoord. Gegeven de samenstelling van de taakgroep en het feit dat de gegevens van Defensie als uitgangspunt zijn gebruikt, was mevrouw Van der Hoeven geneigd de stelling, dat er een onafhankelijk onderzoek is uitgevoerd, met een korreltje zout te nemen. Is het MEOB zelf bij de opstelling van het taakgroeprapport betrokken geweest en, zo ja, in welke vorm? Zij wees erop dat de staatssecretaris heeft toegegeven dat er nogal wat fouten zijn in de aannames in het POL-rapport, maar dat hij vervolgens redelijk luchtig heen is gestapt over de consequenties van die foute aannames. Hij stelt bijvoorbeeld dat de terugverdientijd wat langer wordt, doordat de investeringskosten hoger en de doelmatigheidswinst lager blijken te zijn. Die terugverdientijd wordt niet vier, maar elf jaar! Deze terugverdientijd wordt aangemerkt als «de prijs die Defensie betaalt voor het bevorderen van de werkgelegenheid in Den Helder». Dat betekent dat in het vervolg met defensiegeld werkgelegenheidsbeleid wordt gevoerd. Is dat nieuw kabinetsbeleid? Hoe moet dat worden gefinancierd in de krimp-toestand waarin het ministerie in feite verkeert? Voor de verplaatsing naar Den Helder wordt niet het argument van de
6K1430 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
1
1
doelmatigheidswinst aangevoerd, want die is er nauwelijks, maar wel het politieke argument dat dan aldaar de werkgelegenheid wordt bevorderd. Het ging evenwel bij deze operatie om doelmatigheid. In het POL-rapport werd als optimale doelmatigheidsoplossing genoemd: e´e´n bedrijf per krijgsmachtdeel e´n een gemeenschappelijk (paars) bedrijf, te vestigen in Rhenen. Waar niet alle aannames in het POL-rapport juist zijn, is het zelfs de vraag of die geschetste optimale oplossing werkelijk de beste is. Voor mevrouw Van der Hoeven waren er nog open vragen, met name inzake de vergelijking Rhenen-Oegstgeest. Wat is de waarde van de speciale gebouwen plus de grond in Oegstgeest? Zij kon zich niet voorstellen dat deze kapitaalvernietiging niet te berekenen zou zijn. Als de kosten daarvan meegeteld worden, zou het in Oegstgeest blijven wel eens voordeliger kunnen uitvallen dan de verplaatsing naar Rhenen, waarvoor in het Coopers & Lybrand-rapport een lichte voorkeur is uitgesproken. Er zijn tegenstrijdige berichten over de investeringen, de verplaatsingskosten, de ontsluitingskosten en de ontwerpkosten. Dat geldt ook voor de aannames over leegstaande ruimtes en grondprijs. Er zijn kanttekeningen mogelijk bij de berekening van de kosten van de ondergrondse infrastructuur. Ook over de exploitatiekosten leven er vragen. In Rhenen worden bijvoorbeeld bij de bewaking honden gebruikt en in Oegstgeest apparatuur. Al hebben al deze vraagpunten betrekking op de vergelijking tussen Rhenen en Oegstgeest, ze roepen wel de vraag op of in het hele proces wel de juiste parameters zijn gebruikt. Het doelmatigheidsargument, dat bij de oorspronkelijke beslissing al niet doorslaggevend was, lijkt nu helemaal naar de achtergrond verschoven te zijn, want de doelmatigheidswinst bij verhuizing naar Den Helder is 8,6 mln. per jaar kleiner. Kan worden aangegeven hoe dit structurele verlies van 8,6 mln. per jaar is verwerkt in de verdere berekeningen? De kosten van de verhuisoperatie zullen in elf jaar terugverdiend worden. Gegeven die 8,6 mln. vermocht mevrouw Van der Hoeven niet in te zien waaruit dan de efficiencywinst bestaat. Eigenlijk is het enige argument voor de verhuizing van het MEOB naar Den Helder de werkgelegenheidsimpuls die Den Helder ervan zou ondervinden. Het is evenwel de vraag of er wel sprake zal zijn van een werkgelegenheidsimpuls. Immers, als alles naar wens verloopt, worden er 500 al bezette banen verhuisd. Het gaat om langdurig opgeleide krachten, in wie veel tijd en geld is geı¨nvesteerd. Vandaar dat men zich geen leegloop kan permitteren. Het moet dus de bedoeling zijn dat die werknemers meeverhuizen. Krijgen die dan een verplaatsingstoelage? Komt er een reiskostenregeling voor oudere werknemers die niet willen verhuizen? Wordt deze mensen een baangarantie gegeven? Van die 500 werknemers hebben er 300 een partner die dan in Den Helder een baan gaat zoeken. Waar is het werkgelegenheidseffect dan? Is er geen sprake van het verplaatsen van een werkloosheidsprobleem? De werkgelegenheidscijfers in de regio Oegstgeest en de regio Den Helder ontlopen elkaar niet zoveel. De stelling dat de sociale problematiek bij de keuze voor Den Helder het kleinst is, is nogal relatief, zeker gezien vanuit het personeel dat in eerste instantie dacht naar Rhenen te moeten en vervolgens te horen heeft gekregen dat het naar Den Helder moet. Haar fractie wil de toekomst van het MEOB blijven bekijken vanuit de doelmatigheidsinvalshoek. Op basis van de nu voorliggende gegevens kan in dat kader niet worden beslist tot verhuizing naar Den Helder. De staatssecretaris stelt niet voor niets dat de verhuizing los staat van de doelmatigheidsoperatie. Omdat de door de staatssecretaris ingeslagen weg volgens haar niet de goede is, verzocht mevrouw Van der Hoeven hem het besluit te herroepen en de voor- en nadelen van vestiging in Den Helder, Oegstgeest en Rhenen naast elkaar te zetten, maar dan wel op basis van de juiste aannames.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
2
Mevrouw Sipkes (GroenLinks) stelde voorop dat haar fractie voorstander is van een efficie¨nte defensie-organisatie die ook daadwerkelijk ontschot is. Daarom wil ook zij op termijn toe naar een vierde onderhoudsbedrijf dat in principe voor de gehele krijgsmacht werkt. Het MEOB, dat niet alleen als onderhoudsbedrijf werkt voor de marine, maar ook voor de andere krijgsmachtdelen, zou heel goed de kern kunnen vormen van een dergelijk bedrijf. Deze strategie zou worden doorkruist door verhuizing naar Den Helder. Dit staat ook haaks op de gewenste doelmatigheid, waarvan sprake is in de intentieverklaring tussen Defensie en Den Helder. Mevrouw Sipkes benadrukte, dat een intentieverklaring geen contract is. Wil men de doelmatigheid in acht nemen, dan zal men niet voor Den Helder moeten kiezen, omdat dit excentrisch is gelegen en geconcentreerd is op e´e´n krijgsmachtdeel. Niet voor niets werd destijds in het POL-rapport zelfs niet van Den Helder gerept. De bedoeling van het onderzoek door Coopers & Lybrand was om door een zorgvuldige toetsing recht te doen aan de bezorgdheid van het personeel. Mevrouw Sipkes kon het geheel niet als zorgvuldig kwalificeren. Zij gaf aan dat er nogal wat op de cijfers is af te dingen. Zij ondersteunde derhalve de conclusie van het bureau Bakkenist dat nader onderzoek gewenst is en dat verplaatsing van het MEOB naar Den Helder in bedrijfseconomische zin niet rendabel is. Zij wees erop dat de staatssecretaris het totale bedrag aan doelmatigheidswinst van ruim 18 mln. geheel toeschrijft aan de MEOB-verhuizing, terwijl bij haar weten tweederde van die winst afkomstig is van de reorganisatie bij de land- en luchtmacht. Het is bovendien nog de vraag of als gevolg van de te verwachten bezuinigingen bij Defensie in de toekomst de zogenaamde extra MEOB-werkgelegenheid in Den Helder niet weer weggesaneerd wordt. Is om die reden niet te verwachten dat jongere medewerkers van het MEOB hun heil elders zullen zoeken? Tegelijkertijd leeft algemeen de wens een begin te maken met een ook voor de toekomst kwalitatief hoogwaardig interservicebedrijf. Als tweede criterium hanteert de staatssecretaris het sociale aspect. De werkgelegenheidssituatie in de Kop van Noord-Holland is inderdaad een probleem, maar daarin is