Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
29 282
Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
25 424
Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 14
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 12 augustus 2004 De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 24 juni 2004 overleg gevoerd met minister Hoogervorst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over: – het standpunt op de evaluatie van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) (bijlage 2 bij de brief van de minister van VWS d.d. 31 oktober 2003 over het kabinetsstandpunt op rapporten opleiden en taakherschikken 29 282, nr. 1); – de brief van de minister van VWS d.d. 19 maart 2004 inzake overgangsrecht klinisch psychologen (25 424, nr. 50); – de brief van de minister van VWS d.d. 13 april 2004 inzake brief NVKH over aanmerking beroep homeopaat (VWS-04-506). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Rijpstra (VVD), Lambrechts (D66), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Tonkens (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD) en Omtzigt (CDA). Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Verdaas (PvdA), Griffith (VVD), Bakker (D66), Ferrier (CDA), C q örüz (CDA), Blom (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), De Ruiter (SP), Ormel (CDA), Van Gent (GroenLinks), Koomen (CDA), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD) en Eski (CDA).
Mevrouw Tonkens (GroenLinks) benadrukt dat een groot deel van de Nederlandse bevolking de meerwaarde van alternatieve zorg erkent. Ondanks de aanbevelingen van ZonMW (Zorgonderzoek Nederland medische wetenschappen), de inspectie en andere onderzoekers weigert de minister de mensen die baat hebben bij alternatieve zorg, via de Wet BIG te beschermen tegen kwakzalvers en knoeiers. Op basis van de argumenten dat zich in de alternatieve zorg te weinig incidenten voordoen en dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is zet hij alleen in op keuzevrijheid. Dat vindt GroenLinks te mager. Kennelijk vond de inspectie het wel nodig om de dood van Silvia Millecam te onderzoeken, waarna zij concludeerde dat een aanscherping van de Wet BIG noodzakelijk is. Bovendien is het wetenschappelijk vereiste in de Wet BIG niet aan de orde, omdat deze paradigma neutraal is. GroenLinks vindt dan ook dat de alternatieve zorg in de Wet BIG gereguleerd moet worden door het opnemen van de complementaire artsen – de homeopathische arts, de antroposofische acupunctuurarts – in artikel 3 en het opnemen van natuurgenezers, homeopathische therapeuten, klassiek homeopaten, manueel therapeuten en creatief therapeuten in artikel 34. Door het opnemen van het specialisme van de arts in artikel 3 wordt het specialisme als zodanig erkend. Bij een doorverwijzing naar een alterna-
KST78821 0304tkkst29282-14 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
1
tief therapeut zou ook de therapeut een diagnose moeten kunnen stellen. Als voorwaarde voor opname in de Wet BIG stelt mevrouw Tonkens wel dat de beroepsgroep de eigen opleidingen, het kwaliteitsbeleid en een tuchtregeling op orde moet hebben. De artikel 3 en artikel 34-beroepen houden in haar voorstel een eigen register. Om het verrichten van onderzoek te stimuleren, zou de Gezondheidsraad een onderzoek moeten doen naar de kwaliteit van het bestaande wetenschappelijk onderzoek naar alternatieve geneeswijzen. Daardoor kan de discussie hierover op een hoger niveau worden getild. Ook vindt mevrouw Tonkens het van belang dat de minister beroepsverenigingen voor alternatieve genezers erkent als gesprekspartner over alternatieve zorg. De in het buitenland opgeleide artsen lopen nog steeds op tegen een muur van bureaucratie en hebben nog steeds moeite met de erkenning als arts. Daardoor wordt van hun deskundigheid en ervaring geen gebruik gemaakt en dat is gelet op de tekorten in de medische zorg buitengewoon zorglijk. Kan de minister daar wat aan doen? Mevrouw Schippers (VVD) wil graag dat eindelijk een besluit wordt genomen over de opname van homeopaten in het BIG-register. In de verschillende stukken worden zowel argumenten voor als tegen opname in de wet genoemd. In de evaluatie van de Wet BIG pleit ZonMW voor opname van de alternatief therapeuten in de wet. Patiënten moeten worden beschermd tegen onverantwoorde zorg; daarbij zou de overheid actiever moeten optreden. In andere Europese landen worden homeopaten geregistreerd, zodat ook de harmonisatie een argument is voor opname. Sinds de homeopathische geneesmiddelen zijn geregistreerd, mogen