Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1999–2000
22 112
Ontwerprichtlijnen Europese Commissie
Nr. 139
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 22 november 1999 Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) 1. Mededeling van de Commissie betreffende een gemeenschappelijke strategie voor de modernisering van de sociale bescherming 2. Mededeling aan de Raad en het Europees Parlement over de voor burgers van de Unie geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid (richtlijn 64/221/EEG). De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, D. A. Benschop
KST42206 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1999
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 22 112, nr. 139
1
(Fiche 1) Titel: Mededeling van de Commissie betreffende een gemeenschappelijke strategie voor de modernisering van de sociale bescherming
Nummer van het Commissiedocument: Eerstverantwoordelijke ministerie:
COM (99) 347 def. SZW i.o.m. FIN, VWS, EZ, BZK
Behandelingstraject in Brussel: Behandeling in RWG Sociale Vraagstukken. Presentatie heeft plaatsgevonden op de Sociale Raad van 22 oktober 1999.
Consequenties voor EG-begroting in Euro (per jaar): n.v.t. Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De mededeling is bedoeld om het politieke debat over de situatie van de sociale bescherming in de Europese Unie, de doelstellingen en de uitdagingen in de toekomst voort te zetten en te verdiepen. Als uitgangspunt gelden de volgende drie documenten die de afgelopen jaren in de Raad aan de orde zijn geweest: 1) De aanbeveling van de Raad betreffende de convergentie van de doelstellingen en het beleid op het gebied van sociale zekerheid (1992). De aanbeveling heeft de gemeenschappelijke doelstellingen in kaart gebracht en zag deze weliswaar als richtsnoeren, maar benadrukte tegelijkertijd dat lidstaten zelf de opzet en financiering van hun stelsels bepalen. 2) De mededeling «De toekomst van de sociale bescherming: een kader voor een Europees debat» (1995) onderstreepte dat de uitdagingen voor lidstaten hetzelfde zijn, maar dat deze de gemeenschappelijke doelstellingen op verschillende manieren realiseren. Lidstaten, EU-instellingen, internationale organisaties, instellingen voor sociale zekerheid, sociale partners en NGO’s hebben bijgedragen aan het debat. 3) De mededeling «Modernisering van de sociale bescherming in de Europese Unie» (1997). Hierin werd melding gemaakt van de toenemende consensus dat de stelsels van sociale bescherming geen economische last zijn, maar juist een productiefactor kunnen zijn die bijdraagt aan economische en politieke stabiliteit binnen de Unie. De mededeling gaf aan dat het aanpassen van de stelsels aan de nieuwe economische en sociale structuren gerealiseerd moet worden door beter gebruik te maken van de beschikbare middelen, niet door een verlaging van het niveau van sociale bescherming. Deze beoordeling vond brede ondersteuning. De Commissie stelt dat een nieuwe context is ontstaan door de inwerkingtreding van de EMU, de werkgelegenheidsstrategie en de noodzaak om sociale bescherming te bevestigen in het licht van de aanstaande uitbreiding. In het kader van deze ontwikkelingen brengt de Commissie het belang van een gemeenschappelijke visie op de modernisering van de sociale bescherming opnieuw naar voren. De Commissie wil een gemeenschappelijke visie ontwikkelen die gericht is op verdieping van de samenwerking tussen de lidstaten en de Europese Unie. Die samenwerking wordt gebaseerd op de uitwisseling van ervaringen, politiek debat en bewaking van de politieke ontwikkelingen teneinde de best practices te onderscheiden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 22 112, nr. 139
2
De Commissie zet vier algemene doelstellingen uiteen: 1) werk lonend maken en een vast inkomen bieden • belasting en uitkeringsstelsels moeten zodanig zijn dat het accepteren van een baan loont • de stelsels van sociale bescherming moeten aansluiten bij huidige arbeidsregelingen • om mee te komen in de veranderende arbeidswereld kan financiële overbrugging nodig zijn tussen twee banen • bijdragen aan het combineren van arbeid en zorg • bij de financiering van de stelsels rekening houden met voldoende beschikbare middelen, voorkomen dat excessieve premies op arbeid een negatieve invloed hebben op de werkgelegenheidssituatie en aandacht voor de begrotingsdiscipline. 