Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
24 587
Justitiële Inrichtingen
Nr. 291
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 8 juli 2008
1
De vaste commissie voor Justitie1 en de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie2 hebben op 29 mei 2008 overleg gevoerd met staatssecretaris Albayrak van Justitie en minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie over: – de halfjaarlijkse rapportage actiepunten (brand)veiligheid (24 587, nr. 258); – de brief d.d. 16 februari 2007 inzake Tussenrapportage actiepunten (brand)veiligheid d.d. 16 februari 2007 (24 587, nr. 213); – de brief d.d. 19 mei 2008 inzake Onderzoeksrapport (brand-) veiligheid bij Justitiële Jeugdinrichtingen (24 587, nr. 280). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, C q örüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie). Plv. leden: Uitslag (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Halsema (GroenLinks), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Kos¸er Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie). 2 Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Van Gent (GroenLinks), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Van der Ham (D66), Vietsch (CDA), Verdonk (Verdonk), Jansen (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV), Van Toorenburg (CDA) en Uitslag (CDA). Plv. leden: Bilder (CDA), Dibi (GroenLinks), Nicolaï (VVD), Timmer (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Blanksma-van der Heuvel (CDA), Neppérus (VVD), De Wit (SP), Voordewind (ChristenUnie), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP), Madlener (PVV) en Karabulut (SP).
KST120988 0708tkkst24587-291 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008
Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Jager (CDA) brengt naar voren dat in de kabinetsreactie van 18 oktober 2006 werd aangegeven dat het bedrijfshulpverleningsverbeterplan per 31 december 2007 zou kunnen zijn geïmplementeerd. In de brief van 12 februari 2008 wordt echter aangegeven dat implementatie van het verbeterplan plaatsvindt in de periode van april tot en met juli 2008. Wordt dan ook daadwerkelijk uitvoering gegeven aan het verbeterplan? De brandveiligheidseisen aan gebouwen moeten voldoen aan het Bouwbesluit 2003/nieuwbouwniveau. Indien het nieuwbouwniveau bij bestaande inrichtingen, dan wel delen van die inrichtingen niet haalbaar of wenselijk is vanwege organisatorische, technische, dan wel financiële redenen, zal een optimum worden gezocht tussen het bestaande bouwniveau en het nieuwbouwniveau uit het Bouwbesluit 2003. Dan wordt dus afgeweken van het optimaal bereikbare en zit men onder de norm. Als het bevoegde gezag aangeeft daarmee niet akkoord te gaan, welke aanvullende maatregelen worden er dan genomen? In wet- en regelgeving is voor brandveiligheid een minimumniveau vastgelegd. Verder wordt in de brief gesteld dat het eigenaren en gebruikers van gebouwen vrij staat om een eigen ambitieniveau toe te passen, mits dat het minimumniveau overstijgt. Bestaat dan niet de mogelijkheid dat sommige bevoegde gezagen dit bedoelde eigen ambitieniveau als
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 291
1
minimum gaan hanteren, waardoor er regionale of lokale verschillen blijven bestaan? Als het gaat om voorzieningen die niet kunnen worden gerealiseerd bij verschillende gebouwen, waar moet dan aan worden gedacht? Kunnen die de celveiligheid of de zelfredzaamheid schaden? Wordt overwogen dergelijke inrichtingen af te stoten nu uit de prognoses blijkt dat voor de komende jaren de celcapaciteit beduidend kan worden afgebouwd? Aanvankelijk ging men uit van een raming van 256 mln. Die is nu bijgesteld naar 325 tot 360 mln. voor de rijksinrichtingen en 50 mln. voor de particuliere inrichtingen. Deze bedragen zijn gebaseerd op de quickscan. De rapporten van de inspecties wijzen echter op duidelijke tekortkomingen binnen de quickscans. Is het nu een openeindfinanciering aan het worden of wordt het verschil opgevangen binnen de eigen begroting? In de raming is verder geen rekening gehouden met de compenserende maatregelen, de kosten die voortkomen