Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1974-1975
13 193
Invoering van de tachograaf bij het beroepsgoederen vervoer over de weg
Nr. 1
Verslag van een mondeling overleg Vastgesteld 27 november 1974 De vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft op 22 oktober 1974 mondeling overleg gevoerd met de Staatssecretaris voor Verkeer en Waterstaat over de invoering (verplicht) van de tachograaf en enkele samenhangende onderwerpen. De commissie had over deze zaak onder meer een brief ontvangen van de heer H. Smit te Zwanenburg. De commissie brengt als volgt verslag uit. Leden van de P.v.d.A.-fractie vonden de tachograaf geen doel op zich zelf, maareen techniek om iets anders te bereiken: een goede rij-en rusttijdenregeling. Maar begeleiding van de invoering van de tachograaf met andere maatregelen is nodig om het verdwijnen van het werkboekje verantwoord te doen zijn. De tachograaf registreert nl. het gedrag van de wagen en niet dat van de bemanning. Denkbaar is dat tijdens het stilstaan van een wagen de bestuurder gaat laden en lossen of zelfs een andere wagen gaat rijden! Wat betreft de algemenere problematiek informeerden deze leden naarde reden dat de Staatssecretaris tijdens de vergadering van de conferentie van Europese Ministers van Transport (CEMT) aandrong op opheffing van de limiet van 450 km die een bestuurder per dag mag rijden. Waarom wordt de tachograaf reeds nu ingevoerd, los van wijziging van rijtijdenwet en-besluit en los van een fundamentele herziening van de arbeidsgelijke voorwaarden? Deze leden noemden het merkwaardig dat het installeren van het controlemiddel tachograaf in bepaalde gevallen - bij vervoerondernemingen die een eigen garagebedrijf hebben - in eigen beheer aangebracht kan worden. Wie controleert in dit geval of de installatievoorschriften nageleefd zijn? Detachografen moeten volgens de huidige regeling om de twee jaar gecontroleerd worden; zou het mogelijk zijn controle op de tachograaf op te nemen bij de periodieke (jaarlijkse) keuring van motorrijtuigen die op komst is? Een lid van de C.P.N.-fractie wees er op dat de tachograaf door de ondernemers misbruikt kan worden en tegen de chauffeurs gebruikt kan worden. Er zijn al zulke gevallen bekend: uitrekenen waar een wagen stilgestaan heeft en beloning daarbij aanpassen. Is de Staatssecretaris iets bekend over dit misbruik? Een lid van de V.V.D.-fractie vroeg of er voldoende tachografen verkrijgbaar zijn en of er voldoende montage-capaciteit is. Verloopt de invoering vlekkeloos, en zal dat zo blijven?
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 193, nr. 1
1
Wat zijn de ervaringen in het buitenland? Hoe worden de tachograafgegevens verwerkt, en in hoeverre zal naleving van voorschriften gecontroleerd en overtreding daadwerkelijk bestraft worden? Met name in het beroepsgoederenvervoer zijn er nog veel regels waarvan overtreding strafbaar gesteld is, zonder dat eigenlijk ooit gestraft wordt. Tenslotte vroeg een K.V.P.