Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1986-1987
2
Rijksbegroting voor het jaar 1987
19 700 Hoofdstuk V Ministerie van Buitenlandse Zaken
Nr. 28
VERSLAG V A N EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 20 november 1986 De vaste commissie voor Ontwikkelingssamenwerking' heeft op 6 november 1986 mondeling overleg gevoerd met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de humanitaire hulpverlening aan Suriname. Over de stand van zaken met betrekking tot de levering van medicijnen en medische hulpgoederen aan Suriname had de minister een brief (Kamerstuk 19 700 V, nr. 27) doen toekomen, welke mede aan de orde was. De minister werd tijdens het overleg terzijde gestaan door drs. J. E. Hoekman, Directeur-Generaal Internationale Samenwerking. De commissie brengt als volgt verslag uit van het gevoerde overleg.
INLEIDENDE OPMERKINGEN VAN DE MINISTER
' Samenstelling: Leden: Joekes (VVD), Ter Beek (PvdA), Aarts (CDA), voorzitter, Van Leijenhorst (CDA), Knol (PvdA), Beckers de Bruijn (PPR), Gualthérie van Weezel CDA), E. Terpstra (VVD), Hermans (VVD), Jabaaij (PvdA), Van Noord (CDA), Wolters (CDA), Pronk (PvdA), Herfkens (PvdA), ondervoorzitter, Tommei (D66), Weisglas (VVD), Van Traa (PvdA), Verspaget (PvdA), Van de Camp (CDA), Melken (PvdA), Roosen van Pelt (CDA), Moret de Jong (CDA). Plv. leden: Ploeg (VVD), Van den Bergh (PvdA), De Hoop Schetter (CDA), Van Amelsvoort (CDA), Roethof (PvdA), Van Es (PSP), De Boer (CDA), Schoo (VVD), Van Heemskerck-Pillis Duvekot (VVD), Kombrink (PvdA), Paulis (CDA), Van der Heijden (CDA), Den Uyl (PvdA), Buurmeijer (PvdA), Nuis (D66), Leerling (RPF), Vermeend (PvdA), Schutte (GPV), Laning Boersema (CDA), Tazelaar (PvdA), Reitsma (CDA), Van Dis (SGP).
De minister zei recent benaderd te zijn door het Comité Christelijke Kerken in Suriname over de situatie in het bosgebied in Suriname. Er dreigt volgens dit comité een noodsituatie op het terrein van de voedselvoorziening omdat het planten en oogsten vrijwel onmogelijk is als gevolg van de gewapende conflicten. De minister zei dat, wanneer zich een noodsituatie met betrekking tot de voedselvoorziening voordoet, hij in beginsel bereid is te overwegen de humanitaire hulp te verbreden tot voedselhulp.
VRAGEN EN OPMERKINGEN UIT DE C O M M I S S I E De heer Weisglas (V.V.D.) sprak allereerst uit dat hij in toenemende mate bezorgd is over de politieke en militaire situatie in Suriname. Hij had dan ook de behoefte hierover op een geschikt moment en in aanwezigheid van de Minister van Buitenlandse Zaken van gedachten te wisselen. Met betrekking tot de humanitaire hulpverlening aan Suriname merkte de heer Weisglas het volgende op. De notitie over de besteding van de medische hulp vond hij helder en inzichtelijk. Is ondertussen meer bekend over de besteding van de 1 miljoen gulden die eind augustus door de minister is toegezegd aan de particuliere organisaties? Wordt prioriteit gegeven aan de verzending van medicijnen in plaats van medische apparatuur?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. V, nr. 28
1
Het was de heer Weisglas opgevallen dat de 1 miljoen gulden die via de Surinaamse overheid ter beschikking is gesteld in een veel trager tempo is besteed dan de hulp die via particuliere organisaties is verstrekt. Hij vroeg of het wel mogelijk is via de Surinaamse overheid snel en efficiënt hulp tot besteding te laten komen. Voorts was het hem niet duidelijk op welke wijze en ten behoeve van wie de hulp via de Surinaamse overheid is besteed. Zijn inderdaad de meest behoeftigen bereikt? Is de minister bereid om de noden van de bevolking in Oost-Suriname zoveel mogelijk te inventariseren, nu blijkt dat zowel de medische zorg alsook de voedselsituatie daar problematisch is? Is hij tevens bereid om op korte termijn mee te delen wat hij kan bijdragen aan de leniging van deze noden? De heer Weisglas zei dat hierbij in zijn ogen geen enkel kanaal moet worden uitgesloten. Ziet de bewindsman mogelijkheden om hulp te bieden via Frans Guyana en via groeperingen die in het debetreffende gebied actief zijn? Daarbij onderstreepte de heer Weisglas dat aan deze humanitaire hulpverlening geen enkele politieke betekenis verbonden moet worden. De heer Knol (P.v.d.A.) sprak