uit buitengebruikstelling en de kosten voor extra personele inzet. In het rapport van de VROM-Inspectie staat dat het ministerie van VROM geen aanleiding ziet om specifieke voorschriften voor de tijdelijke unitbouw op te nemen, maar dat wel wordt bekeken of in het Bouwbesluit 2003 een verduidelijking van de bestaande voorschriften noodzakelijk is. Verderop staat echter dat er een expliciete afweging dient te worden gemaakt voor celcomplexen in de unitbouw. Is dat niet strijdig met elkaar? Bij Schipholbrand is overigens gebleken dat niet de units de oorzaak waren van de enorme brand, maar de ombouw; die werkte als een soort schoorsteen. Die ombouw was een eis van de welstandscommissie, want het complex moest in de omgeving passen. De heer Jager vraagt ten slotte wat het rookbeleid is voor de inrichtingen. Mevrouw Kuiken (PvdA) vraagt wat er gebeurt als de instellingen niet kunnen voldoen aan de gestelde eisen. Ondernemingsraden zijn goed in staat om te signaleren als er iets in de eigen instelling niet goed gaat. Zij moeten dan ook een signalerende functie hebben richting de arbeidsinspectie. Worden er afspraken gemaakt met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zodat naast de brandweer, ook de arbeidsinspectie een rol speelt in dit geheel? De vergunningverlening van de zwaardere bedrijven loopt straks via de veiligheidsregio, maar de normale vergunningen voor bedrijfspanden en kleine instellingen lopen via de gemeenten. Veel gemeenten hebben echter onvoldoende kennis en capaciteit om deze vergunningverlening in goede banen te leiden. Zo wordt de brandweer vaak te laat bij de vergunningverlening betrokken. Bovendien is de kritische massa in een kleine gemeente te klein om de druk op te kunnen voeren en nee te kunnen zeggen. Vaak kent men ook degenen die betrokken zijn bij de bouwaanvraag. Hoe gaat men in Nederland om met dit gegeven? De veiligheidsregio’s ondervangen maar een deel van deze problematiek. Bouw- en milieudiensten hebben vaak al een oordeel over een vergunning gegeven voordat de brandweer erbij wordt betrokken. Dat blijkt ook bij de omgevingsvergunning zo te gaan. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat die partijen meer gezamenlijk optrekken? Is het bijvoorbeeld mogelijk om in de wet inzake de toekomstige veiligheidsregio, vast te leggen dat er dienstverleningscontracten gesloten moeten worden tussen bouw- en milieudiensten en de brandweer, zodat het wat meer gestroomlijnd zal worden? In de gebruiksvergunning zijn regels vastgelegd voor kamerverhuur. Deze regels zijn vaak minder strikt dan de regels die sommige gemeenten nu hanteren. Ook zijn ze beperkter. Zo worden kamerstudio’s niet genoemd. Dit heeft tot gevolg dat ongewild het brandveiligheidsniveau naar beneden wordt gehaald. Het ambitieniveau van gemeenten, dat wellicht hoger was, moet dan worden verlaagd. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van de nieuwe wetgeving?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 291
2
De heer Teeven (VVD) merkt op dat in 2007 de actiepunten van het programma Veiligheid Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna DJI), waar brandveiligheid onderdeel van uitmaakt, grotendeels zijn uitgevoerd. Het gaat dan om het opstellen van een model voor calamiteitenplannen, het opleiden van personeelsleden voor de bedrijfshulpverlening (hierna BHV), het aanstellen van BHV-functionarissen in de inrichtingen en het uitvoeren van de brandveiligheids- en BHV-scans. Het lijkt erop dat de staatssecretaris zeer voortvarend aan het werk is gegaan. Zijn er nog brandonveilige inrichtingen binnen DJI? Zo ja, om welke inrichtingen gaat het dan? Wanneer verwacht de staatssecretaris dat die op orde zijn? Als er brandonveilige inrichtingen zijn, blijft het extra ingezette personeel daar dan werkzaam? Wanneer worden echt brandonveilige inrichtingen gesloten? Er zijn scans uitgevoerd door de Rijksgebouwendienst (hierna RGD). De VROM-Inspectie heeft aangegeven dat die scans goed zijn. Vervolgens zijn die scans teruggegaan naar de RGD en de klant, het ministerie. Dan moet men aan de slag met de bevindingen van de scans. De heer Teeven constateert