Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1982-1983
17600 Hoofdstuk XVI Departement van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
Nr. 144
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 9 juni 1983 De vaste Commissie voor Welzijn en Cultuur 1 voerde op 1 juni 1983 mondeling overleg met de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de heer L. de Graaf over de evaluatienota Tijdelijke subsidieregeling maatschappelijke dienstverlening 2 . De commissie heeft gemeend het overleg te moeten voorbereiden door het stellen van vragen. Deze vragen, alsmede de daarop van de Regering gekregen antwoorden, zijn als bijlage aan dit verslag toegevoegd. De bewindslieden waren tijdens het overleg vergezeld van de volgende van hun ambtenaren te weten de heer A. H. van Fessem van de directie maatschappelijke dienstverlening van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de heer mr. M. F. R. C. M. Nacinovic van de directie bijstandszaken van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De commissie heeft de eer van het gevoerde overleg als volgt verslag uit te brengen. Vragen en opmerkingen uit de commissie
' Samenstelling: Leden: Keja (VVD), Van der Sanden (CDA), Cornelissen (CDA), voorzitter, Kosto (PvdA), Beinema (CDA), Worrell (PvdA), KraaijeveldWouters (CDA), Wessel-Tuinstra (D'66), Hermans (VVD), ondervoorzitter, Buurmeijer (PvdA), Niessen (PvdA), Leerling (RPF), De Pree (PvdA), Willems (PSP), Lankhorst (PPR), Ter Veld (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Schreuders (CPN), vacature PvdA, Van der Heijden (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Kamp (VVD), Dijkstal (VVD). Plv. leden: Wiebenga (VVD), Evenhuis-van Essen (CDA), Eversdijk (CDA), Dales (PvdA), vacature CDA, Van Thijn (PvdA), Hennekam (CDA), Mik (D'66), Evenhuis (VVD), De Boois (PvdA), Jabaaij (PvdA), Janmaat (Centrumpartij), Müller-van Ast (PvdA), Van der Vlies (SGP), Van Ooijen (PvdA), Faber (CDA), Andela-Baur (CDA), Hermes (CDA), LucassenStauttener (VVD), Terpstra (VVD), Dees (VVD). 2 Ter inzage gelegd op de Bibliotheek.
Mevrouw Kamp (V.V.D.) merkte allereerst op dat de voorliggende nota meer het karakter van een tussentijdse rapportage heeft dan van een evaluatie. Zij vroeg nu reeds om per eind 1983 een aanvullende evaluatie te zenden vergezeld van een nadere programmering betreffende de overgang van voorzieningen naar definitieve financieringskaders. Vervolgens pleitte zij voor duidelijkheid op het terrein van decentralisatie. Nader overleg hierover nog voor het zomerreces achtte zij noodzakelijk. De TSMD heeft nu eenmaal een tijdelijk karakter, terwijl de algemene aard verbijzondering wenselijk maakt. Kan worden medegedeeld welke voorzieningen onder de brede rijksbijdrageregeling zullen gaan vallen? Is het waar dat de ambulante ongehuwde moederzorg weer gecentraliseerd zal worden? Komen de FIOM-huizen onder verantwoordelijkheid van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en/of onder de Minister van Justitie? Van belang is te weten naar welk niveau gedecentraliseerd zal worden. Als de gezinsverzorging naar de gemeenten zal gaan, wat zal er dan gebeuren met de bejaardenoorden? Is het waar dat er meer dan vijf crisiscentra onder Volksgezondheid zullen vallen? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de jongerencentra in het IWRV-kader gebracht zullen worden? Wat is zijn
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
1
standpunt over het verdeeld advies van de Ziekenfondsraad aangaande verruimingen van de AWBZ-indicatie voor thuis wonende lichamelijk gehandicapten in gezinsvervangende tehuizen? Mevrouw Kamp vroeg de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de vragen 7 en 8 te beantwoorden, waarvan de Staatssecretaris van WVC had gezegd dat die niet op zijn terrein lagen. Zij voegde hieraan toe een antwoord te willen hebben op de vraag hoe de opvang van weggelopen jongeren behandeld zal gaan worden. Tevens vroeg zij de Staatssecretaris in te gaan op de problemen met de verhaalsplicht ingevolge de ABW. Mevrouw Kamp stelde voorts dat de projecten begeleid wonen, die thans onder de TSMD vallen, betrokken zouden moeten worden bij de ontwikkeling van een beleid ter zake van het begeleid wonen van geestelijk gehandicapten in het algemeen. Wil de Staatssecretaris ingaan op de eigen-bijdrageregeling voor gezinsvervangende tehuizen voor kinderen? Zullen de voornemens ter zake worden opgeschort tot na de behandeling van de nota inzake de uitvoering van de motie «19»? Mag uit het antwoord op vraag 20 worden opgemaakt dat gestreefd wordt naar harmonisatie met IWRV-voorzieningen? Mevrouw Kamp zei dat haar fractie kon instemmen met de voornemens neergelegd in het schrijven van 19-5-'83 ter zake van de ± 40 toegelaten complexen tussenvoorzieningen voor bejaarden. Zij pleitte evenwel voor spoedige besluitvorming ter zake van de plaats en positie van deze voorzieningen. Bij deze nieuwe positiebepaling zal het besluit tot opschoning van de individuele huursubsidie niet buiten beschouwing mogen blijven. Een geschakeerd niveau van voorzieningen is nodig. Gezinsverzorging en kruiswerk zullen zorg «op maat» moeten verlenen, ook buiten kantooruren. Mevrouw Kamp drong erop aan dat spoedig een aanvang zou worden gemaakt met de studie naar positie, functie en kosten van de tussenvoorzieningen. Zij beval aan in die werkgroep ook de Stichting Nederlandse Centrale voor Huisvesting voor Bejaarden en de Stichting Nederlandse Centrale voor Bijzondere Huisvestingsvormen op te nemen. Zij zei de hoop uitte spreken dat de resultaten bekend zullen zijn vóór behandeling van de nota bouwstenen voor een ouderenbeleid. Zij ging akkoord met het voornemen de bejaardenoorden niet meer indirect te financieren uit de ABW. Zij wees op het streven van de LSB om in plaats van objectsubsidie toch subjectsubsidie mogelijk te maken. De Staatssecretaris verwacht dat de directe financiering per 1 januari 1984 kan ingaan, maar indien niet, waarom kiest hij dan voor een tijdelijk onderbrengen onder TSMD in plaats van verlenging ABW? Terecht stellen de bewindslieden dat 24-uurs kinderdagverblijven niet onder het regime van de TSMD dienen te vallen, doch dat gezocht moet worden naar mogelijkheden in het kader van de rijksbijdrageregeling kinderdagverblijven. Wanneer zal het in antwoord op vraag 46 genoemde overleg afgerond zijn? Wat de Blijf-van-m'n-lijf-huizen aangaat vroeg mevrouw Kamp naar een beleidsnota inzake deze hulpverleningsvorm. Mevrouw Kamp vroeg de Staatssecretaris mede in het licht van recente signalen of hij bereid is een afzonderlijke eigen-bijdrageregeling in te voeren voor de crisis- en opvangcentra. Het opschorten van het overleg betreurde zij. Zo spoedig mogelijk dient het hervat te worden. Er dienen waarborgen gecreëerd te worden dat het «veld» ernstig wordt genomen. Kan de bewindsman mededelen of met de toegestane f 50 per plaats per jaar de landelijke ondersteuning, zonder overigens een koepel te worden, is te verwezenlijken? Zo neen, is aanvullende subsidiëring mogelijk? De heer Willems (P.S.P.) achtte de voorliggende nota te beperkt van inhoud om de naam evaluatie te dragen. Hij wees in dit verband bij
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XVI, nr. 144
2
voorbeeld op het antwoord op vraag 22, waarin de Staatssecretaris ten aanzien van de ontwikkelingen rond de FIOM-huizen verwijst naar het verslag van een mondeling overleg (17 600-XVI, nr. 38) waarin nu juist om die evaluatie werd gevraagd. Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vroeg hij bij deze gelegenheid antwoord te geven op de vragen 7, 8, 10 en 34, alsmede in te gaan op de problemen rond zak- en kleedgeld en de domiciliegeschillen zoals die zich voordoen bij de opvangcentra. De heer Willems zei blij te zijn met de recent publiek geworden (voorlopige) versoepeling ten aanzien van de voorzieningen voor bejaarden. Ook hij achtte het van belang dat over de tussenvoorzieningen duidelijkheid wordt geschapen in samenhang met de nota Bouwstenen voor een ouderenbeleid. Is het wat de bejaardenoorden aangaat nu wel een verstandig voornemen om deze tijdelijk onder het toch tijdelijke regime van de TSMD te brengen? Hoe lang zou die tijdelijkheid moeten duren? Is het niet zinvoller de status quo te handhaven, hier zijn toch geen budgettaire bezwaren tegen? De «toekomstbouwers» zullen niet onder de TSMD vallen, zo zegt de Staatssecretaris. Hij is er zich dan toch zeker wel van bewust, zo merkte de heer Willems op, dat ook de RBR kinderdagverblijven geen ruimte biedt. Bovendien moet hij niet vergeten dat een aparte regeling hogere kosten met zich brengt. Is de bewindsman zich ervan bewust dat door zijn voornemen alleenstaande ouders niet meer zullen kunnen functioneren op de arbeidsmarkt? De positie van weggelopen jongeren is sinds 1 januari 1983 verslechterd. Hij herinnerde aan zijn beroep op de Staatssecretaris in het vorige overleg om hierop toe te zien. De wegloophuizen voor jongeren dreigen in een vacuüm te vallen: zij vallen niet in de TSMD en de bijstandsfinanciering wordt stopgezet. Een spoedige uitweg uit dit dilemma is aangewezen. Het verdient aanbeveling de 30-dagen (bijstandsuitkering) wederom in te voeren, in welke periode naar een oplossing moet worden gezocht. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de TSMD in feite een oneigenlijk kader is voor de gastadressen? Verheugd was de heer Willems over de recente ontwikkelingen rond de opvangcentra. Wel vroeg hij hoe het overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verloopt over de aanpassing van de bijdrageregeling en wat het standpunt van deze laatste is over een daarop af te stemmen bijstandsfinanciering. De praktijk geeft in elk geval aan dat een inningsplicht naar onderhoudsplichtigen geen zin heeft, integendeel het kost geld en is strijdig met de hulpverteringsaanpak. Op welke termijn is een aangepaste bijdrageregeling te verwachten? Is de Staatssecretaris overigens bereid de banden met de twee landelijke organisaties weer aan te halen en uit te spreken dat dit overleg ook enig gezag zal hebben? De heer Willems vroeg voorts wanneer de Staatssecretaris de door de vaste Commissie voor het Emancipatiebeleid gevraagde nota betreffende de Blijf-huizen naar de Kamer zou zenden. Tot slot sprak hij uit dat eind 1983, mede met het oog op de voornemens per 1 januari 1984, wederom overleg zou moeten worden gevoerd over de ontwikkelingen die zich tot dat moment zullen hebben voorgedaan. In het najaar dient derhalve een notitie beschikbaar te zijn. Mevrouw Ter Veld (P.v.d.A.) bracht in herinnering dat de Staatssecretaris in het vorig overleg (17 600-XVI, nr. 38) vele toezeggingen heeft gedaan, die niet gestand zijn gedaan. Zij wees in dit verband op het overleg over het pakket arbeidsvoorwaarden, de ontwikkeling van functiemodellen, notitie over onderbezetting en de doorwerking daarvan in de tarieven, handleiding voor de beoordeling ten behoeve van het al dan niet innen, de mogelijkheid van toepassing van individuele huursubsidie in het kader van de nevenvoorzieningen voor bejaardenoorden. Wanneer zal over al deze onderwerpen uitsluitsel worden gegeven?
