Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
25 107
Derde fase EMU
Nr. 61
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 28 januari 2002 0. Inleiding en samenvatting De invoering van de euro in Nederland is voorspoedig verlopen. De nieuwe munt is met enthousiasme ontvangen. Dit bleek al in december uit de grote belangstelling voor de eurokits en consumentenpakketten met euromunten. Direct vanaf 1 januari heeft het publiek massaal eurobiljetten gehaald bij de geldautomaten. Binnen enkele dagen heeft de euro de gulden uit het chartale betalingsverkeer verdrongen. Op de eerste zaterdag van 2002 (5 januari) werd al 90% van de contante transacties in euro afgerekend. Op 9 januari was dit al 97%. Daarmee is de doelstelling van het Nationaal Forum dat de feitelijke omschakeling zich binnen één à twee weken zou voltrekken ruimschoots gehaald. De enorme logistieke operatie die met de invoering samenhangt bereikte zijn hoogtepunt in de dagen rondom €-day. De waardevervoerders waren al sinds september bezig met het bevoorraden van banken en grote toonbankinstellingen. Tussen 27 en 31 december heeft TPG via de fijndistributie ongeveer een half miljard munten afgeleverd op circa 180 000 adressen. Alle bevoorradingsprocessen zijn over het algemeen goed verlopen; de problemen die zich in een klein aantal gevallen hebben voorgedaan zijn tijdig en adequaat verholpen. In de eerste dagen is er relatief veel betaald met hoge coupures (€ 50 biljetten, en aanvankelijk ook f 100). Enkele grotere winkels hebben daarom aan het eind van de eerste week extra biljetten van € 5, €10 en € 20 ontvangen. De winkels bleken in vrijwel alle gevallen over voldoende wisselgeld te beschikken om de toezegging na te komen vanaf 1 januari slechts euro’s als wisselgeld te geven. Slechts in zeer incidentele gevallen is er (veelal op guldenbetalingen) guldenwisselgeld gegeven. Het wisselgeld in euro bevordert de circulatie van euromunten en de terugkeer naar normale patronen. Bij de klanten van het waardevervoer (grote toonbankinstellingen) was er in de tweede week van januari nog steeds een wat hogere vraag naar muntgeld in de hoge denominaties. De vraag naar
KST58995 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
1
munten van de kleinere winkels was – na de initiële bevoorrading via de fijndistributie – daarentegen opvallend laag. De frontloading via TPG bleek in de meeste gevallen toereikend. Ook de girale omschakeling op de euro is zonder problemen van enige omvang verlopen. Het elektronisch betalingsverkeer heeft steeds ongehinderd doorgang kunnen vinden. De banken hebben de eerste week van januari een toeloop te verwerken gekregen die groter was dan verwacht. Veel mensen wilden al volledig over op de euro, en snel hun resterende guldens afstorten of omwisselen. De mogelijkheid om dit gratis te doen duurt tot 1 april 2002. De invoering van de euro is verstoken gebleven van openbare ordeverstoringen. Het aantal veiligheidsincidenten is dankzij een goede voorbereiding (preventie) en verhoogde zichtbare aanwezigheid van de politie zelfs substantieel lager dan in dezelfde periode in voorafgaande jaren. Ook in de meeste andere deelnemende landen is er sprake van een voorspoedige overgang. Van alle eurolanden is de omschakeling in Nederland het snelst verlopen. Zowel met de omschakeling van de geldautomaten, de bevoorrading van de detailhandel met wisselgeld, als met het percentage eurobetalingen na 1 januari behoort Nederland tot de koplopers. Behalve in het betalingsverkeer heeft de euro ook de gulden vervangen in allerlei andere opzichten, zoals in automatiseringssystemen en bedrijfsprocessen. De rijksoverheid en de gelieerde derdenorganisaties (zbo’s) hebben de overstap naar het eurotijdperk gemaakt zonder dat hierbij majeure problemen zijn opgetreden. Gezien de meldingen van succesvolle conversies van systemen wordt verwacht dat alle betalingen van salarissen, uitkeringen e.d. normaal zullen verlopen. Ook bij de gemeenten en sociale diensten zijn de conversies geslaagd en wordt gerekend op een ongehinderde voortzetting van de publieksfuncties. Vanuit het bedrijfsleven zijn er evenmin signalen over majeure problemen op het niet-chartale terrein. Onder meer uit het aantal meldingen bij de Consumentenbond blijkt dat consumenten nog steeds zeer attent zijn op prijsverhogingen. In de gemelde gevallen van prijsverhogingen waren echter doorgaans andere oorzaken dan de euro aanwezig. Veel reguliere prijsaanpassingen vinden op 1 januari plaats. De resultaten van de prijzenmonitor van de Consumentenbond corresponderen nog steeds met het beeld dat de euro niet leidt tot systematische prijsverhogingen. In een aantal sectoren zijn er echter wel prijsverhogingen waargenomen die mogelijk eurogerelateerd zijn. Deze rapportage over de euro-invoering is het sluitstuk van een reeks van rapportages over het voorbereidingsproces1. De succesvolle overgang naar de euro in Nederland is mede te danken aan een jarenlange intensieve voorbereiding op allerlei fronten. De afspraken tussen de partijen uit het Nationaal Forum hebben geleid tot een evenwichtig en goed uitvoerbaar scenario dat in de praktijk uitstekend heeft gewerkt. Dat de euro nu van ons allemaal is, is ook aan ons allemaal te danken. 1. Betalingsverkeer
1.1. Bevoorrading met munten en biljetten voor €-day 1
Laatstelijk: Slotrapportage eurovoorbereidingen d.d. 19 december 2001, Tweede Kamer vergaderjaar 2001–2002, Kamerstuk 25 107, nr. 59.