dat de planning totaal niet wordt gehaald. Is de sturing op de uitvoering afwezig binnen het ministerie van Wonen, Wijken en Integratie? Wat is de reden dat de planning bij lange na niet gehaald wordt? De minister heeft alles gedecentraliseerd. Is dat wellicht het probleem? Er was beloofd dat de aanpassingen eind 2008 klaar zouden zijn, maar nu wordt het minimaal 2010. Kan de minister aangeven waarom er zo veel vertraging is als het gaat om het doorvoeren van de maatregelen? Zijn er bij de start niet meteen prestatie-eisen gesteld? Als dat niet is gebeurd, waarom dan niet? Is de minister bereid om dat alsnog te doen, zodat zeker is dat die datum van 2010 wel wordt gehaald? De heer De Wit (SP) merkt op dat een van de belangrijkste bevindingen van de Onderzoeksraad, die heeft gekeken naar de Schipholbrand, voor veiligheid was dat het met de brandveiligheid niet goed zat. De conclusies van de Onderzoeksraad logen er niet om. Die raakten in feite het hele optreden, in alle geledingen, van de overheid en de overheidsdiensten die bij deze ramp betrokken waren. Bij drie inrichtingen was de situatie zelfs zo slecht, dat deze gesloten moesten worden. Wat is er gedaan met de constatering van de inspecties? Alle gevangenissen, alle plekken waar mensen ondergebracht worden en alle rijksgebouwen die vallen onder de RGD zijn aangepakt. Het is een heel ambitieus programma. In de brief van 12 februari 2008 wordt weergegeven hoe het niveau wordt opgeschaald tot het niveau nieuwbouw van het Bouwbesluit 2003. Dat heeft echter gevolgen voor de planning, voor het plan van aanpak en voor de uitvoering van de werkzaamheden. Vervolgens wordt Deloitte ingeschakeld. Deloitte constateert een achterstand en een vertraging in de aanpak en geeft aan dat er iets moet gebeuren. In de brief van 19 mei schrijft de minister dat het niveau van nieuwbouw te hoog is gegrepen en dat teruggeschakeld moet worden naar het niveau van de bestaande bouw en dat moet worden gezocht naar het optimum tussen het nieuwbouwniveau en het bestaande niveau. Betekent dat dat men, waar men eerst buitengewoon ambitieus die brandveiligheid ging aanpakken, nu concessies gaat doen aan de brandveiligheid? De bajesboten worden nergens genoemd in het rapport. Er wordt wel gesproken over de unitbouw. De heer De Wit neemt aan dat als wordt gesproken over unitbouw, de bajesboten daar ook bij betrokken zijn. Een van de belangrijkste punten die fout waren gegaan bij de brand, was dat er niet geoefend was. Er moet worden geoefend door het personeel en door de mensen die opgesloten zitten. Hoe kan het dat dat nog steeds niet op orde is? Er is daardoor nu potentieel een kans op herhaling. In de brief wordt verder de geruststellende mededeling gedaan dat men op de goede weg is bij het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers en de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 291
3
Immigratie- en Naturalisatiedienst. Hoe staat het daar echter met de BHV en met de oefeningen? Het inspectierapport is van 2007. De Kamer krijgt elk half jaar een rapportage. Die rapportage staat echter niet in verhouding tot in het inspectierapport. De rapportage is sussend en er wordt wollige taal gebruikt. De heer De Wit pleit ervoor dat er niet, zoals is aangekondigd, pas in 2010 weer een inspectierapport komt, maar dat de inspectie ieder jaar vast gaat stellen hoe het is gesteld met de veiligheid en daar een rapport over schrijft. Antwoord van de bewindslieden De staatssecretaris brengt naar voren dat het proces nog lang niet is afgerond. De inspecties hebben gekeken naar de stand van zaken en naar de veiligheid. Daaruit werd duidelijk hoe het er op dat moment voor stond, wat er goed ging, wat op schema lag en wat nog reden tot zorg gaf. In de brieven van februari en mei is aangegeven hoe de punten van zorg zijn opgepakt. Het is echter een proces dat in alle inrichtingen veel heeft losgemaakt. Naast alles wat fysiek wordt verbeterd, moet er ook voor worden gezorgd dat het echt tussen de oren zit en dat er geoefend wordt. Op het moment dat het erop aankomt, moet hetgeen is verbeterd ook op een goede manier door medewerkers worden gebruikt. In