Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1996–1997
25 197
Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake afwijking van de bevoegdheidseisen ten behoeve van leraren-in-opleiding
Nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 2 mei 1997 Naar aanleiding van het algemeen overleg van 23 april jl. over de verpleegkundige opleidingen en het wetsvoorstel inzake afwijking bevoegdheidseisen t.b.v. leraren-in-opleiding (Kamerstuk 25 197), heeft de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen mijn standpunt gevraagd inzake duale leerroutes in het hoger beroepsonderwijs. (zie bijlage) Met de bijgaande notitie «Dualisering hbo» voldoe ik aan dat verzoek. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, J. M. M. Ritzen
7K1531 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 197, nr. 7
1
DUALISERING HOGER BEROEPSONDERWIJS 1 Dualisering in het hbo: revival van een bestaande traditie Duale trajecten hebben naar hun aard de potentie om studenten de voor een leven lang leren benodigde vaardigheden als een flexibele attitude en innovatief vermogen aan te brengen. Dit is van essentieel belang voor onze kennissamenleving. Dit inzicht vindt in toenemende mate maatschappelijke steun. Ook het Presidium van het Kennisdebat heeft het belang van leren-werken trajecten in het kader van een leven lang leren benadrukt. In het Hoop 1996 is reeds een nieuwe impuls gegeven aan de deelname aan deeltijdse/duale opleidingen vanuit de ambitie om de variëteit en differentiatie in leerwegen te vergroten. Duale trajecten kunnen voor een grote groep studenten fungeren als aantrekkelijk alternatief naast het voltijdse onderwijs. Bovendien is dualisering van groot belang voor de versterking van de beroepsgerichtheid van het hbo. Vaker is in dat verband gesteld dat het hbo, juist doordat het onderwijs zich beweegt op het snijvlak van hoogwaardige theorie en praktijk, van groot belang is voor de innovatie van bedrijven. Met name in het MKB blijkt hieraan grote behoefte. Duale trajecten kennen al een lange traditie in het hoger beroepsonderwijs. Veel van de deeltijdse opleidingen waren duaal in opzet.Traditioneel ging het daarbij om een groep studenten die een werkkring overdag combineerde met een daarop aansluitende hbo-opleiding in de avonduren of op een dag in de week. Meestal betrof dat mensen die in het kader van hun beroepscarrière een (tweede) kans kregen om een hbo-opleiding te volgen. Een aansprekend voorbeeld hiervan vormen nog steeds de concurrency opleidingen in de sector gedrag en maatschappij. De deelname aan de deeltijdopleidingen is echter in de afgelopen tien jaar aanzienlijk teruggelopen. Na een hoogtepunt in 1970 waarin 40% van de hbo ingeschrevenen deelnam aan een deeltijdse opleiding, stabiliseerde dit percentage in de jaren tachtig naar een aandeel van rond 35% van het totaal aantal studenten. Dieptepunt bereikte de deelname in 1994, waarin 16% van de hbo-studenten deelnam aan een deeltijdse opleiding (bron CBS en Rijksbegrotingen). De instroomcijfers van 1995 – 1996 laten een licht herstel zien. Als reden voor de verminderde deelname aan het deeltijd onderwijs is vaker aangevoerd dat de traditionele doelgroep (tweede kansers) geleidelijk aan het afnemen is. Tegelijkertijd kan echter ook worden vastgesteld dat als gevolg van gunstiger deelnamecondities jongeren bij voorkeur blijken te kiezen voor een opleiding in het voltijdse traject. 2 Dualisering heeft een meervoudige functie Duale trajecten hebben veel voordelen voor studenten, werkgevers en hogescholen. Het belang voor werkgevers is dat zij door dualisering beter in staat zijn om invloed uit te oefenen op het curriculum. In het kader van de onderwijsarbeidovereenkomst kunnen leerdoelen worden opgenomen die passen bij de situatie in het bedrijf. Omdat de student weer terugkoppelt naar zijn opleiding, zullen de docenten in hun programmering beter en sneller op wensen van het bedrijfsleven kunnen inspelen. Werkgevers besparen zich kosten in het kader van de werving en selectie, doordat ze op grond van de duale periode kunnen beslissen of ze de hbo’er in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 197, nr. 7
2