dit gebied helaas geen uitzondering. De werkgelegenheidssituatie rond Leiden is ook niet echt rooskleurig, terwijl het faillissement van Fokker er mogelijkerwijs ook nog merkbaar zal worden. Volgens de cijfers van het arbeidsbureau zijn de werkgelegenheidsvooruitzichten in Den Helder en omgeving beter dan die in Leiden en omgeving. De sterke nadruk die in het besluit is gelegd op de werkgelegenheid, is dan ook onterecht. Gezien alles wat er op basis van de intentieverklaring voor Den Helder is gedaan, mag men daar niet mopperen, zeker niet wanneer men dat vergelijkt met wat er voor andere regio’s is gedaan die ook zijn geconfronteerd met de personeelsinkrimping van Defensie. Graag zag mevrouw Sipkes ook op dit stuk een meer samenhangend overheidsbeleid. Enerzijds wil de staatssecretaris 500 werknemers met hun gezinnen naar Den Helder verplaatsen en anderzijds is er in Den Helder grote onrust over het dreigende vertrek naar Amsterdam van Noorderhaaks, een HBO-instelling. Gezien de nauwe verbondenheid van Noorderhaaks met de marine, verdient het aanbeveling na te gaan of deze instelling niet in Den Helder kan worden gehandhaafd. Mevrouw Sipkes stelde vast dat de staatssecretaris niet ingaat op de kritiek op het werkgelegenheidsbeleid in dezen. Zij wees erop dat naast «werk, werk, werk» het credo van de minister-president is dat dit een kabinet is voor a`lle Nederlanders, dus ook voor de MEOB-mensen in Oegstgeest. Zij kon zich niet aan de indruk onttrekken dat op de achtergrond van dit besluit voortdurend de vorige functie van de staatssecretaris nagalmt. Het lijkt eerder een gevoelsmatige dan een echt rationele beslissing. Het is wel sympathiek als mensen gevoelsmatig handelen, maar het verdient geen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
3
navolging. Het verzet van de MEOB-mensen is begrijpelijk. Immers, de overplaatsing betekent een forse inbreuk op het sociale leven van de werknemers en hun partners en kinderen. Bovendien begrijpen zij niet welke bedrijfsmatige of algemeen maatschappelijke redenen een verplaatsing naar Den Helder rechtvaardigen. Mevrouw Sipkes had waardering voor de goede organisatie van de protestactie van de MEOB-werknemers. Zij sprak de hoop uit dat de staatssecretaris aan het einde van dit overleg op zijn schreden zal terugkeren en zal mededelen dat de verhuizing naar Den Helder niet doorgaat en dat nader zal worden onderzocht op welke wijze in hetzij Oegstgeest, hetzij Rhenen verder gegaan kan worden met een goed functionerend doelmatig interservicebedrijf voor Defensie. De heer Hoekema (D66) stelde voorop dat bij een doelmatigheidsoperatie waarbij verschillende bedrijven worden geclusterd – het gaat om vijf a` zes vestigingen in den lande – elk voorstel belangrijke sociale implicaties heeft voor de mensen die werken in vestigingen die worden verplaatst en voor hun partners. Waarom is voor het onafhankelijke onderzoek gekozen voor Coopers & Lybrand, terwijl dit bureau kennelijk ook aan de wieg heeft gestaan van de POL-rapporten en het TOP-rapport? Is dat om praktische of om principie¨le redenen gebeurd? Waar het ging om een «second opinion», zou het begrijpelijker zijn geweest als een niet eerder bij deze zaak betrokken bureau was ingeschakeld om alle cijfers nog eens door te rekenen en er een onafhankelijk oordeel over te geven. In hoeverre kan het MEOB zich betrokken voelen bij de rapportage van Coopers & Lybrand, gezien de gesprekken die de taakgroep met o.a. het MEOB heeft gevoerd? Op 31 maart jl. hebben alle betrokkenen bij deze exercitie een akkoord bereikt over een aantal parameters, met name gelegen in de aantallen kubieke meters die nodig zouden zijn voor de ene en de andere optie, waarbij het trouwens ging om een vergelijking van Rhenen en Oegstgeest. Een volgende vraag betreft het offer dat men bereid moet zijn te brengen om een politiek gemotiveerd besluit te nemen tot een geste richting Den Helder. Het siert de staatssecretaris dat hij niet verbloemt dat hij bereid is genoegen te nemen met een suboptimale oplossing ten bate van de werkgelegenheid in Den Helder. De heer Hoekema berekende dat de opbrengst van verplaatsing van het MEOB naar Den Helder op jaarbasis 13,9 mln. is, terwijl de opbrengst bij het stichten van een gemeenschappelijk (paars) onderhoudsbedrijf in Rhenen 23 mln. zou zijn. Verplaatsing naar Den Helder betekent dus een fors financieel offer. Zijn deze cijfers juist? Het is naar zijn smaak toegestaan om een gebaar te maken naar een regio waar de werkgelegenheidsproblematiek knellend is. Echter, daarover zijn geen bindende juridische afspraken gemaakt. Wel is er tussen Defensie en Den Helder een convenant afgesloten. In dat convenant staat dat Defensie zich zal inspannen om vervangende werkgelegenheid te cree¨ren voor de teruglopende defensiewerkgelegenheid in Den Helder. Zo’n convenant is een intentieverklaring. In een aantal gevallen is Defensie erin geslaagd om externe instellingen te bewegen zich te vestigen in plaatsen waar veel defensiewerkgelegenheid verloren is gegaan. Dat heeft uiteraard de voorkeur boven een oplossing die het karakter heeft van het verplaatsen van een probleem van het ene naar het andere gebied. Wat zijn de verwachtingen over het verloop bij het MEOB? Hoeveel werknemers zullen meeverhuizen naar Den Helder? Hoeveel vacatures zullen door de verhuizing in Den Helder ontstaan en hoe zit het met de druk op de arbeidsmarkt aldaar die zal worden veroorzaakt door partners die meegaan en er een baan zoeken? Hoe is de verhouding op de arbeidsmarkt in Den Helder tussen de vraag naar arbeidsplaatsen en het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
4
soort aanbod dat wordt gecree¨erd bij overheveling van plaatsen uit Oegstgeest? Is er in Den Helder vooral vraag naar hoogopgeleide technici, de beroepsgroep waaruit het MEOB-bestand voor een groot deel bestaat, of naar andersoortige functies in midden- of lager kader? Op politieke en werkgelegenheidsgronden clustert de staatssecretaris al het marinewapentechnisch onderhoud in Den Helder. Wat is daarvan conceptueel het voordeel boven de eventuele clustering van een aantal wapenonderhoudsactiviteiten die niet strikt zijn gebonden aan de wapensystemen? Zou handhaving van drie afzonderlijke bedrijven, gecombineerd met de stichting van een vierde gemeenschappelijk bedrijf, geen voordelen hebben bij verdere krimp en bij verdere mogelijke commercialisering en privatisering boven verdere clustering per krijgsmachtdeel? Gevraagd welke oplossingsrichting hij voorstond en of zijn betoog niet een volkomen andere teneur had dan opmerkingen zijnerzijds in de pers over grote twijfel betreffende de verplaatsing, wees de heer Hoekema erop dat dit overleg is bedoeld om argumenten te wisselen. De antwoorden van de staatssecretaris op zijn vragen zullen richtinggevend zijn voor zijn conclusies. De heer Middel (PvdA) merkte op dat zijn fractie bij haar beoordeling kijkt naar wat er in het verleden, ook door vorige PvdA-fracties, is beloofd, naar het financie¨le plaatje van de efficiency-operatie, naar de werkgelegenheid en naar het sociale aspect. Door het defensie-apparaat zijn via POL twee varianten voorgesteld, een grijs bedrijf (het consensusmodel) en een paars bedrijf (het efficiencymodel). Op basis van het werkgelegenheidsargument kiest de staatssecretaris een eigen model. Op zich had de heer Middel er wel waardering voor, dat de staatssecretaris als politiek bestuurder de moed heeft om een politieke keuze te maken waarmee hij een andere richting uitgaat dan het