In totaal zijn er 659 miljoen «Nederlandse» eurobiljetten en 2,8 miljard «Nederlandse» euromunten geproduceerd. In het oorspronkelijke scenario was voorzien om vóór 1 januari reeds 125 miljoen biljetten en 1,1 miljard
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
2
munten (incl. 500 miljoen via de fijndistributie) te verspreiden. De bestellingen lagen echter al aanmerkelijk hoger (195 miljoen biljetten en 1,3 miljard munten). De uiteindelijk geleverde aantallen kwamen nog hoger uit. Ook vond de bevoorrading via het waardevervoer sneller plaats dan aanvankelijk voorzien. Door de waardevervoerders Brinks en Geldnet zijn in de periode tussen 3 september en 31 december 238 miljoen eurobiljetten en 600 miljoen euromunten geleverd in het kader van de frontloading van banken en grote toonbankinstellingen (die normaliter ook via het waardevervoer worden beleverd). Vanuit o.a. sommige koepelorganisaties van de detailhandel is in de loop van december een aantal malen aan de bel getrokken vanwege foute leveringen door het waardevervoer. Waar deze al niet tussen de betrokken partijen werden opgelost zijn deze gevallen door DNB nagetrokken en zijn waar nodig de fouten hersteld. In totaal betroffen de foutieve leveringen echter slechts een zeer gering percentage van het totale aantal, wat alleszins aanvaardbaar is bij een logistieke operatie van een dergelijke omvang. Donderdag 27 december was een cruciale dag voor de euro-introductie. Vroeg in de ochtend ging in Lelystad de fijndistributie van start. In drie dagen moesten 500 miljoen munten worden bezorgd op circa160 000 adressen in het hele land. Vanuit het Opslag- en Distributiecentrum (ODC) van DNB reden er vrachtwagens met euromunten van TPG naar de 57 regionale distributiecentra. Van daaruit zijn de winkeliers in het hele land bevoorraad met behulp van zo’n 1000 kleinere auto’s. Op deze auto’s was (naast de technische beveiligingsmaatregelen) ook een bijrijder aanwezig vanuit de particuliere beveiligingsbranche. Deze bijrijders zijn speciaal voor de fijndistributie geworven en opgeleid. Voor een groot deel zijn zij reeds (vroeg)pensioengerechtigd, met veelal een «geüniformeerde» achtergrond. De beveiligingsbranche heeft op grond van de positieve ervaringen tijdens de fijndistributie inmiddels aangegeven ook bij andere projecten mensen te willen werven uit deze groep. De frontloading van winkels via de fijndistributie kon – ondanks de soms wat minder gunstige weersomstandigheden – in de geplande drie dagen plaatsvinden. Daardoor was er op (de als reservedag aangehouden) 31e december nog ruimte om degenen die zich te laat (d.w.z. na 31 oktober) hadden aangemeld nog voor 1 januari van euromunten te voorzien. Van degenen die zich tijdig hadden aangemeld is zo’n 92% tussen 27 en 29 december bevoorraad; bij de resterende afleveradressen was in de meeste gevallen niemand aanwezig om de munten in ontvangst te nemen. In deze situaties zijn waar nodig nieuwe afspraken gemaakt voor levering. De toonbankinstellingen die geen klant zijn van het waardevervoer hebben hun eurobiljetten zoals gebruikelijk bij de banken opgehaald. Dit kon in de regel vanaf 17 december. Van de mogelijkheid om op 1 januari bij de banken vooraf bestelde biljetten op te halen is slechts sporadisch gebruik gemaakt, zodat deze extra openstelling veelal is vervallen. In enkele gevallen was er sprake van dat eurobiljetten voortijdig onder het publiek werden verspreid via de kerstpakketten voor het personeel. Onder meer een ziekenhuis in Winterswijk was hiertoe na overleg met de lokale bank overgegaan. In dit geval – en enkele andere – is door DNB in samenwerking met politie en justitie strikt opgetreden teneinde te voorkomen dat de biljetten al vóór 1 januari in circulatie zouden komen. Dit zou in strijd zijn met de ECB-afspraken en met de frontloadingscontracten die alle gefrontloade banken en toonbankinstellingen hebben ondertekend. In goede samenwerking met de betreffende instellingen konden vrijwel alle biljetten worden teruggehaald, waarna deze zijn bewaard tot na 1 januari.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
3
Hiermee is voortijdige circulatie van eurobiljetten voorkómen, evenals de daarbij behorende problemen voor de bedrijfsvoering van winkels.
1.2. Eurokit en consumentenpakketten 1.2.1. Eurokit Op 13 december zijn in Maastricht symbolisch de eerste gratis eurokits uitgereikt aan een aantal jongere en oudere inwoners van Limburg. Vanaf 14 december volgde een massale toeloop van het publiek op de vestigingen van de distribuerende bedrijven1 om de eurokits op te halen. In de eerste drie dagen haalde al circa 60% van de mensen zijn/ haar eurokit op. Op 1 januari had naar schatting van DNB 93% van de gerechtigden de eurokit opgehaald. Van degenen boven de 50 jaar is dit zelfs ruim 95%, en van de jongeren tot 16 jaar minstens 99%. In samenwerking met het COA en het ministerie van Justitie is er voor gezorgd dat ook alle asielzoekers in aanmerking kwamen voor een eurokit; een groot deel van hen is namelijk nog niet in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen. Een vergelijkbare voorziening is getroffen voor in Nederland verblijvende buitenlandse diplomaten. Voor de Nederlandse ingezetenen die om zwaarwichtige redenen niet in staat waren de eurokit voor 1 januari af te halen bestond de mogelijkheid om binnen twee weken een verzoek te doen aan DNB om alsnog een eurokit te ontvangen. In dit verband zijn er ruim 15 000 verzoeken ontvangen. De geste om alle ingezetenen een muntenset te geven is duidelijk gewaardeerd, en heeft bijgedragen aan een positief sentiment ten aanzien van de euro-omschakeling. Tevens is de doelstelling gerealiseerd om via de gratis eurokit het publiek vast te laten wennen aan de euro en kennis te laten nemen van het bijbehorende voorlichtingsmateriaal. 1.2.2. Consumentenpakketten Ook voor het kopen van de consumentenpakketten met euromunten bestond grote belangstelling bij het publiek. In totaal zijn er zo’n 8,5 miljoen pakketten verkocht; meer dan 50% van de huishoudens beschikte over minstens 1 pakket. Dit was op macroniveau voldoende om het publiek van een startvoorraad kleingeld aan munten te voorzien, maar een aantal consumenten viste achter het net. Zoals eerder gemeld heeft de detailhandel het oorspronkelijke commitment om evenals de banken 4,4 miljoen pakketten te verspreiden niet volledig ingevuld. Een klein aantal ondernemers – die verzuimd hadden wisselgeld te bestellen via de fijndistributie – heeft overigens via de consumentenpakketten alsnog het benodigde wisselgeld in huis gehaald.
1.3 €-day en de ontwikkelingen daarna 1.3.0. Het moment van de euro Op 1 januari zijn het nieuwe jaar en de euro gezamenlijk op feestelijke wijze ingeluid in Maastricht, de plaats waar in 1991 met het Verdrag van Maastricht de basis is gelegd voor de invoering van de euro. Vanaf 0.00 uur was de euro wettig betaalmiddel in Nederland en de elf andere eurolanden. 1.3.1. Geldautomaten 1
HEMA, Shell, Combi, RABO Bank, ABNAMRO, Postbank/ ING, Fortis en GWK.