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XVI, nr. 144
3
De reeds in het overleg van november door de Kamer gesignaleerde knelpunten zijn niet uitgebleven. De Staatssecretaris is kennelijk zo in beslag genomen geweest door het zoeken naar oplossingen, dat hij geen tijd heeft gevonden voor het formuleren van toekomstig beleid. Gevreesd moet worden dat voor de zomer 1983 nog geen duidelijkheid zal bestaan over de decentralisatieplannen. De TSMD dreigt derhalve een permanenter karakter te krijgen. Dit inzicht is noodzakelijk, in het bijzonder ook voor de grote steden, die zo snel mogelijk moeten kunnen gaan inspelen op eigen behoeften, en die wellicht geconfronteerd zullen worden met naar hen gedecentraliseerde doch «uitgeklede» voorzieningen. Zal die decentralisatie naar de grote steden per 1 januari 1984 plaatsvinden? De organisatie van de beleidsuitvoering heeft tot vele klachten aanleiding gegeven. Het verzenden van circulaires lost niets op, als er geen visie is. Toekomstig beleid is nodig, omdat de instellingen anders onmogelijk in staat zullen zijn op ombuigingen in te spelen. Voor de bejaardenoorden dreigen dezelfde problemen te ontstaan als voor de IFI-instellingen, wanneer zij onder de werking van de TSMD worden gebracht, indien wijziging van de Wet op de bejaardenoorden niet tijdig gereed zal zijn. Kan de Staatssecretaris mededelen wanneer hij denkt het wetsontwerp bij de Kamer te kunnen indienen? Wil hij bij brief vóór 21 juni a.s. kenbaar maken wat de plannen ter zake zijn? Ingaande op de nevenvoorzieningen vroeg mevrouw Ter Veld naar de effecten van de individuele huursubsidie en de werking van de TSMD. Duidelijkheid is nodig omdat het Ministerie van VROM pas per 1 juli 1984 zal aangeven wat wel en niet onder de individuele huursubsidie zal vallen. Wat de eigen-bijdrageregeling betreft ging mevrouw Ter Veld er vanzelfsprekend van uit dat daarvoor f40 min. beschikbaar is. De gelijkenis tussen IFI-instellingen en AWBZ-instellingen waar dit ook het geval is, is groot. Heeft inmiddels een evaluatie plaatsgevonden over de drievoudige taak van de instellingen (hulp verlenen, indicatie stellen en innen)? Wat gebeurt er als inning niet mogelijk blijkt? Wederom wees zij de één-maand-regeling voor passanten in de thuislozenzorg als tekortdurend af. In de praktijk blijkt dat de mensen wellicht verplicht zijn om nog meer te zwerven, omdat men na één maand de hoge bijdrage van f22,50 per dag zal moeten gaan betalen. Zij pleitte voor een aparte eigen-bijdrageregeling. Wat is het oordeel van de bewindslieden over de gedachte om voor de crisisopvangcentra weer over te gaan tot ABW-uitkeringen, waarmee een redelijke pensioenprijs kan worden betaald? Is overigens het experiment bij «Huize Poels» niet gestart op initiatief van de Ministerie van WVC zelf? De inning van bijdragen ten behoeve van kinderen door de ouders levert problemen op. Het blijft veelal onmogelijk omdat ouders niet bereid zijn te betalen, nu het kind het huis heeft verlaten. Hebben de ouders recht op kinderbijslag, indien zij wel betalen? Zo ja, geldt dit dan alleen voor ouders die de maximale bijdrage betalen? Hoe zal het verhaalsrecht in de praktijk gestalte krijgen? Erkent de Staatssecretaris dat inning van bijdragen door FIOM-huizen bij de man, het beschermd weglopen frustreert? Concluderend stelde mevrouw Ter Veld spoedig voorstellen tegemoet te willen zien over een gedifferentieerde eigen-bijdrageregeling. De situatie rond de pleeggezinnen wordt door de GSD Rotterdam dramatisch genoemd. De afstand via de bureaus landelijk contact naar het departement is te groot geworden. Waarom is trouwens de leeftijd op 21 jaar gesteld? Hoe staat het met de rapportage van de werkgroep afstemming pleeggezin nenopvanggezinnen? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het initiatief van het HVO te Amsterdam in het licht van zijn opmerking in het overleg van november over het opvullen van «witte plekken»?
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
4
De Triangel en het Rotterdams Medisch Pedagogisch Centrum zullen tot eind 1984 voorlopig worden toegelaten. Zal de didactische therapie onder het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen komen te ressorteren? Is hier overleg over? Het beschikbaar stellen van een bedrag van f250000 voor de Toekomstbouwers is onvoldoende om het werk zelfs als gewoon kinderdagverblijf adequaat voort te zetten. Een extra bedrag van f200000 is noodzakelijk, omdat anders ook de gemeente Rotterdam in de problemen zal komen. Heeft de Staatssecretaris in het artikel in het Welzijnsweekblad over de zeggenschap in de bejaardenoorden bedoeld te zeggen dat hij zeer spoedig met een regeling zal komen inzake de zeggenschap van cliënten in TSMDinstellingen? De heer Lankhorst (P.P.R.) wenste zich te beperken tot een enkele hoofdlijn en daarbij tevens terug te komen op zijn eerder geuite bezwaren namelijk dat de materiële kant van de zaak ondergeschikt wordt gemaakt aan de financiële, de regeling een centralistisch karakter heeft en tot slot dat er naar het oordeel van de Regering eerst geordend dient te worden alvorens tot decentralisatie wordt overgegaan. Voor die ordening zijn echter criteria nodig. Deze zijn er niet en zullen er ook niet kunnen komen gezien het grote gevarieerde aanbod van voorzieningen. Een en ander leidt ertoe dat er geen verband meer is tussen de hulpvrager en het aanbod. Er is geen zicht meer op of er andere vernieuwde of betere voorzieningen zouden moeten komen. Het antwoord op vraag 21 is teleurstellend te noemen in het licht van de mededeling in het overleg van november 1982 (zie 17600-XVI, nr. 38, blz. 16, eerste alinea) dat in het toekomstig beleid ruimte zou blijven voor vernieuwingen. Nieuwe initiatieven dienen dan niet alleen geregistreerd te worden, doch ook materieel te worden afgewogen tegenover de bestaande voorzieningen. Er is slechts één uitweg uit de problemen namelijk zo snel mogelijk decentraliseren opdat de gemeenten zelf hun eigen voorzieningen weer kunnen gaan invullen. De huidige situatie is niet bevredigend en zal het nimmer zijn. Het zoeken naar oplossingen kost veel geld en moeite. Tot slot vroeg hij op het punt van het ouderenbeleid hoe de samenwerking tussen de verschillende ministeries gestalte krijgt. Mevrouw Kraaijeveld-Wouters (C.D.A.) benadrukte de complexiteit van de IFI-operatie. Er is, zo zei zij, veel werk verzet, ook de laatste zes maanden. Vele problemen die in november 1982 aan de orde werden gesteld zijn opgelost. Belangrijk is dat er zorgvuldig te werk is gegaan. Er zijn geen werkvormen verdwenen. Dit dient ook de toekomstige lijn te zijn. De maatregel met betrekking tot de woonvoorziening voor bejaarden met dienstverlening vond zij hiervan een illustratie. Ook mevrouw Kraaijeveld vroeg naar de tijdelijkheid van de regeling. Er dient snel duidelijkheid te komen over het niveau waarop gedecentraliseerd zal worden. Hoe is de tijdsplanning? Een hernieuwde discussie over eind 1983 uit te brengen evaluatie vond zij een goede zaak. Zij zei het toe te juichen als er dan ook een beleidsnota zou zijn over de positie van de Blijf-van-m'n-lijf-huizen. Zij achtte dit met name van belang gezien het bijzondere karakter van deze voorziening te weten: niet indirect gefinancierd, doch wel een relatie tussen cliënt en ABW. Het is niet uitgesloten dat een dergelijke aanpak ook voor andere voorzieningen een oplossing zou zijn. Welke is de optimale capaciteit voor deze voorziening? Langzaam aan, zo merkte mevrouw Kraaijeveld op, wordt duidelijk dat het uitgangspunt van budgettaire neutraliteit gehaald zal gaan worden. In een volgend overleg zal de capaciteit van een voorziening aan de orde kunnen zijn. Nieuwe voorzieningen dienen in het totaalaanbod te worden afgewogen. Het antwoord op vraag 21 over het begeleid wonen van gehandicapten werkt in dit verband enige verbazing.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
5