apparaat. Het verband dat is gelegd met de voorgaande functie van de staatssecretaris, het burgemeesterschap van Den Helder, leek hem niet relevant. Uit de grote hoeveelheid cijfers die in de verschillende rapporten zijn neergelegd, blijkt dat het paarse bedrijf de meeste efficiencywinst oplevert. Vanuit de Kamer is gevraagd het MEOB te betrekken bij de contra-expertise. Echter, het is alleen maar gehoord door het bureau dat de contra-expertise heeft verricht. Dat is toch iets anders. Dat paarse bedrijf zou een bedrijf voor hoger onderhoud zijn. Als de mogelijkheid van zo’n interservicebedrijf nu wordt geschrapt, is de kans dan niet groot dat er later dubbel moet worden betaald doordat Defensie zich voor dat hoger onderhoud tot het particulier bedrijfsleven moet wenden, mogelijk zelfs in het buitenland? Loopt men niet het risico dat de bestaande expertise verdwijnt? Als er in de toekomst op Defensie wordt bezuinigd, zal dit ongetwijfeld in de eerste plaats gebeuren in de onderhoudssector. Wat levert het precies op als er, uiteraard uitgaande van de expertise van het MEOB, een paars bedrijf, waar dan ook gevestigd, in het leven wordt geroepen? Levert verplaatsing van het MEOB werkelijk een werkgelegenheidseffect op voor de regio Noord-Holland-noord of is er slechts sprake van verschuiving van banen? Deskundigen verwachten dat zo’n 120 MEOB-medewerkers niet meegaan. Als het MEOB naar Den Helder wordt verplaatst, zullen zo’n 300 partners van MEOB-medewerkers in die regio werk zoeken, terwijl de werkgelegenheid er al zo krap is. Bij samenvoeging met de Rijkswerf en Sewaco zullen er ook arbeidsplaatsen verdwijnen als gevolg van overlappende overhead. Verwacht mag worden dat er mensen van de Rijkswerf en Sewaco zullen moeten vertrekken, omdat Defensie moeilijk anders kan dan de mensen van het MEOB een baangarantie geven. Dat betekent dat er ontslagen vallen, daar waar men werkgelegenheid wil hebben. Daar staat tegenover dat een high
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
5
tech-bedrijf als het MEOB ook bij verplaatsing en samenvoeging met andere bedrijven een grote aanzuigende werking heeft. Is te voorzien om hoeveel arbeidsplaatsen het dan zal gaan? Bij het verplaatsen van zoveel banen zal er ook aanvullende werkgelegenheid in de infrastructuur komen. Het is alleen de vraag waar die overgeplaatste mensen gaan wonen. Het is helemaal niet gezegd dat zij zich in Julianadorp zullen vestigen, zoals de gemeente wel zou willen. De heer Middel stelde vast dat concrete cijfers ontbreken, terwijl toch op basis daarvan besluiten zouden moeten worden genomen. Inzicht in hoe het precies is gesteld met de werkgelegenheid ontbreekt. De werkgelegenheidssituatie in Noord-Holland-noord ziet er niet goed uit, maar schijnt in de toekomst beter te worden. Oegstgeest ligt op de grens van de slechte arbeidsmarktregio Haaglanden en de redelijke arbeidsmarktregio Rijnstreek, maar de vooruitzichten zijn niet rooskleurig. De sociale kant van de verhuizingsoperatie mag zeker niet veronachtzaamd worden, maar men moet zich wel realiseren dat zo’n nieuwe woonplaats in de praktijk meestal erg meevalt. De heer Middel zei, concluderend, dat voor zijn fractie de deur naar Den Helder niet dicht is, maar dat zij alleen wil besluiten op basis van argumenten en concrete cijfers. De bedoeling van de staatssecretaris is duidelijk, maar zijn argumentatie schiet te kort. De heer Middel stelde dat zijn fractie pas een definitief oordeel kan vellen als in de eerste plaats de vraag beantwoord is, wat een paars bedrijf precies aan efficiencywinst oplevert. Daarbij zullen de verschillende mogelijke vestigingsplaatsen moeten worden bezien. In de tweede plaats wil de fractie precies weten wat een verplaatsing aan werkgelegenheidseffecten oplevert. Bij interruptie werd gevraagd of de fractie het eens is met de bedoeling van de staatssecretaris. De heer Middel wees erop dat zijn fractie, destijds in de oppositie, in 1987 als eerste heeft gesteld dat de ontwikkelingen bij de marine in Den Helder moesten worden gecompenseerd en dat de fractie heeft aangedrongen op het convenant en de moties-Remkes en -Hoekema heeft ondertekend. De staatssecretaris komt met zijn voorstel op grond van opdrachten die hij vanuit de politiek heeft gekregen. De fractie is het er dus volstrekt mee eens dat de regio Noord-Holland-noord moet worden gecompenseerd, maar vraagt zich af of het voorliggende voorstel daartoe gee¨igend is dan wel in de praktijk niet zoveel zal voorstellen. De heer Van Middelkoop (GPV) vond het onverkwikkelijk dat de Kamer de laatste maanden is geconfronteerd met een soort rapportenoorlog met vele, vaak tegenstrijdige cijfers, wat oordeelsvorming bemoeilijkt. In zijn schriftelijke antwoorden ten behoeve van het overleg van 20 maart jl. stelde de staatssecretaris: «Door de interne communicatie zijn de krijgsmachtdelen volledig op de hoogte over de stand van zaken van de doelmatigheidsoperatie.» Dat blijkt niet te gelden voor het MEOB. Is het waar dat de normale regels in de sector Defensie voor overleg en medezeggenschap niet zijn gehonoreerd? Waarom is niet vastgehouden aan het uitgangspunt, te streven naar een paars bedrijf? Het zou de heer Van Middelkoop niets verbazen als de beslissing die nu wordt genomen, over een aantal jaren zal worden betreurd. Bij het ministerie van Economische Zaken is het een soort doctrine om kennisintensieve bedrijvigheid en werkzaamheid zoveel mogelijk te clusteren. Als men die doctrine in deze sector toepast, zou een paarse constructie logischer zijn dan het voorstel dat de staatssecretaris nu doet. Het belangrijkste argument van de staatssecretaris wordt gevormd door de regionale werkgelegenheidsproblemen in de Kop van Noord-Holland. Intentieverklaringen moeten serieus worden genomen, maar bevatten niet meer dan een streven. Zijn er nog meer van dergelijke convenanten? In de intentieverklaring is geen resultaatsverplichting vastgelegd. De heer Van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
6
Middelkoop bleef het curieus vinden dat een bedrijf, de krijgsmacht, dat met een sterke afslankingsoperatie bezig is, een regio toezegt ernaar te streven iets aan de werkgelegenheid daar te doen. De toenmalige burgemeester van Den Helder kan worden gecomplimenteerd met het bereiken van deze intentieverklaring, maar de Kamer is er niet aan gebonden. De heer Van Middelkoop zette uiteen dat het werkgelegenheidsargument macro gezien zwak is. Hij vroeg zich bovendien af of het type werkgelegenheid dat het MEOB biedt wel zo gunstig is voor Den Helder. De huidige burgemeester heeft namelijk gesteld, Den Helder de komende vijf jaar van een defensieregio te willen omvormen tot een civiele regio. Deze beslissing van de staatssecretaris draagt daar niet toe bij. In de motie-Remkes werd overigens gevraagd om een economisch actieplan voor de Kop van Noord-Holland, om infrastructurele randvoorwaarden en om versterking van de marktsector. In de uitwerking ervan werd aanbevolen de werkgelegenheid te differentie¨ren en Den Helder minder afhankelijk te maken van een enkele grote werkgever. De heer Van Middelkoop achtte het werkgelegenheidsargument dan ook steriel en wilde derhalve terugkeren tot het oorspronkelijke doel van de operatie: de doelmatigheid. Hij verzocht de staatssecretaris diens voorgenomen besluit niet uit te voeren en verder onderzoek te laten doen naar een paars bedrijf of besluitvorming in die richting in gang te zetten. De heer Verkerk (AOV) merkte op dat in het rapport van het bureau Bakkenist, dat