ze niet meer door homeopaten worden verstrekt. Patiënten stuiten hierdoor op problemen in de apotheek of wijken uit naar het buitenland omdat deze medicijnen daar niet geregistreerd zijn. Dit is niet alleen illegaal, maar ook onwenselijk. Vindt hierop toezicht plaats en waarom zijn deze medicijnen wel in Nederland geregistreerd, maar niet in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk? De VVD zet in op administratieve lastenverlichting en deregulering en vindt het wenselijk om niet meer te reguleren dan strikt noodzakelijk is. Dat is ook het uitgangspunt van de huidige wet. De Wet BIG is juist ingesteld om de alternatieve beroepsbeoefenaren uit de illegaliteit te halen en de burger de keuze te geven. De patiënt wordt tegenwoordig veel beter voorgelicht dan een aantal jaren geleden. De NVKH (Nederlandse vereniging van klassiek homeopaten) heeft door zelfregulering een keurmerk ontwikkeld waardoor de patiënt een argument heeft om wel of niet voor deze geneeswijze te kiezen. Er is een informatielijn voor alternatieve geneeswijze en de Consumentenbond toetst en publiceert de resultaten. Vooropstaat dat de patiënt een keuzevrijheid heeft, maar voor een goede keuze zijn informatie en bescherming nodig. Kan de minister op deze argumenten voor en tegen ingaan, opdat op basis daarvan een standpunt kan worden ingenomen? Het BIG-register schiet als kwaliteitsinstrument tekort door de grote onbekendheid ervan bij burgers en beroepsbeoefenaren en doordat geen aantekeningen in het register worden opgenomen. Door een brede bekendheid wint de Wet BIG aan belang. De VVD wacht dan ook met smart op het voorlichtingsplan. Ook straffen en maatregelen die in het buitenland zijn opgelegd, moeten in het register worden opgenomen zodat de historie van de beroepsbeoefenaren bekend is. Hoe staat het met de aanpassing van het registratiebesluit op dit punt en wanneer wordt een wetsvoorstel ingediend dat een wettelijke basis verschaft voor het maken van een aantekening in het BIG-register? De burger die een klacht wil indienen, moet in het woud van instanties zijn weg weten te vinden. 85% van de zaken die bij de tuchtrechter aanhangig worden gemaakt, wordt niet ontvankelijk verklaard. Het vertrouwen in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
2
medische stand wordt daardoor geschaad. Dat kan niet de bedoeling zijn. Wanneer mag het hierover toegezegde plan worden verwacht? Een experimenteerartikel is volgens de VVD een waardevolle toevoeging aan de Wet BIG. De flexibiliteit wordt erdoor vergroot en er kan sneller worden ingespeeld op taakdifferentiatie en taakherschikking in de toekomst. Een samenvoeging van de artikel 3 en artikel 34-beroepen in één publiekrechtelijk register draagt bij aan de kwaliteit, de inzichtelijkheid, het toezicht en de mogelijkheid om aantekeningen in het register te maken. Bovendien biedt dit voordelen als de registers en bestanden, ook internationaal, worden gekoppeld. Is daar overigens al mee begonnen? Ook na samenvoeging van de registers van beide artikelen zouden de criteria per beroepsgroep geregeld moeten worden. Het lijkt mevrouw Schippers dat de registratie van het werkadres nauwelijks extra administratieve lasten met zich brengt, terwijl het toezicht hierdoor wel kan verbeteren. De vervolgopleiding psychotherapeut is in 2000 opgeheven. De gezondheidspsycholoog doet zijn intrede. Deze kopstudie vergt twee jaar werken in de GGZ. Omdat het aantal opleidingsplaatsen beperkt is, komt het in de praktijk voor dat een teamleider van een diagnostiekafdeling in de GGZ gezondheidspsychologen moet begeleiden terwijl hij zelf geen opleidingsplek kan vinden. De GGZ heeft veel kritiek op de nieuwe regels en de Wet BIG. Wat vindt de minister daarvan? Is het aantal opleidingsplaatsen wel toereikend? De overgangsregeling vergt een breed draagvlak. Na de ingang van de nieuwe regeling moet de rust bij de GGZ worden hersteld. Zij verzoekt de minister een en ander in goed overleg en op zorgvuldige wijze af te handelen. Mevrouw Timmer (PvdA) kan zich over het algemeen vinden in de maatregelen die de minister neemt ter verbetering van de Wet BIG. De argumenten voor het instellen van een college voor beroepen lijken haar echter nogal vaag. Waarom kan het veld niet zelf een rol spelen bij het uitwerken van deskundigheidsgebieden van nieuwe beroepen en waarom kan alleen een college voor beroepen de ontwikkeling van de beroepenstructuur in de zorg in de gaten houden? Hoewel een periodieke registratie voordelen biedt voor bijscholing en nascholing, is bij de invoering van de