eveneens zijn bezorgdheid uit over de situatie in Suriname en zei een spoedige gedachtenwisseling met de beide bewindslieden te voorzien. Naar aanleiding van de brief van de minister van 29 augustus 1986 (Kamerstuk 1 9 200-V, nr. 107) vroeg de heer Knol of de recente ontwikkelingen in de zaak-Boerenveen een rol spelen bij de besluitvorming van de minister, en zo ja, welke. De brief over de medische hulp geeft, zo vervolgde de heer Knol, weliswaar een overzicht van de verstrekte hulp, maar niet van het effect ervan. Zijn de medicijnen wel op de goede plaats terecht gekomen, mede gezien berichten over handel in medicijnen op de zwarte markt? In hoeverre is de noodsituatie op medisch gebied door deze hulp verlicht? De heer Knol vroeg voorts hoe de controle op de distributie van de medische hulp plaatsvindt, wie deze verricht en in welke mate Nederland hierbij is betrokken. Vindt rapportage plaats aan de overheid? De formulering dat het merendeel van de medicijnen waarschijnlijk in civiele staatsziekenhuizen en districtshospitalen zal terecht komen vond de heer Knol erg vaag. Zijn er nog andere bestemmingen voor deze medicijnen denkbaar? Naar de verwachting van de heer Knol zal de situatie waarbij de Surinaamse bevolking voor een groot deel is verstoken van medische hulp nog verder verslechteren. Ook de voedselsituatie vond hij zorgwekkend, met name in Oost-Suriname. Om de nood te kunnen lenigen moet eerst duidelijk worden waaruit deze precies bestaat, en moet vervolgens worden bezien langs welke wegen het doel kan worden bereikt. De Surinaamse overheid heeft in het gebied van de bosnegers nog maar weinig invloed, maar wel de granman's en kapiteins. Is dit kanaal toegankelijk voor hulp? Ook dacht de heer Knol aan mogelijkheden via het Internationale Rode Kruis, en zo nodig via Frans Guyana. Vervolgens vroeg hij of mogelijkheden bestaan om in het kader van de humanitaire hulp behandeling in Nederland aan te bieden. Tenslotte zei de heer Knol benieuwd te zijn naar de besteding van de opbrengst van de gratis geleverde medicijnen. Mevrouw Laning-Boersema (CDA.) had uit de toegezonden stukken begrepen dat de medische hulpverlening via de particuliere organisaties goed was verlopen en op de juiste bestemming was gearriveerd. Wanneer een nieuwe prioriteitenlijst door deze organisaties wordt opgesteld, moet de minister hierop meteen reageren met een nieuwe zending, zo stelde zij-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. V, nr. 28
2
Uit het verslag van de medische missie had mevrouw Laning begrepen hoe problematisch de situatie op medisch gebied is in Suriname. De gezondheidszorgvoorzieningen dreigen in te storten, deze spreekster ging dan ook geheel akkoord met de actualisering van de aanbevelingen van de missie. Waarop berust eigenlijk de uitspraak dat het merendeel van de medicijnen waarschijnlijk in civiele staatsziekenhuizen en districtshospitalen terecht zal komen? Voor de langere termijn kwam mevrouw Laning tot de conclusie dat hulp via particuliere organisaties moet worden verleent, omdat de distributie via overheidskanalen in Suriname problematisch blijft. Met name via het Zeister Zendingsgenootschap en het Comité Christelijke Kerken moet gepoogd worden zoveel mogelijk van de bevolking te bereiken. Mevrouw Laning onderschreef het standpunt dat humanitaire hulp gegeven moet worden waar deze nodig is, ongeacht de politieke situatie. Met name nu de nood hoog is in Oost-Suriname moet aan dat gebied aandacht besteed worden. Waarom heeft de minister in zijn laatste brief hier geen voorstellen voor gedaan? Heeft het Rode Kruis in Suriname al een verzoek om bloed gericht tot het Nederlandse Rode Kruis? Zijn er mogelijkheden om hulp te bieden, ondanks de moeilijke bereikbaarheid, bijvoorbeeld via het Rode Kruis? Heeft de minister informatie over vluchtelingen in Frans Guyana? Kan hieraan hulp worden verleend via het Hoge Commissariaat voor de vluchtelingen? De heer Tommei (D66) bracht naar voren dat in het verleden is afgesproken dat humanitaire hulp mogelijk moet zijn, zonder daarmee een oordeel over het desbetreffende regime te geven. Ten aanzien van Suriname was het voor hem eerder een vraag hoe hulp verschaft moet worden dan óf dit moet gebeuren. De