de fase waarin men zich nu bevindt, gaat het om de borging van alle veiligheidsmaatregelen. Er is de afgelopen tijd heel veel gebeurd. Begin 2006 is men begonnen met het scannen en op orde brengen van de justitiële jeugdinrichtingen. Daarna is gekeken naar de overige inrichtingen. De bevindingen van de inspecties hebben direct geleid tot een aantal acute maatregelen bij een drietal inrichtingen. De locatie Esserheem van de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen is in overleg met de gemeente per direct gesloten. Voor het Keerpunt, een justitiële jeugdinrichting, en de Kijvelanden, een tbs-kliniek, hebben de gemeenten in samenspraak met de DJI aanvullende maatregelen genomen, zoals extra personeelsinzet. Verder is voor een nog veel groter aantal inrichtingen compenserende maatregelen genomen waardoor de veiligheid werd geborgd. Die compenserende maatregelen blijven van kracht totdat de brandveiligheid op het vereiste niveau is gebracht. Dat is uiteraard ter beoordeling van de desbetreffende gemeente en de brandweer. Die compenserende maatregelen houden nu vooral in het buiten gebruik stellen van (delen van) inrichtingen, het inzetten van extra personeel en het aanbrengen van technische voorzieningen. In het voorjaar van 2007 zijn DJI-brede regelingen en protocollen opgesteld, onder andere ten aanzien van gebruikersvergunningen, calamiteitenplannen, ontruimingsoefeningen, personeelsinzet en de manier van rapporteren. In dezelfde periode zijn BHV-scans uitgevoerd. Die hebben ook geleid tot extra maatregelen. Er is nu overal een BHV-organisatie geïmplementeerd. Het gaat dan vooral om de kwantitatieve aanpak. In het voorjaar van 2007 zijn de ongeveer 13 000 executieve medewerkers van de DJI opgeleid als basis bedrijfshulpverlener. Medio 2007 zijn alle cellen en kamers van de justitiële inrichtingen voorzien van brandmelders. Verder is Deloitte gevraagd onderzoek te doen. De bevindingen van dat onderzoek kwamen najaar 2007 ter beschikking. De Kamer is in die periode op de hoogte gesteld van de vertragingen. Bovendien is gekeken naar de samenwerking tussen de RGD en de DJI. Alle inrichtingen beschikken inmiddels over een goedgekeurd calamiteitenplan. Op dit moment is men bezig om de programma’s van de RGD en de DJI verder te versterken en vindt de borging van de aandacht voor de brandveiligheid plaats. Medio 2011 zal de bouwtechnische brandveiligheid van de justitiële inrichtingen geheel op het gewenste niveau zijn. De staatssecretaris en de minister waren het eens met de hoofdconclusies uit het rapport van de vier inspecties. Er is al veel verbeterd, maar de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 291
4
borging moet beter. Op termijn zal op papier alles in orde zijn. De ambitie van de bewindslieden is echter om het niet alleen op papier, maar vooral ook in de werkelijkheid op orde te hebben. 2008 en vooral 2009 zullen daarom in het teken staan van aandacht voor maatwerk, borging en bewustwording. Men is begonnen met het beleid, de regels en procedures, en het maken van plannen. Daar waar nodig, zijn ook meteen compenserende maatregelen genomen. Vervolgens is men begonnen met de implementatie. Nu bevindt men zich in de fase van borging en bewustwording, zowel bij het management, als op de werkvloer. Het gaat dan vooral om het bieden van opleidingen, het houden van oefeningen, het leren van incidenten, het doorlichten van de hele managementcyclus en het aan de orde stellen in de inrichtingen van de brandveiligheid. De staatssecretaris heeft de aanbevelingen van de inspecties op dat punt overgenomen. Een aanbeveling van de inspecties was om per inrichting één brandveiligheidsfunctionaris aan te stellen. De staatssecretaris heeft echter gekozen voor een Arbo-team, bestaande uit diverse deskundigen. Zij onderstreept met de inspectie het belang van een kleine, zelflerende bedrijfshulpverleningsorganisatie, die vooral risicogeoriënteerd moet zijn en per inrichting maatwerk moet bieden. Zij onderstreept ook het belang van een integrale aanpak, waarin vooral de samenhang van de interne veiligheid, een goede samenwerking met brandweer en gemeente en de