-lid hoe de invoering verloopt. Sommige ondernemersorganisaties vreesden dat de verplichting op zo'n korte termijn kwam dat niet alle wagens tijdig van een tachograaf zouden zijn voorzien en vroegen daarom een soepele controle in het begin. Is de tachograaf 'knoei-vast', of kan er aan gesleuteld worden met het doel verkeerde registratie te krijgen? Zijn er ontduikingsmogelijkheden? De Staatssecretaris beklemtoonde in zijn antwoord dat de tachograaf alleen een technisch hulpmiddel is. Het doel is een goede verhouding tussen rij- en rusttijden. In het algemeen is de regeling zelf daarvoor goed te noemen. Waar het nu op aankomt is de naleving van die regeling, en de tachograaf is daarbij een hulpmiddel dat in ieder geval de rijtijd registreert. Daarmee is inderdaad niet gezegd dat de overige tijd voor de bemanning ook rusttijd inhoudt. Van wezenlijk belang is dat de chauffeur nu een steun in de rug heeft tegenover de werkgever als hij zich verzet tegen wetsovertreding door te lang te rijden. Hij kan zich nu beroepen op een objectieve registratie die buiten hem om tot stand komt en die hij niet in opdracht van de ondernemer kan vervalsen. Als de bestuurder zelf niet mee wil werken en zich aan die bescherming onttrekt - daar kunnen ook voor hem voordelen aan zitten - levert de tachograaf daar niet noodzakelijk een verhindering voor. De reden waarom in CEMT-verband de 450 km-grens aan de orde gesteld werd, is dat deze grens strijdig is of kan zijn met de rij- en rusttijdenregeling. Vooral bij het grensoverschrijdende verkeer houdt nagenoeg niemand zich aan de 450-km-regeling. Is het dan zinvol zo'n bepaling te handhaven? De Staatssecretaris dacht van niet, tenzij men tot zeer strenge controle overgaat, zoals nu in Frankrijk gebeurt. Maar goede handhaving van de rij- en rusttijden is belangrijker dan handhaving van de 450 km-limiet en maakt die limiet ook onnodig. Juist de snelle invoering van de verplichting de tachograaf te gebruiken heeft gemaakt dat er geen toeleveringsproblemen ontstaan: door dit te doen vóór de in Europees verband verplichte datum is de bevoorrading veilig gesteld voor Nederland. Invoering in alle EEG-lid-staten tegelijk zou meer zijn geweest dan de markt kan verwerken. Er is geen schade ontstaan door invoering vóór wijziging van de rij- en rusttijdenwet en het besluit, want de regelingen zijn in hoofdlijnen goed en behoeven alleen op ondergeschikte punten wat verbetering. De Rijksdienst voor het wegverkeer is belast met de controle op de in eigen beheer gemonteerde tachografen. Met ieder mechaniek, dus ook met de tachograaf, kan geknoeid worden. Bij wegcontroles zal hier scherp op gelet worden. De tachografen moeten om de twee jaar gecontroleerd worden volgens de nu geldende regeling. In het algemeen zijn de bepalingen ten aanzien van de tachograaf gelijkluidend als die in Duitsland, omdat daar al veel ervaring is opgedaan, én omdat zoveel Nederlandse wagens in Duitsland rijden dat een overeenkomstig systeem alleen maar voordelen heeft. Ook in Duitsland wordt de tachograaf om de twee jaar gekeurd, maar daar wil men deze keuring toevoegen aan de periodieke, jaarlijkse keuring van vrachtwagens. Dit zou ook voor Nederland een logische weg zijn. De Staatssecretaris beaamde dat de tachograaf ook als een soort prikklok, dus als een controlemiddel op de handelingen van werknemers, gezien kan worden. Dat is echter niet verwerpelijk. Ook de chauffeur heeft de verplichting geen andere dingen te doen dan hem zijn opgedragen en de ondernemer mag er zeker op letten wat zijn chauffeurs en wagens doen.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 193, nr. 1
2
Over het aantal beschikbare tachografen en de montagecapaciteit verstrekte de bewindsman de volgende gegevens.