opleiding een vast contract aanbieden. Door de mix van theoretische vorming en beroepspraktijk bieden duale routes een goede manier om het innovatief vermogen binnen bedrijven te versterken. Hbo’ers zijn via hun opleiding immers op de hoogte van recente theoretische en wetenschappelijke inzichten die zij direct in hun beroepspraktijk kunnen inbrengen. Duale routes bieden de student de mogelijkheid om positieve leerervaringen op te doen in een variëteit aan leeromgevingen. Daardoor kan hij of zij vaardigheden ontwikkelen als ondernemerschap, oplossingsgericht handelen en innovatief vermogen. Duale routes bevorderen een flexibele overgang naar de arbeidsmarkt, omdat ze de beroepsoriëntatie in een vroeg stadium van de opleiding versterken. Bovendien doet de student in een duaal traject praktijkervaring op die hem aantrekkelijker maakt voor werkgevers. Duale routes bieden studenten tenslotte al in een vroege fase van de studie meer financiële zelfstandigheid, omdat studenten zo (een deel van ) de studie kunnen bekostigen door een betaalde baan in een voor de studie relevante omgeving. Duale trajecten leiden tot kwaliteitsverbetering van de hbo-opleidingen. Door het rechtstreekse contact met het bedrijfsleven via de student kan beter op wensen van het bedrijfsleven worden ingespeeld. Door duale trajecten kunnen hogescholen hun studenten al werkendeweg beter voorbereiden op de innovatieve en flexibele vaardigheden die het bedrijfsleven van hen verwacht. Duale trajecten vergroten de algehele aantrekkelijkheid van het onderwijsaanbod van hogescholen en verhogen de variëteit. Bovendien sluiten duale trajecten beter aan bij de huidige dynamiek van de arbeidsmarkt, waarbij werkgevers al aan de start van een dienstverband vragen om praktijkervaring. 3 Nieuwe initiatieven Tegen deze achtergrond zijn de afgelopen jaren door hogescholen in samenwerking met het afnemend veld initiatieven ontplooid om nieuwe vormen van leer-werk-trajecten in gang te zetten. Daartoe zijn in het hbo verschillende experimenten gestart, te weten het cooperatief onderwijs, de MKB-route en de leraren-in-opleiding. Met de overdracht van een deel van de in-service-opleidingen in de gezondheidszorg met ingang van 1 augustus 1997 is in de hbo-verpleegkunde opleidingen een duale variant geintroduceerd. Kenmerkend bij al deze varianten is dat de hbo-student via een arbeidscontract werkzaam is in het beroepenveld dat aansluit bij zijn opleiding. Daarnaast is er onderdeel van de onderwijsarbeidsarbeidsovereenkomst sprake van een opleidingsplan waarin tussen student, hogeschool en werkgever afspraken zijn gemaakt over zaken als te realiseren leerdoelen, het aantal studiepunten waarop de praktijk betrekking heeft, begeleiding vanuit de hogeschool en door de werkgever en de wijze van beoordeling van de praktijk.
Coöperatief-hbo In het studiejaar 1992/1993 is gestart met het coöperatief hoger beroepsonderwijs (coöp). Coöperatief hbo is een duaal leerproces met een maximale studieduur van 5 jaar waarbij de student na de propedeuse, afwisselend een periode werkt en een periode onderwijs volgt. De wisseling van leren en werken heeft tevens een wisseling in rechtspositie tot gevolg waarbij de student tijdens de maanden dat hij of zij studeert studiefinancieringsgerechtigd is en tijdens het praktijkgedeelte de status heeft van werknemer. In het werk moet sprake zijn van produktief, betaald werk dat qua inhoud en niveau relevant is voor de studie. De omvang van het praktijkgedeelte bestaat uit minimaal 16 maanden. Deze werkervaring wordt in het onderwijs betrokken waarbij het bereikte eindniveau gelijk is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 197, nr. 7
3
aan de reguliere 4-jarige hbo-opleiding. De wettelijke basis voor deze duale variant in het hbo is opgenomen in de Experimentenwet, met een looptijd van 1 augustus 1992 tot 1 augustus 1999. Aan het experiment doet een beperkt aantal opleidingen mee dat afkomstig is uit de sectoren Economie, Gedrag en Maatschappij en Techniek. Inmiddels stonden in het studiejaar 1994/1995 775 studenten als COOP-student ingeschreven. In 1995/1996 waren dat 1227 studenten (bron: OcenW). De deelname per sector is wisselend. Zo blijkt de Coop-variant vooral in de economische richtingen goed aan te slaan, terwijl het vooral in de sociaal-agogische opleidingen aanzienlijke moeite kost om voldoende Coop-arbeidsplekken te realiseren. Dit zijn tussentijdse conclusies; in de wet is vastgelegd dat voor augustus 1999 een evaluatie zal worden uitgevoerd.
