Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1992-1993
22563
Problematiek van de Koerden
Nr. 4
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 17 september 1992 De vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken' heeft op 25 juni 1992 mondeling overleg gevoerd met de Minister van Buitenlandse Zaken over de situatie van de Koerden in Irak, mede in het licht van het aflopen van het VN-mandaat (zie bijlage). Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. De Voorzitter van de commissie, Aarts De griffier van de commissie, Jooren
1 Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), Stoffelen (PvdA), Aarts (CDA), voorzitter, Beinema (CDA), Stemerdink (PvdA), Van Mierlo (D66), Frinking (CDA), Van der Linden (CDA), Van Houwelingen (CDA), Blaauw (VVD), Leerling (RPF), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), VAn Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA), Vos (PvdA), Janmaat (Centrumdemocraten), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, De Hoop Scheffer (CDA), Melkert (PvdA), Lonink (PvdA), Koffeman (CDA), E van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (Groen Links). Plv leden: E G Terpstra (VVD), J.H. van den Berg (PvdA), Van lersel (CDA), Mateman (CDA), Jurgens (PvdA), Tommel (D66), Huibers (CDA), Deetman (CDA), Ramlal (CDA), Bolkestein (VVD), Brouwer (Groen Links), Verspaget (PvdA), Wiebenga (VVD), Dees (VVD), Doelman-Pel (CDA), Wöltgens (PvdA), Ockels (PvdA), Kohnstamm (D66), Apostolou (PvdA), Leers (CDA), Paulis (CDA), Van Gijzel (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Quint– Maagdenberg (PvdA) en Beckers de Bruijn (Groen Links).
214404F ISSN0921 7371 Sdu Uitgevenj Plantijnstraat 's Gravenhage 1992
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 563, nr. 4
Vragen en opmerkingen uit de commissie De heer Koffeman (CDA) vroeg naar de veiligheid van de Koerden in Irak en naar internationale inspanningen om die veiligheid te bevorderen. Het is verheugend dat de V.S., het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk voornemens zijn hun militaire aanwezigheid in Zuid-Turkije te conti– nueren ten behoeve van de veiligheid van de Koerden op het Iraakse grondgebied ten noorden van de 36e breedtegraad. Voortzetting van de operatie «Provide Comfort II» verdient zeker ondersteuning. Waarop baseert de minister het oordeel dat die operatie de veiligheid van de Koerden in de veiligheidszone in Irak voldoende verzekert? Heeft het Turkse parlement zich inmiddels al uitgesproken over verlenging van het mandaat van Provide Comfort II en voor hoe land wordt het mandaat verlengd? De veiligheid van de Koerden ten zuiden van de 36e breedtegraad bleef voor de CDA-fractie een grote zorg. Kan de minister iets zeggen over de gevolgen van de door Bagdad ingestelde economische blokkade tegen het noorden? Welke initiatieven neemt Nederland om in interna– tionaal verband druk op het Iraakse bewind uit te oefenen om die blokkade op te heffen? De CDA-fractie was van mening dat de VN-prestatie in Irak ten zuiden van de 36e breedtegraad dient te worden voortgezet, waarvoor een verlenging van de Memorandum of Understanding met Irak noodzakelijk is, opdat humanitaire hulpverlening voortgang kan vinden. Hoe verloopt het overleg daarover tussen de VN en Irak? Heeft de minister aanwijzigingen dat de VN of particuliere organisaties zich in verband met de onzekerheid over de verlenging van het Mou uit Iraaks Koerdistan terugtrekken? Zullen de 500 VN-Guards bij verlenging van het mandaat dezelfde taken houden? Heeft de VN voldoende finan– ciële middelen om de kosten van de mandaatsverlenging te betalen? Welke financiële gevolgen heeft mandaatsverlenging voor Nederland? De heer