Alle geldautomaten (gea’s) in Nederland gaven zoals afgesproken
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
4
vanaf 0.00 uur alleen nog maar euro’s uit. Een deel van de geldautomaten was op dat moment evenwel nog afgesloten, onder meer vanwege de gebruikelijke beschermingskappen tegen vuurwerk. In het NFE was overeengekomen dat alle automaten vanaf 12.00 uur ’s middags weer toegankelijk zouden zijn, met uitzondering van die in afgesloten ruimten (zoals kantoren). Dit is voor verreweg de meeste automaten ook gelukt. Evenals bij de munten was er ook een grote nieuwsgierigheid naar de biljetten. Op 1 januari zijn er zo’n 2,4 miljoen geldopnames gedaan, en in de eerste vier dagen bij elkaar 8,6 miljoen. Op zaterdag 5 januari kwamen er nog eens 1,7 miljoen geldopnames bij. Ter vergelijking: het totale aantal huishoudens in Nederland is 6,7 miljoen, en het aantal inwoners boven de 15 jaar is 11,7 miljoen. Vooraf was op basis van het onderzoeksrapport van het EIM naar de capaciteit van geldautomaten als streven aangegeven dat alle consumenten binnen vier dagen – dus voor de eerste zaterdag van 2002 – in het bezit zouden kunnen komen van eurobiljetten. Dit streven is blijkens bovenstaande cijfers gerealiseerd. Daarmee is gebleken dat de onheilspellende rapporten over het enorme gebrek aan capaciteit bij de geldautomaten – en dientengevolge de ineenstorting van het betalingsverkeer – op drijfzand waren gebaseerd. De meerderheid van de geldautomaten heeft de grote toeloop zonder problemen kunnen verwerken. Wel bleken de nieuwe biljetten te leiden tot een hoger storingspercentage dan gebruikelijk (5–10% in de eerste 10 dagen, normaal is ongeveer 3,4%). Zoals afgesproken bevatten alle geldautomaten ook biljetten van € 10, en zo’n 40% van de automaten ook biljetten van € 5. Aanvankelijk werden deze kleine coupures echter bij sommige opnamebedragen (b.v. € 50) niet altijd uitgegeven als gevolg van de programmering van de software. Voor zover na te gaan is dit euvel in de meeste gevallen binnen enkele dagen hersteld. Het gemiddelde opnamebedrag bedroeg in de eerste tien dagen van januari 100–110 euro; in de guldenssituatie was dit lager, namelijk circa 80 euro. 1.3.2. Omschakeling elektronisch betalingsverkeer Vooraf is er veel aandacht besteed aan het adequaat functioneren van het elektronisch betalingsverkeer ten tijde van de omschakeling. Dit is immers het vangnet voor het geval er haperingen zouden zijn in het chartale verkeer. Geconcludeerd kan worden dat de omschakeling van het elektronisch betalingsverkeer vlekkeloos is verlopen, afgezien van enkele beperkte complicaties bij het omzetten van chiptegoeden. Vanaf 1 januari 0.00 uur vonden alle pinbetalingen automatisch in euro plaats. Vrijwel alle 167 000 eurogeschikte betaalautomaten waren na een week aangemeld op het netwerk van Interpay. Er hebben zich in de eerste weken van januari geen storingen in het elektronisch betalingsverkeer voorgedaan. 1.3.3. Automaten De automatenbranche was in het algemeen tijdig gereed voor de euro. Begin januari was al meer dan 90% van de automaten gereed om euro’s te accepteren. Deze goede score werd in de publiciteit overschaduwd door de ophef over een relatief klein probleem, nl. dat de munt van 10 Thaise baht in veel muntautomaten zou worden aangezien voor een munt van 2 euro. Dit punt was al langere tijd bekend. Automaten kunnen evenwel zodanig worden afgesteld dat de € 2 munt wel wordt geaccepteerd en de 10 baht munt niet. Waar dit nog niet is gebeurd dient de afstelling te worden verfijnd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
5
1.3.4. Betaalgedrag consument De Nederlandse consument heeft de oproep van het Nationaal Forum om zo snel mogelijk met euro’s te betalen zeer goed ter harte genomen. Reeds op 2 januari werd 65% van de contante transacties in euro afgerekend. In de loop van de week liep dit op tot 90% op zaterdag 5 januari en 97% op 9 januari. Daarmee was Nederland binnen een week een euroeconomie geworden. In het door DNB opgestelde scenario was gerekend met een rustigere start (15% eurobetalingen op dag 1) en een oploop tot 80% eurobetalingen in het begin van de tweede week. De zeer snelle omschakeling heeft de maatschappelijke kosten van de omschakeling beperkt. Wel ontstonden er in de eerste dagen wat fricties bij met name de grotere winkelketens omdat veel consumenten met grote coupures betaalden (€ 50, en aanvankelijk ook f 100). Psychologische factoren bij de consument kunnen hierbij een rol hebben gespeeld (uitproberen nieuwe biljetten, alle coupures in bezit krijgen of houden). Uit het midden- en kleinbedrijf zijn overigens nauwelijks signalen gekomen over dreigende tekorten aan kleine coupures. Het betalen met hoge coupures in de eerste dagen leidde tot een snelle uitputting van de voorraad aan eurobiljetten in de kleinere coupures bij een aantal van de genoemde grote toonbankinstellingen. Daarom zijn aanvullende maatregelen getroffen in overleg tussen DNB, banken, detailhandel en waardevervoerders die hebben geleid tot extra biljettenleveranties. Hierdoor is in vrijwel alle gevallen voorkómen dat er bij betaaltransacties onvoldoende eurobiljetten beschikbaar waren aan de kassa. Na de eerste week is het betaalgedrag teruggekeerd naar normale patronen. De detailhandel heeft zich massaal aan het commitment gehouden om alleen wisselgeld in euro te geven: consumenten gaven aan dat dit op 2 januari in 97% en vanaf 4 januari in 99–100% van de gevallen gebeurde. Dit is een belangrijke bijdrage geweest aan het succes van het omwisselscenario, evenals de goede voorbereidingen die door verreweg de meeste winkels waren getroffen op het werken met nieuwe munten en biljetten, en met twee valuta naast elkaar. Het kassapersoneel is professioneel omgegaan met dit tijdelijke euvel. De vooraf door sommigen gevreesde en luidkeels voorspelde lange rijen in de winkels en op de stations (en zelfs verstoringen van de economie) zijn dan ook achterwege gebleven. In de eerste dagen van januari waren er signalen dat er in sommige winkels minder gepind werd dan normaal. Over het hele land gemeten week het dagelijkse aantal elektronische betalingen in de eerste weken van januari echter niet af van het normale patroon. Ook op zaterdag 5 januari (4 miljoen pinbetalingen) was het pingedrag normaal. Het gerealiseerde maximum van de zaterdag voor kerst (240 transacties per seconde gedurende drie uur) werd bij lange na niet gehaald; de maximale capaciteit is 350 transacties per seconde. 1.3.5. Guldenbetalingen In het Nationaal Forum is afgesproken dat winkels tot 28 januari – het moment dat de gulden geen wettig betaalmiddel meer is – guldenbetalingen blijven accepteren. Dit is in verreweg de meeste gevallen ook gebeurd, door ofwel guldenbetalingen rechtstreeks te accepteren, ofwel via een omwisselfaciliteit voor klanten ter plekke. Voornemens van o.a. enkele grote cateraars en universiteiten om in januari geen guldens meer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
6