Kan de Staatssecretaris bevestigen dat, nu de Bureaus Landelijk Contact bij de uitvoering van de TSMD zijn ingeschakeld, er deskundigheid (nl. die van de GSD) verloren is gegaan? Zijn de bureaus eigenlijk wel goed geëquipeerd zoals de Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn betwijfelt? Hoe staat het met het overleg tussen Sociale Zaken en Werkgelegenheid, WVC en GMD over de indicatiestelling? Het is formeel juist dat de bijstandswetgeving niet meer onder verantwoordelijkheid van de Minister van WVC valt, toch kan men zich er van die kant niet zomaar van af maken. Wat in de ene sector gebeurt heeft repercussies voor de andere. Ook mevrouw Kraaijeveld vroeg meer informatie over de relatie weggelopen minderjarigen en de werking van de ABW. Op dit punt van de individuele huursubsidie sloot zij zich aan bij eerdere opmerkingen. Wel vroeg zij nog wie nu het initiatief zal nemen. Verheugd was zij over het feit dat er een oplossing is gevonden voor de eigen-bijdrageregeling voor de opvangcentra. In de komende evaluatie zal aandacht dienen te worden gegeven over de effecten ervan. De gedachte om de verschillende eigen-bijdrageregelingen (IWRV en TSMD) te harmoniseren, onderschreef zij. Zal ook die uit de AWBZ in beschouwing worden genomen? Zal de datum voor de eigen-bijdrageregeling in het IWRV-kader gehaald worden? Is het waar dat de FIOM-huizen voor de recente maatregelen geen hulp meer zouden kunnen verlenen? Vallen zij nu met name onder het beleid van Justitie? Wat zullen de gevolgen zijn van nieuwe initiatieven in de sfeer van de crisis- en opvangcentra, voor de vier centra die nu onder Volksgezondheid zullen gaan vallen? Wanneer zal het functiewaarderingsonderzoek zijn afgerond? Welke invulling zal de Staatssecretaris geven aan het overleg? Mevrouw Kraaijeveld legde er de nadruk op dat de bejaardenoorden in elk geval zo spoedig mogelijk uit de indirecte financieringssfeer worden gehaald. De TSMD dient als tijdelijk vangnet te werken. Per 1 januari 1984 moet de nieuwe wet in het Staatsblad staan. Welke aanpassingen van de TSMD zullen intussen nodig zijn? Zij drong verder aan op een spoedige zorgvuldige beslissing ten aanzien van de financiering van de bejaardenvoorzieningen met dienstverlening. Is het werkelijk zo dat de Commissie evaluatie subsidiëring pleegzorg pas per eind 1983 zal rapporteren? Ook hier is haast geboden. Wat de Toekomstbouwers aangaat vroeg zij naar een onderbouwing van de stelling dat het hier om een normaal kinderdagverblijf zou gaan. Antwoord van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur De Staatssecretaris wenste zich in zijn antwoord te beperken tot hoofdlijnen. Hij zegde toe op de specifieke vragen schriftelijk te zullen reageren. Terecht is gesteld dat de voorliggende nota eerder een voortgangsrapport betreft. Een evaluatie na drie maanden is nauwelijks mogelijk, laat staan een beleidsvisie voor de toekomst ontwikkelen. Het is juist dat er zich bij de overgang knelpunten hebben voorgedaan. De bedoeling van de nota was die te registreren en te laten zien hoe ze weggenomen zijn of kunnen worden. Het moet derhalve begrijpelijk zijn dat over nieuwe initiatieven niets is vermeld, omdat daarover niets bekend is geworden. Het belangrijkste probleem betreft de eigen-bijdrageregeling die voor bepaalde groepen problemen oplevert. Aan de TSMD liggen afspraken tussen het departement en de instellingen ten grondslag. Criteria en normen dienen ontwikkeld te worden, de tijd is daarvoor nog te kort geweest. Voor de toekomst wordt gedacht aan budgetfinanciering. De indruk dat er onder de indirecte financiering meer zekerheid bestond en dat het minder kostte is onjuist.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
6
Wat de inning betreft staat voorop dat de instelling moet aantonen voldoende moeite te hebben gedaan om de eigen bijdrage te verwerven. Wordt deze vraag bevestigend beantwoord, dan draagt het Ministerie van WVC het risico van achterblijvende opbrengsten. Een soepele opstelling, ter bereiking van een evenwichtssituatie, is in de praktijk reeds getoond. Met de Blijf-huizen is een begin van overeenstemming bereikt. Het voortbestaan van deze huizen is overigens gezien de invulling van de begroting tot 1986 vooralsnog gewaarborgd. De nota waar om gevraagd is zal de Kamer bereiken. Een beperkte uitbreiding (drie huizen) zal hierin worden aangekondigd. Tevens zullen voornemens geopenbaard worden om investeringen te doen in de sfeer van de bevordering van de brandveiligheid van de huizen. De opvangcentra in algemene zin hebben in het bijzonder problemen met de inning van de eigen bijdrage. Daarbij maakt het niet uit of het nu kinderen of vrouwen zijn. Erkend wordt dat problemen zich gaan voordoen als bij voorbeeld van de echtgenoot een bijdrage wordt verwacht, terwijl de verblijfplaats onbekend dient te blijven. Het overleg met de landelijke organisatie van de opvangcentra heeft enige tijd in een impasse verkeerd. De situatie is verbeterd. Ten aanzien van «Huize Poels» is een begin van een oplossing gevonden. Bij de Blijf-huizen blijft de bijstandsuitkering bestaan, terwijl van rijkswege een bijdrage wordt gegeven in de exploitatie. Deze constructie was niet toepasbaar voor de crisisopvangcentra. Globaal zal het budget bepaald dienen te worden waarop de objectsubsidie zal worden afgestemd. Gezien de verscheidenheid van instellingen zal een modus moeten worden gevonden ten aanzien van de bandbreedte. De eigen bijdrage zal worden vastgesteld op een bedrag, zodanig dat de specifieke inkomenssituatie, alsmede de mogelijkheid van inning niet uit het oog wordt verloren. Voor zak- en kleedgeld bestaat dan nog de mogelijkheid van een beroep op de ABW. De aangepaste bijdrageregeling voor de crisisopvangcentra zal in de zomer 1983 gereed moeten zijn. Het formuleren van een eigen-bijdrageregeling in het IWRV-kader staat in het teken van het streven naar harmonisatie. Het is een moeilijke opgave, doch de verwachting is gewettigd dat het lukt en dat het een uitstralingseffect zal hebben op de andere voorzieningen. De bedoeling zit nog steeds voor om de regeling per 1 oktober 1983 te laten ingaan. Op het punt van de decentralisatie moest de Staatssecretaris, zo zei hij, terughoudend zijn. Daarover zijn namelijk nog verschillende vormen van overleg gaande, alvorens de Ministerraad zich erover zal uitspreken. Vragen over zaken die verband houden met de Invoeringswet KSW was hij op dit moment dan ook niet bereid te beantwoorden. Gezien de functie van de nevenvoorzieningen in het totaal van de voorzieningen voor bejaarden is besloten terug te komen op een eerder voornemen om de TSMD-financiering per 1 januari 1984 te beëindigen. Het wetsontwerp tot wijziging van de Wet op de Bejaarden zal binnen niet al te lange tijd aan de Kamer worden aangeboden. Indien dit wetsontwerp onverhoopt niet per 1 januari 1984 kracht van wet zal hebben gekregen, is het voornemen om de bejaardenoorden tijdelijk op te nemen in de TSMD, dat wil zeggen tot het moment dat de wet in het Staatsblad zal staan. De Staatssecretaris zegde toe in het najaar met een evaluatienota te zullen komen, waarin tevens een visie zal zijn ontwikkeld voor de komende twee jaar. Hij zei niet in te gaan op de suggestie van mevrouw Ter Veld om een extra bedrag van f 200 000 ter beschikking te stellen voor de Toekomstbouwers. Deze voorziening dient beschouwd te worden als een kinderdagverblijf. De bewindsman verklaarde zich overigens bereid tot overleg ten einde binnen het verband van de eerdere opmerking te zoeken naar mogelijkheden. Met het Landelijk Overleg crisis- en opvangcentra en de Federatie Evangelische Opvangcentra is overeengekomen om een bedrag van f50 per persoon te betalen. Het is niet de bedoeling dat het gaat functioneren als koepel. De bewindsman zei toegezegd te hebben in de komende jaren
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
7
naar meer mogelijkheden binnen de begroting te willen zoeken. Wat het opvullen van witte vlekken betreft, benadrukte de Staatssecretaris nog eens dat een en ander budgettair neutraal zou dienen te geschieden. Ingaande op de opmerking van mevrouw Ter Veld over de HVO te Amsterdam, zei hij dat geen aanvrage voor een nieuwe jeugdhulpvoorziening was ingediend. Of zo'n voorziening - in beginsel - voor TSMD-subsidiëring in aanmerking kan komen hangt af van de afweging, die in IWRV-verband gemaakt moet worden ten aanzien van de bestemming van de totaalcapaciteit der jeugdwelzijnsvoorzieningen. Het is niet zo dat bij de overgang naar de TSMD, deskundigheid is weggevallen. Voor zoveel nodig wordt er vanuit het departement op toegezien dat de deskundigheid bij de Bureaus Landelijk Contact wordt verbeterd. De opmerking die mevrouw Kraaijeveld heeft gemaakt over het begeleid wonen van gehandicapten zal de nodige aandacht hebben. De indicatiesysteemontwikkeling is nog niet afgerond. Na de zomer 1983 zullen beleidsvoornemens ontwikkeld zijn. De evaluatie pleegzorg zal in augustus/september 1983 tot beleidsdaden kunnen leiden. Over de individuele huursubsidie is overleg gaande met het Ministerie van VROM. Op dit moment zijn geen nadere mededelingen te doen. De beleidsverantwoordelijkheid ten aanzien van de FIOM-huizen ligt bij het Ministerie van WVC. Antwoord van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf De bewindsman wenste eerst antwoord te geven op de vragen 7 en 8. Het aantal aanmeldingen ex artikel 1b ABW, dat tot eind 1983 345 bedroeg, is sinds dat moment met 35 toegenomen. Van een vlucht is derhalve geen sprake. De aanmeldingen worden bij de rijksconsulent gemeld en geregistreerd. Het antwoord op de vraag of er overleg is geweest met de VNG en DIVOSA luidt ontkennend. Er waren daarvoor geen termen aanwezig. Weggelopen jongeren (inclusief de 16- en 17-jarigen) kunnen ingevolge de wegloperscirculaire nog steeds een beroep op de ABW doen. Bij