Wet BIG niet gekozen voor een periodieke registratie omdat deze te moeilijk te organiseren zou zijn en te duur in verhouding tot de op te leveren kwaliteitswinst. Zijn deze argumenten in deze tijd van voortschrijdende automatisering nog wel van toepassing? De inzet van buitenlandse beroepsbeoefenaren verloopt nog niet optimaal. De staatssecretaris van VWS heeft toegezegd te bezien of de commissie die de toelating moet beoordelen, niet vaker bij elkaar moet komen. Kan de minister deze situatie niet verbeteren? Door personeelsgebrek bij de IGZ (Inspectie gezondheidszorg) is besloten om het preventief algemeen toezicht op enkele categorieën beroepsbeoefenaren door de IGZ te beëindigen, zodat alleen nog maar handhaving plaatsvindt. De doelstelling om patiënten te beschermen tegen onverantwoord en onzorgvuldig handelen wordt daardoor onvoldoende gewaarborgd. Wat is het effect van deze maatregel op de handhaving, welke categorieën beroepsbeoefenaren wordt buiten beschouwing gelaten en geeft de zaak Silvia Millecam aanleiding om het genomen besluit te heroverwegen? Door alternatieve en complementaire behandelaars die aan de criteria voldoen, op te nemen in artikel 34 van de Wet BIG kan het kaf van het koren worden gescheiden en krijgt de IGZ meer mogelijkheden tot handhaving. Bovendien is dit voor de patiënt veel duidelijker. Kan de minister aangeven hoe dit is geregeld in de andere Europese landen en welke ervaringen daarmee zijn opgedaan? De IGZ beveelt aan om artikel 40 van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
3
de Wet BIG van toepassing te verklaren op álle zorgverleners. Wat vindt de minister daarvan? De minister aanvaardt de KNMG (Koninklijke Nederlandse maatschappij tot bevordering der geneeskunst) als gesprekspartner en zegt dat daarin ook de homeopathische artsen vertegenwoordigd zijn. Dat zou betekenen dat de KNMG moet luisteren naar wat deze beroepsgroep te zeggen heeft. Dat verloopt op dit moment niet optimaal. Als de KNMG deze beroepsgroep niet kan of wil vertegenwoordigen, moet daarvoor een andere vorm gevonden worden. Ziet de minister nog alternatieven voor het erkennen van beroepsgroepen en het garanderen van kwaliteit voor burgers die gebruikmaken van complementaire geneeskunde? Als het stellen van een medische diagnose valt onder de voorbehouden handelingen voor BIG-geregistreerde beroepen, kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor beroepen in de zorg. Hoe denkt de minister dit op te lossen? Haalt dit niet de essentie van de wet onderuit, namelijk dat beroepsbeoefenaren een eigen verantwoordelijkheid hebben om aan de eisen van verantwoorde zorg te voldoen? Wat heeft de minister tot nu toe gedaan met het advies van de Raad voor de volksgezondheid en zorg (RVZ) over de belemmeringen in de wet- en regelgeving? Op welke manier worden de beroepsgroepen betrokken bij het oplossen van deze belemmeringen? De Stuurgroep MOBG (modernisering van de opleidingen en beroepsuitoefening in de gezondheidszorg) heeft de Kamer een lijst gestuurd met de namen van de mensen die daarin zitting hebben. Kan daar ook bij worden vermeld wat de beroepsachtergrond is van deze mensen en namens wie zij in de stuurgroep zitten? Mevrouw Timmer benadrukt dat de PvdA heeft gevraagd om een brede vertegenwoordiging van de zorg. De consequenties van het hanteren van één register voor de artikel 3 en 34-beroepen zijn nog niet duidelijk. Het is niet wenselijk dat daarmee ook het onderscheid tussen beide beroepsgroepen vervalt. Kan de minister nog ingaan op de klinisch chemicus? Mevrouw Lambrechts (D66) concludeert dat het in feite goed gaat met de Wet BIG, ook al heeft deze nog gebreken. Het is dan ook zaak dat de wet flexibeler wordt ingericht. Uit de evaluatie blijkt dat de BIG-registratie een goed instrument is voor kwaliteitsbewaking. Patiënten en burgers kan daarin een grotere rol worden gegeven als de voorlichting over de Wet BIG wordt verbeterd. Tegelijkertijd lijkt het haar zinvol om het feit dat een beroepsbeoefenaar BIG-geregistreerd is, duidelijker te afficheren, bijvoorbeeld op deuren van wachtkamers of op de bureaus. Dan wordt het een soort kwaliteitskeurmerk. Dat kan ook voorkomen dat artsen zich niet laten registreren omdat toch niemand weet wat het inhoudt. Kennelijk wordt bij het aannemen of vervangen van personeel nooit gevraagd of er sprake is van een BIG-registratie, terwijl dat wel zou moeten. Homeopaten en alternatieve geneeskundigen hebben belang bij de BIG-registratie omdat daaraan verbonden is dat een diagnose mag worden gesteld en medicijnen mogen