te accepteren zijn bijgesteld na druk vanuit de Consumentenbond en het Nationaal Forum. In een beperkt aantal kleinere winkels en horecagelegenheden werden guldenbetalingen geweigerd, wat duidt op een ontoereikende voorbereiding en gebrek aan klantgerichtheid. In de tweede helft van januari zijn meer kleinere winkels guldenbetalingen gaan ontmoedigen of zelfs gaan weigeren. Gezien het feit dat op dat moment nog nauwelijks guldenbetalingen plaatsvonden (en er ook geen klachten van het publiek werden ontvangen) is in NFE-kader besloten hiertegen niet meer actief stelling te nemen. Wel blijft gelden dat incidentele guldenbetalingen tot 28 januari nog steeds geaccepteerd zouden moeten worden. Een andere beoordeling verdienen de situaties waarin consumenten met grote guldencoupures kleine aankopen hebben verricht om zo eurobiljetten terug te krijgen. In deze situaties is in feite niet de aankoop maar het omwisselen het primaire doel van de klant. Dit fenomeen heeft zich in de eerste dagen van januari onder meer bij tankstations en supermarkten voorgedaan. Het is alleszins te billijken dat klanten in zulke gevallen soms zijn verzocht meer gepast te betalen en hun guldenbiljetten bij de bank om te wisselen. Het publiek geeft aan tevreden te zijn over de omwisseling: in de eerste week van januari gaf bij de dagelijkse metingen steeds ruim 90% van de mensen aan dat het ongemak meeviel, ruim 70% dat men geen enkel probleem ondervond, en ruim 95% dat men goed was geïnformeerd. 1.3.6. Omwisselfaciliteit publiek bij banken Een van de onderdelen van het omwisselscenario is de mogelijkheid voor particulieren om bij hun eigen bank gratis guldens af te storten c.q. om te wisselen. Hoewel dit kan tot 1 april kregen de banken al in de eerste week van januari een toeloop te verwerken die aanzienlijk forser was dan werd verwacht. Blijkbaar wilde een groot deel van het publiek al snel van de resterende guldens af, en nam men de langere wachttijd op de koop toe. Een deel van de postkantoren en postagentschappen was overigens begin januari één of enkele dagen noodgedwongen gesloten gebleven vanwege problemen bij de jaarafsluiting 2001. Ook moesten sommige bankkantoren gedurende de eerste week enige tijd de deuren sluiten voor nieuwe klanten om de grote drukte te kunnen verwerken. Zoals eerder besproken zijn de banken de eerste week van januari langer open geweest, en ook op zaterdag 5 januari. De modaliteiten aan de balie verschilden per bankkantoor: in veel gevallen was het mogelijk om rechtstreeks om te wisselen, maar in andere kon dit alleen via twee aparte transacties (eerst afstorten en vervolgens opnemen bij de geldautomaat). Onder erkenning van het feit dat dit laatste omwille van doelmatigheid de hoofdregel is, is medio januari aan de banken verzocht om (conform de afspraken) klanten die toch aan de balie willen omwisselen te accommoderen Daarbij is – naar aanleiding van diverse meldingen bij de Consumentenbond en de Eurolijn – tevens aandacht gevraagd voor een duidelijke communicatie over het feit dat uitsluitend rekeninghouders zonder kosten kunnen omwisselen; dit voorkomt dat klanten van andere banken pas aan de balie met deze mededeling worden geconfronteerd. Na ruim een week waren 3,5 miljoen mensen (27% van de bevolking van 16 jaar en ouder) naar bank of postkantoor geweest; 57% gaf aan al niet meer te beschikken over guldenmunten, en 75% niet meer over guldenbiljetten. Degenen die nog wel over guldens beschikten gaven in meerderheid aan deze nog naar bank of postkantoor te willen brengen, en – conform de aanbevelingen uit de campagne – hiermee te willen wachten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
7
tot een rustiger moment. Het lijkt er dus op dat de banken en postkantoren het grootste deel van de omwisseling van de guldenvoorraad van particulieren voor hun rekening hebben genomen. De stelling dat vooral de detailhandel als wisselkantoor zou moeten optreden is daarmee niet bewaarheid. 1.3.7. Bijbestellingen euromunten In de eerste twee weken van januari zijn de bijbestellingen van euromunten door de klanten van het waardevervoer (grote toonbankinstellingen) onverminderd hoog gebleven. Dit heeft dan ook tot gevolg gehad dat er medio januari aanvullende maatregelen moesten worden getroffen voor de bestellingen in het kader van het zogeheten «dedicated munttransport» (munttransporten van de waardevervoerders met speciaal voor dit doel ingehuurde auto’s). Voor deze klanten waren nog in beperkte mate per denominatie gerolleerde euromunten beschikbaar in de hogere denominaties (vanaf € 0,20). Dit is opgelost door deze klanten in grotere mate de standaardpakketten te leveren met alle denominaties vanaf € 0,05 (die ook in de fijndistributie worden gebruikt). In de bestellingen voor het reguliere waardetransport was het voor banken nog wel mogelijk om alle denominaties bestellen. In de loop van januari is de omvang van de bestellingen duidelijk teruggelopen. Verwacht wordt dat met het op gang komen van de recirculatie van euromunten eind januari de problemen zullen verdwijnen. De vraag naar munten in de fijndistributie (bijbestellingen) is sinds 1 januari aanzienlijk lager dan verwacht, wellicht door de grote omvang van de bestellingen in de frontloading (bijna twee maal zoveel als aanbevolen in de vuistregels van DNB). In de eerste week van januari werden slechts ruim 100 000 pakketten bijbesteld. Uit signalen blijkt dat de kleinere winkeliers over meer dan voldoende euromunten beschikken om als wisselgeld te gebruiken. Daarbij komt dat veel consumenten gepast betalen conform de oproep in de voorlichtingscampagne. Winkeliers konden nog tot 28 januari euromunten bijbestellen via de fijndistributie. Via deze service worden ook de guldenmunten opgehaald (tot 12 februari). Na een zeer rustige start is deze retourstroom medio januari op gang gekomen. 1.3.8. Afvoer guldenmunten Bij de afvoer van guldenmunten via het waardevervoer werd eind december al door DNB geconstateerd dat veel particuliere toonbankinstellingen de guldenmunten ongesorteerd aanleverden. Dit leidde tot grote voorraadvorming bij sommige banken en telcentra van de waardevervoerders. In de communicatie is daarom benadrukt dat de toonbankinstellingen de speciale muntzakken dienen te gebruiken voor het gesorteerd aanleveren van guldenmunten, om in aanmerking te komen voor de vergoeding voor de inname van guldenmunten (€ 11 per zak). Indien nodig voor een geordende verwerking van guldenmunten is er een terugvalscenario beschikbaar, namelijk om de ongesorteerd aangeleverde munten deels tijdelijk op te slaan op het ODC in Lelystad. 1.3.9. Evaluatie van het scenario Het gekozen scenario van een duale fase van vier weken, gekoppeld aan het streven naar een aanzienlijk snellere omschakeling in de praktijk, heeft zijn waarde bewezen. Uit het verloop van de omschakeling blijkt dat een «big bang» onvermijdelijk tot problemen zou hebben geleid. Alle consumenten zouden dan op 1 januari over euro’s moeten beschikken, en in de juiste denominaties. Winkels zouden geconfronteerd zijn met een gebrek
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
8
aan wisselgeld door de betalingen met hoge coupures, en banken zouden in de eerste week een nog grotere toeloop te verwerken hebben gekregen. Dit alles zou geleid hebben tot onnodig veel druk op met name de kwetsbare groepen. Frontloading van het publiek met biljetten zou hiervoor geen goede oplossing zijn geweest. Op grond van het enthousiasme van het publiek om de euro’s te gebruiken lijkt het alleszins aannemelijk dat men in dat geval al in december op grote schaal met eurobiljetten zou zijn gaan betalen. Dit had geleid tot het naar voren halen van de duale fase met als gevolg veel verwarring en ongemak voor de detailhandel in de drukke decembermaand, te meer daar de euromunten via de fijndistributie pas eind december werden geleverd.