opname voor langere tijd in een pleeggezin komen de kosten voor dienstverlening in aanmerking voor vergoeding ingevolge de TSMD. Van de kant van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een circulaire uitgegaan aan gemeenten waarin gewezen wordt op het onderscheid tussen opvang voor kortere termijn en opname in een pleeggezin. De Staatssecretaris zei bereid te zijn bij de gemeenten na te gaan of het juist is dat daarover nu geen problemen meer bestaan. Bij het verhaal ingevolge de ABW wordt rekening gehouden met de situatie waarin de verhaalsplichtige en degene op wie verhaald wordt zich bevinden: Waar verhaal mogelijk is, dient verhaal te geschieden. Wat de Toekomstbouwers betreft, zei de Staatssecretaris dat aan de financiering ingevolge de ABW een einde dient te komen. Nog deze middag zal daarover een afrondend gesprek plaatsvinden. In aanvulling op het antwoord op vraag 34, meldde de bewindsman dat de pleeggezinvergoeding in beginsel inkomen is bij de toets van de ABW-uitkering. Over de praktische uitvoering is nog interdepartementaal overleg gaande, in het bijzonder over de vraag welk deel vergoeding van kosten is. Naar verwachting zal het overleg vóór 1 september 1983 zijn afgerond. Wat het zak- en kleedgeld voor jongeren in tehuizen aangaat dienen gemeenten uit te gaan van het beginsel daarvoor de ouders aan te spreken. Indien dit niet mogelijk is, dan kan, ongeacht de duur van de opname, in bepaalde omstandigheden bijstand worden verleend. Concrete criteria zijn hiervoor niet te formuleren. Na invoering van de TSMD is, zo deelde de Staatssecretaris mede, geen verandering gekomen in de domicilieregeling ingevolge de ABW. Van een toename van het aantal geschillen is niets gebleken.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XVI, nr. 144
8
De criteria voor de toekenning van kinderbijslag gelden ook hier. Hij zegde toe schriftelijk te antwoorden op het door mevrouw Ter Veld ter zake naar voren gebrachte. Aan het adres van mevrouw Kraaijeveld zei de bewindsman nog dat de constructie die ten aanzien van de Blijf-huizen wordt gevolgd er bij een bredere toepassing nooit toe zou mogen leiden dat langs een omweg wederom indirect via de ABW zal worden gefinancierd. Nadere discussie Mevrouw Kamp wenste gezien de schaarse mededeling van de bewindsman over de decentralisatie vast te houden aan haar voornemen om nog voor het zomerreces hierover te overleggen. Zij vroeg de bewindsman aan de Minister van WVC de vraag te willen voorleggen of uitbreiding van nevenvoorzieningen mogelijk is en of hij iets voelt voor de suggestie om er een aparte werksoort van te maken. De heer Willems vroeg nog om een duidelijke invulling wat taak en bevoegdheden betreft van het overleg met de crisis- en opvangcentra. Voorts vroeg hij de Staatssecretaris of hij de Kamer wilde inlichten indien het overleg over een aangepaste bijdrageregeling niet tot resultaat zou leiden. Wil de bewindsman nog ingaan op de opmerking dat bij een keuze voor een andere vorm van financiering voor de Toekomstbouwers er hogere maatschappelijke kosten mee gemoeid zijn? Tot slot vroeg hij nog naar het karakter van de evaluatienota die eind 1983 zal verschijnen. In het bijzonder was hij geïnteresseerd te weten of hierin een samenhangende visie zal worden ontwikkeld. Mevrouw Ter Veld ging ervan uit dat de vragen die nu niet beantwoord waren alsnog beantwoord zouden worden. Waarom kunnen de voorzieningen in de grote steden niet per 1 januari 1984 gedecentraliseerd worden? Is de bewindsman bereid voor 21 juni aan de Kamer duidelijk te maken wat het tijdspad is voor de wijziging van de wet op de bejaardenoorden? Hoe zal de eigen bijdrage voor bejaardenoorden geregeld worden? Wanneer zal het overleg met VROM zijn afgerond? Wat de suggestie ten aanzien van de Toekomstbouwers betreft wenste zij nog een nadere schriftelijke reactie. Tot slot vroeg zij hoe het staat met de voortgang ten aanzien van de wetgeving met betrekking tot de zeggenschap van cliënten. Mevrouw Kraaijeveld-Wouters verklaarde dat op het moment van verschijnen van de aanvullende notitie een standpunt bepaald moet zijn ten aanzien van de tussenvoorzieningen. De harmonisatie van de eigen bijdrageregeling is een zaak, zo benadrukte zij, die niet te lang mag blijven liggen. Tot slot bepleitte zij helderheid voor alle betrokkenen over tijd en fasering van de decentralisatie, welk proces gelijk zou kunnen oplopen met de totstandkoming van de Invoeringswet Kaderwet Specifiek Welzijn. De bewindsman verklaarde nogmaals positief te zullen reageren op het overleg inzake de opvangcentra, dit meer inhoud te zullen geven. Hij zegde toe de Kamer te zullen inlichten over de afspraken aangaande een aangepaste bijdrageregeling. Bij de komende evaluatienota zal met de opmerkingen van de commissie sterk rekening worden gehouden. In het overleg met de vier grote steden is te kennen gegeven dat de Regering terughoudend is om naar analogie van het convenant met Rotterdam op grote schaal te gaan decentraliseren. Het overleg is nog gaande.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XVI, nr. 144
9
De zeggenschap van de cliënten had zijn aandacht. Hij zou de vraag van mevrouw Ter Veld inzake de zeggenschap in de bejaardenoorden aan de Minister voorleggen. Aan het adres van mevrouw Kraaijeveld zei de bewindsman dat hij enige druk zou uitoefenen om ten aanzien van de tussenvoorzieningen per 1 september a.s. duidelijkheid te krijgen. Een aangepaste subsidieregeling voor de bejaardenoorden is in concept gereed, inclusief de uitvoeringsregelingen. Hij zou het verzoek van de commissie om een brief over de stand van zaken ter zake aan de Minister voorleggen. Tot slot zegde de Staatssecretaris toe onmiddellijk nadat de Invoeringswet KSW zal zijn ingediend, een systematische indeling van de verschillende voorzieningen aan de Kamer te zullen overleggen. De voorzitter van de commissie, Cornelissen De griffier van de commissie, Bellekom
Tweede Kamer zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XVI, nr. 144
10
Vragen en antwoorden in verband met het mondeling overleg (18 mei 1983) inzake de evaluatie van de TSMD Inleiding 1 Hoe is de te verwachten kostenontwikkeling
voor 1984 en latere jaren?
Op dit ogenblik is hierover nog weinig concreets te zeggen. Zie ook het antwoord ondervraag 17. Het is evenwel de bedoeling om bij het indienen van de begroting 1984 een financieel overzicht maatschappelijke dienstverlening te voegen. Dit omvat een financiële meerjarenraming. De eerste verkenningen bij de bevoorschotting wijzen uit dat aan het uitgangspunt van de operatie te weten budgettaire neutraliteit zal worden voldaan. 2 Betekent het gegeven dat geen woord aan de decentralisatievoornemens wordt gewijd, dat hierover geen nieuws te melden is in vergelijking met het overleg op 30 november 1982? Het verslag heeft betrekking op de evaluatie van de TSMD. Zoals bekend is op het departement in voorbereiding, onder verantwoordelijkheid van de minister, de Invoeringswet Kaderwet Specifiek Welzijn. Bij de behandeling van dat wetsontwerp komt de ontwikkeling van de decentralisatie aan de orde. 3 Kan informatie worden verstrekt over de wijziging in taakstelling van de Provinciale Bureaus Landelijk Contact van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur sinds de inwerkingtreding van de TSMD? De taakstelling van de provinciale bureaus LC, is sinds jaar en dag het als intermediair fungeren tussen departementale beleidsonderdelen en lagere overheden alsmede instellingen van particulier initiatief en is door de inwerkingtreding van de TSMD als zodanig niet veranderd. De onder de TSMD ondergebrachte beleidsonderdelen vormen reeds jarenlang een aandachtsgebied in de taakuitvoering van de provinciale bureaus. Wel is het accent van de werkzaamheden voortvloeiende uit die beleidsonderdelen - gezien de directe financiering door middel van een subsidieregeling aan verandering onderhevig, terwijl er tevens sprake is van nieuwe werkzaamheden in dat kader (b.v. jeugdhulpverlening: pleegzorg, bewaking indicatiestelling jeugdhulpverlening). 4 Op welke wijze is voorzien in het gebrek aan menskracht en deskundigheid op deze bureaus? Voor wat betreft de personeelsvoorziening van de provinciale bureaus LC gelden dezelfde richtlijnen als voor de overige WVC-dienstonderdelen. Deze richtlijnen komen - gezien de uitvoering van de z.g. «2%-operatie», alsmede de (personele) consequenties van de sanering specifieke uitkeringen - neer op een uiterst restrictief vacaturebeleid. De deskundigheid van de functionarissen op de provinciale bureaus op het punt van de onder de TSMD ondergebrachte beleidsonderdelen vormt geen knelpunt. Deze functionarissen zijn immers al jaren «vertrouwd» met deze beleidsonderdelen (zie ook vraag 3). 5 Kan worden aangegeven op welke termijn de overheveling van tijdelijk in de TSMD ondergebrachte instellingen naar de AWBZ zal plaatsvinden?