in samenwerking met de vakgroep Ruimtelijke economie van de Vrije universiteit is opgesteld, enkele bijzonder kritische kanttekeningen zijn geplaatst bij het voorstel van de staatssecretaris. Een van de belangrijkste conclusies is, dat de verhuizing enerzijds ge´e´n versterking oplevert van de economische structuur van de regio Noord-Holland-noord en anderzijds wellicht wel een verzwakking van de economische structuur in de regio Rijnstreek. De relatief eenzijdige economische structuur van Den Helder zal weinig veranderen. De stad blijft afhankelijk van e´e´n werkgever en de zo noodzakelijke diversiteit neemt door deze verhuizing vooralsnog niet toe. Op een termijn van vijf jaar zal de verhuizing nauwelijks een bijdrage leveren aan de vermindering van de bestaande werkloosheid in Den Helder. Daarnaast zijn de vacatures die zullen ontstaan, slechts in beperkte mate op te vullen door werklozen uit de regio Den Helder. De mensen in de regio rond Oegstgeest zullen hun baan verliezen en moeilijk een andere baan kunnen vinden. Dat, zoals de staatssecretaris stelt, een bedrijf met specifieke marinetaken thuishoort in de Kop van Noord-Holland was volgens de heer Verkerk niet correct, aangezien maar 30% van wat het MEOB in Oegstgeest maakt bestemd is voor Den Helder. Zijn fractie heeft vooralsnog grote moeite met het voorstel en wil pas een definitief standpunt bepalen nadat de volgende vragen zijn beantwoord. Wat is de reactie van de staatssecretaris op de stelling van Bakkenist, dat de verplaatsing amper een bijdrage levert aan de werkgelegenheid in Den Helder? Welke sociale maatregelen zijn er genomen, met name voor de oudere werknemers? Wordt er een baangarantie gegeven? Wat gaat er, als de verhuizing doorgaat, gebeuren met de MEOB-gebouwen in Oegstgeest waarin de afgelopen jaren miljoenen zijn geı¨nvesteerd? Is de staatssecretaris ervan overtuigd dat er opdrachten voor het MEOB zullen blijven komen? Of denkt hij dat het mogelijk is dat men op den duur opdrachten aan particuliere bedrijven zal geven? De heer Van den Doel (VVD) betoogde dat het ontbreken van draagvlak bij het personeel van het MEOB voor de beslissing om het bedrijf te verhuizen naar Den Helder, de reden is voor het debat in deze vorm. Hij noemde het van belang dat als Defensie ingrijpende besluiten neemt in het kader van de doelmatigheidsoperatie, het personeel met
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
7
grote zorgvuldigheid wordt geı¨nformeerd en gemotiveerd, opdat er onder dat personeel draagvlak ontstaat voor zo’n besluit. Een goede en open communicatie tussen de beleidsmakers en degenen die het beleid moeten uitvoeren en er de gevolgen van ondervinden, is van belang. Men heeft te maken met mensen en niet alleen met het wijzigen van organisatietabellen. De heer Van den Doel zei dat zijn fractie begrip heeft voor de gevoelens van het MEOB-personeel en hoopt dat er vandaag duidelijkheid komt voor de werknemers en hun gezinnen die sinds december in onzekerheid verkeren e´n voor de gemeente Den Helder. De fractie waardeert het dat de tegenvoorstellen en de kritische commentaren van het MEOB op de beslissing van de staatssecretaris om het MEOB te verplaatsen, op een volwassen manier zijn benaderd. Elke medaille heeft twee kanten: handhaving van het onderhoudsbedrijf in Oegstgeest heeft natuurlijk gevolgen voor het personeel in Dongen, Rhenen of Leusden. Uiteraard ontstaat onrust daar waar de klappen vallen. Met het verdelen van de pijn, de kaasschaafmethode, had de doelstelling niet kunnen worden gehaald. Het gaat dus om een afweging in een bredere context en niet alleen om de keuze tussen Oegstgeest en Den Helder. Het gaat om een operatie in het kader van vergroting van de doelmatigheid. Een dergelijke operatie kan evenwel niet louter boekhoudkundig worden benaderd. Er zal ook moeten worden gekeken naar de sociale gevolgen en de inpasbaarheid in een groter organisatorisch geheel. De staatssecretaris heeft aangevoerd dat de verplaatsing van het MEOB uit Oegstgeest naar Den Helder een geringere sociale problematiek tot gevolg heeft dan andere varianten, omdat daarin meer mensen moeten verhuizen. Het gaat in feite om de keus tussen het verhuizen van 500 gezinnen en het verhuizen van ruim 800 gezinnen. Dat belangrijke punt is wel genoemd in het rapport-Bakkenist, maar er is geen consequentie aan verbonden. Alle rapporten zijn bedrijfseconomisch gericht. Aan de sociale aspecten is geen prijskaartje gehangen. Het is zonder meer waar dat met een paars bedrijf een grotere doelmatigheid zal worden behaald. Vanuit de politieke invalshoek gezien heeft de staatssecretaris zich gecommitteerd aan een totale doelmatigheidsoperatie van 450 mln. Het gaat nu om de invulling van de deelaspecten. Voor de fractie van de heer Van Den Doel is het uitgangspunt niet dat nu per definitie moet worden gekozen voor de optie die de grootste doelmatigheid oplevert. De staatssecretaris zal politiek worden afgerekend op het halen van die 450 mln. Het gaat erom of het verschil in doelmatigheid van de ene of de andere optie opweegt tegen met name de sociale en organisatorische aspecten. De heer Van den Doel ging ervan uit dat de staatssecretaris elders het verschil in doelmatigheidsopbrengst zal kunnen compenseren. Kan meer duidelijkheid worden gegeven over de omvang van de kapitaalvernietiging in Oegstgeest? Het MEOB-actiecomite´ gaat uit van 100 mln. De staatssecretaris heeft in de eerder genoemde antwoorden gesteld dat er de laatste vijf jaar 22 mln. in is geı¨nvesteerd, terwijl Coopers & Lybrand rept van een boekwaarde van 37 mln. Er is duidelijk gekozen voor e´e´n bedrijf per krijgsmachtdeel en niet voor samenvoeging van het hoger onderhoud aan elektronica en optronica in e´e´n bedrijf. Volgens het rapport-Bakkenist is dit in efficiency-opzicht geen goede keuze, omdat dan in feite een zestal kleinere bedrijven wordt gecree¨erd, overigens wel bedrijven met 800 tot 2300 personeelsleden. Hoe ziet de staatssecretaris de efficiency in de toekomst, uitgaande van zijn keuze? Ook de heer Van den Doel vroeg zich af wat de waarde is van de vele verschillende cijfers. Bovendien kunnen situaties snel veranderen, zoals blijkt nu sluiting van Fokker dreigt. Wel heeft het gebied RijnstreekHaaglanden meer vermogen om wegvallende werkgelegenheid te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
8
compenseren dan de Kop van Noord-Holland. De werkgelegenheidscijfers van Den Helder steken bovendien nog negatief af bij de toch al lage cijfers voor de gehele Kop van Noord-Holland. Het vorige kabinet heeft met Den Helder een bestuurlijke afspraak gemaakt, die tot nu toe weinig inhoud heeft gekregen. De Kamer is er zelf debet aan, dat die afspraak nu een rol heeft gespeeld. Immers, in november heeft de Kamer de staatssecretaris bij de begrotingsbehandeling herinnerd aan het convenant. Als de overheid zo’n afspraak maakt met een gemeente, moet zij, om geloofwaardig te blijven, ernaar streven daaraan inhoud te geven. Ook de heer Van den Doel vroeg naar harde argumenten voor het niet doorgaan van het paarse bedrijf. De sociale gevolgen van de overplaatsing zijn fors. Voor militairen is het normaal dat zij vier of vijf keer in hun loopbaan verhuizen; voor burgerdefensiepersoneel ligt dat anders. Het is verheugend dat er duidelijkheid is gegeven over behoud van werk bij overplaatsing. Aangenomen mag worden, dat dit niet voor e´e´n jaar geldt. In de schriftelijke antwoorden is duidelijkheid gegeven over de termijn waarop de verhuizing zou moeten plaatsvinden. Het