1.4. Coördinatiestructuur en veiligheids-/justitiële aspecten Nationaal Coördinatiecentrum Bij een grootschalige operatie als de euro-invoering is de centrale coördinatie van groot belang. Nederland beschikt hiervoor over uitstekende voorzieningen bij het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) bij het ministerie van BZK. In de periode tussen begin december en half januari zijn de besluitvorming en informatievoorziening betreffende de euro-operatie gecoördineerd vanuit het NCC. Hier vonden regelmatig bijeenkomsten plaats van het Interdepartementaal Beleidsteam (IBT) onder voorzitterschap van de thesaurier-generaal van Financiën. De besluitvorming vond plaats aan de hand van dagelijkse situatierapportages die zijn gebaseerd op informatie uit verschillende deelnetwerken: DNB/ chartaal, Rijksoverheid, gemeenten, maatschappelijke koepelorganisaties, openbare orde en veiligheid, en internationaal (via de Europese Commissie en de Nederlandse ambassades in de eurolanden). Dankzij deze input vanuit allerlei geledingen kon steeds een goed beeld worden verkregen van het verloop van de omschakeling, en waar nodig worden bijgestuurd. Vanuit het aan het NCC gekoppelde Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) werden t/m 8 januari dagelijkse persbriefings gehouden. Openbare orde en veiligheid Zoals eerder gemeld zijn door de politie uitgebreide maatregelen genomen om een soepele invoering van de euro op het terrein van de openbare orde en veiligheid te verzekeren. Daartoe is ook extra menskracht ingezet, oplopend tot 4000 man extra op de piekdagen. De extra inzet is vooral gericht geweest op het houden van toezicht op plaatsen die voor de euro-omwisseling van bijzonder belang waren (transporten, winkelcentra, banken, geldautomaten). Van de duidelijk van tevoren aangekondigde politie-inzet is een preventieve werking uitgegaan. Het percentage incidenten dat zich in de maanden december 2001 en januari 2002 heeft voorgedaan lag beduidend lager dan in diezelfde periode in voorafgaande jaren. In de periode van 1 december tot medio januari lag het percentage overvallen zelfs iets meer dan 50% lager dan in de overeenkomstige periode van de voorafgaande jaren. Bij de direct aan de euro-invoering gerelateerde operaties (zoals transporten) hebben zich geen veiligheidsincidenten voorgedaan. Wel kon de politie dankzij preventief ingrijpen verscheidene incidenten voorkómen. Door het snelle en voorspoedige verloop van de omschakeling kon de polite-inzet op een aantal onderdelen iets eerder worden afgeschaald dan was voorzien; in de tweede week van januari volstond 75% van de eerder geplande inzet, en in de derde week 50%. Gezien de logistieke stromen die nog (moeten) plaatsvinden blijft men echter alert. Justitiële aspecten In het licht van de omwisseling is op centraal niveau een bijzondere voor-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
9
ziening getroffen bij het MOT en het BLOM1, onder de benaming HARM (Hit and Run Money Laundering). Deze voorziening strekt ertoe meldingen van witwassen op centraal niveau te coördineren en daaruit voortvloeiende informatie ter beschikking te stellen van de Landelijk Officier van Justitie Witwassen en van de Nederlandse politie. Deze voorziening beantwoordt aan zijn doel. Er is in de achterliggende periode een verhoogde activiteit in het domein van het witwassen (c.q. zwart houden) van geld vastgesteld. Exacte cijfers zijn thans nog niet beschikbaar omdat een aantal opsporingsonderzoeken nog niet volledig is afgerond. Wel kan in dit stadium worden bericht dat inmiddels aanzienlijke bedragen in beslag zijn genomen. Zodra een meer definitief inzicht bestaat en alle cijfers beschikbaar zijn wordt de Kamer hierover geïnformeerd. Er zijn nog geen serieuze vervalsingen ontdekt van euro’s; wel zijn er enkele gevallen bekend van slechte vervalsingen waarbij alle echtheidskenmerken ontbreken; desondanks blijft alertheid bij het publiek geboden. In de voorlichting blijft daarom nog volop aandacht voor de echtheidskenmerken.
1.5. Invoering euro in andere landen Algemeen De invoering van de euro heeft zich in alle eurolanden over het algemeen voorspoedig voltrokken. Hoewel in het algemeen wat trager dan in Nederland en ook Ierland (vooral in Italië en Spanje, en aanvankelijk ook Portugal en België), lag de snelheid van de euro-omschakeling hoger dan in de oorspronkelijke omwisselscenario’s werd verwacht. Voor een groot deel is dit toe te schrijven aan de enthousiaste ontvangst van de euro door het publiek. Er hebben zich geen grote problemen voorgedaan. Eurovoorbereiding De scenario’s voor de omschakeling naar de euro verschillen per land, waarbij de meeste landen voor een duale fase van twee maanden hadden gekozen. Op basis van de voorbereidingen werd in alle eurolanden een omschakeling zonder al te veel problemen verwacht. De verkoop van de consumentenpakketten was vrijwel overal een doorslaand succes. In verschillende landen waren de europakketten al na een aantal dagen uitverkocht. Geldautomaten Een hoger dan verwacht percentage geldautomaten gaf al op de eerste dag eurobiljetten uit (80%) en er hebben veel meer transacties plaatsgevonden dan normaal. De aanpassing van geldautomaten was vrijwel direct voltooid in vier landen (Duitsland, Oostenrijk, Luxemburg en Nederland). Italië bleef in het begin iets achter en startte met een aanpassing van 50% van de geldautomaten. De reactie van het publiek was in alle landen van de eurozone positief. Het publiek spoedde zich in groten getale naar de geldautomaten en de banken om de nieuwe biljetten te bemachtigen. De rijen die zich hier voordeden waren in alle eurolanden duidelijk langer dan normaal. De geldautomaten waren in de meeste gevallen ook gevuld met kleine coupures; de € 10 biljetten werden in alle landen geleverd behalve België, Griekenland en Finland. Biljetten van € 5 werden in een beperkt aantal landen via de geldautomaten verspreid, en soms alleen op kleine schaal.
1
MOT: Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. BLOM: Bureau politiële ondersteuning van de Landelijke Officier van Justitie wet MOT.