veiligheidsregio tot hun recht moeten komen. Er is geen sprake van een onbeheersbare volumegroei en dus ook niet van een openeindfinanciering. De bedragen zijn naar aanleiding van de bevindingen en de scans gaande het proces naar boven bijgesteld. De budgetten voor het lopende jaar zijn toereikend om alle geplande maatregelen uit te kunnen voeren. Op Prinsjesdag 2008 en in de volgende periodieke rapportage zal inzicht worden gegeven in de ontwikkelingen en in de kosten voor de komende jaren. Zo nodig zal rekening worden gehouden met de gevolgen van capacitaire bijstellingen op grond van de fluctuaties in de capaciteitsbehoefte bij het gevangeniswezen. De kosten voor de compenserende maatregelen staan op de begroting van Justitie. Op dit moment wordt aan de hand van de geldende budgettaire procedures bezien welke middelen verder nog beschikbaar moeten worden gesteld. Als het gaat om kwantitatieve maatregelen is er al veel verbeterd bij de BHV-organisatie. Er is bij elke justitiële inrichting een kwaliteitsscan uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan zijn er al verbetermaatregelen genomen en uitgevoerd. De organisatie en de uitvoering van de BHV zal zich in de toekomst meer moeten gaan toespitsen op risicogericht handelen. Gaande dat proces kan dan per inrichting meer maatwerk worden betracht. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan het BHV-verbeterplan. Medio 2008 zal het zijn geïmplementeerd. Het rookbeleid is zeer divers. Daarbij wordt de Tabakswet gevolgd. In het geval van de (penitentiaire) inrichtingen geldt de cel waarin personen individueel zijn opgesloten, als eigen verblijfsruimte. Daar mag dan ook gerookt worden. In de andere ruimten mag dat niet. Als het gaat om de bijzondere voorzieningen mag het ook op de cel, maar zijn er aparte vleugels met rookafdelingen. Bij tbs-instellingen mag ook op de cel worden gerookt, maar niet in andere ruimten. Bij jeugdinstellingen mag de jeugd tot 16 jaar helemaal niet roken. Daarna mag het vooral op de luchtplekken. In observatie- en strafcellen mag niet worden gerookt. Dit vooral uit veiligheidsoverwegingen. De arbeidsinspectie ziet toe op met name de Arbo-regelgeving. Het Arbobeleid wordt per inrichting gemonitord door de risico-inventarisatie en evaluatie. Op basis daarvan worden beleidsplannen opgesteld. De arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor het toezicht daarop. De COA-gebouwen moeten pas sinds kort voldoen aan de vereisten van een BHV-organisatie. Begin 2007 heeft het COA een koersdocument Veilig-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 291
5
heid vastgesteld. Daarin komen alle BHV-aspecten aan bod en worden alle medewerkers op locatie tot BHV’er opgeleid. Dat proces zal na de zomer van dit jaar voltooid zijn. Verder zal het COA gedurende het hele jaar tijdens het brede veiligheidsoverleg het onderwerp BHV agenderen, zodat de ervaringen van de BHV-teams uitgewisseld kunnen worden. Als dan blijkt dat verbeteringen noodzakelijk zijn, zullen die worden aangebracht. Volgens de inspecties is de BHV op beide IND-locaties op orde. De staatssecretaris vindt niet dat in zijn algemeenheid kan worden gezegd dat er bij alle inrichtingen te weinig geoefend wordt. Het verschilt echter per inrichting hoe er geoefend wordt. Om daar verbetering in aan te brengen, is verplicht gesteld dat directeuren het aantal oefeningen per jaar bijhouden. Verder worden op dit moment landelijke richtlijnen opgesteld omtrent het minimale aantal en het type oefeningen. Per locatie zal dan een oefenkalender worden vastgesteld. In het kader van de planningen controlecyclus legt men daarover verantwoording af aan de sectordirecteur. De informatievoorziening aan gedetineerde is gaande het proces sterk verbeterd. Tijdens de intakegesprekken wordt aandacht gevraagd voor brandveiligheid. Verder zijn er korte instructies aangebracht op belangrijke plaatsen in de inrichtingen. Die zijn ook direct zichtbaar voor de gedetineerden. Dat heeft ook weer alles te maken met de basiscelveiligheid. De detentieboten die nu in gebruik zijn, voldoen aan de brandveiligheidseisen. De detentieboot in Dordrecht is uit het