gefuseerde MEOB-Sewaco zou in 2001 operationeel moeten zijn. In veel gevallen zal men dus zelf de komende vijf jaar het moment kunnen uitkiezen waarop men wel of niet verhuist. Welk sociaal plan kan in geval van de verhuizing tegemoet worden gezien? Het personeel is bezorgd over behoud van kwaliteit en werkaanbod. Aan welke maatregelen wordt gedacht als mensen die essentie¨le functies vervullen ontslag nemen, omdat zij niet naar Den Helder willen? Welke invloed kan dit hebben op de inzetbaarheid van onderdelen van de krijgsmacht? Is er een garantie dat het werk dat nu voor andere krijgsmachtdelen, met name de Koninklijke Landmacht, wordt gedaan, bij het MEOB blijft? Ziet de staatssecretaris bij verhuizing van het MEOB naar Den Helder een inspanningsverplichting richting de gemeente Oegstgeest, bijvoorbeeld als toekomstige locatie voor de staf van het DICO? De heer Poppe (SP) noemde het duidelijk dat het MEOB-personeel in hoge mate betrokken is bij het hoogwaardige en gespecialiseerde werk dat het verricht en dat de gespecialiseerde werknemers niet zomaar gemist kunnen worden, zonder dat de kwaliteit van het werk er ernstig onder lijdt. Ook is duidelijk dat er veel in Oegstgeest is geı¨nvesteerd. Hij stelde vast dat de staatssecretaris een tweeledig doel nastreeft met de overplaatsing van het MEOB: efficiencyverbetering en het cree¨ren van werkgelegenheid in Den Helder. De vele gestelde vragen geven aan dat niet is aangetoond dat die doelen worden gehaald, zodat de argumentatie voor de drie-bedrijvenoptie flinterdun is. De mening van de projectgroep Onderhoud en logistiek dat e´e´n onderhoudsbedrijf per krijgsmachtdeel en e´e´n gemeenschappelijk bedrijf voor hoger onderhoud aan elektronica en optronica de beste oplossing is, is niet weerlegd. Het is het goedkoopst en doelmatigst dat in Oegstgeest te concentreren. Verplaatsing van het MEOB zal betekenen dat de investeringen in Oegstgeest in hoogwaardige werkruimtes moeten worden afgeschreven en dat er nieuwe investeringen moeten worden gedaan in Den Helder. Het in opdracht van de dienstcommissie van het MEOB uitgevoerde onderzoek door het bureau Bakkenist geeft niet aan dat er efficiencywinst te behalen valt, integendeel. Het verplaatsen van het MEOB is volgens de heer Poppe een weinig creatieve oplossing voor de werkgelegenheidsproblemen in Den Helder, omdat de mensen met het werk meekomen, terwijl er werkgelegenheid wordt onttrokken aan Oegstgeest, waar de werkgelegenheidssituatie niet veel beter is dan in Den Helder. De gezinsleden van de MEOB-werknemers die nu in of rond Oegstgeest werken, zullen zich op de arbeidsmarkt van Den Helder melden, waardoor de spanning op die arbeidsmarkt eerder toe dan af zal nemen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
9
Een ander probleem is dat niet alle gespecialiseerde medewerkers van het MEOB bereid zullen zijn om mee te verhuizen, wat kan betekenen dat er een situatie ontstaat waarin de noodzakelijke hoogwaardige kwaliteit van het werk in het gedrang komt. De fractie van de heer Poppe is van oordeel dat de staatssecretaris de doelstellingen die hij voor ogen heeft bij verplaatsing van het MEOB naar Den Helder, niet heeft kunnen staven met bewijzen. Over blijft een oude afspraak tussen de vorige burgemeester van Den Helder met de vorige staatssecretaris van Defensie. De fractie vindt het voorstel van de staatssecretaris slecht voor de mensen en voor ’s lands financie¨n, onlogisch en niet creatief. Antwoord van de regering De staatssecretaris wees erop dat het bureau Coopers & Lybrand algemeen adviseur is van de voorzitter van het POL en dat het niet betrokken was bij het rapport over de hoger onderhoudsbedrijven van Defensie. De werkgroep POL bestrijkt een groot aantal terreinen, waaronder de onderhoudsbedrijven. Het bureau is niet betrokken geweest bij dat specifieke aspect van de taak van de werkgroep. Als dat wel het geval was geweest, dan zou er een ander bureau zijn ingeschakeld voor het onderzoek waarom de Kamer op 20 maart heeft gevraagd en dat heeft geresulteerd in het de vorige week uitgebrachte rapport met de titel Doelmatigheid en politiek commitment bepalen de toekomst van het MEOB. De Kamer zal zelden in zo grote mate tot in detail zijn geı¨nformeerd als in dit geval is gebeurd. Dat kon niet zonder vele cijfers en rapporten over te leggen. Het rapport van Coopers & Lybrand is integraal toegezonden, om de Kamer onverkort inzicht te geven in de feiten waarop de staatssecretaris zijn voornemen had gebaseerd om het MEOB van Oegstgeest te verplaatsen naar Den Helder. In dit rapport zijn de aannames en berekeningen van de drie eerdere rapporten nader beschouwd. Er is gesproken met de vertegenwoordigers van de dienstcommissie en de directie van het MEOB en met de opstellers van het rapport-Bakkenist. De staatssecretaris heeft zelf op 9 april gesproken met de directeur van het MEOB en de voorzitter van de dienstcommissie. Zij konden zich vinden in de gehanteerde berekeningsmethoden en de uitkomsten daarvan, voor zover het gaat om het driebedrijvenmodel. Zij waren uiteraard niet gelukkig met het besluit van de staatssecretaris. De bewindsman was uiteraard verheugd dat de vraagtekens die het bureau Bakkenist had geplaatst bij het voornemen om het MEOB naar Den Helder te verplaatsen, geen uitroeptekens zijn geworden. Het nieuwste rapport valideert de basis waarop hij zijn besluit had genomen. Dat de doelmatigheidswinst bij deze optie niet maximaal is, had de staatssecretaris al meermalen vermeld. Hij ging vervolgens in op de keuze voor het driebedrijvenmodel met vooralsnog vijf vestigingen. Doelmatigheidsoperaties hebben bijna altijd als neveneffect verhuizingen en sociale consequenties. In alle ontwikkelde opties waren de consequenties aanzienlijk. Deze waren het minst groot bij het driebedrijvenmodel, doordat dat de minste verhuizingen vergt. Het driebedrijvenmodel biedt organisatorische eenvoud en draagvlak bij de krijgsmachtdelen, omdat die elk een eigen onderhoudsbedrijf hebben. De additionele investeringen zijn in dit model het laagst. De staatssecretaris stelde dat naast de doelmatigheid voor hem de belangrijkste reden voor zijn keuze een politieke is geweest. Berekend is dat bij het cree¨ren van een paars bedrijf in Rhenen de doelmatigheidswinst 27 mln. zal zijn en bij de nu gedane keuze zo’n 8 mln. minder. In het advies van de Taakgroep onderhoudsbedrijven is vermeld dat bij het vierbedrijvenmodel 826 arbeidsplaatsen zouden moeten worden verplaatst. In dat oorspronkelijke advies, waarbij werd uitgegaan van een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
10
