Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
27 925
Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 214
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 16 mei 2006 Ter voorbereiding op het Algemeen Overleg met de vaste kamercommissies van Buitenlandse Zaken en van Defensie op 17 mei 2006 informeren wij u hierbij over de uitkomsten van het bezoek van de minister van Defensie aan Australië van 20 tot en met 24 april 2006 en het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan Afghanistan, Pakistan en Kazachstan van 2 tot 9 mei 2006. De Minister van Buitenlandse Zaken, B. R. Bot De minister van Defensie, H. G. J. Kamp
KST97553 0506tkkst27925-214 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 925, nr. 214
1
I. Bezoek van de minister van Defensie aan Australië Van 20 tot en met 24 april 2006 heeft de minister van Defensie een bezoek gebracht aan Australië. Tijdens dit bezoek is uitvoerig gesproken over de aanstaande missie in Uruzgan, waar Australië zoals wij eerder berichtten een bijdrage aan levert (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 13). De minister sprak onder andere met zijn collega, minister van Defensie Brendan Nelson, onderminister Bruce Bilson, de commandanten van de Landmacht en de Special Forces, alsmede met enkele topambtenaren. Tevens ontving hij briefings over de huidige Australische bijdrage aan missies in Afghanistan en over de structuur van de Australische strijdkrachten.
Gesprek minister van Defensie Op 24 april jl. sprak minister Kamp in Sydney met zijn Australische collega Brendan Nelson over de toekomstige militaire samenwerking in Uruzgan en over andere onderwerpen van wederzijds belang. Minister Kamp sprak met zijn collega over mogelijke maatregelen tegen de verslechterde veiligheidssituatie in Uruzgan en herinnerde aan het uitstaande verzoek van de Navo om de twee Australische Chinook-helikopters tot april 2007 in het Zuiden van Afghanistan te laten blijven. Inmiddels heeft premier Howard van Australië bekendgemaakt dat het aantal naar Uruzgan uit te zenden militairen van 200 tot 240 wordt verhoogd en dat de Chinook-helikopters met nog eens 110 militairen in het Zuiden van Afghanistan zullen blijven tot april 2007. De ministers stonden verder stil bij het beleid ten aanzien van de detentie van gevangenen in Zuid-Afghanistan. Minister Kamp informeerde zijn collega over de beoogde Canadees-Nederlandse ondersteuning van het Afghaanse ministerie van Justitie bij de rehabilitatie van een detentiefaciliteit in Kandahar. Minister Nelson wenste graag aan te sluiten bij dit initiatief en benadrukte het belang van gezamenlijk beleid aangaande detentie. In het verslag van het bezoek van minister Bot wordt meer uitgebreid ingegaan op detentie. De ministers deelden de mening dat bestrijding van drugsproductie van groot belang is voor de stabiliteit van Afghanistan op de langere termijn. In het operatieplan van ISAF wordt echter duidelijk gesteld dat de eradicatie van papaver geen taak is van ISAF. «Counter-narcotics» is primair de verantwoordelijkheid van de Afghaanse overheid. De activiteiten van de eerstverantwoordelijke Afghaanse regering en de internationale troepenmacht moeten goed worden gecoördineerd.
Overige gesprekken Minister Kamp sprak over het veteranenbeleid van Australië met onderminister Bruce Bilson. Australië heeft sinds 1999 deelgenomen aan meer dan twintig internationale operaties, waarbij in totaal 70 000 militairen waren uitgezonden. Australië besteedde, aldus Bilson, zeer veel aandacht aan het veteranenbeleid waarbij inclusief familieleden van uitgezonden militairen in totaal 400 000 cliënten werden geholpen. Minister Kamp ontving op 21 april jl. in Sydney een briefing over de veiligheidssituatie in Uruzgan. Australië deelde in het algemeen de Nederlandse analyse van de veiligheidssituatie in Uruzgan. Ook Australië had een significante toeneming van incidenten in Zuid-Afghanistan vastgesteld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 925, nr. 214
2
Recente ontwikkelingen met betrekking tot Afghanistan De geconstateerde ontwikkeling in de veiligheidssituatie is, zoals in de brief van 18 april 2006 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 213) werd aangekondigd, ook gedeeld met de Navo en de partners. De Navo is op basis van deze gedachtewisseling niet tot de conclusie gekomen dat het zenden van extra troepen naar Uruzgan noodzakelijk is. Zoals hiervoor reeds vermeld heeft de Australische regering besloten het aantal militairen te verhogen tot 240 en de inzet van Chinook-helikopters te verlengen. Onzerzijds achten wij het gewenst onze analyse van de veiligheidssituatie in Uruzgan te toetsen aan de ervaringen die in de ontplooiingsfase zullen worden opgedaan. Op 4 mei 2006 heeft het VK het commando over ISAF overgenomen. Aan het Britse hoofdkwartier, dat tot februari 2007 het commando zal voeren over ISAF, levert ook Nederland een bijdrage met ongeveer 20 militairen. II. Bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan Afghanistan, Pakistan en Kazachstan Van 2 tot 9 mei 2006 bezocht de minister van Buitenlandse Zaken respectievelijk Pakistan, Kazachstan en Afghanistan (Kaboel en Kandahar).