worden voorgeschreven. De kern van deze registratie is echter om duidelijk te maken wie tot welke handelingen bevoegd is. Mevrouw Lambrechts vindt dat artsen, ook homeopathisch artsen, bevoegd zijn tot het stellen van een diagnose en het voorschrijven van medicijnen, en niet Jan en alleman. Zij erkent dat nurse practitioners, physician assistants, ambulanceverpleegkundigen, mensen die de callcentres bemannen, enz., ook bekwaamheden hebben waardoor zij diagnoses kunnen stellen en dus BIG-geregistreerd kunnen zijn, maar zij ziet dat niet weggelegd voor homeopaten en alternatieve geneeskundigen. Mevrouw Lambrechts wil specifiek helder gemaakt hebben dat een aantal voorbehouden handelingen niet bij wet aan hen kunnen worden toebedeeld. Een registratie van deze beroepsgroepen onder artikel 34 zou dat onduidelijk maken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
4
Toch is het van belang dat ook op deze groepen door de IGZ toezicht kan worden uitgeoefend. De route via de Consumentenbond vindt zij niet de juiste. De Consumentenbond kan wel een goede rol vervullen bij de voorlichting. Zij is het met mevrouw Tonkens eens dat onderzocht moet worden of een meldpunt voor klachten mogelijk is. Het komt maar weinig voor dat een klacht bij het OM wordt gemeld of dat een zaak aanhangig wordt gemaakt. Duidelijk maken dat iemand BIG-geregistreerd is en een meldpunt in het leven roepen, maken het voor de inspectie mogelijk om breder toezicht uit te oefenen. Een nieuw college voor beroepen lijkt mevrouw Lambrechts een goed idee. Het is vanzelfsprekend dat de beroepsgroepen hierbij betrokken worden, maar uiteindelijk dient de vaststelling door de minister plaats te vinden, waardoor ook de Kamer de vinger aan de pols kan houden. De heer Buijs (CDA) gaat op hoofdlijnen akkoord met de taakherschikking volgens de aanbevelingen van de commissie-LeGrand. De oplossing die de minister ziet voor het opheffen van het tekort aan huisartsen – samenwerking en taakontlasting door ondersteunende beroepen – zal slechts een beperkte bijdrage leveren aan de vermindering van het tekort. Het huisartsentekort zal in de komende jaren sterk toenemen. Ondersteunende beroepen kunnen een huisarts, die op een holistische wijze de geneeskunst beoefent, wel ondersteunen, maar niet vervangen. Staatssecretaris Nijs van OCW heeft dit in feite onderstreept door te schrijven dat in de regio’s waar het huisartsentekort het meest nijpend is, nurse practitioners worden opgeleid, maar 80 opleidingsplaatsen voor nurse practitioners in 2005 zijn een druppel op de gloeiende plaat. De uitstroom van huisartsen is momenteel gelijk aan de instroom. Voor het wegwerken van het tekort moeten jaarlijks 200 huisartsen extra worden opgeleid. Huisartsen van 55 tot 65 jaar kunnen bovendien gebruikmaken van verschillende afvloeiingsregelingen, waardoor de komende jaren een gigantische uitstroom wordt verwacht. Kan de minister voor de begroting laten weten welk prioritair beleid hij inzet om het tekort aan huisartsen en ondersteunende beroepen weg te werken? De CDA-fractie kan zich goed vinden in de oprichting van de Stuurgroep MOBG, maar deze zal intensief moeten samenwerking met het Capaciteitsorgaan zodat zij gezamenlijk knelpunten kunnen signaleren en aanpakken. Om te beginnen zou de minister de numerus fixus zodanig op moeten voeren dat het tekort zich minder erg zal laten aanvoelen. De bijzondere aandacht van de Stuurgroep MOBG moet uitgaan naar het stevig bekorten van de beroepsopleiding, vooral die van de specialist. De heer Buijs gaat ervan uit dat de minister hierbij de Europese richtlijnen aanhoudt. Bij de huisarts kan bijvoorbeeld gekozen worden voor een beroepsopleiding van drie jaar, waarbij de huisarts in spe zich al in het derde jaar als gezel onder supervisie van een huisarts kan vestigen. Met het nieuwe specialisme, de basisspecialist, kan de heer Buijs instemmen, maar dit mag niet betekenen dat in ziekenhuizen een grotere substitutie naar verdere specialisaties optreedt. Het is goed dat de minister in overleg treedt met de AVVV over het verpleegkundig opleidingscontinuüm. Wellicht kan hij zijn standpunt over de chief nursing officer heroverwegen omdat deze hierbij een goede rol kan spelen. De financieringssystematiek van de opleidingen wordt herzien; ook daarmee gaat hij akkoord. Voor zover zij niet marktverstorend werken, kunnen de opleidingskosten deel uitmaken van de DBC’s. Wellicht is het aan te bevelen dat een perifeer ziekenhuis dat niet opleidt, een soort sleutelgeld betaalt aan degene die de specialist heeft opgeleid. Op die manier kan het «free rider» gedrag te lijf worden gegaan. De Wet BIG werkt in beginsel goed. De heer Buijs is het ermee eens dat de minister de meeste aanbevelingen van ZonMW overneemt, zonder het algemene uitgangspunt van de wet te veranderen. Het instellen van een college voor beroepen, een betere voorlichting, meer flexibiliteit en even-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