rapport van de inspecties zelfs als de meest brandveilige inrichting naar voren gekomen. Men moet nu tijd krijgen om de verbeteringen te realiseren. In 2010 kan dan weer een grootschalige inspectie worden gehouden. Voor die tijd worden wel tussentijdse voortgangcontroles gehouden door de DJI en de task force brandveiligheid. Ook de planning- en controlecyclus en het auditsysteem bieden gelegenheid om tussentijds informatie boven tafel te krijgen. Naar aanleiding daarvan kunnen dan, indien nodig, maatregelen worden genomen. De minister geeft aan dat voor de bouwtechnische kwaliteit van bestaande gebouwen een wettelijk minimumniveau en een wettelijk maximumniveau is vastgelegd. Het minimumniveau is het niveau van bestaande bouw van het Bouwbesluit en dat garandeert brandveiligheid. Het maximumniveau is het niveau van nieuwbouw van het Bouwbesluit. Tijdens het proces bleek dat sommige gemeenten, die het niveau vast mogen stellen, het niveau van bestaande bouw hanteerden en sommige het niveau van nieuwbouw. In april 2007 heeft het kabinet besloten om een eenduidig niveau af te spreken en dan te gaan voor het nieuwbouwniveau. In een aantal bestaande gebouwen is dat nieuwbouwniveau echter niet te realiseren. Daarom zal per gebouw worden gekeken welk niveau moet gelden. Er is een planning gemaakt op basis van de eerste scans. Die scans zijn eerst in de unitbouwcomplexen uitgevoerd. Er is toen van uitgegaan dat de brandveiligheid in de overige, bestaande gebouwen van een hoger niveau zou zijn dan die van de unitcomplexen. Dat bleek een miscalculatie te zijn. Er waren voor die gebouwen ook en soms nog wel meer ingrijpende maatregelen nodig. Dat betekent dat er meer tijd nodig was voor voorbereiding en uitvoering dan in eerste instantie was voorzien en dat de planning dus niet meer realistisch was. Een andere onvoorziene factor was het tekort aan knowhow en deskundigheid in de bouwwereld en met name in de advieswereld als het gaat om brandveiligheidsmaatregelen. In juni 2007 is Deloitte ingehuurd om de planning en organisatie van het opschalen van de brandveiligheid van de gebouwen door de RGD tegen het licht te houden. Deloitte heeft aangegeven dat het nodig was om een paar forse ingrepen te verrichten. In september/oktober zijn daarom een aantal stevige maatregelen genomen binnen de RGD. Van oudsher is de RGD als het gaat om verbouw en renovatie van panden, vrij decentraal
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 291
6
georganiseerd. Bij dit project moest echter sprake zijn van een meer centrale sturing. Men moet namelijk per object kunnen volgen hoe het staat met de voortgang en de realisatie. Er is dan ook een veel sterkere programmasturing op gezet en er is per locatie een systeem van managementinformatie georganiseerd. Verder is ingegrepen in de personele samenstelling van de verantwoordelijken voor dit project, is de programmaleiding gewijzigd en is de samenwerking tussen de DJI en de RGD geïntensiveerd. Het eerste dat in het proces moest gebeuren, was zorgen dat de basiscelveiligheid zo snel mogelijk op orde kwam. Daar is de planning dan ook op aangepast. Het rapport van de inspecties is in mei 2008 gepubliceerd. Het feitelijke onderzoek heeft in het najaar van 2007 plaatsgevonden. In die periode had de regering de maatregelen die samenhingen met het rapport van Deloitte al genomen. Hetgeen in het inspectierapport stond, lag dus in het verlengde van wat eerder al was geconstateerd door Deloitte. Toen bleek dat er ernstige tekortkomingen waren en het niet verantwoord was om bepaalde locaties open te houden, zijn meteen maatregelen genomen. De minister gaat uit van een realistische planning en niet van een politiek wenselijke. Dat was ook haar inzet bij de besprekingen met de RGD. Het is een megaoperatie om de brandveiligheid van de justitiële inrichtingen op orde te krijgen. Het gaat namelijk om 700 gebouwen, waar 1500 bouwgebonden maatregelen moeten worden gerealiseerd. Elke bouwgebonden maatregel moet maximaal 15 000 keer uitgevoerd worden, aangezien er 15 000 cellen zijn. Verder zijn het allemaal verschillende gebouwen, met niet één type celdeur, maar wel 300 