2) pensioenen veilig stellen en pensioenstelsels betaalbaar maken • coherente beleidsmix nodig tussen arbeidsmarktbeleid, pensioenbeleid en andere gerelateerde onderdelen van de sociale bescherming zoals gezondheidszorg en gelijke kansen mannen en vrouwen • pensioenstelsels moeten mogelijkheden voor vervroegd uittreden beperken en flexibiliteit in pensioenregels bevorderen • actief ouder worden heeft niet alleen betrekking op ouderenbeleid, het heeft direct invloed op beleid voor de werkende generatie • bijzondere aandacht voor armoede onder oudere vrouwen als gevolg van lage arbeidsparticipatie 3) sociale integratie bevorderen • het garanderen van een minimuminkomen en begeleidende maatregelen voor een doeltreffende bestrijding van armoede en sociale uitsluiting • actieve maatregelen gericht op (her)integratie op de arbeidsmarkt en in de samenleving • bijdrage leveren aan een geïntegreerde aanpak ter bestrijding van sociale uitsluiting 4) betaalbare en kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg garanderen • efficiëntie van de gezondheidsstelsels helpen verbeteren • toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg voor iedereen en wegwerken van ongelijkheden • verbeteren van langetermijnzorg voor hulpbehoevende ouderen • bijzondere aandacht voor preventie van ziekten en de bevordering van een gezondere levensstijl Als acties voor de ontwikkeling van de gemeenschappelijke strategie, stelt de Commissie voor: • dat de Raad de doelstellingen onderschrijft; • dat de Raad een kader goedkeurt voor nauwere samenwerking gebaseerd op de uitwisseling van ervaringen, onderling overleg en evaluatie van beleidsontwikkelingen teneinde de best practices in kaart te brengen; • dat de lidstaten hiervoor een hoge ambtenaar aanwijzen als contactpunt • dat andere communautaire instellingen, sociale partners, NGO’s en instellingen voor de sociale zekerheid bij dit proces betrokken worden.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: De mededeling bevat geen concrete voorstellen anders dan de uitwisseling van informatie en ervaringen en de aanstelling van een hoge contactambtenaar. Voor wat betreft deze twee voorstellen is de subsidiariteittoets positief. Het Verdrag van Amsterdam schept de ruimte om op Europees niveau van gedachten te wisselen over brede sociaal economische aspecten. De uitvoering van de regelingen op het terrein van de sociale bescherming blijven echter onder dit verdrag een bevoegdheid
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 22 112, nr. 139
3
van de lidstaten. De onderhavige mededeling laat de bestaande bevoegdhedenverdeling ongemoeid. Voor zover nadere voorstellen zullen voortvloeien uit de mededeling zullen deze t.z.t. op hun merites beoordeeld moeten worden.
Nederlandse belangen: Mede als gevolg van de economische en monetaire eenwording is het van belang dat de stelsels van sociale bescherming in alle Lidstaten betaalbaar blijven. Vanuit sociaal oogpunt is Nederland erbij gebaat dat sociale bescherming hoog op de Europese politieke agenda blijft staan en dat door de uitwisseling van informatie en ervaringen (best practices) inzicht verkregen wordt in de stelsels van andere Lidstaten.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. lagere overheden (betrokkenheid IPO/VNG): In dit stadium nog niet goed te overzien. Betrokkenheid IPO/VNG zal in een later stadium zeker aan de orde zijn.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Ter zake van de mededeling is geen specifieke rol voor het EP voorzien.
(Fiche 2) Titel: Mededeling aan de Raad en het Europees Parlement over de voor burgers van de Unie geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid (richtlijn 64/221/EEG)
Nummer van het Commissiedocument: Eerstverantwoordelijke ministerie:
COM (1999)372 def. JUS i.o.m. BZK en VWS
Behandelingstraject Brussel: Nog niet bekend, waarschijnlijk behandeling in de werkgroep migratie.
Consequenties voor EG begroting in Euro: Geen gevolgen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Deze mededeling beoogt door aandacht te besteden aan een aantal van de voornaamste problemen die zich bij de uitvoering van Richtlijn 64/221/EEG voordoen, richtsnoeren voor een oplossing daarvoor aan te dragen. Voorts beoogt deze mededeling door het geven van informatie en hulp aan lidstaten en burgers te leiden tot een vermindering van het aantal inbreukprocedures. Richtlijn 64/221/EEG dateert uit 1964. In de loop van de jaren zijn de bepalingen uitvoerig geïnterpreteerd en nader uitgewerkt in een reeks van uitspraken van het Europese Hof van Justitie. Ook ontwikkelingen in de Europese integratie, met name de invoering van het burgerschap van de Unie in artikel 18 van het EG-Verdrag, hebben de context voor de interpretatie van de richtlijn gewijzigd. Deze mededeling moet mede worden gezien in het licht van het streven van de Commissie om een juiste toepassing van het Gemeenschapsrecht te bevorderen en de Unie dichter bij de burger te brengen. De Commissie concludeert
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 22 112, nr. 139
4