Eisma (D66) herinnerde aan de plenaire discussie van 31 maart jl. over de Koerden, waarin hij vroeg naar het in staat van beschul– diging stellen van enkele Koerdische parlementariërs. De minister antwoordde toen dat hij niet precies wist wat de tenlastelegging was, maar dat hij daar nog zeker op zou terugkomen. Een andere vraag die in de discussie van 31 maart jl. was gesteld, betrof de activiteiten van de martelingenconventie van de Raad van Europa, nl. waarom de rapporten van deze commissie niet openbaar zijn gemaakt. De minister verklaarde zich toen bereid te informeren wat de redenen zijn om de rapporten tot nu toe nog niet te publiceren. Tot op heden heeft de heer Eisma daarover niets vernomen. Volgens de minister waren deze onderwerpen aan de orde geweest in een geheel ander debat dat over Turkije ging. Het stelde hem een beetje voor problemen dat er in het verband van de Koerden in Irak naar wordt gevraagd, want daarop was hij niet voorbereid. De heer Eisma had daar alle begrip voor, maar hij zou het toch buiten– gewoon op prijs stellen als de minister zijn toezeggingen nakwam. De schriftelijke antwoorden op vragen inzake Provice Comfort II vond hij bevredigend. Heeft het Turkse parlement daarover al een oordeel uitgesproken? Vóór 1 juli zou ook een beslissing moeten worden genomen over verlenging van de humanitaire hulpverlening en over het contingent VN-Guards. Houdt de regering rekening met de mogelijkheid dat de VN-Guards uit Irak moeten worden teruggetrokken? Welke kosten zijn er voor Nederland verbonden aan een langer verblijf van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 563, nr. 4
VN-Guards in Noord-lrak, of zitten die al in de in de brief van de minister genoemde 2.55 mln.? Ook de heer Valk (PvdA) ondersteunde verlenging van de operatie Provide Comfort II, omdat die toch de enige garantie biedt aan de Koerden in Irak tegen hernieuwde Iraakse vijandelijkheden. Hoe verlopen de onderhandelingen met de Iraakse autoriteiten over verlenging van de aanwezigheid van de VN-Guards en van het werk van VN-organisaties in het betrokken gebied die in het MOU zijn vastgelegd? Wat gebeurt er als er vöór 1 juli a.s. geen overeenstemming is bereikt? Zullen de VN dan op basis van resolutie 688 toch in dat gebied blijven? Het gebied boven de 36e breedtegraad wordt op dit moment getroffen door een economische boycot door Irak. Is de thans door de VN geboden humanitaire hulp voldoende of is het noodzakelijk om de hulpverlening te intensiveren en, zo ja, kan de EG daaraan wellicht nog een bijdrage leveren? De heer Valk wees op het recente zeer kritische rapport van Amnesty International over de ontwikkelingen in zuid-oost Turkije. Persberichten van deze week duiden op zeer intensieve gevechten die tientallen levens kosten, zowel van het Turkse leger als van Koerdische bevolking en guerillastrijders. Is de minister bereid een nadere notitie te sturen over de recente ontwikkelingen in zuid-oost Turkije? De heer Weisglas (VVD) sloot zich aan bij de hiervoor gestelde vragen en met de politieke strekking ervan. Hij vond het zeer triest dat zo'n anderhalf jaar na beëindiging van de Golfoorlog de situatie van de Koerden in Irak een vrijwel permanent en min of meer vanzelfsprekend onderwerp van overleg moet zijn. In zijn ogen kon een permanente oplossing niet anders zijn dan het verdwijnen van Saddam Hoessein in Irak en hij hoopte dat bij degenen in de wereld die daar daadwerkelijk iets aan kunnen doen het voornemen bestaat om dat eens uit te voeren! Mevrouw Sipkes (Groen Links) had begrepen dat het Turkse parlement had ingestemd met verlenging van Provide Comfort II. Ook zij vond het triest dat alleen door militaire bescherming van Westerse