5
tueel experimenteerartikelen hebben de volledige steun van de CDA-fractie. De heer Buijs is het met de minister eens dat de behandelmethoden niet in de Wet BIG moeten worden geregeld. Hij steunt het standpunt van de minister over homeopathie. De ondersteuning van de alternatieve behandelaars is wel nodig en die moet dan ook via het OKAB, de Ondersteuning kwaliteit alternatief behandelaars, worden voortgezet en geïntensiveerd. Kan de minister in goed overleg met de KNMG bezien op welke wijze, los van de Wet BIG, invulling kan worden gegeven aan het ontstane vacuüm? De heer Buijs roept de minister op om de impasse tussen de KNMG en de andere beroepsgroepen te doorbreken en zelf initiatief te nemen. Overigens kunnen klassiek homeopaten en homeopathisch artsen ook zelf een register instellen. De CDA-fractie houdt dit bij voorkeur buiten de Wet BIG. Het vertrouwen in het tuchtcollege is minimaal. Met een beter voorlichtingsplan moet daarom haast gemaakt worden. Wanneer kan dat worden verwacht? Het basisberoep psychotherapeut en het daarbij behorende BIG-register zal worden opgeheven. Een goede overgangsregeling is van belang. De eis om het beroep te mogen uitoefenen – iemand moet het beroep zes jaar hebben uitgeoefend – is nu wel erg streng. Gelet op de capaciteitsproblemen in de GGZ-sector pleit hij ervoor om het overgangsbeleid te versoepelen en bijvoorbeeld een generaal pardon te geven voor degenen die nu zal in het register zijn opgenomen. Het lijkt hem verstandig om te onderzoeken of het stellen van een diagnose in de Wet BIG kan worden opgenomen. Dat zou een waardevolle toevoeging zijn. Hij roept de minister en de KNMG op om de wetswijziging die dit met zich brengt, in goed overleg met elkaar voor te bereiden. Antwoord van de minister De minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport merkt op dat hij niet alleen kritisch staat tegenover de alternatieve geneeswijze, maar tegenover de medische wetenschap als geheel. Het staat buiten kijf dat de medische wetenschap in de afgelopen tijd prachtige resultaten heeft geboekt die de kwaliteit van het leven enorm hebben verbeterd, maar tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat zij een heleboel dingen nog totaal niet weet. Sommige behandelmethoden die twintig jaar geleden geaccepteerd waren en door bonafide specialisten werden uitgevoerd, worden nu als verkeerd gezien. Door medische fouten overlijden waarschijnlijk meer mensen in het ziekenhuis dan bij verkeersongevallen. Er is daarom reden om buitengewoon voorzichtig te zijn en niets anders dan de hoogste wetenschappelijke eisen te stellen aan de mensen die met de medische wetenschap werken en de producten, waaronder medicijnen, die zij gebruiken. Het is de minister bekend dat veel mensen door teleurstellingen in de reguliere medische stand hun toevlucht zoeken in alternatieve geneeswijzen, maar hij vindt het wel opvallend dat mensen die ongelooflijk kritisch zijn over reguliere medicijnen, die na vele trials voldoende proefondervindelijk moeten zijn bewezen omdat ze anders van de markt worden gehaald, vaak kritiekloos overstappen op alternatieve medicijnen, terwijl de werkzaamheid daarvan nog nooit is aangetoond. De kritische houding tegenover de medische wetenschap als geheel maakt de minister daarom ook kritische ten opzichte van de alternatieve behandelmethodes. Voor de meeste van deze behandelmethodes is geen spoor van wetenschappelijk bewijs. Is dat wel het geval, dan worden ze geadopteerd door de officiële medische wetenschap. Methodes en medicijnen die niet werkzaam zijn, richten veelal ook geen schade aan, maar werkzame behandelmethodes en medicijnen kunnen bij verkeerd gebruik wel heel schadelijk zijn. De Wet BIG is bedoeld om de werkzame, en dus ook riskante, medische handelingen voor te behouden aan een aantal groepen, die in artikel 3 van deze wet zijn opgenomen. In een toespraak over de Wet BIG bij de KNMG heeft de minister haar
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
6