Gitac
VDO
Kienzle
400
2500
3000
± 6000
4000
4000
N-tachograaf momenteel in voorraad (naar behoefte leverbaar) E-tachograaf t o t 1/10 leverbaar verdere leverbaarheid: eind september/begin oktober extra leverbaar in de periode 1-10-1974/1-12-1974
-
-
200
800
600
2000
Totaal
— 6000'
±8500
' Dit aantal kan naar behoefte worden opgevoerd. Aantal motorrijtuigen, 1 oktober 1 december
voorzien
gevaarlijke stoffen ± 5 000 (merendeel tankwagens, hiervan heeft ca. 8 0 % reeds een tachograaf) 20-ton combinaties ± 1 2 000 (hiervan is slechts een klein deel uitgerust met een tachograaf)
Aantal goedgekeurde Kienzle: VDO: Gitac:
dat van een tachograaf moet worden
E-tachografen
in EEG
1-en 2-bëstuurdersuitvoering 1-en 2-bestuurdersuitvoering (bekendmaking in Staatscourant dezer dagen) 1-bestuurdersuitvoering (dezer dagen w o r d t goedkeuring overgelegd van 2-bestuurdersapparaat)
Aan de tachografen zullen binnenkort worden toegevoegd: Hico (alleen N-tachografen) Motometer (alleen E-tachografen) Het aantal erkende installateurs Kienzle: VDO: Gitac:
bedraagt thans voor
124 (vóór 1-1-1975: ca. 250) 61 (vóór 1-1-1974: ca. 80) 16 (geen uitbreiding bekend)
Voorts zijn 2 automobiel-importeurs als installateurs erkend, n l . : General Motors en Mehaco (Mercedes-Hanomag). De erkenning van DAF Nederland Bedrijfswagens is in voorbereiding.
De controle is in de eerste weken soepel geweest, overigens op andere gronden dan de ondernemersorganisaties noemden: wie tijdig maatregelen nam, heeft op tijd tachografen kunnen installeren. Bij invoering van eenverplichting pleegt echter de eerste weken meer adviserend en waarschuwend dan bestraffend te worden opgetreden. Veel ervaring is er niet, behalve bij het Korps gevaarlijke stoffen, omdat de tachograaf al eerder verplicht gesteld was bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De ervaringen in het buitenland zijn zeer gunstig. Van de Duitse autoriteiten zijn veel gegevens verkregen; met name zijn de controleurs op de hoogte van alle knoeimogelijkheden die in Duitsland gevonden zijn en van de daartegen te nemen maatregelen. Betreffende het verwerken van de gegevens zei de bewindsman het volgende. In het internationale verkeer blijven de schijven 14 dagen bij de wagen, hetgeen ook een EEG-regel is; in het nationale verkeer is dit tot twee dagen teruggebracht. Het departement verwerkt niet de gegevens; dat doen de bedrijven. De kaarten moeten wel een jaar bewaard blijven, en zullen een rol gaan spelen bij alle bedrijfsonderzoeken en -controles. Het is thans nog niet de bedoeling voorstellen te doen om de vergunningverlening in het vervoer te koppelen aan getrouwe uitvoering van het rijtij-
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 193, nr. 1
3
denbesluit, al is de bewindsman zelf naar zijn zeggen daar wel voorstander van. Dit zou echter eerst met de Staten-Generaal besproken moeten worden. Wel zal gebruik gemaakt worden van de door een bedrijf gemaakte kilometrage, zoals die uit de tachograafgegevens bepaald kunnen worden. Klachten overeen te korte termijn tussen besluiten invoering wees de bewindsman van de hand. Men wist lang van te voren dat het zou gebeuren, nl. uit een brief van 25 april 1974, waar alle betrokken organisaties schriftelijk op hebben gereageerd. De Staatssecretaris heeft zich verzet tegen een Belgisch verzoek om de invoering een jaar uit te stellen. Dat zou nl. concurrentievervalsing kunnen geven. Samenvattend zei de bewindsman dat ook hij aanvankelijk wel getwijfeld had aan het nuttig effect van een mechanisch controlemiddel als de tachograaf. Juist het verzet uit het bedrijfsleven heeft hem gesterkt in zijn voornemen tot invoering over te gaan: de meest betrokkenen zien kennelijk wel detachograaf als een effectief middel. Met de heer Smit had de Staatssecretaris een keer gediscussieerd in een openbare vergadering waar ook vakbondsbestuurders aanwezig waren. Al snel bleek de discussie in wezen te gaan tussen de heer Smit en de bond en niet tussen de heer Smit en de overheid. Het leek de bewindsman juist dat hij zich vooral richt tot de organisaties. Een V.V.D.