paars bedrijf in Rhenen en van drie kleinere bedrijven bij de afzonderlijke krijgsmachtdelen, werd uitgegaan van het verplaatsen van ongeveer 85 arbeidsplaatsen van het MEOB Oegstgeest naar Den Helder en van de overige 415 naar Rhenen. De nu gemaakte keuze betekent dat er ongeveer 325 arbeidsplaatsen minder behoeven te worden verplaatst, ofte wel 40% minder verhuizingen en 40% minder kans dat partners hun baan verliezen of dat kinderen van school moeten veranderen. Desgevraagd zei hij dat bij zijn weten geen berekening is gemaakt van de financie¨le gevolgen van plaatsing van een paars bedrijf in Oegstgeest. Zo’n berekening is wel gemaakt voor plaatsing in Den Helder. De staatssecretaris had de indruk dat plaatsing in Oegstgeest duurder zou uitkomen, omdat anders in het POL-rapport wel voor Oegstgeest en niet voor Rhenen zou zijn gekozen. In het Coopers & Lybrand-rapport zijn alle opties uitgewerkt. Een tweede overweging die maximale doelmatigheidswinst in de weg staat, is de werkgelegenheid in Den Helder. In het met de gemeente gesloten convenant staat, dat Defensie ter compensatie van het verlies aan arbeidsplaatsen zal streven naar structurele vervangende werkgelegenheid. Defensie heeft zich verplicht bij nieuwe activiteiten of bij verplaatsing van bestaande activiteiten plaatsing in Den Helder in overweging te nemen, met inachtneming van de doelmatigheid. Dat is in dit geval gebeurd met een positieve uitkomst voor Den Helder. Bij deze keuze bedraagt de doelmatigheidswinst nog altijd 18,4 mln. Desgevraagd beaamde de staatssecretaris dat hiervan 4,5 mln. verband houdt met de samenvoeging met Sewaco en de Rijkswerf. Dat geldt evenwel ook voor de paarse optie. Er zijn geen andere soortgelijke convenanten. Het convenant met Den Helder is gesloten, omdat de structurele werkgelegenheid in Den Helder en de rest van de Kop van Noord-Holland buitengewoon zwaar was getroffen door de bezuinigingsmaatregelen bij Defensie. Overigens, het is gesloten na aandrang van het parlement en naar aanleiding van vragen die zijn gesteld in de staten van Noord-Holland. De staatssecretaris bleef erbij dat de door hem gemaakte keuze een goed compromis is tussen enerzijds het streven naar een zo groot mogelijke doelmatigheidswinst en anderzijds het beperkt houden van de sociale gevolgen en het bevorderen van de werkgelegenheid in Den Helder. De langere terugverdientijd is in zijn ogen daarvoor een aanvaardbare prijs. De investeringen in Den Helder zullen circa 77 mln. bedragen. De doelmatigheidswinst van het overbrengen van het MEOB naar Den Helder sec zal circa 7 mln. per jaar bedragen, zodat de investeringen in elf jaar terugverdiend worden. Deze terugverdientijd is dus gebaseerd op efficiencywinst. Daarnaast is er sprake van een efficiencyverlies van circa 9 mln. De gepresenteerde cijfers over de werkloosheid in de regio NoordHolland-noord geven de indruk dat het in die regio wel meevalt met de werkloosheid. Immers, de werkloosheid is er weliswaar een fractie hoger dan in de regio Oegstgeest, maar blijft wel onder het landelijk gemiddelde. De cijfers vertekenen de werkelijkheid evenwel behoorlijk. Het gaat namelijk niet zozeer om de werkloosheid als wel om de werkgelegenheid. Die is in de regio Noord-Holland-noord aanzienlijk teruggelopen, doordat duizenden arbeidsplaatsen bij Defensie verloren zijn gegaan. Vanwege het sociale beleid van Defensie vertaalt dit zich niet in de werkloosheidsstatistieken. Velen zijn vervroegd uitgetreden en anderen bevinden zich nog in het vangnet van het Sociaal beleidskader (SBK). Om die reden is er in het convenant tussen Defensie en Den Helder sprake van het behoud van werkgelegenheid en niet van het bestrijden van werkloosheid. Verplaatsing van het MEOB naar Den Helder zal volgens de staatssecretaris een belangrijke impuls zijn voor de werkgelegenheid aldaar. Deze wordt namelijk met ten minste 500 arbeidsplaatsen uitgebreid, terwijl daaraan conform zijn toezegging nog eens 85 arbeidsplaatsen zullen worden toegevoegd. Inderdaad zullen er op korte termijn geen spectacu-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
11
laire veranderingen optreden in de (vertekende) werkloosheidsstatistieken. Naar verwachting zal de vestiging op langere termijn wel degelijk positieve invloed hebben op het terugdringen van de werkloosheid, met name de jeugdwerkloosheid. Zoals bij elk bedrijf zullen er ook bij het MEOB na verloop van tijd vacatures ontstaan, die dan kunnen worden vervuld door (nieuw opgeleide) mensen uit de regio Den Helder. Een bijkomend voordeel is dat er in de regio Den Helder buitengewoon veel technische opleidingen zijn. De werkzaamheden van het MEOB sluiten goed aan bij het onderwijs in die regio. Bij interruptie werd erop gewezen dat die technische opleidingen juist uit Den Helder dreigen te verdwijnen en dat bij jeugdwerkloosheid veelal sprake is van werkloosheid onder een andere categorie jeugd dan die welke zo’n hoogwaardige opleiding heeft. De staatssecretaris zei op grond van zijn negenjarig verblijf in Den Helder te weten dat er in de Kop van Noord-Holland met name behoefte is aan dit soort werkgelegenheid. Hoogopgeleide jonge mensen kunnen op dit moment niet of nauwelijks werk vinden in Den Helder. Vervolgens werd bij interruptie tegengeworpen dat er pas van een echt werkgelegenheidseffect sprake is, wanneer een (bijvoorbeeld buitenlands) bedrijf zich in Den Helder vestigt en werknemers uit de regio aantrekt en dat dat effect in dit geval alleen zou kunnen worden bereikt als het MEOB zonder werknemers werd overgeplaatst. De staatssecretaris herinnerde eraan er al op te hebben gewezen dat deze problemen niet direct zullen worden opgelost met de overplaatsing van het MEOB. Wel worden er structureel 500 (eigenlijk 585) hoogwaardige arbeidsplaatsen toegevoegd aan het bestaande aantal arbeidsplaatsen. Op den duur zullen die arbeidsplaatsen vrijkomen voor mensen uit de regio. In reactie op een volgende interruptie wees hij erop dat er sinds zijn aantreden in het kader van de doelmatigheidsoperatie vele defensiebedrijven zijn verplaatst of gesloten en dat vele kazernes zijn gesloten, wat altijd gepaard is gegaan met verplaatsing van personeel. Dat in de intentieverklaring het scheppen van werk voor de jeugd niet afzonderlijk is genoemd, is zijns inziens niet vreemd, omdat niet alle categoriee¨n afzonderlijk zijn genoemd. Hij benadrukte dat de overplaatsing van het MEOB jaarlijks 13,9 mln. doelmatigheidswinst zal opleveren. Bij interruptie werd vervolgens gesteld dat er een wezenlijk verschil is tussen de verhuizingen vanwege sluiting van kazernes en dergelijke in het kader van de doelmatigheidsoperatie en de verhuizingen die het gevolg zijn van deze politieke beslissing, waarbij de doelmatigheid niet optimaal een rol speelt. De staatssecretaris was het hiermee niet eens. Hij had gekozen voor minder doelmatigheid, maar ook voor een beperktere sociale problematiek, omdat zijn keuze leidt tot 350 verhuizingen minder. Bij interruptie werd tegengeworpen dat niet alle varianten volledig zijn onderzocht, zodat het niet zeker is dat de door de staatssecretaris gekozen variant leidt tot de minste verhuizingen. Berekend zou moeten worden hoeveel verhuisbewegingen en functieveranderingen vestiging van het paarse bedrijf in Oegstgeest tot gevolg zou hebben. De bewindsman zei in reactie hierop dat die optie 850 a` 900 verhuizingen tot gevolg zou hebben. Uiteraard zouden de mensen, werkzaam in gemeenten als Rhenen, Woensdrecht en Dongen, daar dan ook protest tegen aantekenen. Van de 500 arbeidsplaatsen van het MEOB zouden er hoe dan ook 85 worden overgeheveld naar Den Helder. Vanwege de concentratie met Sewaco en de Rijkswerf zullen er naar verwachting in de loop der jaren 44 functies verloren gaan. De staatssecretaris vertrouwde erop, dat natuurlijk verloop ontslagen overbodig zal maken. In de schriftelijke antwoorden van 12 maart is al gemeld dat voor de MEOB-werknemers die meeverhuizen naar Den Helder een baangarantie geldt, die veel verder gaat dan in het Sociaal beleidskader mogelijk is. De keuze voor e´e´n bedrijf per krijgsmachtdeel zal zeker op de korte termijn de komst van een paars bedrijf niet bevorderen. Daar staat
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
12