gevraagd om de homeopathische artsen uit te dagen voor de erkenning van hun behandelmethoden en medicijnen de officiële protocollen te volgen die iedereen in de medische wetenschap volgt, maar dat gebeurt niet, want de producenten van homeopathische middelen weten dat de onderzoeken waarschijnlijk niet tot een positief resultaat leiden. De minister heeft ook zelf hierover met de homeopathische artsen en met de klassiek homeopaten gesproken. Als zij denken dat hun methoden en medicijnen werken, moeten zij dat wetenschappelijk laten bewijzen. Homeopathie is echter een breed fenomeen in de maatschappij, zodat moet worden voorkomen dat schade optreedt. Dat kan in de eerste plaats door homeopathische medicijnen te registreren. Deze worden niet getest op werkzaamheid, maar alleen op schadelijkheid. In de tweede plaats – daarvoor is er de Wet BIG – mag een homeopaat geen voorbehouden handelingen verrichten. In de derde plaats, mede naar aanleiding van de zaak Silvia Millecam, zou verboden moeten worden dat een niet-medicus een medische diagnose stelt. Dat geeft de IGZ meer grip op de materie en dat maakt het makkelijker om mensen die zich valse oordelen van medische aard aanmeten, aan te pakken. Op de suggestie van mevrouw Schippers en de heer Buijs om te laten onderzoeken of zich in de homeopathie nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan die tot een «evidence proved» kunnen leiden, antwoordt de minister dat de Gezondheidsraad deze ontwikkeling monitort. Hij wil over de suggestie nadenken, maar hij heeft niet de indruk dat er vanuit de sector veel aandrang is om dit wetenschappelijk onderzoek te laten plaatsvinden. Hij gelooft ook niet dat er een soort wereldwijde samenzwering is om alternatieve methodes buiten schot te houden. ZonMW heeft wel een project gestart om een wetenschappelijke methode te ontwikkelen voor het toetsen van alternatieve methoden. Daarmee is de minister het eens, zolang het geen alternatieve wetenschappelijke onderzoeksmethode is. De minister wijst erop dat de Wet BIG niet is bedoeld voor het legitimeren van beroepsgroepen. Willen de beroepsgroepen in de alternatieve sfeer zich legitimeren, dan kunnen zij ook zelf een beroepsorganisatie in het leven roepen. De overheid heeft hen daarbij in het verleden geholpen. Voor de alternatieve methodes zijn geen Europese richtlijnen. De minister verwacht ook niet dat die gegeven zullen worden. Uit de zaak Silvia Millecam is gebleken dat de IGZ ingrijpt als zij het gevoel heeft dat de gezondheid van mensen wordt geschaad. De IGZ heeft voorgesteld om het stellen van een medische diagnose op te nemen bij de voorbehouden handelingen en daar staat de minister sympathiek tegenover. Hij erkent dat de IGZ in het algemeen achteraf ingrijpt. De systematische aanpak van de kwaliteitsbewaking zal echter ook een sterk preventieve werking hebben. De IGZ als een soort keuringsinstituut laten optreden voor allerlei alternatieve beroepen, lijkt hem een heilloze weg. De Wet BIG is toegesneden op riskante medische handelingen. Is daarvan geen sprake, dan houdt de overheid haar handen vrij en dat lijkt de minister ook de beste oplossing. De minister wil wel nadenken over een soort meldpunt van klachten over alternatieve methodes, waarmee de consument wat meer zekerheid kan worden geboden. Preventief toezicht door de IGZ houdt in dat in de wereld wordt bekeken of er dingen misgaan. Het kwaliteitsbeleid van beroepsgroepen, ziekenhuizen enz., wordt nu systematisch gemonitord. Op basis daarvan wordt gesignaleerd of iets niet pluis is. Deze methode komt te vervallen. In plaats van systematisch om de zoveel tijd een kijkje te nemen, laat de inspectie de informatie naar zich toekomen door systematisch onderzoek te doen met behulp van indicatoren. Alle ziekenhuizen, op een na, hebben bijvoorbeeld indicatoren aangeleverd voor kwaliteit en doelmatigheid. Aan de hand daarvan kunnen ziekenhuizen beoordeeld en vergeleken worden. Zodoende wordt effectiever omgegaan met de menskracht. Het toezicht van de inspectie is nu gericht op incidenten. De minister verwacht
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
7