Na twee dagen gaf 86% van de geldautomaten in de eurolanden euro’s uit. Aan het einde van de eerste week van het nieuwe jaar waren alle geldautomaten omgeschakeld. Het aantal en het gemiddelde bedrag van de geldopnames begaven zich richting normale niveaus.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
10
Betaalgedrag publiek De wachtrijen in de winkels waren vrijwel normaal. Het aandeel van de contante betalingen in euro in de winkels steeg snel. Op 3 januari was dit zo’n 40%, en na twee weken ongeveer 90%. Overigens gaven onofficiële metingen in Italië en Griekenland een lagere schatting van het percentage eurobetalingen dan de door de autoriteiten doorgegeven schattingen; dit heeft waarschijnlijk te maken met de tragere start in afgelegen gebieden. Het teruggeven van wisselgeld in euro’s kwam niet overal even snel op gang. In sommige landen werd na een aantal dagen vrijwel systematisch euro’s teruggeven, terwijl dit in andere landen later op gang kwam. De beperkte frontloading van winkels speelde deze landen parten. Na de eerste week verbeterde de situatie en werd in alle landen in de meeste winkels euro’s als wisselgeld geretourneerd. Vrijwel alle supermarkten in het gehele eurogebied gaven euro’s terug. Medio januari is er nog een beperkt aantal landen waar het wisselgeld af en toe in de nationale valuta rinkelt. Een situatie die zich in vrijwel alle landen voor heeft gedaan, betrof een dreigend tekort aan eurowisselgeld als gevolg van betalingen met grote coupures. In een aantal gevallen zagen supermarkten zich hierdoor verplicht (toch weer) tijdelijk wisselgeld in de oude nationale munteenheid terug te geven. De meeste lidstaten hebben extra maatregelen genomen om de bevoorrading met kleine coupures te vergemakkelijken en de situatie zo opgelost. De omschakeling van de elektronische betaalautomaten is goed verlopen. Uit opiniepeilingen in enkele landen blijkt dat de overgrote meerderheid van de burgers tevreden is over het verloop van de omschakeling op de euro. Incidenten Er hebben zich geen grote problemen voorgedaan bij de introductie van de euro. In sommige landen hebben er wel enkele kleine incidenten plaatsgevonden. Zo staakten de banken in Frankrijk en Italië kortstondig. In Oostenrijk zijn de geld- en betaalautomaten enige tijd buiten gebruik geweest. In België is de omschakeling van de automaten door een tekortschietende voorbereiding langzaam op gang gekomen. De «valse» eurobiljetten die zijn aangetroffen zijn schaars in aantal en aan te duiden als «niet professioneel». Derde landen De euro is ook in de niet-deelnemende landen van de EU en andere Europese landen gunstig ontvangen. Vele winkels in de niet-deelnemende lidstaten – vooral die in toeristische of grensgebieden – hebben aangekondigd betalingen in contanten in euro’s te zullen aanvaarden. Veel consumenten zijn nieuwsgierig naar de nieuwe Europese munt en hebben getracht euro’s te bemachtigen. Volgens gegevens van een veertigtal landen zijn overal aan de loketten van de banken of in de wisselkantoren eurobiljetten beschikbaar. De succesvolle invoering van de euro heeft het sentiment voor deelname in Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken duidelijk positief beïnvloed. In Zweden en Denemarken zou volgens opiniepeilingen inmiddels een meerderheid van de bevolking voorstander zijn van deelname aan de EMU. In Kosovo en Montenegro is de euro ingevoerd als officiële valuta en in Servië als parallelle valuta. De euro neemt hiermee de plaats in van de Duitse mark. In Kosovo wordt een duale periode gehanteerd van twee maanden; omdat de geldautomaten geen euro’s bevatten zal de omschakeling na de eerste contante betalingen van salarissen substantieel vorm krijgen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
11
2. Omschakeling publieke en private sector
2.1. Rijksoverheid en gelieerde organisaties Rijksoverheid De departementen zijn zonder noemenswaardige problemen overgestapt op de euro. De gedegen voorbereiding lijkt hiermee effect te hebben gesorteerd. Alle departementen en overige overheidsorganisaties hadden voor de omschakeling naar de euro uitgebreide draaiboeken opgesteld. Op basis van deze draaiboeken is een overalldraaiboek voor de omschakeling van de rijksoverheid opgesteld. In dit «draaiboek deelnetwerk rijksoverheid» waren de belangrijkste conversiedata opgenomen. Op basis hiervan is door de ministeries regulier over het verloop van de conversies gerapporteerd aan Financiën. Een samenvatting van deze stand van zaken werd dagelijks opgenomen in de situatierapportage. De meeste conversies zijn zoals gepland uitgevoerd in de periode half december-medio januari en conform verwachting verlopen. Waar dat niet het geval was hebben de departementen zelf gezorgd voor een afdoende oplossing hiervan; er hebben zich op een enkele uitzondering na geen problemen voorgedaan met een interdepartementaal karakter. In een enkel geval verliep de overgang naar de euro niet geheel volgens planning, maar konden complicaties worden voorkomen doordat het bijvoorbeeld de conversie van een geïsoleerd systeem betrof. Bovendien kon de conversie op een later moment wel succesvol worden uitgevoerd. In een enkel geval bleek er sprake van systeemtechnische fouten. Deze konden na tussenkomst van de betreffende leverancier worden opgelost. Er hoefde dan ook nagenoeg niet te worden overgegaan op de van tevoren opgestelde terugvalscenario’s. Bij de voorbereiding op de invoering van de euro in de publieke sector is in het bijzonder aandacht besteed aan de noodzaak van een gedegen voorbereiding én het belang van de zogenoemde ketenproblematiek. Alleen door een goed inzicht in de omvang van de problematiek, tijdige aanpassing van systemen en het tijdig uitvoeren van proefconversies kon voldoende zekerheid worden verkregen dat de werkelijke overgang naar de euro ook een succes zou worden. Veel processen binnen de overheid zitten in ketens. De output van het ene bedrijfsproces is hierbij de input van een ander. Alleen door goede onderlinge afspraken kan op een beheerste wijze worden overgegaan. Terecht is hier de afgelopen jaren veel aandacht aan besteed door de verschillende overheidsorganisaties. In dit verband worden onder meer genoemd de salarisketen binnen de rijksoverheid, de uitbetaling van uitkeringen en subsidies en de politie- en justitieketens. In de derde week van januari zijn veel maandelijkse betalingen gepland, waaronder de salarisbetalingen bij de overheid (via de dienst Informatie Voorziening Overheids Personeel van BZK); deze betalingen zijn inmiddels zonder problemen verricht. Voor veel bedrijfsprocessen geldt dat pas in de loop van januari (en later) duidelijk wordt of de euro in de praktijk nog tot haperingen heeft geleid. Dit is met name afhankelijk van de menselijke factor, nl. de vraag in hoeverre er vergissingen worden gemaakt met de invoer van gulden- en eurobedragen. De kans hierop is het grootst in situaties waarin geen maatregelen zijn getroffen om dergelijke vergissingen te voorkomen dan wel hierop achteraf extra controles uit te voeren. Dit geldt uiteraard ook voor andere organisaties dan de (rijks)overheid.