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
11
Ten aanzien van de beschermende woonvormen en voorzieningen voor gehandicapten verwacht ik in de tweede helft van dit jaar voorstellen te doen met betrekking tot het eventueel onderbrengen van deze voorzieningen in de AWBZ. Er is een principe-overeenstemming bereikt over de overname door Volksgezondheid (AWBZ) van de vier crisis(interventie)centra te Arnhem, Haarlem, Maastricht en Rotterdam. Een en ander behoeft nog uitwerking op de financiële consequenties. Te verwachten is dat de zaak in de tweede helft van dit jaar definitief wordt geregeld. 6 Zijn er knelpunten met betrekking tot de indicatiestelling lende TSMD-voorzieningen?
van de verschil-
Er zijn geen knelpunten bekend met betrekking tot de indicatiestelling. Van de zijde van de jeugdwelzijnsinstellingen waaronder FIOM-tehuizen is wel bezwaar gemaakt tegen het leveren van gegevens op naam van de in deze tehuizen verblijvende cliënten aan de bureaus Landelijk Contact (LC) van dit ministerie in het kader van de plaatsingsregeling IWRV. Er wordt naar gestreefd deze bezwaren te ondervangen door een methode van registreren te kiezen die meer recht doet aan de privacy van cliënten en toch controle op de plaatsingen mogelijk maakt. Tijdelijke Subsidieregeling Maatschappelijke Dienstverlening en de Algemene Bijstandswet 7 Bestaat er inzicht in het aantal meldingen ex artikel 1B van de ABW? Is er sprake van een «vlucht» in deze regeling als gevolg van de invoering van de TSMD? De uitvoering van de Algemene Bijstandswet berust bij de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Inzicht in het aantal 1B ABW-meldingen heb ik niet. 8 Is er met de VNG/DIVOSA overleg gevoerd over de knelpunten in de uitvoering van de Algemene Bijstandswet sedert de inwerkingtreding van de TSMD? En tot welke afspraken heeft dat geleid? Het is mij niet bekend of het Ministerie van Sociale Zaken in het kader van de uitvoering van de ABW na het invoeren van de TSMD overleg heeft gevoerd met de VNG of DIVOSA, anders dan het gebruikelijke periodieke overleg. Mij is geen specifiek signalement bekend over knelpunten (anders dan in vraag 9) noch over specifieke afspraken daaromtrent. 9 Zijn de knelpunten met betrekking tot het onderscheid tussen kosten van dienstverlening en persoonlijke kosten opgelost? Juist in verband met deze knelpunten (zie ook het evaluatieverslag) is in nauw overleg met SoZaWe de circulaire van 18 april jl. verzonden aan de gemeentebesturen, de Gemeentelijke Sociale Diensten en de gesubsidieerde instellingen. In een eerder stadium is de nodige voorlichting gegeven via de bureaus landelijk contact van dit departementen de bijstandsconsulenten naar aanleiding van een intern informatiebulletin TSMD. 10 Is het bekend hoeveel gemeenten niet het onderscheid hebben gemaakt tussen de kosten van dienstverlening en de persoonlijke kosten?
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
12
Niet bekend is hoeveel gemeenten geen onderscheid hebben gemaakt tussen de kosten van dienstverlening en de persoonlijke kosten. Juist in verband met een goede voorlichting is de circulaire van 18 april jl. aan alle gemeenten en GSD's gezonden. 11 Welke maatregelen zijn genomen op de signalen van instellingen, dat GSD's betalingen hadden stopgezet? De signalen van instellingen zijn op ambtelijk niveau doorgegeven aan SoZaWe. Dit departement was dan ook nauw betrokken bij de opstelling van meermalen genoemde (informatie)circulaire. Bijdragebesluit Tijdelijke subsidieregeling maatschappelijke dienstverlening 12 Is het waar dat met een groot aantal TSMD-instellingen, met name in Brabant en Limburg, is overeengekomen dat wordt afgeweken van de ingewikkelde eigen-bijdrageregeling en dat vooralsnog de regeling van vóór 1 januari wordt toegepast waarbij ongeacht verblijfsduur en inkomen f20 per dag wordt gevraagd? Dit is niet juist (zie antwoord op vraag 48). 13 Op welke termijn kan een circulaire tegemoet gezien worden met richtlijnen over het verhaal op onderhoudsplichtige ouders of partners? Ik neem aan dat wordt bedoeld tot hoever de instelling moet gaan bij de inning van de eigen- of ouderbijdrage, immers dit verhaal is in de ouderbijdrage geregeld. In het overleg met de instellingen dan wel de koepelorganisaties is steeds gezegd, dat de instellingen de nodige moeite moeten doen om de eigen bijdrage te innen. Indien inning niet mogelijk is, zal de instelling dat per cliënt gemotiveerd dienen aan te geven. Hierbij ga ik ervan uit, dat er een overeenkomst bestaat tussen instelling en cliënt, waarbij de instelling verplicht is maatschappelijke dienstverlening te verrichten en de cliënt verplicht is een eigen bijdrage te betalen. Indien de praktijk uitwijst, dat er nadere voorschriften gewenst zijn, dan wordt dit op korte termijn gerealiseerd. 14 Krijgen de instellingen op enigerlei wijze een vergoeding voor het innen van de eigen- of ouderbijdrage? Neen, opgemerkt zij, dat ook de bijstandsfinanciering voor de instellingen administratieve handelingen met zich meebracht. Toepassing van de TSMD biedt boven de ABW-financiering overigens administratieve voordelen vanwege het directe subsidiesysteem, waardoor bevoorschotting plaatsvindt vooraf en geen veelheid van administratieve contacten behoeft te worden geregeld. Gesteld kan worden dat de eventuele financiële nadelen wegvallen tegen de voordelen. Dit blijkt ook uit de positieve reacties van een aantal instellingen. 15 Hoe zijn de knelpunten met betrekking tot de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage opgelost ten aanzien van: 1. «samenwonenden» en 2. diegenen die in een residentiële instelling verblijven, maar de weekeinden buiten de instelling doorbrengen? Bij samenwonenden dient de in een instelling verblijvende partner de lage eigen bijdrage te betalen ingevolge tabel B bij het Bijdragebesluit TSMD.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
13
Ten aanzien van diegenen die in het weekend niet in de residentiële instellingen verblijven geven de tabellen A en B bij het Bijdragebesluit TSMD aan wat de hoogte van de bijdrage is. In de toelichting op de TSMD (blz. 42) wordt aangegeven hoe er kan worden gehandeld bij afwezigheid van de cliënt in de instelling. 16 Hoe verloopt de afstemming van de eigen-bijdrageregeling eigen-bijdrageregelingen, met name die in de AWBZ?
op andere
16a Zal de Kamer voor het overleg over de evaluatienota de toegezegde informatie betreffende het Bijdragebesluit TSMD ten aanzien van IWRVvoorzieningen tegemoet kunnen zien? Harmonisatie van de eigen- of ouderbijdrage op het terrein van de jeugdwelzijnsvoorzieningen vindt plaats. Al bij de totstandkoming van de regeling is gezocht naar harmonisatie respectievelijk aansluiting bij andere systemen. Toen al bleek dat geen eenvoudige zaak te zijn ook en vooral door de verschillende fasen van ontwikkeling en geaardheid van de voorzieningen. Het verzekeringskarakter van de AWBZ speelt hierbij uiteraard een rol. Ondanks dat blijf ik van mening dat het streven naar harmonisatie overeind moet blijven en zal daar dan ook de nodige aandacht aan besteden, primair daar waar het complementaire of substitueerbare voorzieningen betreft. De voorgestelde regeling is in ontwerp al geruime tijd gereed. Het interdepartementaal overleg onder verantwoordelijkheid van de coördinerend Staatssecretaris van Justitie, zal op 18 mei niet zijn afgerond. Wel is het zo, dat de jeugdwelzijnsinstellingen om commentaar is gevraagd naar aanleiding van een gewijzigd IWRV-voorstel inzake de ouderbijdragen. Dit commentaar wordt een dezer dagen verwacht. Ik ben, in overleg met mijn ambtgenoten, bereid om u op korte termijn de stukken ter beschikking te stellen. Betalingen van de subsidievoorschotten aan de instellingen 17 Is het juist dat de begrotingen 1983 van de TSMD-instellingen niet zijn vastgesteld? Wanneer zal dat wel het geval zijn?