dat dit in de toekomst meer themagericht zal worden. Door de indicatoren wordt dat goed mogelijk. Bij de beoordeling van buitenlands gediplomeerden wordt uitgegaan van de Europese richtlijnen. De afgelopen tijd is geïnvesteerd in het klantvriendelijker maken van de toegangsregeling. Er is een verwijspunt buitenlands gediplomeerden bij het BIG-register en er wordt momenteel hard gewerkt aan een verbetering van de toetsing. De verandering voor de psychotherapeuten verloopt nog niet zoals het moet. De minister zal de titel niet uit de wet schrappen voordat een bevredigende overgangsregeling is getroffen, die ook soepel mag zijn. Aan voorlichting over de Wet BIG moet speciale aandacht worden gegeven. VWS zal zowel aan patiënten als aan beroepsbeoefenaren voorlichting geven over de hoofdlijnen van deze wet: de verschillende zorgverleners, de klachtmogelijkheden en de strafsancties. Ook de minister is geschrokken van het hoge percentage zaken dat door de tuchtraad niet ontvankelijk is verklaard. Daar wil hij indringend naar kijken. Thans bestaat al een privaatrechtelijk klacht- en tuchtrecht voor alternatieve beroepen. De minister vindt het niet nodig, en vanwege de semilegitimerende werking ook niet gewenst dat hiervoor een publiekrechtelijke weg wordt opengesteld. Het werkplan van de Stuurgroep MOBG verwacht de minister medio juli 2004. Homeopathische geneesmiddelen moeten in Nederland geregistreerd zijn, ook als zij uit het buitenland komen. De registratie verschilt echter van land tot land. In de Wet BIG zal een experimenteerartikel worden opgenomen. De minister is verder van plan om de artikelen 3 en 34 samen te voegen. Bij de vorming van het college voor de beroepen worden de beroepsgroepen sterk betrokken. Het college komt immers voort uit de huidige Stuurgroep MOBG, die is samengesteld uit de beroepsgroepen. De Kamer zal nadere informatie ontvangen over de samenstelling van de stuurgroep. De suggestie van mevrouw Lambrechts om de registratie in de Wet BIG via een bordje op het bureau of aan de wand aan de burger kenbaar te maken, geeft de minister door aan de stuurgroep. De elektronische dossiervorming zal hierbij overigens ook helpen omdat deze alleen maar toegankelijk is voor mensen met een BIG-registratie. De beroepenregistratie zal via een AMvB plaatsvinden, opdat ook de Kamer hierop invloed kan uitoefenen. De minister is het met de heer Buijs eens dat taakherschikking alleen niet de oplossing kan zijn voor het capaciteitsprobleem, maar het is wel een belangrijke deeloplossing. De gevolgen van de verschillende afvloeiingsregelingen zullen nog eens goed worden bekeken. Het is belangrijk dat de Stuurgroep MOBG goed samenwerkt met het Capaciteitsorgaan. Bij een eventuele korting van opleidingen worden de Europese richtlijnen gevolgd, zodat de bekorting een limiet kent. De suggestie van de heer Buijs om een huisarts in spe zich te laten vestigen als een gezel onder supervisie van een huisarts vindt hij buitengewoon praktisch. Het ontwerpbesluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied klinisch chemicus en het ontwerpbesluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied klinisch fysicus zijn bijna klaar voor de ministerraad. Hierop zal de minister nog schriftelijk ingaan. Nadere gedachtewisseling De heer Buijs (CDA) heeft genoteerd dat de minister de Gezondheidsraad een extra impuls wil geven om te onderzoeken of zich bijvoorbeeld op het gebied van de homeopathie nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan. Ook is hij blij met de toegezegde soepele overgangsregelingen voor de psychotherapeuten. Gaat de minister zich ook nog apart inzetten voor het oplossen van het huisartsentekort?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
8
Hij is het met de minister eens dat de behandelmethoden niet in de Wet BIG thuishoren, maar hij roept hem wel op tot het voeren van een parallelbeleid in samenwerking met anderen. Naar hij heeft begrepen, heeft de minister dat ook toegezegd. Mevrouw Tonkens (GroenLinks) vraagt de minister in te gaan op de creatieve therapeuten, die graag onder artikel 34 van de Wet BIG vallen. Zij voegen zich binnenkort bij de bewegingstherapeuten en de vaktherapeuten. Wellicht kunnen zij in één cluster worden ondergebracht. Het doel van de Wet BIG is de bescherming van burgers tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen en het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de zorg. De wet is niet bedoeld om bewezen en onbewezen geneesmiddelen en methoden van elkaar te scheiden. Het gaat erom ook binnen de alternatieve geneeskunde het kaf van het koren te scheiden. De Jomanda’s moeten van de anderen gescheiden worden. Door de anderen op te nemen in de wet, krijgen zij een kans om zich beter te ontwikkelen en een tuchtrecht toe te passen. ZonMW en de IGZ dringen daar ook op aan. Dat het elektronisch dossier alleen toegankelijk is voor BIG-geregistreerden, is des te erger. Mensen gaan toch naar alternatieve genezers en dan zit alles wat daar gebeurt, dus niet in het EPD. De alternatieve geneeskunst bestaat nu eenmaal; de minister kan het dan maar beter reguleren. Mevrouw Schippers (VVD) ziet bij