tegenover dat binnen de krijgsmachtdelen een grote mate van synergie mogelijk is tussen de verschillende activiteiten. Naar verwachting zal verdere doelmatigheidswinst mogelijk zijn, maar dan niet tussen, doch binnen de krijgsmachtdelen. Er wordt thans ook al onderzoek krijgsmachtbreed uitgevoerd. De werklast voor de bedrijven zal afnemen en dat is, voor zover die afname te overzien is, meegenomen in de besluitvorming. Het was de staatssecretaris niet bekend of er meer werk van elders kan worden aangetrokken, waardoor de bedrijven voor hoger onderhoud beter kunnen worden benut. Hij wist evenmin of het doelmatiger is om nog meer werk uit te besteden, zodat deze bedrijven minder werk krijgen. Getracht wordt in het vervolgtraject hierin meer inzicht te krijgen, mede vanwege voorschriften van het ministerie van Economische Zaken, bijvoorbeeld over het werken voor derden, wat overigens steeds moeilijker wordt. Of het verloop bij het MEOB bovennormaal is, was de bewindsman niet bekend. Waar de verplaatsing eerst in 1998 en 1999 zal worden uitgevoerd, is niet te voorspellen welke vacatures zullen ontstaan en door werknemers uit Den Helder zullen moeten worden bezet. Wel heeft de directeur van het MEOB gezegd te vrezen voor een uitstroom van personeel, ook van mensen die het bedrijf moeilijk zal kunnen missen. Bij verplaatsing zal voor het MEOB-personeel het SBK gelden. Er zal sprake zijn van flankerend beleid bij functieverplaatsing, extra inspanningen bij het bemiddelen van huisvesting, arbeidsbemiddeling voor partners, verhuiskostenvergoeding en baangarantie voor de meeverhuizende werknemers tot zij met VUT of pensioen gaan. Dat is dus meer dan het SBK behelst. Het zou ook vreemd zijn om mensen tegen hun zin over te plaatsen en hen vervolgens na enkele jaren te ontslaan. De staatssecretaris ontkende dat hij eerst voor verplaatsing naar Rhenen heeft gekozen en pas daarna voor verplaatsing naar Den Helder. De vastgestelde procedures voor medezeggenschapsoverleg worden strikt gevolgd. De DPKM heeft reeds in december opdracht gekregen om overleg te plegen met de bijzondere commissie Koninklijke Marine. Dat overleg is gevoerd. Met de dienstcommissie van het MEOB zal overleg worden gepleegd over de modaliteiten van de verplaatsing. Er is al informeel overleg geweest met de dienstcommissie en de directeur van het MEOB en met de voorzitters van de centrales. De bewindsman bestreed dat zijn vorige functie een belangrijke rol heeft gespeeld bij zijn beslissing. Bij de begrotingsbehandeling is door de Kamer gevraagd iets te doen voor de Kop van Noord-Holland. Hij zei zich te houden aan zijn toen gegeven antwoord, dat onder meer behelsde dat bij bepaling van de co-locatie voor bepaalde bedrijven of werkplaatsen in eerste instantie naar Den Helder zou kunnen worden gekeken. Waar door de inkrimping van het defensie-apparaat in Den Helder en omgeving structureel ongeveer 4000 arbeidsplaatsen zijn vervallen, zijn 585 structurele arbeidsplaatsen ter vervanging niet zoveel. Niet ontkend kan worden dat bij vestiging van een bedrijf met 500 arbeidsplaatsen, de structurele werkgelegenheid in de vestigingsplaats toeneemt. Die mensen gaan er wonen, inkopen doen en dergelijke. Bij interruptie werd tegengeworpen dat de omgekeerde redenering dan voor Oegstgeest gaat gelden en dat de werkgelegenheidsproblemen in Nederland niet worden opgelost door het verplaatsen van bestaande bedrijven, maar door het aantrekken van nieuwe bedrijven. De staatssecretaris wees erop dat er geen convenant met Oegstgeest is. Verplaatsing van het MEOB of welk ander bedrijf dan ook, kan uiteraard problemen opleveren voor werkende partners, afhankelijk van de mogelijkheid om ook elders werk te krijgen. Verondersteld mag worden dat het op bepaalde gebieden voor de partners van overgeplaatste MEOB-werknemers moeilijk zal zijn werk te vinden in de Kop van Noord-Holland. Dit aspect kan overigens niet bepalend zijn bij het nemen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
13
van een beslissing, omdat daarbij nu eenmaal moet worden uitgegaan van het eigen bedrijf en de eigen werknemers. Nadere gedachtenwisseling Mevrouw Van der Hoeven (CDA) stelde vast dat de nu genoemde baangarantie tot VUT of pensioen iets anders is dan in de stukken stond. Als die baangarantie, die naar zij veronderstelde niet alleen voor het MEOB-personeel zal gelden, wordt gehanteerd, zal de door de staatssecretaris beoogde werkgelegenheidsimpuls pas op heel lange termijn gestalte kunnen krijgen. Met de overplaatsing wordt haars inziens niet structureel iets gedaan aan de werkloosheid in Den Helder. Alle stukken en de antwoorden overwegend, vond mevrouw Van der Hoeven de politieke beslissing van de staatssecretaris niet overtuigend. Hij is wel overtuigend wat het niet kiezen voor paars betreft. De staatssecretaris geeft alleen de mogelijkheid met zijn beslissing in te stemmen of die af te wijzen. Mevrouw Van der Hoeven had gedacht dat er nog een derde optie mogelijk zou zijn: een nader onderzoek om de kosten en sociale gevolgen van vestiging van een paars bedrijf in Rhenen en Oegstgeest met elkaar te vergelijken. Waar die mogelijkheid er niet is, voelde zij zich genoodzaakt de Kamer om een uitspraak te vragen, waartoe zij de Kamer zou verzoeken het verslag van dit overleg op de plenaire agenda te plaatsen. Mevrouw Sipkes (GroenLinks) noemde het antwoord niet overtuigend voor wat het werkgelegenheidsaspect en de doelmatigheid betreft. Het antwoord was wel overtuigend in de afwijzing van een paars bedrijf. Een uitspraak van een collega-kamerlid citerend, stelde zij vast dat ook deze politieke keuze een element van willekeur bevat. Als mensen inzien dat de verplaatsing van het bedrijf waarbij zij werken noodzakelijk is en dat er daarbij geen sprake is van willekeur, plegen zij de gedwongen verhuizing te accepteren. De MEOB-werknemers zullen geneigd zijn we´l een element van willekeur te zien. Derhalve zal moeten worden nagegaan welke oplossing beter is. Bezien zal moeten worden waar een paars bedrijf het beste kan worden gevestigd: in Oegstgeest of in Rhenen. Mevrouw Sipkes had verwacht dat de staatssecretaris enige opening zou hebben geboden. Nu is het aan de Kamer om ook een politieke keuze te doen. De heer Hoekema (D66) vond het antwoord van de staatssecretaris sterk, waar deze duidelijk uitsprak dat hij een politieke keuze doet om oude afspraken met Den Helder na te komen en dat hij daarbij een fors verlies aan doelmatigheid op de koop toe neemt. Daarbij speelt het element van continuı¨teit in de politiek een belangrijke rol. Redelijk overtuigend was zijn aanname dat er op den duur een netto positief werkgelegenheidseffect zal optreden in Den Helder. Helaas kon geen duidelijke, ook cijfermatig onderbouwde analyse worden gegevens van het te verwachten netto aantal arbeidsplaatsen, het spin off-effect van de komst van een dergelijk high tech-bedrijf naar Den Helder, de bestaande vraag en vacatures en dergelijke. Den Helder zal er uiteindelijk beter van worden, maar wel dankzij een werkgelegenheidsverlies in Oegstgeest en omgeving. Het vermogen van Den Helder om werkloosheid te compenseren, is verhoudingsgewijs lager dan dat van Oegstgeest. De staatssecretaris heeft niet duidelijk gemaakt waarom inhoudelijk, conceptueel en technologisch het paarse bedrijf geen interessante optie is. Ook is in het antwoord niet onderbouwd waarom verdere clustering en doelmatigheidsverbetering binnen de krijgsmachtdelen worden verwacht. De heer Hoekema veronderstelde dat onderhoudsbedrijven die hoogwaardig technologisch werk doen binnen de krijgsmacht, ook onderling sterk samenwerken. Interservice-optreden is de algemene trend.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
14