nog steeds
De begrotingen 1983 zijn nog niet vastgesteld. Conform artikel 13 van de Tijdelijke subsidieregeling maatschappelijke dienstverlening zullen zowel de begrotingen 1983 als de subsidieverplichtingen vóór 1 juli a.s. worden vastgesteld, mits de instellingen de daarvoor bestemde formulieren (lees: de exploitatierekening 1981 voorzien van een accountantsverklaring en de begroting 1983) tijdig hebben ingediend. In de voortgang van deze werkzaamheden is nog geen achterstand te bespeuren. De eerste reeksen vaststellingen zullen binnenkort worden verzonden. 18 Wordt bij het geven van voorschotten en/of bijstellingen rekening gehouden met de mutaties bij de instellingen en op welke wijze worden deze dan verwerkt? Op deze vraag kan dezerzijds geen algemeen antwoord worden gegeven. Mutaties met betrekking tot capaciteitsuitbreiding, uitbreiding personeelsformatie, kapitaaltransacties en wijziging van rechtsvorm dienen te worden aangevraagd bij de betreffende beleidssector, ressorterend onder de a.deling Directie Maatschappelijke Dienstverlening (DMD). Indien een aanvraag met betrekking tot het vorengaande wordt gehonoreerd, vindt bijstelling plaats van de subsidieverplichting. Gewezen dient evenwel te
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XVI, nr. 144
14
worden op het feit dat de overhevelingsoperatie van indirecte bijstandsfinanciering naar het directe TSMD-subsidiesysteem budgettair neutraal dient te geschieden en dat er - in beginsel - geen extra gelden beschikbaar zijn voor uitbreidingen etc. 19 Hoe verloopt de bevoorschotting van instellingen welke een substantieel geringere eigen bijdrage ontvangen dan oorspronkelijk geraamd? Indien om een of andere reden bij de bevoorschotting algemeen gesproken de ontvangsten te hoog zijn geraamd en dit kan leiden tot ernstige liquiditeitsmoeilijkheden kan aanpassing plaatsvinden. De aard van de bevoorschotting is echter zodanig dat dit niet zo snel zal plaatsvinden zeker niet in het eerste half jaar van de begrotingsvaststelling of wanneer dit niet substantieel afwijkt. Derhalve zal dan geen aanpassing van het voorschot plaatsvinden. Bij de definitieve vaststelling van de subsidieverplichting 1983 (lees: nacalculatie over het jaar 1983) zal worden beoordeeld in hoeverre deze oninbare bedragen acceptabel zijn. 20 In hoeverre is hier toch sprake van indirecte financiering van persoonlijke kosten? (blz. 5). Er is geen sprake van persoonlijke kosten. Onder persoonlijke kosten versta ik in het licht van de TSMD: zak- en kleedgeld, premie ziekenfonds, vakantiegeld, bijzondere kosten, en die worden niet via de TSMD gesubsidieerd (zie ook antwoord op vraag 9). 20a Hoe wordt precies de toekenning van het extra subsidie aan de cliënt in de regeling verwoord? De extra subsidie wordt aangemerkt als «kosten voor dienstverlening». Hiervan kan op grond van de TSMD de instelling subsidie ontvangen. Voorzieningen Algemeen 21 Welke aanvragen zijn er de afgelopen tijd direct of indirect bij het Ministerie binnengekomen voor uitbreiding van bestaande voorzieningen of aanvragen voor nieuwe voorzieningen? Kunnen deze uitgesplitst worden voor de verschillende categorieën voorzieningen? Kunnen de criteria aan de hand waarvan deze aanvragen zijn beoordeeld worden gegeven? Hoeveel aanvragen zijn gehonoreerd? Er werd geen aantekening gehouden van nieuwe initiatieven; hier moet worden opgemerkt dat al in 1982 onder de ABW te dien aanzien een restrictief beleid is gevoerd, dat ook aan gemeenten en instellingen is medegedeeld en ook als zodanig in de memorie van toelichting op de begroting werd vermeld. Daarvan is uiteraard een remmende werking uitgegaan. Daarnaast is bij de inwerkingtreding van de TSMD meerdere malen gestipuleerd dat bij de operatie onder het regime van de budgettaire neutraliteit eveneens geen ruimte aanwezig was voor nieuwe initiatieven hetgeen ook in november hier in uw commissie reeds is uiteengezet. Ter indicatie het volgende:
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
15
Gehandicapten: begeleid wonen Er werd geen notitie gemaakt over aantal verzoeken. Aangaande kleine uitbreidingen probeert men zich soms te dekken via «meldingen» verwerkt in een nieuwe begroting. Er wordt nogal eens telefonisch geïnformeerd door actiegroepen begeleid wonen voor geestelijk gehandicapten, terwijl werkloze welzijnswerkers geïnteresseerd zijn in de (on)mogelijkheid om een particulier verpleeghuis, pensioenvoorziening te starten. Jeugdwelzijnsvoorzieningen Een drietal initiatieven op het gebied van de residentiële jeugdhulpverlening is nog in behandeling en 18 semi-residentiële (Boddaertcentra-initiatieven zijn bekend en 800 pleeggezinnen. Criteria die zullen gaan gelden bij de beoordeling zijn: in hoeverre versterken zij het algemene streven naar versterken van de ambulante hulpverlening en het financieel beslag dat de initiatieven vragen. Wat dat laatste betreft; er kunnen pas dan nieuwe initiatieven worden gefinancierd als andere instellingen hun poorten sluiten. Zie in dit verband ook de toelichting bij de Tijdelijke subsidieregeling maatschappelijke dienstverlening. Blijf van mijn Lijftehuizen Een drietal nieuwe initiatieven is bekend. 22 Waarom is geen melding gemaakt van de situatie bij de crisisinterventiecentra, de FIOM-huizen (bijv. innen eigen bijdrage) en de psychiatrische (tussen)voorzieningen? Kan daarvan alsnog verslag worden gedaan? In het algemene gedeelte van het evaluatierapport (blz. 3) is ingegaan op deze problematiek. Bij het onderdeel «opvang» op blz. 13 is zeer uitvoerig verslag gedaan van de knelpunten van de opvangcentra, waaronder FIOM-tehuizen. Ook bij de behandeling van de TSMD op 30 november 1982 is hieraan de nodige aandacht besteed. 23 Welke status heeft het «rapport inzake crisiscentra» van het voormalige Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, waarin een algemene beleidskader voor crisiscentra en opvangcentra wordt gegeven? Op grond van dit rapport is een principebesluit genomen inhoudend, dat een viertal crisisinterventiecentra in Arnhem, Haarlem, Maastricht en Rotterdam, die thans nog ingevolge de TSMD worden gesubsidieerd, gelet op de psychiatrische personeelsopzet, onder de beleidsregie van Volksgezondheid thuishoort. Ten aanzien van de onder de werking van de TSMD vallende opvangcentra (ongeveer 60) kunnen uit de inhoud van het rapport geen conclusies worden getrokken; deze blijven vooralsnog onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Directie Maatschappelijke Dienstverlening vallen. Met de opvangcentra wordt in het periodiek overleg WVC/LOCO/FEO naar een meer definitieve plaats binnen het beleid van de Directie Maatschappelijke Dienstverlening gezocht. Bejaardenvoorzieningen Bejaardenoorden 24 Wat zijn de redenen dat de datum 1-1-1984 voor de overgang van de bejaardenoorden naar de directe financiering, eventueel niet wordt gehaald?
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XVI, nr. 144
16
Welke consequenties zijn verbonden aan een evt. overgangsjaar, in het kader van de TSMD? Het voornemen van de overgang van de bejaardenoorden naar directe financiering is gepland op 1 januari 1984. Van deze datum wordt nog steeds uitgegaan. Voor deze operatie is wetswijziging noodzakelijk met alle daaraan verbonden procedures. Op zeer korte termijn zal de Minister een wetsontwerp hiertoe indienen. Mocht onverhoopt de wetswijziging niet tijdig gereed komen dan is het in principe mogelijk de TSMD in aangepaste vorm te benutten voor de termijn die nog nodig is om de wetswijziging af te ronden tot een operationeel systeem. 25 Wat is de reden dat niet gekozen wordt voor verlenging van de oude regeling? Doel van de wet tot wijziging van de ABW (wet van 6 september 1978, Stb. 490) is het tot stand brengen van directe financieringskaders, onder verantwoordelijkheid van de minister die de beleidsverantwoordelijkheid van de betreffende voorzieningen draagt (de voorzieningenminister). Ook bij de totstandkoming van de TSMD is de noodzaak van directe financiering nog eens benadrukt. Dit geldt ook voor de bejaardenoorden. Ik wijs u er bovendien op dat vanuit de Kamer bij de begrotingsbehandelingen CRM door mijn beleidsvoorgangers op de noodzaak van beëindiging van de indirecte financiering is gewezen. Bij de behandeling van de TSMD ben ik daarop uitvoerig ingegaan. Bij de begrotingsbehandeling 1983 heb ik dit herhaald niet alleen voor de andere voorzieningen dan de bejaardenoorden, maar ook voor de bejaardenoorden, waarbij als streefdatum 1 januari 1984 werd genoemd. Er is naar mijn mening alle reden toe om te blijven pleiten voor beëindiging van de indirecte bijstandsfinanciering van de bejaardenoorden per 1 januari 1984 onder gelijktijdige invoering van directe financiering. Te meer nu ook hier moet worden gekomen tot een scherpe financiële taakstelling. Woonvoorziening