-lid informeerde nog naar het voorgenomen vervolgingsbeleid bij overtredingen. Een C.P.N.-lid vreesde dat de tachograaf toch door de ondernemers gebruikt zou kunnen worden om de rendabiliteit van het bedrijf zoveel mogelijk op te voeren ten koste van de chauffeurs. Is het verzet tegen de invoering van de tachograaf gekomen van de grote, middelgrote of van de kleine ondernemingen? Het chauffeursprotest is begrijpelijk, aldus dit lid, en zal nog wel toenemen. Alleen contact onderhouden met de organisaties is onvoldoende, want die vragen vaak hun achterban niet naar een mening. De overheid kan dan de stemming peilen door met de betrokkenen zelf te praten. Leden van de P.v.d.A.-fractie achtten het niet mogelijk voor de overheid opalle individuele wensen in te gaan, zeker niet op grond van het door het C.P.N.-lid genoemde argument. Zij waren verheugd dat hun suggestie ten aanzien van de periodieke keuring van tachografen te bestemder plaatse zal worden neergelegd. Geschrokken waren zij van het idee dat de chauffeur zich tegenover de ondernemer op de tachograaf-registratie kan beroepen als hem opdrachten worden gegevan die in strijd zijn met het rijtijdenbesluit. Vertekent dat de werkelijke krachtsverhouding niet? In zo'n geval zal dat vaak maar al te snel afgestraft worden met ontslag wegens een geheel andere reden! Wil men de chauffeurs sterker laten staan, dan zal op een veel breder front hun sociale positie verbeterd moeten worden. Zij betwijfelden of de werknemers wel zoveel bezwaar hebben of zullen houden tegen de tachograaf. Degenen die er al enige tijd ervaring mee hebben, waarderen het positef. Zwak vonden zij het argument 'niemand houdt zich er aan' voor afschaffing van de 450 km-grens. Met dat argument zou veel nuttigs afgeschaft kunnen worden. Tenslotte vroegen zij wanneer de wijzigingsvoorstellen voor de Rijtijdenwet (en het rijtijdenbesluit) te verwachten zijn. Zal over de wijziging van het besluit met de commissie gesproken worden? Het vervolgingsbeleid - zo zei de Staatssecretaris - zal de Kamer met de Minister van Justitie moeten bespreken, en niet met hem. Verbetering van de positie van de chauffeurs is wellicht door de tachograaf te verkrijgen op de volgende manier: als men zich strikt aan de rijtijden houdt, zijn er duizenden, wellicht tienduizenden chauffeurs meer nodig, om dezelfde vervoersprestatie te leveren.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 193, nr. 1
4
Dat zou een welkome hulp bij de werkloosheidsbestrijding zijn. In het belang van die werkgelegenheid is het opvoeren van de rendabiliteit van de bedrijfstak essentieel. Op een tegenwerping van C.P.N.-zijde dat dit niet ten koste moet gaan van de gezondheid van de werknemers - en met een zeer hoog percentage ziekteverzuim en veel afvloeiing wegens arbeidsongeschiktheid lijkt het daarop - zei de bewindsman dat hij nog doende is met het verzamelen van gegevens over deze meer gehoorde maar nog niet bewezen klacht. De Staatssecretaris had de indruk dat het ondernemersverzet vooral in de kring van de kleine tot zeer kleine ondernemingen gezocht moet worden. De grotere ondernemingen hebben meestal al ervaring met de tachograaf en zijn navenant positiever. De ambtelijke voorbereiding van de wijzigingen van Rijtijdenwet en -besluit zal dit jaar afgerond kunnen worden, en daarna wordt overleg gevoerd met de organisaties. Bij de begrotingsbehandeling zal hier meer over gezegd kunnen worden.
Tolman, Schakel, Groensmit-van der Kallen, Koning, P. A. M. Cornelissen, Van Rossum, Imkamp, De Beer, Knot, Roels, Smit-Kroes, Epema-Brugman, Van Zeil, De Boer, Drees, Dragstra, Jansen, Van der Doef
Tweede Kamer, zitting 1974^1975,13 193, nr. 1
5