landen de Koerden in een min of meer veilige situatie kunnen verkeren. Hoe zou naar de mening van de minister het MOU verlengd worden? Je wordt er misselijk van als je in b.v. de Herald Tribune leest dat Saddam Hoessein sterker is dan ooit, dat voedsel, medicijnen, etc. in Irak nog steeds niet eerlijk verdeeld worden en dat de vernietiging van chemische wapens op een vrij onverantwoorde en mensonvriendelijke manier plaatsvindt. Kan de minister overigens nog iets zeggen over de situatie van andere minderheidsgroepen in Irak en de Iraakse bevolking zelf? De heer Van Dis (SGP) sloot zich kortheidshalve aan bij de vorige sprekers. Antwoord van de regering
De minister was het ermee eens dat de situatie van de Koerden in Noord-lrak zeker niet zodanig is dat de getroffen maatregelen, zowel wat betreft de VN-Guards als op humanitair gebied, niet meer nodig zouden zijn; eigenlijk is het tegendeel het geval. De economische blokkade bestaat nog steeds en bovendien doen zich in de zuidelijke periferie van het gebied incidentele gevechten voor tussen het Iraakse leger en Koerdische groeperingen die opnieuw leiden tot vluchtelingenstromen. Er is kortom alle reden om de VN-presentie te handhaven. De onderhande– lingen daarover verlopen echter niet zo goed. Het Turkse parlement heeft
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 563, nr. 4
gisteren ingestemd met verlenging van de geallieerde aanwezigheid op Turks grondgebied, maar vlak voor dit mondeling overleg vernam de minister dat verlenging van het MOU voor Bagdad thans niet aan de orde was en dat de VN-afgevaardigde die daarover wilde onderhandelen niet welkom was. Bij de VN is gevraagd wat dit betekent omdat het huidige mandaat op 30 juni as. expireert, maar daarover worden op dit moment geen mededelingen gedaan. De VN heeft Bagdad wel laten weten dat als een VN-vertegenwoordiger niet in Bagdad welkom is zij wel met een vertegenwoordiger van Bagdad in New York verwachten om over mandaatsverlenging te spreken. De minister kon de uitkomst daarvan natuurlijk niet voorspellen, maar voor hem stond wel vast dat er voor de leden van de Veiligheidsraad geen aanleiding bestaat om de VN-presentie te beëindigen. Daarvoor zal echter wel dat MOU moeten worden uitonderhandeld. Hij kon zich voorstellen dat men graag zag dat Nederland zijn invloed uitoefende om de economische blokkade op te heffen, maar het zal duidelijk zijn dat die invloed heel beperkt is. Alles wat er aan drukmid– delen in de politieke, diplomatieke en economische wereld bestaat, is al tegen Irak aangewend. Hij kon niets anders meer verzinnen dan alleen de harde hand. Als de VN-Guards gedwongen zouden moeten vertrekken en daardoor de repressie tegen de Koerden weer in volle omvang mogelijk is, dan liggen de geallieerde vliegtuigen in het buurland Turkije. Wellicht zal zo de druk op Bagdad kunnen worden opgevoerd. De minister wees de VN-resoluties op basis waarvan Irak in staat wordt gesteld de komende zes maanden voor ruim 1,5 mld. US Dollar olie te verkopen op de wereldmarkt voor het kopen van voedingsmid– delen en medicijnen. Over de wijze waarop dat gecontroleerd wordt, is inmiddels een overeenkomst bereikt, maar de modaliteiten daarvan waren hem nog niet bekend. Blijkbaar moet de Veiligheidsraad daar nog mee instemmen en formeel gesproken ook nog de Iraakse regering. De minister had nog geen aanwijzingen dat particuliere organisaties zich al terugtrekken, maar als de VN-guards weggaan, is het de vraag of die organisaties blijven. De 2,55 mln. zijn de Nederlandse bijdrage voor de lopende mandaats– periode. Het chronische geldgebrek van de VN kennende kon hij zich voorstellen dat bij mandaatsverlenging opnieuw een beroep op financiële