handelwijze van de minister vond hij overigens in lijn met de afspraken over humanitaire hulpverlening. De hulp via particuliere kanalen had weliswaar ook zijn voorkeur, maar de heer Tommei vond dat niet om het kanaal van de overheid kon worden heengegaan. Het miljoen via de Broedergemeente en het C.M.C, is volgens zijn oordeel goed besteed en verwerkt. Het andere miljoen, via de overheid, is opgeschort vanwege het proces-Boerenveen. De heer Tommei had met deze opschorting moeite gehad, en was blij dat het geld alsnog is vrijgemaakt. De besteding hiervan moet nog nader bezien en gecontroleerd worden. Hij betreurde het dat in de pers berichten zijn verschenen over handel in deze medicijnen op de zwarte markt, terwijl de medicijnen zelfs nog niet ter plaatse waren aangekomen. De heer Tommei zei tenslotte zijn steun te zullen geven aan voedselhulp indien daartoe wordt besloten. HET A N T W O O R D V A N DE MINISTER De minister zei dat de politieke situatie in Suriname zorgwekkend is en een nadere gedachtenwisseling tussen de Kamer en de regering wettigt. Hierbij dient dan in eerste instantie de minister van Buitenlandse Zaken betrokken te zijn. Daarnaast merkte de bewindsman op dat humanitaire hulp bestemd is voor mensen in nood, en ontkoppeld moet worden van politieke overwegingen. Humanitaire hulp aan bewoners van het boslandgebied heeft dan ook nadrukkelijk niets van doen met het maken van een keuze in het politieke Surinaamse conflict. Met betrekking tot de medische hulpverlening aan Suriname zei de minister dat het geld dat via het Zeister Zendingsgenootschap en het Centraal Missie Commissariaat ter beschikking is gesteld snel en efficiënt besteed is en goed terecht is gekomen. Het daarnaast verschaffen van medische hulp via de Surinaamse overheid beoogde de medicijnen en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. V, nr. 28
3
medische apparatuur zo gespreid mogelijk terecht te laten komen om zodoende een zo groot mogelijk deel van de bevolking te bereiken. De overheid heeft een directe verantwoordelijkheid voor het Landshospitaal het Academisch Ziekenhuis en de districtsziekenhuizen. De bewindsman vond het verantwoord ook het overheidskanaal te gebruiken, al erkende hij dat de distributie via de particuliere organisaties vlotter is verlopen. De vertraging van de zending via de overheid is ook deels veroorzaakt doordat het pakket ter waarde van 1 miljoen gulden aanvankelijk deel uit zou maken van een groter pakket dat de Surinaamse overheid voor een deel zelf zou financieren. De Monitoring Commissie moet toezicht houden op de verspreiding van de zending, en ook controle uitoefenen op een juiste gang van zaken. De Nederlandse ambassade staat met deze commissie in nauw contact, teneinde op een juiste bestemming toe te zien. De berichten over zwarte handel in medicijnen zijn verspreid op een moment dat nog maar nauwelijks was besloten om medicijnen te sturen. Het is dus onmogelijk geweest dat met deze geschonken medicijnen zwart is gehandeld. Voorts sprak de minister zijn vertrouwen uit in een goede bestemming van de medicijnen. Het meest recent beschikbaar gekomen bedrag wordt besteed aan medicijnen en hulpmiddelen. De juiste verdeling hiervan kon de bewindsman nog niet meedelen, maar te zijner tijd zou hij de Kamer daarover informeren. Ten aanzien van de medische hulpverlening aan het bosland zei de minister dat wanneer blijkt dat de gebruikelijke hulpkanalen niet meer beschikbaar zijn, gezocht zal worden naar andere wegen om de bevolking daar toch van medische hulp te voorzien. Hij voegde daaraan toe te zullen zoeken naar het minst gevoelige kanaal, maar sloot geen van de mogelijkheden op voorhand uit. Met name de particuliere organisaties is gevraagd om terug te rapporteren waar nog steeds hulp nodig is en gebrek is aan medicijnen en medische hulpmiddelen. De minister dacht dan ook met name aan deze organisaties bij een volgende hulpstroom. Hij ging er daarbij van uit dat de Surinaamse overheid hier niet in de weg zal staan. Met het Nederlandse Rode Kruis had de bewindsman nog geen contact gehad. Vervolgens zei de minister in beginsel bereid te zijn de humanitaire hulp ook uit te breiden met voedselhulp. Momenteel wordt getracht op zeer korte termijn