Hij had de meeste moeite met het feit dat er nu een beslissing wordt genomen die tegen die algemene trend ingaat. Een ander punt is dat er geen rekening mee is gehouden dat het zeer wel mogelijk is dat de drie bedrijven met vijf vestigingen straks worden omgezet in drie bedrijven met drie vestigingen, wat ook verhuizingen tot gevolg zal hebben. Vooruitlopend op de standpuntbepaling van zijn fractie ten aanzien van de onafwendbare kameruitspraak, herhaalde de heer Hoekema dat wat hem betreft de deur naar Den Helder niet dicht is. De heer Middel (PvdA) waardeerde het dat de staatssecretaris deze discussie, net als de Kamer, met open vizier heeft gevoerd. De staatssecretaris heeft zich met verve gehouden aan de in de intentieverklaring neergelegde belofte aan Den Helder. Een baangarantie voor burgerpersoneel is vrij uniek. Dit sociale beleid van de staatssecretaris verdient waardering. De heer Middel merkte op dat de staatssecretaris eerlijk heeft gezegd minder efficiencywinst te accepteren om in de regio Noord-Holland-noord het werkgelegenheidseffect dat hij voorziet te kunnen realiseren. Zijn argumentatie tegen een paars bedrijf is niet sluitend. De bewindsman sprak over synergie binnen de krijgsmacht, maar kwam met een model waarover binnen de krijgsmacht geen consensus bestaat. Hij heeft gelijk, aldus de heer Middel, dat niet alleen naar de werkloosheidscijfers moet worden gekeken, maar ook naar het aantal economisch actieven per duizend inwoners. Zet men de beschikbare cijfers op een rijtje, dan ziet men 500 arbeidsplaatsen overgaan, waarvan er waarschijnlijk zo’n 400 bezet zullen blijven door huidige MEOB-werknemers. Er komen nog 85 arbeidsplaatsen bij, maar er vallen ook weer 44 arbeidsplaatsen af. Het netto-effect is dus klein. Voor de rest formuleert de staatssecretaris aannames. De heer Middel had de hoop dat de staatssecretaris aan het einde van het overleg de bereidheid zou uitspreken om de paarse optie nog eens te bekijken en deze te laten doorrekenen voor de verschillende vestigingsplaatsen en om de aannames inzake de werkgelegenheid goed te laten bekijken door een bureau dat er verstand van heeft en niet bij voorgaande rapporten betrokken is geweest. Als die nadere becijferingen tot een sluitende argumentatie leiden, zal de fractie van de heer Middel instemmen met het besluit. Hij was niet bereid een oppositionele motie in dezen te steunen. Mevrouw Van der Hoeven (CDA) merkte bij interruptie op dat het een goed gebruik in dit huis is om bij verschil van mening tussen Kamer en kabinet de Kamer om een uitspraak te vragen. Dat betekent niet dat de motie die zij naar aanleiding van dit overleg zal indienen, een motie van afkeuring zal zijn. Het ging haar erom dat er een oplossing wordt gevonden voor dit probleem; een oplossing die wel eens zou kunnen worden gevonden in een uitspraak van de Kamer waarin ook de heer Middel zich kan vinden. De heer Middel (PvdA) herhaalde dat hij had gehoopt – en nog hoopte – dat er in dit overleg een oplossing zou worden gevonden. Mocht dat toch via een kameruitspraak moeten gebeuren, dan kan zijn fractie zelf wel een daartoe strekkende motie formuleren. De heer Verkerk (AOV) vroeg de staatssecretaris te proberen zijn argumenten hard te maken. Hij herhaalde de vraag of met deze verplaatsing de intentieverklaring is afgedaan. Hij vreesde voor Den Helder als er in de toekomst nog meer samenvoegingen binnen Defensie plaatsvinden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
15
De heer Van den Doel (VVD) stelde vast dat de staatssecretaris zijn beslissing heeft gebaseerd op de sociale problematiek, de organisatorische eenvoud en geringere investeringen. Ook als er werd gekozen voor een paars bedrijf, zou de sociale problematiek alleen maar toenemen. Gelukkig heeft de staatssecretaris niet als kille rekenmeester alleen de cijfers laten wegen. Als er nu wordt gevraagd om een nader onderzoek naar een paars bedrijf en wordt besloten tot vestiging in Oegstgeest, dan zal het personeel uit Rhenen, Woensdrecht en Dongen komen protesteren. Binnen de krijgsmacht bestaat draagvlak voor de keuze voor drie bedrijven. De heer Van den Doel meende dat er in zekere zin sprake is van synergie. Een hoogwaardig bedrijf met hoogwaardig personeel wordt toegevoegd aan een bedrijf met een aantal andere functies. Zeker op termijn zal er sprake zijn van een wisselwerking. Het is helder dat het een compromis is tussen doelmatigheidswinst en werkgelegenheid. Hij betreurde het dat de CDA-fractie kennelijk afstand neemt van de inspanningsverplichting die de vorige staatssecretaris van Defensie, die van CDA-huize was, ten aanzien van Den Helder is aangegaan. Dat tijdens de begrotingsbehandeling door de Kamer aandacht is gevraagd voor de werkgelegenheid in Den Helder, zal bij de afweging van het geheel meegenomen moeten worden. De heer Van den Doel had waardering voor de toegezegde baangarantie voor MEOB-personeel dat meeverhuist. Dat is nogal wat, gezien de grote afslankingsoperatie waarvoor Defensie staat. Immers, er zijn bijna 5000 mensen overtollig binnen de defensie-organisatie en er zullen bijna 1000 mensen moeten worden ontslagen. De heer Van den Doel deelde mee dat zijn fractie, de lagere doelmatigheidswinst afwegend tegen de werkgelegenheidseffecten voor Den Helder, het besluit van de staatssecretaris ondersteunt. Hij vond het jammer dat andere fracties kennelijk in dit overleg nog geen duidelijkheid willen geven. De heer Poppe (SP) stelde dat de staatssecretaris door keer op keer te zeggen dat het gaat om een politieke keuze met verlies aan doelmatigheidswinst, hem ervan heeft overtuigd dat hij geen sterke argumenten heeft. Argumenten tellen dus niet meer. Het leek de heer Poppe nuttiger om 9 mln. nieuw geld te investeren in nieuwe werkgelegenheid in de Kop van Noord-Holland dan om een doelmatigheidsverlies van 9 mln. te accepteren. Zijns inziens verdient het streven om het MEOB in Oegstgeest te houden op grond van valide argumenten een meerderheid in de Kamer. De staatssecretaris beaamde dat zijn besluit geen ruimte biedt, omdat het een zeer principie¨le politieke en fundamentele keuze betreft, gebaseerd op twee pijlers: het voldoen aan een inspanningsverplichting en het genereren van doelmatigheid. Dit leek hem in lijn met wat de Kamer tijdens de begrotingsbehandeling heeft gevraagd. Het enige probleem bij de op zich zelf interessante optie paars is, dat deze niet leidt tot het politieke einddoel dat hij zich heeft gesteld. Immers, in deze optie worden er geen arbeidsplaatsen naar Den Helder overgebracht. De staatssecretaris was ervan overtuigd dat een nader onderzoek naar de optie paars niets zal toevoegen aan zijn argumentatie. Hij kon niet zeggen of de intentieverklaring hiermee is afgedaan. Er zijn uiteindelijk 4000 structurele defensie-arbeidsplaatsen verdwenen, waarvoor er nu 585 in de plaats komen. Het zal wel steeds moeilijker worden om arbeidsplaatsen van Defensie naar Den Helder over te brengen. De staatssecretaris stelde tot slot met leedwezen vast dat het hem niet is gelukt de verschillende sprekers, de heer Van den Doel uitgezonderd, te overtuigen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
16
De heer Middel (PvdA) deelde mee dat hij dit op zich onplezierige resultaat aan zijn fractie zal voorleggen en daarna met de coalitiepartners zal overleggen. Het parlementaire debat zal leren wat dit heeft opgeleverd. De voorzitter van de commissie, Korthals De griffier van de commissie, Teunissen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 X, nr. 99
17