MKB-route Van nog recentere datum is het experiment met de zogenaamde MKB-route, dat dit studiejaar 1996/1997 van start gegaan. De opzet van deze duale leerweg vloeit voort uit het convenant dat MKB-Nederland en de HBO-Raad op 17 oktober 1995 hebben afgesloten en dat erop is gericht om de relatie tussen het hoger beroepsonderwijs en het midden- en kleinbedrijf te versterken. In de MKB-route ronden studenten hun opleiding, na het behalen van 70% van de eindtermen in een voltijds traject, in het hbo af via een duaal traject waarbij zij op grond van een arbeidscontract werkzaam zijn in het MKB. Gedurende maximaal 3 jaar krijgen deze studenten de gelegenheid om het laatste jaar via een werken/leren-traject af te ronden. Onderdeel van het contract is een opleidingsplan waarin op basis van het onderling overleg tussen werkgever, student en hogeschool, afspraken vastgelegd over bijvoorbeeld de door de werkgever aangeboden scholingsfaciliteit en de behoefte van de werkgever met betrekking tot de kennis en kwalificaties van de student. Beloning vindt met in achtneming van het voor de branche geldende c.a.o., veelal plaats op het niveau van het minimumloon.
Leraar-in-opleiding In de sector Onderwijs is, als uitvloeisel van de afspraken in het kader van Vitaal Leraarschap, met ingang van 1995/1996 een aantal projecten gestart met de «leraar-in-opleiding», de lio. Deze projecten betreffen stagevarianten binnen het hbo, waarbij, ter wille van een soepeler overgang naar de arbeidsmarkt, de leraar-in-opleiding in het laatste studiejaar gedurende ten minste 1 en ten hoogste 2,5 dag per week de taken van beginnend leraar verricht. Komend studiejaar, 1997/1998, zal er daarnaast een experiment in het primair onderwijs plaatsvinden, waarbij de leraar-in-opleiding geen stagiair is, maar een werknemer met een onderwijs-arbeidsovereenkomst. Het zal hierbij gaan om circa 1000 studenten aan de lerarenopleiding voor het primair onderwijs die in het laatste jaar gedurende maximaal een half jaar werkzaam zullen zijn op een school. Momenteel ligt er een wetsvoorstel in de Tweede Kamer dat het mogelijk maakt ten behoeve van het experiment voor deze leraren-inopleiding af te wijken van de benoembaarheidseisen.
Duaal hbo-verpleegkunde Met de overdracht van het verpleegkundig inservice onderwijs van de zorginstellingen naar onderwijsinstellingen die vallen onder de WEB of de WHW is de introductie van duaal hbo-verpleegkunde met ingang van 1 augustus 1997 bij 12 van de 19 hogescholen waaraan een hbo-v is verbonden, een feit. In de afgelopen jaren waren er op enkele plaatsen in het land al enige voorlopers als gevolg van regionale afspraken tussen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 197, nr. 7
4
hogescholen en zorginstellingen. Tot het duaal hbo-v kunnen alleen die studenten worden toegelaten die voldoen aan de bij wet gestelde vooropleidingseisen en die voorts een overeenkomst hebben afgesloten met een zorginstelling, waarin die zorginstelling verklaard met betreffende student een onderwijs-arbeidsovereenkomst te zullen sluiten nadat deze het propedeutisch jaar met goed gevolg heeft afgesloten. De op die basis tot duaal hbo-v toegelaten studenten zijn maximaal één jaar ingeschreven als voltijd student en worden daarna deeltijd student met een onderwijsarbeidsovereenkomst. Alleen in het eerste jaar bestaat er recht op studiefinanciering. Daarna ontvangt de student inkomsten op basis van de voor de sector geldende cao-afspraken. Met de betreffende hogescholen is overeengekomen dat zij voor augustus 1997 het onderwijsmodel voor het duaal hbo-v in goed overleg met de zorginstellingen zullen hebben uitgewerkt. De introductie van duaal hbo-v gaat gepaard met een vrijwillige instroombeperking in het voltijd hbo-v. Mede om die reden is nog niet met zekerheid het toekomstig volume van het duaal hbo-v te bepalen. Op dit moment wordt rekening gehouden met een jaarlijkse instroom van 700 tot 1100 studenten. 4 Eisen aan kwaliteit Bovengeschetste duale varianten illustreren dat dualisering van het hbo de laatste jaren nieuwe impulsen heeft gekregen. Voor de nabije toekomst zal belangrijk speerpunt van het beleid zijn om het aantal duale trajecten in het hbo te verbreden en te verdiepen. Primaire zorg van de overheid zal zijn dat dit gebeurt met handhaving van de wettelijke kwaliteitseisen en het wettelijk eindniveau van initiële hbo-opleidingen. In dat kader worden de volgende uitgangspunten geformuleerd.