terecht in paragraaf 3.1.3. dat het volksgezondheidsargument als weigeringsgrond achterhaald is, gezien het huidige integratieniveau van de EU en de ontwikkeling van nieuwe methoden om volksgezondheidsproblemen het hoofd te bieden. Beperkingen van het vrije verkeer kunnen daarom niet meer beschouwd worden als noodzakelijke en effectieve middelen om volksgezondheidsproblemen op te lossen. Hoewel het begrip volksgezondheid nog steeds deel uit maakt van het Gemeenschapsrecht is de situatie sinds 1964 ingrijpend gewijzigd. Zo wijst de Commissie bijvoorbeeld maatregelen tot verwijdering van het grondgebied van de lidstaten af als die kunnen leiden tot sociale uitsluiting, discriminatie of stigmatisering van personen met HIV/AIDS. De mededeling bevestigt het recht van de lidstaten om met het oog op de openbare orde en veiligheid maatregelen te nemen die een beperking inhouden van het recht op vrij verkeer van personen. Het gaat hier om een discretionaire bevoegdheid van de lidstaten. Daarbij geldt dat de lidstaten bij het opleggen van de maatregel de beginselen en rechten voortvloeien uit het EVRM dienen te respecteren en dienen te blijven binnen het kader van het Gemeenschapsrecht. De lidstaat die een maatregel treft met het oog op de openbare orde of veiligheid als bedoeld in deze Richtlijn dient inzichtelijk te maken of iemand daadwerkelijk een actuele bedreiging vormt en of die dreiging dermate ernstig is dat de uit hoofde van de openbare orde of veiligheid genomen maatregel gerechtvaardigd is. In paragraaf 3.3.1. specificeert de Commissie dit nader. Er dient een algemene beoordeling te zijn van alle relevante factoren en de huidige persoonlijke omstandigheden. De Commissie stelt dat het bestaan van een strafrechtelijke veroordeling slechts ter zake doet voor zover dat wijst op een gedrag dat een actuele bedreiging van de openbare orde vormt. In bepaalde situaties is het gerechtvaardigd dat een lidstaat een maatregel treft tegen een groep individuen van wie het gedrag een bedreiging kan vormen, bijvoorbeeld ter voorkoming van geweld bij en vandalisme bij sportwedstrijden. Verder wordt in de mededeling gewezen op het feit dat het hanteren van buitensporige termijnen bij het verlenen van een verblijfsvergunning niet conform de richtlijn is. Tenslotte wordt gewezen op een discrete omgang met de registratie en opslag van persoonsgegevens. Deze gegevens mogen alleen voor welbepaalde en uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en gebruikt.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: Het betreft een mededeling. De mededeling biedt een nadere uitleg van Richtlijn 64/221/EEG opdat wordt voorkomen dat deze richtlijn in de verschillende lidstaten verschillend wordt geïnterpreteerd. In zoverre is de subsidiariteittoets positief. De materie is transnationaal van aard en rechtvaardigt communautair optreden.
Nederlandse belangen: Nederland hecht grote waarde aan een eenduidige uitleg van de richtlijn. Van belang is vooral dat duidelijkheid bestaat over de kaders waarbinnen lidstaten hun discretionaire bevoegdheid op grond van deze Richtlijn kunnen uitoefenen met het oog op de bescherming van de openbare orde, openbare veiligheid en de volksgezondheid; juist die kaders zijn veranderd. Duidelijk is dat de Richtlijn de lidstaten ook de ruimte laat om, binnen de kaders die in de mededeling van de Commissie worden geschetst, gebruik te maken van de mogelijkheden die het Schengenacquis biedt, dat nu deel uitmaakt van het EU-acquis. Dat kan o.a. van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 22 112, nr. 139
5
belang zijn bij maatregelen die wenselijk worden geacht in verband met grote sportevenementen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): Deze mededeling is in overeenstemming met het huidige Nederlandse beleid. In de vreemdelingencirculaire is in de hoofdstukken A4/4.3 en B4/7.2.1. het openbare beleid neergelegd. Gevaar voor, of inbreuk op de openbare orde of gevaar voor de nationale veiligheid mag slechts worden aangenomen op grond van persoonlijke gedragingen van de betrokkene, een gemotiveerde werkelijke ernstige bedreiging van de maatschappij en moet in overeenstemming zijn met het EVRM. Hebben deze gedragingen tot een strafrechtelijke veroordeling geleid dan worden de aard van het vergrijp en de strafmaat in aanmerking genomen. Uitgangspunt daarbij is dat naarmate de betrokkene langer verblijft in Nederland, de strafmaat hoger moet zijn voordat tot verblijfsbeëindiging kan worden overgegaan. Factoren als langdurig ingezetenschap en familierechtelijke relaties (artikel 8 EVRM) en het respecteren van de positie en rechten van derdelanders spelen een voorname rol bij de belangenafweging in het kader van het openbare orde en veiligheidsbeleid. In zoverre heeft de mededeling geen consequenties voor nationale regelgeving en de decentrale overheden en worden geen implementatieproblemen voorzien.
Rol EP in besluitvormingsproces: In dit stadium geen rol.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 22 112, nr. 139
6