een goed overzicht te hebben van de situatie, teneinde zo adequaat mogelijk te reageren. Een probleem vormt daarbij de ontoegankelijkheid van het gebied, en ook de onduidelijkheid hoe de plaatselijke bevolking reageert. Met het naar Nederland halen van patiënten voor een medische behandeling wenste de bewindsman zeer terughoudend te zijn. Hij gaf de voorkeur aan het investeren in de medische capaciteit in Suriname zelf. GEDACHTENWISSELING IN TWEE DE TERMIJN De heer Weisglas zei dat zijn bezorgdheid over de humanitaire situatie in Suriname was gebleven, en vond daarin een aansporing om via alle beschikbare wegen te zoeken naar het lenigen van de noden. Kan de commissie inzicht krijgen in de onder handen zijnde inventarisatie van de behoeften, en de meest effectieve kanalen. De weg via Frans Guyana zou de heer Weisglas niet willen uitsluiten. Een vervolg op de humanitaire hulpverlening zou naar zijn mening, gezien de ervaringen nu, primair via particuliere organisaties verstrekt moeten worden. De heer Knol zou het eveneens op prijs stellen over de spoedig gereed te komen inventarisatie van de geboden hulp en de hoe aanwezige behoeften, te kunnen beschikken. De heer Knol kon zich van harte vinden in de mening van de minister dat het verschaffen van humanitaire hulp totaal los gezien moet worden van het maken van een politieke keuze.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 986-1987, 19 700 hfdst. V, nr. 28
4
Ten aanzien van de berichten over zwarte handel in medicijnen zei de heer Knol niet door het antwoord van de minister tevreden gesteld te zijn. Het kan hier toch ook medicijnen betreffen uit vroegere voorraden of van de zending van particuliere organisaties. De heer Knol herhaalde tenslotte zijn vraag over de bestemming van de opbrengst van de gratis verstrekte medicijnen. Mevrouw Laning sprak opnieuw haar voorkeur uit voor hulp via de particuliere kanalen. De distributie verloopt beter via deze weg. Is het zo dat de minister de Surinaamse overheid gaat vragen om de hulpverlening middels particuliere organisaties, ook in het boslandgebied, onbelemmerd doorgang te verlenen? Voorts drong zij er bij de minister op aan om nu reeds met het Rode Kruis contact op te nemen en te informeren of inderdaad een verzoek om medicijnen en bloed is gedaan. Ook vroeg mevrouw Laning aan de minister na te gaan of zich reeds vluchtelingen in Frans Guyana bevinden, en of hieraan ook hulp moet worden verleend. De heer Tommei ging akkoord met de beleidslijn van de minister, namelijk eerst zorgvuldig inventariseren en vervolgens zo efficiënt mogelijk hulp bieden. Het kiezen van adequate kanalen betekende ook voor hem niet een partijkeuze. Naar zijn mening valt het niet te vermijden dat ook de overheid bij de hulpverlening moet worden ingeschakeld. De minister was blij voor de steun van de zijde van de woordvoerders voor zijn beleid terzake. Terughoudendheid wenste hij te betrachten in het verlenen van hulp via Frans Guyana. Andere kanalen zullen minder aanleiding geven tot politieke complicaties. De minister zegde toe om zowel een inventarisatie van de bestaande behoeften alsook een beeld van de effectiviteit van de geboden hulp te zullen verschaffen, zij het dat deze waarschijnlijkheid niet gezamenlijk gereed zullen zijn. Van zwarte handel in door Nederland verstrekte medicijnen in het kader van de humanitaire hulp is volgens de minister geen sprake. Hij zou erop toezien dat dit ook in de toekomst niet gebeurt. De opbrengsten van de door Nederland geschonken medicijnen zullen terechtkomen in een tegenwaardefonds. Nederland heeft wel de medeverantwoordelijkheid over de besteding van dit fonds. De bewindsman sprak vervolgens zijn bereidheid uit om met het Rode Kruis contact op te nemen om de daar bestaande informatie in te winnen. Wanneer sprake is van een vluchtelingenstroom naar Frans Guyana, ligt het voor de hand dat contact wordt opgenomen met de Franse autoriteiten om deze vluchtelingen de hun toekomende behandeling te geven. De kwestie-Boerenveen wenste de bewindsman te scheiden van de humanitaire hulpverlening. De voorzitter van de commissie, Aarts De griffier van de commissie, Van Overbeeke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 700 hfdst. V, nr. 28
5