Bezoek Minister Bot aan Afghanistan Minister Bot voerde o.a. gesprekken met president Karzai, minister van Buitenlandse Zaken Spanta, de Afghan Independent Human Rights Commission (AIHRC), UNODC, ICRC, ISAF-III partners, EU Speciaal Vertegenwoordiger Vendrell, en de Amerikaanse ambassadeur Neumann. Belangrijkste thema’s van gesprek waren Uruzgan, de invloed van Pakistan, transitional justice en juridische hervormingen. Zwaartepunt was de rondetafelconferentie met gouverneur Munib, twaalf tribale leiders en gekozen vertegenwoordigers uit de provincie Uruzgan. In de delegatie waren tevens vertegenwoordigers van het Ministerie van Defensie aanwezig, waaronder de plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten (generaal Sonneveld). De Australische Ambassadeur in Pakistan woonde de rondetafelbijeenkomst, een lunch met ISAF-III vertegenwoordigers en het bezoek aan Kandahar bij. Minister Bot nodigde president Karzai en zijn ambtgenoot Spanta uit voor een bezoek aan Nederland. In het gesprek met president Karzai werd uitvoerig stilgestaan bij de relatie Afghanistan-Pakistan. Minister Bot deed verslag van zijn gesprekken in Islamabad en benadrukte dat ook president Musharraf van mening is dat Pakistan belang heeft bij een stabiel en welvarend buurland. Karzai was van mening dat de dialoog met Pakistan op elk niveau geïntensiveerd moet worden. In alle gesprekken werd Nederland bedankt voor het besluit troepen naar Uruzgan te sturen. Het zou zeker geen gemakkelijke missie worden, maar het is wel degelijk mogelijk om het verschil te maken. Minister Bot onderstreepte zowel bij de president als bij zijn Afghaanse collega dat synergie tussen de Nederlandse inspanning (zowel militair als hulp) en de Afghaanse inspanning (inzet Afghaans Nationaal Leger, politieke en financiële aandacht van de centrale regering in Kaboel voor Uruzgan) essentieel is voor het welslagen van de missie. Minister Bot bedankte president Karzai voor de aanstelling van een nieuwe gouverneur in Uruzgan. Prioriteit moet volgens minister Spanta de versterking van het lokale gezag zijn. Uruzgan heeft nog onvoldoende de vruchten kunnen plukken van het nieuwe Afghanistan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 925, nr. 214
3
Rondetafel bijeenkomst Een zwaartepunt van het bezoek was de drie uur durende rondetafel bijeenkomst met gouverneur Munib, twaalf tribale leiders en gekozen vertegenwoordigers (uit parlement, senaat en provinciale raad) uit Uruzgan. De ontmoeting, die tevens werd bijgewoond door de Afghaanse vice-minister van Binnenlandse Zaken (de heer Sediqqi) en de minister van Rurale Ontwikkeling (de heer Zia), gaf de mogelijkheid om Nederland te presenteren en van de Uruzgani te vernemen hoe zij tegen onze komst aankijken. De sfeer gedurende de bijeenkomst was open, de Uruzgani hadden zich goed voorbereid en kwamen met concrete voorstellen. Hun belangrijkste wens is veiligheid. Ook in Uruzgan heeft men genoeg van de voortdurende bestuurloosheid en wetteloosheid en bijvoorbeeld de corruptie van de politie. Daarnaast is er behoefte aan vooral infrastructuur, zoals wegen en watermanagement, maar ook scholen en ziekenhuizen. De lokale leiders deden daarnaast een beroep op de centrale overheid om meer aandacht aan de provincie te geven, bijvoorbeeld op het terrein van onderwijs. Uitrol van nationale programma’s, versterking en professionalisering van de politie en verbetering van de rechterlijke macht zijn noodzakelijk. Tenslotte werd benadrukt dat de wijze van opereren door de Nederlanders