Handhaving van het wettelijk vastgesteld hbo-eindniveau Duale trajecten behoren tot de initiele opleidingen van het hbo en moeten als zodanig beantwoorden aan de wettelijke eisen die aan initiele hbo-opleidingen worden gesteld. In dat kader zijn hogescholen verplicht om duale studenten tot hetzelfde eindniveau te brengen als studenten die via een voltijdse traject leren. Duale opleidingen vallen daarmee binnen het aandachtsgebied van het systeem van kwaliteitszorg van hogescholen. Hogescholen zullen via het systeem van interne kwaliteitszorg de kwaliteit van de duale opleidingen die zij verzorgen periodiek doorlichten. Via het systeem van externe visitaties en de beoordeling van de Inspectie van de bestuurlijke hantering door hogescholen zal erop worden toegezien dat hogescholen voldoende activiteiten ondernemen ter verbetering van de kwaliteit van de duale opleidingen.
Aantoonbare samenhang tussen werken en leren Belangrijke garantie voor de kwaliteit van de opleidingen is bovendien dat er sprake is van een aantoonbaar samenhangende relatie tussen werken en leren. Daarvoor is van belang dat tussen student, hogeschool en werkgever een onderwijsarbeidsovereenkomst sluiten waarin goede afspraken worden gemaakt over zowel functieinhoud en salariëring als over de kwalificaties die de student tijdens de werkperiode dient te verwerven. De onderwijsarbeidsovereenkomst besteedt aandacht aan: – de begeleiding door de hogeschool en de begeleiding die de werkgever op de werkplek aan de student dient te geven; – de mogelijkheden voor de student/werknemer om binnen het werk de in de opleiding verworven kennis en vaardigheden te gebruiken, toe te passen, aan te vullen en dergelijke; – de faciliteiten (begeleiding, scholingsfaciliteit, etc.) die werkgever en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 197, nr. 7
5
hogeschool aan de student/werknemer moeten bieden om de opleiding binnen redelijke termijnen af te ronden; – de studiepunten die de student/werknemer dient te realiseren tijdens het leren/werken traject; – de inbreng die de werkgever heeft op de samenstelling van het onderwijsprogramma en de eindkwalificaties van de afgestudeerde; – de mogelijkheid voor de hogeschool om informatie voortvloeiend uit de werkervaring van de student/werknemer en andere contacten in te zetten voor eigen gebruik in het onderwijs; – de verantwoordelijkheid van de instelling om de student – met in achtneming van de wettelijke eisen die daaraan zijn gesteld – te brengen naar het eindniveau dat mede in overleg met de werkgever vooraf is bepaald; – de verplichting van de student/werknemer om binnen de afgesproken termijn te komen tot een succesvolle afronding van de opleiding en om in het werk die inzet te plegen die door de werkgever vooraf is geëxpliciteerd; – de verplichting van de werkgever om met in achtneming van geldende c.a.o.’s de student/werknemer een bij de functieinhoud passend salaris te geven.
Goede voorlichting en begeleiding van studenten Studenten moeten vooraf op de hoogte zijn van mogelijkheden om (een deel van) de opleiding via een duaal traject te volgen. Dit betekent dat in ieder geval aan het begin van het studiejaar, danwel aan het begin van een opleiding door hogescholen informatie moet worden verstrekt over onder andere de omvang van de te behalen studiepunten en de verdere opzet van het duale traject. Begeleiding houdt ook in dat de hogescholen de student helpen en bemiddelen bij het vinden van een geschikte werkplek.