Derdenorganisaties en beleidsveld Een vlekkeloze omschakeling naar de euro van (prioritaire) derden-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
12
organisaties was van groot belang. Veel prioritaire derdenorganisaties (zbo’s, pbo’s, uvi’s) voeren namelijk rechtstreekse betalingen uit aan burgers, bedrijven en/of organisaties. De conversies en daaropvolgende betalingen zijn ook hier goed geslaagd. De Sociale Verzekeringsbank had op 2 Januari de primeur met 1,8 miljoen betalingen in het kader van de Kinderbijslag. Ook bij de Informatie Beheer Groep (IBG) is de conversie goed verlopen. In het aan derden uitbestede deel van de daarop volgende productie zijn echter abusievelijk 2600 blauwe (gulden) acceptgiro’s voor de terugvordering van studiefinanciering verzonden met daarop een eurobedrag. De IBG heeft hierop echter snel en juist gereageerd met een excuusbrief en nazending van de correcte (gele) euroacceptgiro. Het ministerie van VWS heeft in januari een enquête uitgevoerd naar de omschakeling bij de instellingen in de gezondheidszorg. De resultaten hiervan zullen begin februari beschikbaar zijn.
2.2. Gemeenten De omschakeling naar de euro bij gemeenten is tot op heden goed verlopen. Er traden lokaal enkele kleine onvolkomenheden en incidenten op, die bij een dergelijke grote operatie nu eenmaal onvermijdelijk zijn. In zijn algemeenheid kan echter worden gesteld dat door de intensieve gemeentelijke voorbereidingen veel problemen zijn voorkomen en dat de toch optredende knelpunten effectief konden worden aangepakt. Op het gebied van de automatisering zijn de meeste systemen voor kritische processen als belastingen en sociale diensten inmiddels met succes geconverteerd. Complicaties traden vooral in de voorafgaande testfase op. Eind december is er bij veel gemeenten en sociale diensten nog hard gewerkt aan het verwerken van nieuwe versies van software, die soms op het laatste moment werden uitgeleverd of waar men nog niet aan toe was gekomen. Ook de leveranciers van de gemeentelijke software hebben in die periode veel overuren moeten maken. De volgende stap – de uitvoering van de daadwerkelijke «betaalruns» en de verrichting van girale betalingen – loopt op dit moment. De eerste resultaten zijn bemoedigend. De helpdesk voor gemeentelijke sociale diensten heeft in de eerste weken van januari geen probleemmeldingen ontvangen. Alle gemeenten die (vrijwillig) de resultaten van hun conversie hebben gemeld, gaven aan dat deze succesvol verlopen was. Tot deze gemeenten behoren de 4 grote gemeenten en bijna alle G60-gemeenten. Voor zelfstandige uitvoeringsorganisaties Wsw/wiw/wvg en I/D-banen geldt hetzelfde beeld. Ook uit eerste meldingen over het verloop van de betaling van uitkeringen eind januari blijkt dat deze zonder haperingen zijn verricht. De helpdesk voor de huursubsidie heeft weinig problemen op hoeven te lossen. In december waren er tijdens de testfase nog enkele pakketten die kleine aanpassingen behoefden. Het aantal meldingen van woningcorporaties en gemeentelijke woningbedrijven met problemen is tot op heden beperkt gebleven. In de loop van het eerste kwartaal zal duidelijk worden of ook hier sprake is geweest van een soepele overgang. Voor het innen van gemeentelijke heffingen worden vaak acceptgiro’s gebruikt. Bij gemeentelijke instellingen die eind december nog niet in staat waren om euroacceptgiro’s te printen, is het nog even afwachten of er in het eerste kwartaal vertragingen optreden bij het innen van betalingen. Het toonbankverkeer bij gemeenten en gemeentelijke instellingen in de duale periode is goed gelopen. Er werden in december nog verschillende knelpunten met de bestellingen van contant geld gemeld, maar uiteinde-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
13
lijk beschikte iedere gemeente over voldoende wisselgeld en kon de euro op een klantvriendelijke manier worden ingevoerd. Daar waar sprake was van hobbels door lokale uitval van pinapparatuur of haperende kassa’s, werd dit grotendeels ondervangen door de baliemedewerkers, die met uitgebreide trainingen op knelpunten voorbereid waren. Bij de in sommige gemeentehuizen opgezette wisselpunten kwamen in de loop van januari steeds minder guldens binnen. Er waren weinig meldingen vanuit de samenleving over de stijging van gemeentelijke tarieven, verkeerde afrondingen of het weigeren van guldens in de duale fase. Een enkele parkeergarage, veerpont of gemeente is aangesproken op de in het Nationaal Forum gemaakte afspraken. De meeste gemeenten hebben de benodigde aanpassingen bij het parkeren door de komst van de euro op tijd voorbereid. Waar dat technisch mogelijk is, accepteren de parkeerautomaten en parkeermeters in de duale fase zowel euro als gulden. Waar het niet mogelijk bleek (bijvoorbeeld bij wat oudere apparaten) is vaak gekozen voor een om en om aanpak: afwisselend automaten in euro en in gulden, of voor een wisselpunt, zodat de burger altijd met euro en gulden terecht kan. De lokale aanpak tijdens de duale fase is in de meeste gevallen duidelijk gecommuniceerd in de plaatselijke media. Er is bij de euro-invoering op beperkte schaal sprake geweest van kinderziekten en aanloopproblemen, b.v. nog niet goed afgestelde apparaten of het niet nakomen van afspraken door de leverancier. Een aantal gemeenten heeft nog last van parkeerautomaten die een munt van twee eurocent aanzien voor een kwartje en van parkeerders die hiervan misbruik maken. In sommige gemeenten was het ombouwen van de parkeerautomaten gepland voor de tweede of derde week van januari, zodat mensen nog niet met euro’s terecht konden. In deze gevallen is de ombouw versneld en is (al dan niet na klachten) coulant opgetreden tegen parkeerders zonder guldens. Soms hebben gemeenten gekozen om apparaten gelijk te vernieuwen of – in drie gevallen (Rotterdam, Nijmegen en Purmerend) – over te gaan op chip-only betalingen. De combinatie van de euro-invoering en het chiponly parkeren levert deze gemeenten een kostenbesparing op. Daarbij zijn aanloopproblemen en een gewenningsproces bij de bevolking onvermijdelijk; veel mensen bleken nog onbekend met de werking van het chippen. Een groot voordeel van het chip-only parkeren is dat deze gemeenten een enorme besparing boeken op de kosten als gevolg van vandalisme en diefstal bij parkeerautomaten. Deze kosten kunnen jaarlijks in de miljoenen (euro’s) lopen. Het beeld bij provincies en waterschappen is in dit stadium nog niet geheel duidelijk, maar er zijn geen majeure problemen gemeld. De eerste inschatting op basis van individuele meldingen en de monitorrondes uit 2001 is dat de conversies ook hier goed zijn verlopen en dat eventuele laatste benodigde aanpassingen snel zullen worden uitgevoerd.