van doorslaggevend belang zal zijn: «toon respect, eerbiedig lokale gebruiken en wij zullen u gastvrij en als broeders ontvangen». In hun reactie toonden minister Bot en de plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten (generaal Sonneveld), zich dankbaar voor de suggesties. Zij beaamden dat veiligheid een primair doel is, dat overigens alleen in samenwerking met de lokale bevolking en instanties zou kunnen worden gerealiseerd. Verder staan de opbouw van het bestuur en wederopbouw centraal. Nederland zal zich inzetten voor grotere belangstelling van Kaboel voor Uruzgan. Ook zal de regering geld en expertise inzetten voor de opbouw van basisvoorzieningen en capaciteitsopbouw van het provinciale bestuur. Vanzelfsprekend zal Nederland daarbij luisteren naar de wensen en zal respect voor lokale zeden en gebruiken worden getoond.
Detentie In het gesprek met president Karzai onderstreepte minister Bot het belang van een humane en goede behandeling van de gevangenen in Afghanistan conform internationale normen. Het daartoe tussen Nederland en Afghanistan afgesloten Memorandum of Understanding, voor gevangenen die door Nederlandse troepen aan de Afghaanse autoriteiten worden overgedragen, is leidend. Op 19 mei zal Nederland in Den Haag met gelijkgestemde ISAF-partners nader overleg voeren over het detentiebeleid. In overleg met de Canadese minister van Buitenlandse Zaken, Mc Kay, die minister Bot in Kandahar sprak, werd het belang van tijdige rehabilitatie van de Kandahar gevangenis benadrukt. Nederland is bereid hiervoor, samen met Canada, fondsen beschikbaar te stellen.
Justitiële hervormingen Met name in het gesprek met vertegenwoordigers van de AIHRC, UNODC en ICRC werd ingegaan op de behoeften onder de bevolking aan een betrouwbare rechtspraak. De invoering van een formeel juridisch systeem zal met de nodige voorzichtigheid moeten geschieden. Selectie en training van nieuwe staf zijn daarbij essentieel. Spoedige benoeming van een goed gekwalificeerde, nieuwe procureur-generaal werd tevens genoemd als belangrijke volgende stap. Binnenkort zal het parlement de voordracht voor nieuwe leden van de Hoge Raad moeten goedkeuren. In de voor-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 925, nr. 214
4
dracht van Karzai blijft de Opperrechter aan maar worden acht nieuwe leden benoemd (waarvan vier als «vernieuwend» kunnen worden aangemerkt). Minister Spanta, EU Speciaal Vertegenwoordiger Vendrell, minister Atmar van Onderwijs en de AIHRC dankten Nederland voor de grote bijdrage aan het tot stand komen van het actieplan inzake transitional justice. Een belangrijke volgende stap zou moeten zijn de officiële lancering van het plan door president Karzai. De uitvoering van het actieplan zou zich in eerste instantie vooral moeten richten op de screening van overheidsambtenaren. Minister Bot gaf aan dat het van groot belang is een aantal voorbeelden te stellen.
Kandahar Op 9 mei 2006 werd een bezoek gebracht aan Kandahar Airfield. Op het programma stond een briefing door de Nederlandse Plaatsvervangend Commandant van het regionaal hoofdkantoor in Kandahar (kolonel Van den Bos), een gesprek met Canadese minister van Buitenlandse Zaken, Mc Kay, alsook een samenzijn met de Nederlandse troepen van de Deployment Task Force, belast met de opbouw van het PRT in Tarin Kowt. Tijdens de briefing werd het belang benadrukt van de opbouw van het lokale bestuur. In de provincie Zabul is gebleken dat een goede gouverneur met de juiste ondersteuning een positief verschil kan maken.