typen deuren. Het is dus een grote opgave. Voor de unitbouw zijn extra eisen geformuleerd. Zo komen er overal sprinklerinstallaties. In overleg met de landelijke brandweervertegenwoordiging en gemeenten is een programma van eisen opgesteld dat specifiek gericht is op sprinklers in cellen. Dat voorziet in de risico’s die sprinklers met zich brengen. Bij Schiphol had de welstandscommissie geëist dat er een voorzetgevel kwam voor de units. Er was echter geen goede verbinding tot stand gebracht, waardoor er een soort schoorsteeneffect optrad tussen de buitenkant van de units en die voorzetgevel. In de bouwregelgeving zijn op dat punt aanvullende eisen gesteld, zodat dat schoorsteeneffect niet meer kan optreden. Kleinere gemeenten hebben soms te weinig expertise in huis om de brandveiligheid te realiseren. Bovendien wordt de brandweer soms te laat betrokken bij processen. Het ministerie van WWI heeft daarom een nieuw gebruiksbesluit opgesteld en gaat campagnes voeren om gemeenten voor te lichten. Het gaat daarbij om feitelijke kennisoverdracht. Verder wordt met gemeenten bekeken of het niet verstandig zou zijn om op regionaal niveau samen te werken met gemeenten of om afspraken met een centrumgemeenten te maken. Het actieprogramma brandveiligheid is erop gericht dat er op het gemeentelijke niveau een actuele visie komt op het vereiste brandveiligheidsniveau. Het eerstelijnstoezicht op het bouwbesluit en de brandveiligheid ligt op lokaal niveau. De VROM-Inspectie vervult het tweedelijnstoezicht en zal regelmatig kijken of gemeenten de handhaving op orde hebben en hoe dat vanuit de tweede lijn kan worden gestimuleerd. Er wordt op nationaal niveau een gebruiksbesluit vastgesteld voor de brandveiligheid bij kamerverhuur. Momenteel hanteert iedere gemeente een eigen niveau. Dat is verwarrend voor de instanties die daarmee te maken hebben. De standaard modelverordening die de VNG voor gemeenten had ontwikkeld, is bij dat nieuwe gebruiksbesluit als uitgangspunt genomen. Dat betekent dat een paar gemeenten die heel hoge eisen hadden, nu terug moeten naar een standaardniveau. Anders blijft het voor bouwers en andere partijen namelijk onduidelijk welke regelgeving op lokaal niveau geldt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 291
7
Bij een koopkamer of koopstudio is de eigenaar er zelf verantwoordelijk voor dat de brandveiligheid voldoet aan de eisen. De brandveiligheidsvereisten die nu gelden, zijn toereikend. De minister zal de ontwikkeling op dat punt volgen en zij zal de VROM-Inspectie vragen om te kijken of aanvullende eisen nodig zijn. Zij heeft echter de indruk dat dat niet nodig zal zijn. De fasering is als bijlage gevoegd bij de brief van mei. De tijdsplanning is als volgt. Fase 0 zal in augustus van dit jaar zijn gerealiseerd. Van fase 1, waarin de basiscelveiligheid wordt gegarandeerd, moet eind 2008 voor 50% gerealiseerd zijn en eind 2009 voor 100%. Zolang dat niet het geval is, zullen compenserende maatregelen gelden, zodat de brandveiligheid voor de gevangenen gegarandeerd is. Fase 2 zal half 2011 zijn gerealiseerd. Dan moeten alle gebouwen aan de voorschriften voldoen. De minister zal de Kamer deze tijdsplanning nog schriftelijk doen toekomen. Nadere gedachtewisseling De heer Jager (CDA) merkt op dat in de brief van 19 mei 2008 staat dat de nog lopende en nieuw aangekondigde acties vanuit de betrokken diensten het vertrouwen geven dat het veiligheidsniveau op termijn op papier uiteindelijk voldoende zal zijn. Hij wil graag een nadere toelichting op de woorden «op papier». Rond Prinsjesdag zal een financieel overzicht worden gegeven, dat meer duidelijkheid zal bieden over 2008. Hij zou dan ook graag een financieel overzicht krijgen van de verwachtingen met betrekking tot deze operatie. Als blijkt dat een gebouw niet kan voldoen aan de minimumeisen wat heeft dat dan voor consequenties voor de beoordeling van DJI en van de minister voor WWI? Wat zal er dan gebeuren? De heer Teeven (VVD) vraagt waarom niet meteen aan het begin van het proces prestatieafspraken zijn geformuleerd en de zaak via de projectmatige organisaties centraal is opgezet. De heer De Wit (SP) merkt op dat, welk niveau ook wordt afgesproken, het gaat om de brandveiligheid en om de zekerheid voor mensen die aan de zorgen van de overheid worden toevertrouwd en dat de overheid er alles aan moet doen om te voorkomen dat zich een herhaling voordoet van de ramp van eind 2005. Hij hoort graag van de minister of het niveau dat nu is afgesproken die garantie biedt. Als in het inspectierapport geconstateerd wordt dat als het gaat om brandveiligheid en de BHV nog niet alles op orde is, zou dat toch ook tot uitdrukking moeten komen in het halfjaarlijks rapport. Dat is echter niet het geval. Het halfjaarlijks rapport geeft dus geen garantie voor een juist inzicht in de stand van zaken en in de mate waarin men erin slaagt om de brandveiligheid op orde te brengen. De heer De Wit verzoekt de regering daarom om de VROM-Inspectie ieder jaar steekproefsgewijs een aantal gebouwen te laten bekijken en daar een rapport over te laten opstellen. In het inspectierapport worden tekortkomingen geconstateerd als het gaat om de BHV. De heer De Wit meent dat het van groot belang is dat er geoefend wordt. Iedereen moet namelijk op de hoogte zijn van de protocollen. De mensen die in de cellen zitten, moeten ook betrokken worden bij de oefeningen. De staatssecretaris merkt op dat men nu in een fase zit dat er van papier naar werkelijkheid wordt gegaan. Eerst is er beleid opgesteld en dat wordt nu uitgevoerd. Als dat is uitgevoerd, komt de fase van borging. In die borging zitten de waarborgen voor het echt komen van papier tot werkelijkheid. Zij gaat ervan uit dat de inspecties als zij in 2010 kijken hoe het ervoor staat, ook kijken of hetgeen op papier staat ook werkelijkheid is geworden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 291
8
Bij de begroting van Justitie en, voor zover relevant, ook bij de begroting van het ministerie van WWI zullen de financiële consequenties in beeld worden gebracht. Op Prinsjesdag zal dus een financiële vertaling voor de verdere jaren worden gegeven. Dat gebeurt ook in de vorm van meerjarenramingen. Er zijn meerdere manieren om controle uit te oefenen, zoals de planningen controlecyclus, de audits en de rapportage aan de Kamer. Een jaar geleden was dat nog niet mogelijk. Dat is dus een wezenlijke verandering ten opzichte van wat een jaar geleden mogelijk was als het gaat om het zicht houden op en controleren van de verbetermaatregelen. Een extra inspectie zou dan ook alleen leiden tot een extra controlemechanisme, waarvan de toegevoegde waarde niet evident is. Het is de bedoeling dat gedetineerden worden betrokken bij de oefeningen. Her en der gebeurt het al. Het is een onderdeel van de oefenplannen die zijn voorzien. De minister merkt op dat gebouwen die niet voldoen aan het basisniveau, worden gesloten of te maken krijgen met compenserende maatregelen, zodat zij wel voldoen aan het basisniveau. Het brandveiligheidsniveau is gegarandeerd. Het uitgangspunt is nieuwbouwniveau of, als dat niet te realiseren is, bestaand niveau. Als dat voor locaties niet te realiseren is en die gebouwen nog nodig zijn, zullen er compenserende maatregelen worden genomen. De brandveiligheid is dus altijd gegarandeerd, maar risico’s zijn nooit uit te sluiten. Het is niet altijd mogelijk om brand te voorkomen. In november 2007 heeft de minister in een wetgevingsoverleg meegedeeld dat er vertraging was opgetreden in de planning. Zij heeft zelf het onderzoek van Deloitte in gang gezet. Op grond daarvan zijn in september/oktober 2007 maatregelen genomen. Parallel daaraan liep het onderzoek van de inspecties. De inspecties hebben, toen zij constateerden dat het voor drie locaties onverantwoord was om die open te houden, dat tussentijds gemeld. Er zijn toen meteen passende maatregelen genomen. Ondertussen is de minister verder gegaan met het nemen van maatregelen op grond van het onderzoek van Deloitte. De uitkomst van het onderzoek van de inspecties sloot daar voor een groot gedeelte op aan. De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie, Van Gent De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie, Elagab
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 291
9