ondersteuning zal worden gedaan. Hij gaat niet over het budget van de minister voor ontwikkelingssamenwerking, maar hij zal zeker bij zijn collega bepleiten om aan dat verzoek gehoor te geven. Overigens is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking een– en andermaal over de brug gekomen als het ging om humanitaire hulp in Irak. Met enige schroom zegde de minister toe een update te maken van de situatie in zuid-oost Turkije. Hij bood de heer Eisma zijn excusus aan voor het niet beantwoorden van enkele vragen. Het is zeker zijn gewoonte om toezeggingen na te komen en alle vragen te beantwoorden, maar blijkbaar zijn er toch enkele over het hoofd gezien. Zij zullen alsnog worden beantwoord. De minister kon niets zeggen over de manier waarop chemische wapens in Irak worden vernietigd. Mocht hij daarover iets vernemen, dan zal hij dat zeker in het internationale overleg betrekken. Hij wees wel op het dilemma van dergelijke wapenvernietigingsovereenkomsten. In voormalige Oostbloklanden worden ook bepaalde categorieën wapens vernietigd en de wijze waarop dat daar gebeurt begint een vrij knellend probleem te worden. Een verantwoorde manier van vernietigen van bepaalde wapens wordt zo langzamerhand een nieuwe wetenschap. In dat verband hebben de Verenigde Staten de Russen al know how aange– boden op het punt van het vernietigen van kernkoppen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 563, nr. 4
BIJLAGE
Aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 22 juni 1992 Ten behoeve van het mondeling overleg, op 25 juni a.s., over de situatie met betrekking tot de Koerden in Irak, moge het volgende dienen. De besprekingen tussen de Iraakse regering en Koerdische leiders over autonomie voor de Koerden verkeren nog immer in een impasse. In Noord-lrak zijn op 19 mei jl. parlementsverkiezingen gehouden waarbij de grootste twee Koerdische partijen, te weten de Koerdische Democra– tische Partij (KDP) van Masoud Barzani en de Patriotische Unie van Koerdistan (PUK) van Jalal Talabani, een gelijk aantal zetels hebben verworven. Uit de gekozen «Nationale Assemblee» zal een uitvoerend comité worden gevormd. Het bewind in Bagdad heeft zich sterk tegen deze verkiezingen verzet. In de «Veiligheidszone» ten noorden van de 36e breedtegraad is de veiligheid van de bevolking onder invloed van operatie «Provide Comfort II» voldoende verzekerd. Voor wat betreft het internationaal overleg over de continuering hiervan verwijs ik gaarne naar mijn antwoord, d.d. 19 dezer, mede namens de Minister van Defensie, op vragen terzake van het lid Eisma. Ten zuiden van de 36e breedtegraad is sprake van gevechtshande– lingen tussen Iraakse en Koerdische eenheden, waardoor velen zijn ontheemd. De door het bewind in Bagdad tegen het noorden ingestelde economische blokkade duurt nog altijd voort. Handhaving van de VN-presentie in het gebied blijft derhalve noodzakelijk. Momenteel vinden tussen de Verenigde Naties en de Iraakse autoriteiten onderhan– delingen plaats over verlenging per 1 juli a.s. van het Memorandum of Understanding waarin de humanitaire hulpverlening aan de Iraakse bevolking en de bescherming van de ontheemden door de VN is vastgelegd. In dit verband hecht de Regering bijzondere waarde aan voortzetting van de aanwezigheid in Noord-lrak van het contingent VN-Guards, waarvan een belangrijke preventieve en stabiliserende werking op de veiligheidssituatie van de bevolking blijft uitgaan. Nederland heeft tot op heden f 2,55 mln. aan het budget van de VN-Guards bijgedragen. De Regering blijft de situatie in Noord-lrak nauwlettend volgen. De Minister van Buitenlandse Zaken, H. van den Broek
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 563, nr. 4