voor bejaarden met
dienstverlening
26 Wat wordt exact bedoeld met afhankelijk van de financiële met betrekking tot de nevenvoorzieningen voor bejaarden?
mogelijkheden
Een beslissing om alsnog beleid te gaan voeren voor de woonvoorzieningen voor bejaarden met dienstverlening zal betekenen dat tevens een standaardpakket dienstverlening zal moeten worden vastgesteld. Op dit moment loopt namelijk de dienstverlening zeer uiteen; de tarieven variëren dan ook van enkele tientjes boven de huursubsidiegrens (f700 per maand) tot nauwelijks minder dan die in bejaardenoorden. Standaardisering van de diverse pakketten leidt uiteraard tot plussen en minnen. Met «afhankelijk van de financiële mogelijkheden» heb ik willen aangeven dat om budgettaire redenen het totale bedrag der instellingen niet zal mogen toenemen. Overigens op welke wijze dit zal geschieden is thans nog volop in studie en kan nog niet met zekerheid worden gesteld. 26a Wanneer kan het besluit betreffende het al of niet continueren van subsidiëring van woonvoorzieningen voor bejaarden met dienstverlening tegemoet worden gezien en de invulling van de gesuggereerde andere opzet? Deze beslissing wordt binnenkort in nauw overleg met de minister die verantwoordelijk is voor het bejaardenbeleid, genomen. Het ligt in de
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
17
bedoeling dat zeer binnenkort een circulaire naar de gemeenten en de betrokken instellingen (inclusief de pensions voor verzorgingsbehoevende personen) zal uitgaan waarin mededeling wordt gedaan van de herbeschouwing, die in ieder geval tot gevolg zal hebben dat de datum van 1 januari 1984, die zou fungeren als datum van beëindiging der financiering van de woonvoorzieningen, wordt uitgesteld. De uiteindelijke beslissing zal naar verwachting dit jaar worden genomen; ik zal uw commissie hiervan op de hoogte stellen. 27 Op welke wijze is de voorlichting geregeld aan de bewoners van de zogenaamde nevenvoorzieningen en aan bewoners van niet erkende bejaardenoorden/pensions ? Degenen die december 1982 in een indirect via de ABW gefinancierde instelling verbleven, zijn uiteraard door de gemeentelijke sociale dienst van de wijziging van financiering op de hoogte gesteld; zie in dit verband ook de circulaire van 8-12-1982 van de Staatssecretaris van SOZAWE (als bijlage bijgevoegd bij de evaluatienota TSMD). Zoals bekend heeft mijn ministerie formeel niet rechtstreeks contact met cliënten van gesubsidieerde instellingen. Daarom heb ik de woonvoorzieningen bij circulaire van 15-2 jl. verzocht om hun bewoners van de wijziging der financiering op de hoogte te stellen en hun mede te delen dat deze vooralsnog voor hen geen nadelige gevolgen zal hebben. Voorts, toen bleek dat de gegevens die nodig waren om het subsidie van sommige woonvoorzieningen te bepalen, niet via de instelling zelf of de betrokken gemeente konden worden verkregen, heb ik mij in die gevallen via de instellingen rechtstreeks tot de bewoners die ultimo 1982 bijstand ontvingen, gewend met een door hen in te vullen formulier. Aan de hand van deze formulieren kon alsnog van deze instellingen het subsidie worden vastgesteld. Voorlichting aan bewoners van «niet erkende bejaardenoorden/pensions» heeft uiteraard niet plaatsgevonden, indien hiermee wordt bedoeld instellingen die niet krachtens de TSMD worden gesubsidieerd; met deze instellingen en hun bewoners bestaat geen direct contact. Bewoners van deze instellingen betalen of wel geheel zelf, in welk geval er per 1 januari jl. niets is veranderd, of zij ontvingen bijstand, die na 1 januari door gemeenten onder toepassing van de melding als bedoeld in artikel 1b ABW kan worden gecontinueerd. Pensions voor verzorgingbehoevende
personen
28 Zijn er geen mogelijkheden gebleken om bejaardenpensions die geleid werden door personen toe te laten tot de TSMD, bijv. door de eigenaar te bewegen over te gaan tot een andere rechtsvorm? Zowel onder het bijstandsregime als krachtens de TSMD dienen alle instellingen rechtspersonen te zijn, derhalve ook de pensions. Om pragmatische redenen, zoals het feit dat het in de bedoeling lag om te zijner tijd de financiering te beëindigen en dat het om zeer kleine instellingen gaat, is ervan rijksoverheidszijde van afgezien deze voorwaarde nadrukkelijk onder de aandacht van de pensions te brengen. Mocht te zijner tijd door de minister worden besloten dat de pensions alsnog in een bejaardenbeleid dienen te worden geïncorporeerd, dan zal ik deze kwestie opnieuw bezien.
29 In welke gevallen wordt door de Provinciale Bureaus Landelijk Contact een nader onderzoek verricht? Alle pensions worden dit jaar door de provinciale bureaus Landelijk Contact bezocht. In een groot aantal gevallen is dat reeds gebeurd.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
18
30 Wat is de reden, dat ondanks de resultaten van de DBZ-enquête de gegevens van de gemeenten «niet zo volledig» waren? Welke gegevens ontbraken? De reden was dat niet alle gemeenten via de DBZ-enquête hebben kunnen aangeven welke personen in een pension voor verzorgingsbehoevende personen waren opgenomen zodat er bij de bevoorschotting rekening werd gehouden met een kleiner aantal personen die een beroep op de ABW deden, dan waarop het voorschot gebaseerd had dienen te zijn. Dit heeft geleid tot een te laag bedrag aan subsidie. Met andere woorden exacte financiële gegevens ontbraken of waren onvolledig. 31 Kan aangegeven worden in hoeveel gevallen de subsidiebedragen laag waren?
te
Ca. 12 gevallen. Jeugdwelzijnsvoorzieningen 32 Is het juist dat deze cluster inmiddels is uitgebreid met een twintigtal instituten uit de cluster opvangcentra? Zo ja, waarom is dat gebeurd en welk overleg heeft daarvoor met de betrokken instellingen plaatsgevonden? Het is niet juist dat de cluster Jeugdwelzijnsvoorzieningen (cluster II IWRV) onlangs is uitgebreid met een twintigtal insituten uit de cluster opvangcentra. Al in het 1e interimrapport van de IWRV zijn deze voorzieningen onder het beleid van de IWRV begrepen. 33 Wat zullen de gevolgen zijn bij weigering van het innen van de ouderbijdragen voor de jeugdinstellingen? Worden aan deze gedragslijn consequenties verbonden? De algemene consequentie welke verbonden is aan het zich niet houden aan de voorwaarden of voorschriften is vermindering dan wel beëindiging van het subsidie. 33a Op welke signalen wordt geduid ten aanzien van het onaanvaardbaar achten binnen jeugdinstellingen tegelijkertijd hulpverlener en inner van ouderbijdrage te zijn? Is door de Regering reeds op deze signalen gereageerd? Het belangrijkste signaal waarop hier wordt geduid, is een brief van het WIJN van 30 maart jl. Vele voorzieningen stellen in hun beleid te streven naar het herstel van de relatie ouder/jeugdige. Het presenteren van een rekening voor de dienstverlening door degene die zich tevens belast met het werken aan dat herstel, zou de hulpverlening frustreren, ook al omdat de meeste ouders het niet eens zijn met het feit dat hun - weggelopen kind in een residentiële instelling verblijft. In het overleg in het kader van de IWRV-regeling wordt met dit signalement ernstig rekening gehouden, waarbij uiteraard een alternatieve oplossing niet zonder meer voorhanden is.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
19
Pleeggezinnen 34 Is er overleg geweest met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de korting die wordt toegepast op de bijstandsuitkering van een aantal pleeggezinnen, omdat de subsidiëring in het kader van de TSMD als inkomen wordt beschouwd? Kan over dit probleem een standpunt worden gegeven? De pleegzorgvergoeding dient in principe niet beschouwd te worden als inkomen doch als een vergoeding voor in verband met zorgverlening gemaakte kosten - kosten die het pleeggezin niet zou maken indien er geen pleegzorg werd verleend. Overigens is hierover overleg met SoZaWe (in het kader van de Werkgroep evaluatie subsidiëring pleegzorg) gaande. 35 Op welke termijn zal de Werkgroep evaluatie subsidiëring pleegzorg naar verwachting gereed zijn met haar taak? Genoemde werkgroep zal naar verwachting eind 1983 haar taak afronden. 36 Door welke oorzaak was het het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur niet bekend dat 500 gezinnen voor de TSMD-regeling in aanmerking kwamen? Zijn of worden de betrokken pleeggezinnen tegemoetgekomen betreffende eventuele nadelige gevolgen van het financieringsvacuüm ? Aan het begin van dit jaar was mij bekend dat aan het naam-adres-woonplaats-bestand van dit ministerie nog een 500-tal pleeggezinnen ontbrak. De gegevens ten aanzien van de pleeggezinnen worden mij aangeleverd door de gemeentelijke sociale diensten. In de meeste gevallen geschiedde dit tijdig, d.w.z. in november en december van het vorige jaar, in andere gevallen (500) eerst in januari en februari van dit jaar. De problemen die hierdoor ontstonden werden steeds en snel tot een oplossing gebracht via afspraken tussen sociale diensten en provinciale bureaus Landelijk Contact. 37 Welke definitie geldt voor pleeggezinnen in de periode dat de «Werkgroep evaluatie subsidiëring pleegzorg», haar advies voorbereidt over de «nadere» definitie? Voor de huidige periode wordt de definitie gehanteerd die in de bestaande regeling (zie het blauwe boekwerkje «Tijdelijke subsidieregeling maatschappelijke dienstverlening» met de uitvoeringsbesluiten en de lijst van te subsidiëren instellingen, december 1982) is opgenomen. 38 Zal de rapportage omtrent de afbakening pleeggezinnen-opvanggezinnen ontvangen kunnen worden vóór het mondeling overleg van 18 mei a.s., of in ieder geval vóór de UCV-Jeugdhulpverlening die voor het zomerreces is voorzien? De rapportage omtrent afbakening pleeggezinnen-opvanggezinnen zal deel uitmaken van de algehele rapportage van genoemde werkgroep. Zie verder het antwoord op vraag 35.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
20
39 Hoe verloopt de inning van eigen bijdragen voor pleeggezinnen? Bij aanvang van de opname en vervolgens eens per maand doet het pleeggezin onder meer opgave (van de mutaties) van de eigen inkomsten van het pleegkind. Zo sprake is van eigen inkomsten van het pleegkind wordt met behulp van het Bijdragebesluit TSMD vastgesteld in hoeverre korting moet plaatsvinden op de maximale pleegzorgvergoedingen zoals in de regeling aangegeven. De inning van een ouderbijdrage is in overleg met de IWRV opgeschort. Gezinsvervangende tehuizen voor kinderen (kinder Gvt's) 40 Bestaan er voornemens om de eigen bijdragen tussen kinder-Gvt's, IWRV-voorzieningen en AWBZ-inrichtingen, te harmoniseren? Zo ja, op welke termijn? Het is de bedoeling de ouderbijdragen ingevolge het Bijdragebesluit TSMD (de ouders van o.a. in kinder-Gvt's opgenomen kinderen moeten ingevolge dit besluit een ouderbijdrage betalen) te harmoniseren met die van de IWRV-voorzieningen. 41 Waarom is het bijdragebesluit
TSMD «slechts» opgeschort?