2.3. Particuliere sector Voor zover bekend zijn in het bedrijfsleven ook de niet-chartale onderdelen van de omschakeling voorspoedig verlopen, bijvoorbeeld bij de kassasystemen van winkels. Het MKB geeft aan dat de in de zomer van 2001 opgestelde handreikingen van het Nationaal Forum voor de diverse branches van veel nut zijn geweest. De banken hebben gerapporteerd dat ook de omzetting van de girale systemen en rekeningen is geslaagd. Op 2 januari is een recordaantal van 31 miljoen girale overboekingen verwerkt; dit hoge aantal hangt samen met de vooraf geplande en gecommuniceerde afsluiting van de systemen eind december.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
14
Vooraf was gemeld dat zo’n 20% van de acceptgiro-verspreiders hun nieuwe euro-acceptgiro’s nog niet aan een test hadden onderworpen. Hoewel er nog geen verontrustende signalen zijn, moet nog worden bezien in hoeverre de niet-geteste euro-acceptgiro’s nog tot problemen zullen leiden in de verwerking door Interpay. Interpay meldt dat het aantal gele (euro-) acceptgiro’s als percentage van het totaal snel toeneemt; medio januari bedraagt dit 40%. Medio januari is er naar aanleiding van berichten over Finland enige discussie ontstaan over het gebruik van de eurocent. In Finland zijn de eurocent en de twee eurocent wettig betaalmiddel, maar kunnen winkeliers dankzij een speciale wet het te betalen bedrag afronden op een veelvoud van vijf eurocent. In Nederland en de andere eurolanden kan dit niet: bij een te betalen bedrag van b.v. € 4,38 mag van de klant niet worden geëist dat hij € 4,40 betaalt. Wel staat het de winkelier uiteraard vrij om het te betalen bedrag naar beneden af te ronden op € 4,35. Wat betreft de prijsontwikkeling blijkt uit het aantal meldingen bij het EuroMeldpunt van de Consumentenbond (1700 in de eerste week van januari, waaronder 1000 over prijsverhogingen) dat het publiek alert is op eventuele prijsverhogingen als gevolg van de euro-introductie. Bij nader onderzoek van de Consumentenbond blijken de gemelde prijsstijgingen overigens veelal een aantoonbare andere oorzaak te hebben dan een afronding naar boven bij de omrekening naar de euro. De Consumentenbond rapporteert heden (28 januari) aan het Nationaal Forum over de resultaten van de in januari gehouden (vijfde) Prijzenmonitor. De resultaten corresponderen nog steeds met het beeld dat de euro niet leidt tot systematische prijsverhogingen. Dit geldt b.v. voor een aantal belangrijke sectoren waar mensen een groot deel van hun besteedbaar inkomen uitgeven (supermarkten, drogisterijen, duurzame huishoudelijke artikelen). In enkele sectoren (CD-branche, fietsenverkoop, en een deel van de horeca) zijn er wel prijsverhogingen waargenomen die mogelijk eurogerelateerd zijn. De Consumentenbond zal de Nma vragen een aantal gevallen te onderzoeken. Teleurstellend is ook dat een aantal gemeenten met het doorvoeren van prijsverhogingen per 1 januari 2002 (o.a. parkeertarieven) onvoldoende rekening heeft gehouden met de voorbeeldfunctie van de overheid. Ik heb hiervoor, o.a. in een brief van maart 2001, eerder al de aandacht gevraagd van de Colleges van B&W. De Rijksoverheid heeft – zoals bevestigd door de Algemene Rekenkamer in december jl. – de guldenbedragen in wet- en regelgeving volgens de eerder gemaakte afspraken correct omgezet in eurobedragen. Uit een onderzoek van het CBS (uitgevoerd in december) bleek dat winkeliers bij het dubbelprijzen de prijzen in het algemeen netjes hebben omgerekend; waar het bedrag niet exact klopte was dit vrijwel even vaak iets te hoog als iets te laag. Begin januari gaf het CBS aan dat het effect van de euro-introductie op de inflatie in 2001 – zo al aanwezig – zeer beperkt was. Het CBS zal op 8 februari de inflatiecijfers over januari 2002 publiceren. 3. Beoordeling van het verloop van de omschakeling De conclusie is dat de invoering van de euro in Nederland succesvol is verlopen. Dit geldt zowel voor het chartale en girale verkeer, als voor de andere dimensies van de euro, zoals de aanpassingen in de automatisering en de bedrijfsvoering. In het betalingsverkeer heeft de euro een bliksemstart gemaakt en de gulden snel verdrongen. De bevolking heeft massaal gehoor gegeven aan de oproep om zo snel mogelijk in euro te gaan betalen. Deze snelle overgang kon – wat betreft het chartale verkeer – alleen maar slagen dankzij de uitgebreide voorbereidingsmaatregelen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
15
die waren getroffen door De Nederlandsche Bank, in samenwerking met de detailhandel, de banken, de vervoerders en de politie. Waar in de voorbereiding door sommigen regelmatig de noodklok werd geluid bleek in de praktijk dat de positieve inzet uiteindelijk overal de overhand heeft gekregen. De samenwerking van overheid en maatschappelijke organisaties in het kader van het Nationaal Forum is een belangrijke factor geweest in het succes van de euro-introductie. Vanuit het NFE is zo een uitgebreide en breed gedragen voorlichtingscampagne gevoerd gericht op zowel het brede publiek als op specifieke doelgroepen. Voor de omschakeling bij de overheid zijn het strakke tijdpad en de monitoring van de voortgang nuttige instrumenten geweest. De faciliterende acties van de overheid gericht op mede-overheden en bedrijfsleven hebben het voorbereidingsproces een belangrijke impuls gegeven. Het kabinet is alle betrokken partijen erkentelijk voor de grote bijdrage die zij hebben geleverd aan de omschakeling, zowel op het gebied van het betalingsverkeer als op de andere domeinen. Zoals eerder gemeld zal er een evaluatie plaatsvinden van het gehele europroject. In deze evaluatie worden de effectiviteit (resultaat) en de efficiëntie (aanpak) van het europroject beoordeeld, inclusief de regiefunctie van het ministerie van Financiën. Ook wordt bezien welke lessen kunnen worden getrokken voor andere grote projecten. De evaluatie richt zich op vier deelterreinen: het publieke domein (Rijksoverheid en medeoverheden), het private domein (NFE), de chartale omschakeling en de publieksvoorlichting. In elk deelonderzoek zullen de resultaten in internationaal perspectief worden geplaatst. Gestreefd wordt de Kamer voor het zomerreces te informeren over de resultaten van de evaluatie, en op 1 juli een afsluitende conferentie te houden. Dit is de oorspronkelijk in de euroverordening1 voorziene uiterste datum voor de duale fase, maar gelet op de vorderingen sindsdien heeft de datum van 1 juli gelukkig alleen nog een beperkte symbolische betekenis. De euro is dan immers – in tegenstelling tot de gulden, de franc, de mark etc. – niet meer weg te denken. De minister van Financiën, G. Zalm
1
Art. 15 van Verordening van de Raad nr. 974/98 d.d. 3 mei 1998.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 107, nr. 61
16