de Wet BIG ook een rol voor de inspectie weggelegd. Kan de minister dit bij het takenpakket en de instrumenten van de inspectie in overweging nemen? Transparantie is nodig om de burger goed te laten kiezen. Het creëren van die transparantie is primair een taak van de sector, maar de hulp die VWS daarbij geeft, stelt mevrouw Schippers op prijs. Onder artikel 3 van de Wet BIG zijn geen specialisaties opgenomen en dat wil zij ook zo houden. Wellicht kunnen de KNMG of anderen een rol vervullen bij de plaatsing van de homeopathische artsen. Mevrouw Timmer (PvdA) is nog onduidelijk wat er gebeurt met het stellen van diagnoses door een aantal beroepsgroepen zoals ambulancepersoneel als de medische diagnose wordt opgenomen bij de voorbehouden handelingen. Kan de minister daarop ingaan? Gelden de Europese richtlijnen ook voor degenen die in het buitenland gediplomeerd zijn en kan de commissie die deze mensen beoordeelt, niet vaker dan tweemaal per jaar bijeenkomen? Houdt het samenvoegen van de artikelen 3 en 34 in dat ook de criteria voor beide groepen gelijk worden? Hoe denkt de minister dat te realiseren? Omdat het de beroepsgroep zelf daartoe aan de middelen ontbreekt, is mevrouw Timmer blij met de toezegging van de minister dat de Gezondheidsraad zal bezien of onderzoek kan worden gedaan naar de alternatieve geneeswijze. De bezwaren die mevrouw Tonkens heeft geuit tegen het EPD dat alleen voor BIG-geregistreerden toegankelijk wordt, deelt mevrouw Timmer. Als niet BIG-geregistreerden geen toegang krijgen tot het dossier, kunnen zij alleen afgaan op de informatie van de patiënt. Ziet de minister voor de alternatieve genezers nog een alternatief voor artikel 34? De groep mensen die van deze geneeswijze gebruikmaakt, is groot en de beroepsorganisaties hebben de afgelopen jaren veel gedaan op het gebied van opleidingseisen en kwaliteit. Mevrouw Lambrechts (D66) vindt dat de suggestie wordt gewekt dat alternatieve geneeskunde wetenschappelijk verantwoorde methodes zijn als VWS en de KNMG worden gedwongen om daarmee samen te werken en haar binnen de Wet BIG te brengen. Daarmee moet voorzichtig worden omgegaan, want als het misgaat krijgt de overheid dat op haar bordje. Zij wil de KNMG niet dwingen om in gesprek te gaan of samen te werken met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
9
niet-artsen, maar kan wel leven met het verzoek om de Gezondheidsraad te vragen de ontwikkelingen te onderzoeken. Mevrouw Lambrechts vindt het wel goed dat via een meldpunt, het tuchtrecht en de inspectie de vinger aan de pols wordt gehouden. Het elektronisch persoonlijk dossier zou niet voor anderen dan BIG-geregistreerden toegankelijk moeten worden. Tot slot merkt zij op dat zij het beleid van de minister steunt. De minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport wijst erop dat in de Wet BIG ook een aantal legitieme en bewezen beroepen niet worden geregeld omdat zij geen handelingen verrichten die risico’s met zich brengen. Hij ziet daarom geen enkele reden om andere groepen wel op te nemen om hun daarmee een soort keurmerk te geven van kwaliteit. Het is onmogelijk om het kaf van het koren te scheiden. Hij erkent dat veel mensen gebruik maken van alternatieve geneeswijzen, maar het percentage Nederlanders dat Jomanda heeft bezocht, is ook aanzienlijk. De minister is verbijsterd door het serieuze voorstel van GroenLinks om de klassiek homeopaten in de Wet BIG op te nemen. Tegenover de heer Buijs zegt hij toe te bekijken in hoeverre de Gezondheidsraad de ontwikkelingen op het gebied van homeopathie volgt en in hoeverre dat tot nieuwe inzichten leidt. Ook de inspectie heeft op dit gebied een duidelijke rol. De minister is voornemens om het instrumentarium van de inspectie op dit punt te verscherpen. De transparantie van de beroepsgroepen is een kwestie voor de beroepsgroepen zelf. De afgelopen jaren heeft de overheid de systemen waarmee deze transparantie kan worden bereikt, aan de beroepsgroep duidelijk gemaakt. Het is nu aan de beroepsgroepen om dat te realiseren. Als de artikelen 3 en 34 worden samengevoegd, zal daaraan één set criteria ten grondslag liggen. De betekenis daarvan voor de voorbehouden handelingen moet nog worden bekeken. De Consumentenbond kan in ieder geval aandacht besteden aan de pogingen die de alternatieve beroepsgroepen doen om hun eigen transparantie te verhogen. De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Blok De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Teunissen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 282 en 25 424, nr. 14
10