Voor de jeugdwelzijnsvoorzieningen die ingevolge de TSMD worden gesubsidieerd, geldtin beginsel het Bijdragebesluit TSMD. In IWRV-verband is bepaald, dat het gewenst is een geharmoniseerd IWRV-ouderbijdragesysteem toe te passen. In afwachting daarvan is voor die categorie de TSMD ouderbijdrageregeling opgeschort. Thuislozeninrichting 42 Welke problemen bestaan er bij het innen van eigen bijdragen? Er zijn bij mij geen andere knelpunten bekend dan de algemene waarvan in de inleiding reeds gewag is gemaakt. Opvangcentra 43 Tot welk resultaat heeft het overleg met het Landelijk Overleg Crisis- en Opvangcentra geleid over de gewenste ondersteuning van het Landelijk Overleg met behulp van een projectsubsidie? Aan het Landelijk overleg crisis- en opvangcentra is bij brief dd. 11 mei jl. medegedeeld dat dit ministerie bereid is tot een dergelijke subsidiëring, die echter niet tot de vorming van een nieuwe koepel met eigen personeel en accommodatie mag leiden. Daartoe mogen de aangesloten instellingen per 1 januari 1983 een bedrag van f50 per plaats per jaar op hun begroting opvoeren als bijdrage in de kosten van de ondersteuning van het Landelijk Overleg. Over de vorm waarin deze ondersteuning wordt gerealiseerd zal nog overleg plaatsvinden. Voor de instelling van de eveneens als overlegpartner van dit ministerie erkende Federatie van Evangelische Opvangcentra geldt dezelfde regeling.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
21
44 Kan informatie worden verstrekt over de wijze waarop de instellingen betrokken zullen worden bij het functiewaarderingsonderzoek en het trekken van conclusies daaruit? Met de opvangcentra - zowel met vertegenwoordigers van het Landelijk Overleg Crisis- en Opvangcentra (LOCO) als de Federatie Evangelische Opvangcentra (FEO) - is meerdere malen overleg gevoerd over de wijze waarop deze instellingen bij het functiewaarderingsonderzoek dienden te worden betrokken. Het laatste overleg, met het LOCO, vond plaats op 13 april 1983; inmiddels is met bovenbedoeld onderzoek begonnen. Na een in verhouding tot de andere, reeds onderzochte, clusters uitvoerig onderzoek (vanwege de grote verscheidenheid aan instellingen) naar de functie hulpverlener (groepsleider) zal met LOCO en FEO worden overlegd over de wijze waarop de overige aanwezige functies worden onderzocht: even uitvoerig als de hulpverlenersfunctie of op beperkter schaal. Ook bij de behandeling van de eindrapportage van dit onderzoek in de begeleidingscommissie zullen de instellingen worden betrokken. Het trekken van conclusies uit het onderzoek in de zin van het regelen van de rechtspositie voor de werknemers is uiteraard ook voor deze cluster een zaak van partijen (werkgevers en werknemers), waarbij de subsidiënt als tripartite partner ten behoeve van de eventuele aanpassing van het subsidie is betrokken. 45 Heeft de voorzieningenminister (WVC) contact opgenomen met de bewindsman van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (bijstandsminister) over de problemen die ontstaan over de toepassing van de ABW voor personen verblijvend in een opvangcentrum? Zoals blijkt uit het aan de Tweede Kamer toegezonden evaluatierapport TSMD zijn ter zake inderdaad contacten gelegd. Het blijkt evenzeer uit het interne WVC-TSMD-informatiebulletin dat ook aan SoZaWe werd verstrekt en de circulaire van 18 april jl. 46 Welke is de stand van zaken met betrekking tot de « Toekomstbouwers» ? De Toekomstbouwers te Rotterdam is medegedeeld, dat er geen plaats is in het beleid van mijn departement voor de zogenaamde totaal-crèches of 24-uursopvang. Dit is ook als antwoord gegeven naar aanleiding van schriftelijke vragen uwerzijds (mw. Van Es, mw. Brouwer, mw. Ter Veld) dd. 24september 1982 (antwoord dd. 24 november 1982 van Minister Brinkman). Dat is ook de reden geweest dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het verzoek om toelating in de zin van de Algemene Bijstandswet geen positieve beslissing heeft willen nemen. Thans wordt evenwel bezien of de Toekomstbouwers kunnen blijven bestaan als normaal kinderdagverblijf, eventueel met wat langere openingstijden. Het overleg hierover met de gemeente Rotterdam en de instelling is nog gaande. In afwachting van de uitkomst van dit overleg, wordt de indirecte bijstandsfinanciering vooralsnog gecontinueerd. 47 Hoe hoog bedragen (omgerekend naar jaarbasis) de inkomsten uit de eigen bijdragen, op basis van de eerste ervaringen? Hierop kan geen sluitend antwoord worden gegeven. Het gaat hier om een steeds wisselend aanbod van cliënten, met een wisselende verblijfsduur, zodat ook niet is te voorspellen of zij onder de lage dan wel hoge eigenbijdrageregeling moeten worden gerekend.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
22
48 Hoe verhoudt zich de uitspraak (gedaan in het mondeling overleg van 30 november 1982) «soepel te zullen opereren bij problemen met de hoogte der eigen bijdragen» tot de ontstane problemen van huize Poels in Tilburg? (brief gemeente Tilburg van 25 april 1983) Op 30 november jl. is gezegd, dat van de kant van de overheid de nodige soepelheid zal worden betracht. Eveneens is gezegd, dat deze soepelheid een grens heeft. Deze grens wordt zeker overschreden indien instellingen het bijdragebesluit TSMD in het geheel niet uitvoeren. Ten aanzien van huize Poels kan worden meegedeeld, dat er van deze instelling een verzoek tot het houden van een experiment is ontvangen, inhoudend het continueren van het eigen-bijdragesysteem zoals dat voor 1 januari 1983 werd toegepast, waarbij de instelling wel aangeeft hoeveel geld er aan eigen bijdrage zou zijn binnengekomen indien het Bijdragebesluit TSMD was toegepast. Betrokken instelling wil met het experiment aantonen, dat de «oude» bijdrageregeling minder aan overheidsgeld kost. Binnenkort zal in verband met deze kwestie contact worden opgenomen met huize Poels. In hoeverre in dit specifieke geval dan soepelheid over de hantering van de regeling moet worden toegepast hangt af van het resultaat van dit overleg en de beoordeling of de gewenste afwijkende toepassing reëel is te achten. Zowel naar cliënt als naar instelling(en) respectievelijk subsidiënt geredeneerd. 49 Hoe verhoudt de crisisopvang (inclusief kinderen) in de TSMD, zich tot de beleidsverantwoordelijkheid van de IWRV? De IWRV richt zich op die voorzieningen die ten doel hebben het opvangen, begeleiden/behandelen van jeugdigen. Als zodanig vallen de opvangvoorzieningen voor jeugdigen onder haar beleidsverantwoordelijkheid. Haar bemoeienis strekt zich niet uit naar algemene voorzieningen waarin ook jeugdigen worden opgevangen. Aangezien de opvang van jeugdigen en niet-jeugdigen overeenkomsten qua functie vertoont, is er binnen het ministerie van WVC een coördinatiepunt ingebouwd waarin opvang en jeugd elkaar ontmoeten. De gezamenlijke bevindingen daar, zijn maatgevend voor de inbreng van het WVC standpunt ter zake van de opvangfunctie in de IWRV. 50 Welke rechtsgrond kent de TSMD voor de inning van de eigen- of ouderbijdrage voor zowel vrouwen als minderjarige kinderen? Welke sanctie rust op weigering de eigen bijdrage te betalen en hoe wordt dan verder gehandeld? Tussen de TSMD-instellingen en de persoon die in een instelling verblijft, bestaat een overeenkomst. De instelling biedt dienstverlening. De opgenomene is verplicht een bijdrage in de kosten te betalen. De hoogte daarvan wordt aangegeven in het Bijdragebesluit TSMD. Ten aanzien van de minderjarige is de ouder ingevolge het Burgerlijk Wetboek onderhoudsplichtig. De (ouder)bijdrage is aangegeven in het Bijdragebesluit TSMD. Ook ten aanzien van gehuwden bestaat een onderhoudsplicht. Indien een instelling geen bijdrage int ingevolge het Bijdragebesluit TSMD betekent dit, dat de instelling zich niet houdt aan de voorschriften TSMD. Het subsidie kan op grond daarvan worden verminderd of beëindigd.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XVI, nr. 144
23
51 Slot Wanneer kunnen de definitieve beleidsnota over de toekomst van de TSMD en de concrete voornemens over de decentralisatie tegemoet worden gezien? Ik verwijs nogmaals naar het op korte termijn door Minister Brinkman in te dienen wetsontwerp Invoering Kaderwet Specifiek Welzijn.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XVI, nr. 144
24