Recht doen aan variëteit per sector Uit de recente initiatieven als de MKB-route, het coöperatief onderwijs, de leraren in opleiding en de voormalige in-service-opleidingen blijkt dat afhankelijk van de verschillende behoeften vanuit het werkveld een variëteit aan duale opleidingen is ontstaan die naar inrichting van elkaar verschillen. Die variëteit is sterk ingegeven door de aard van de beroepsactiviteiten, opleidingstradities en wijze waarop het werk in een bedrijfssector is georganiseerd. Zo blijkt het coöp-onderwijs, waarin reeds na de propedeuse afwisselend wordt gewerkt en geleerd, het best aan te slaan bij de accountancy-opleidingen van het hbo. De MKB-route daarentegen is vormgegeven volgens een model waarbij studenten pas in de eindfase van de studie gaan werken in het MKB. Bij de duale hbo-verpleegkunde opleidingen die afkomstig zijn van de voormalige in-service opleidingen en waar de traditie van duaal leren al lange tijd is ingeburgerd, zal de opleiding al na het eerste jaar volledig duaal in opzet zijn. Bij de lerarenin-opleiding blijft het werken deel beperkt tot een half jaar in de totale opleiding in de eindfase. Uitgangspunt voor de verdere verbreding en verdieping van duale leerroutes zal daarom zijn dat dualisering niet wordt vormgegeven volgens een vast model, maar dat er voldoende ruimte blijft om in de samenspraak tussen opleiding, werkgever en student een route vorm te geven die het best aansluit op wensen en behoeften in de betreffende bedrijfssector en de leerbehoefte van de student.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 197, nr. 7
6
5 Instrumentatie Met in achtneming van bovenstaande kwaliteitseisen is het voor de toekomst zaak om duale trajecten op meer structurele wijze in te voeren in het hbo. Hoewel de voordelen van dualisering al langer worden onderkend en er de laatste jaren veel nieuwe initiatieven zijn ondernomen, is het aantal studenten in duale trajecten nog beperkt gebleven. Dat heeft te maken met relatieve onbekendheid van een duale hbo-opleiding bij bedrijven en studenten, maar ook met het feit dat gecompliceerde netwerken moeten worden aangelegd. Invoering op grotere schaal lukt alleen als de wil van alle partijen aanwezig is en als er varianten worden ontwikkeld die passen bij de aard van de opleiding en de bedrijfssector. Uitgegaan zal daarom moeten worden van een groei-model waarbij allereerst geïnvesteerd wordt in de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het vergroten en verbreden van het aantal duale trajecten in het hbo. Komende tijd zullen hogescholen daarom inspanningen moeten verrichten ten behoeve van de herinrichting van opleidingen en onderwijsprogramma’s, de voorlichting van studenten en het leggen van contacten met bedrijven ten behoeve van arbeidsplekken voor studenten. Deze activiteiten zullen er voor de iets langere termijn toe moeten leiden dat de deelname aan duale trajecten in het hbo wordt vergroot. Begin dit jaar is met subsidie van het ministerie van OCenW een projectorganisatie van start gegaan waarbij onder de verantwoordelijkheid van de HBO-Raad gewerkt zal worden aan de feitelijke verdieping en verbreding van duale trajecten in het hbo. In deze projectorganisatie zijn naast het ministerie van OCenW en het ministerie van EZ de verschillende werkgeversorganisaties MKB-Nederland, VNO-NCW en NZF vertegenwoordigd. Belangrijke activiteit binnen de projectorganisaties zal zijn de voorlichting en begeleiding van hogescholen bij het starten van duale programma’s en het verbreiden van «good practice». Daarnaast zal binnen de projectorganisatie ook uitwerking worden gegeven aan mogelijkheden t.b.v. borging van de kwaliteit van duale trajecten. De minister van OCenW rekent het verder tot zijn verantwoordelijkheid de hogescholen behulpzaam te zijn door waar mogelijk stimulerende maatregelen te treffen voor dualisering in het hbo. Zo is per 1 januari 1997 een fiscale regeling voor het hbo van kracht geworden, waarbij werkgevers die een hbo-student in het kader van een leer-werk-traject in dienst neemt, een tegemoetkoming in de loonkosten van f 4500,- per student per jaar krijgen bij een (voltijdse) dienstverband van 32 uur. Deze voorziening is uit oogpunt van versterking van de economie vooralsnog beperkt tot bedrijven uit de technisch-commerciële sectoren die daaraan een directe bijdrage kunnen leveren. Uitbreiding van deze voorziening tot meerdere sectoren van het hbo kan een belangrijke bijdrage leveren aan groei van duaal hbo-onderwijs. In het kader van het Hoop 1996 is met het oog op het aantrekkelijk houden van duale trajecten voor studenten, toegezegd dat de opbouw van de studieschuld in het kader van de WSF zal worden bevroren op het moment dat de student van voltijd overstapt naar een deeltijds/duaal traject. Momenteel ligt er ter uitwerking een wetsvoorstel bij de Raad van State om dit mogelijk te maken. Tevens wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld dat duaal onderwijs in de wet apart onderscheiden kan worden van voltijdse en deeltijdse trajecten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 197, nr. 7
7
BIJLAGE
’s-Gravenhage, 24 april 1997 Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Namens de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen verzoek ik u zo spoedig mogelijk uw standpunt aan de Kamer te doen toekomen inzake duale leerroutes in het hoger beroepsonderwijs, onder verwijzing naar de discussie in het algemeen overleg van 23 april jl. over de verpleegkundige opleidingen en het wetsvoorstel inzake afwijking bevoegdheidseisen t.b.v. leraren-in-opleiding (Kamerstuk 25 197). De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Roovers
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 197, nr. 7
8