Bezoek aan Pakistan Minister Bot bracht, voorafgaand aan zijn bezoek aan Afghanistan, een bezoek aan Pakistan. Het voornaamste oogmerk van dit bezoek was het verstevigen en verbreden van de bilaterale betrekkingen, mede vanwege het vitale belang van constructieve medewerking van Pakistan aan het welslagen van de komende Nederlandse bijdrage aan de ISAF-missie in Uruzgan. Tevens vond afstemming plaats over enkele internationale onderwerpen (VN, non-proliferatie). De minister voerde gesprekken met president Musharraf, premier Aziz en zijn ambtgenoot Kasuri, alsmede met de Senaatscommissie voor Buitenlandse Zaken en de Chef Defensiestaf (CDS), generaal Ul Haq. Daarnaast heeft hij van gedachten gewisseld met vertegenwoordigers van het Nederlandse bedrijfsleven en met die van NGO’s en de pers. Tot slot bracht hij een bezoek aan Peshawar, waar hij sprak met de gouverneur van de North Western Frontier Province over de situatie in het grensgebied en een lezing hield op de Peshawar universiteit over de noodzaak van een dialoog tussen samenlevingen (zie bijlage)1 . Aan Pakistaanse zijde werd dank uitgesproken voor de hulp van Nederland aan de door de aardbeving getroffen bevolking. Ter bezegeling van de goede betrekkingen hebben de beide ministers van Buitenlandse Zaken een Memorandum of Understanding ondertekend, waarin jaarlijkse politieke consultaties worden overeengekomen. In de gesprekken met de Pakistaanse regering en de CDS heeft minister Bot aangegeven hoe cruciaal Nederland de Pakistaanse medewerking acht voor het welslagen van niet alleen de internationale inspanning in Afghanistan in het algemeen, maar van de komende Nederlandse missie in Uruzgan in het bijzonder. In alle gesprekken heeft hij benadrukt dat Nederland naar Uruzgan gaat om bij te dragen aan de stabiliteit en daarmee de voorwaarden te creëren voor de opbouw van basisvoorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg en wegen. 1
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 925, nr. 214
5
Minister Bot stelde dat Nederland rekent op constructieve medewerking van Pakistan om infiltraties vanuit zijn grondgebied naar Afghanistan te voorkomen. Door zijn gesprekspartners werd algemeen onderschreven dat een veilig en stabiel Afghanistan ook in Pakistans belang is. De minister heeft op het hoogste niveau de toezegging gekregen dat Pakistan het zijne zal doen om infiltraties vanuit Pakistaans grondgebied naar Afghanistan tot een minimum te beperken. Pakistan benadrukte bij deze gesprekken ook de complexiteit van de problematiek in de grensgebieden en nuanceerde de rol van Taliban. Uit gesprekken met onafhankelijke deskundigen ontstond een meer gemengd beeld over de grensgebieden.
Kazachstan Van 4 tot en met 6 mei bracht minister Bot een bezoek aan Kazachstan, waar hij zowel Almaty als de nieuwe hoofdstad Astana bezocht. Hij had o.m. ontmoetingen met president Nazarbajev, zijn collega Takayev, de vice-minister van Energie Akchulakov, de voorzitter van de Tweede Kamer van het parlement en leden van de parlementaire oppositie. Kazachstan is een relatief stabiel land dat in de Centraalaziatische regio een belangrijke rol kan vervullen. Het land boekt vooruitgang op het terrein van mensenrechten en democratie en het onderhouden van contacten met dit land is mede gericht op het bevorderen van deze processen. In deze context gaf minister Bot aan de kandidatuur van Kazachstan voor het voorzitterschap van de OVSE in 2009 te willen steunen, indien deze kandidatuur in de OVSE-context geloofwaardig is. De mogelijke stabiliserende regionale rol van Kazachstan speelt hierbij ook een rol. Minister Bot sprak verder steun uit voor het streven Kazachstan om lid te worden van de WTO. Nederland is sinds kort de belangrijkste buitenlandse investeerder in Kazachstan, mede doordat Shell recent een tender heeft gewonnen voor exploratie van een olieveld in de Zuid-Kaspische regio. Van Kazachse zijde werd verdere betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij de ontwikkeling van de olie- en gas-sectoren verwelkomd en werd belangstelling uitgesproken voor de bevordering van activiteiten van het Nederlandse MKB.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 925, nr. 214
6