Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
28 380
Financiële verantwoordingen over het jaar 2001
Nr. 26
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT (XII) OVER HET JAAR 2001 Deze financiële verantwoording van het ministerie bestaat uit: – de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, voorzien van een toelichting; – de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 2001, voorzien van een toelichting. De financiële verantwoordingen van de baten-lasten diensten: – Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI); – Divisie Telecom (voorheen de Rijksdienst voor Radiocommunicatie(RDR)); bestaan uit: – de rekening van baten en lasten, voorzien van een toelichting; – de rekening van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, voorzien van een toelichting; – de balans per 31 december 2001, voorzien van een toelichting.
Den Haag, 5 juni 2002 De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos
KST59615 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
1
INHOUDSOPGAVE Opzet rapportage (leeswijzer)
3
1 1.1 1.2
Beleidsparagraaf Beleidsverslag Beleidsprioriteiten «Van Zijl»
4 4 14
2
Bedrijfsvoeringsparagraaf
47
3 3.1 3.2 3.3
Financiële paragraaf Verantwoordingsstaat: Rekening Financiële terugblik op hoofdlijnen Verdiepingsbijlage: Artikelgew. toelichting 01 Alg. Departementale aangelegenh. 02 Waterstaatsaangelegenheden 03 Personenvervoer 04 Luchtvaartaangelegenheden 05 Goederenvervoer 06 Telecommunicatie en postzaken 07 Meteorologische aangelegenheden 08 Inspectie Verkeer en Waterstaat Saldibalans 3.4.1 Inleiding 3.4.2 Activa-zijde 3.4.3 Passiva-zijde
3.4
50 51 56 59 60 65 68 78 88 103 112 112 119 119 119 127
Afkortingenlijst
131
Bijlagen: Financiële verantwoording baten-lasten diensten: 1 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 2 Divisie Telecom
136 159
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
2
Opzet van de rapportage (leeswijzer)
Hoofdstuk 1 betreft het beleidsmatige deel van de verantwoording over 2001. Dit hoofdstuk is ten opzichte van het voorgaande jaar enigszins gewijzigd. Voor het eerst is, analoog aan de beleidsagenda in de VenW begroting 2002, een Beleidsverslag opgenomen waarin integraal en kort wordt teruggeblikt op de beleidsresultaten van Verkeer en Waterstaat in 2001. In de tweede paragraaf wordt voor het laatst verantwoord over de door de «werkgroep Van Zijl» gevraagde beleidsprioriteiten op het terrein van Verkeer en Waterstaat. Dit jaar wordt voor het eerst gerapporteerd over de, door de «werkgroep Van Zijl», nieuwe gedefinieerde beleidsprioriteiten: Leefbaarheid en Mobiliteit. De aparte paragrafen Beleidseffecten en Beleidsmatige terugblik zijn hiermee komen te vervallen. Met deze nieuwe opzet wordt een stap gezet naar het met ingang van volgend jaar te verschijnen VBTB-jaarverslag. In Hoofdstuk 2 wordt ingezoomd op (elementen van) de bedrijfsvoering binnen Verkeer en Waterstaat. De bedrijfsvoering bij Rijkswaterstaat wordt behandeld in de verantwoording van het Infrastructuurfonds.
Hoofdstuk 3 gaat met name in op de financiën en de geleverde prestaties. Eerst is de (opbouw van de) Rekening opgenomen; een cijfermatige staat waarbij inzicht wordt gegeven in de financiële afwijkingen tussen begroting en realisatie op artikelniveau. In een aparte leeswijzer is daarbij aangegeven, boven welke norm verschillen van een toelichting worden voorzien. Daarna is een Saldibalans verstrekt, waarna de balansrekeningen aan de activa- en passivazijde afzonderlijk van een toelichting zijn voorzien. De verantwoordingen van de baten-lastendiensten Divisie Telecom en KNMI, die beiden deel uitmaken van de totale Verkeer en Waterstaat verantwoording, zijn uit het oogpunt van presentatie apart bijgevoegd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
3
1. BELEIDSPARAGRAAF 1.1 BELEIDSVERSLAG Inleiding In 2001 was er veel publieke en politieke aandacht voor bestuurlijke vraagstukken rond veiligheid, betrouwbaarheid en financiële effectiviteit. De ontwikkelingen en werkwijze van Verkeer en Waterstaat sluit daar op aan. Er wordt gestreefd naar een heldere scheiding van beleid, uitvoering en toezicht, zodat te allen tijde duidelijk is wie waarop aanspreekbaar is. De toezicht- en inspectietaken werden afgelopen jaar gebundeld in de onafhankelijke Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW), die in een rechtstreekse relatie tot mij staat. Ook de positie van Rijkswaterstaat wordt bezien. De beleidsfunctie Water is begin 2002 ondergebracht in een nieuw Directoraat Generaal Water en de inspectietaken zijn in 2001 merendeels overgeheveld naar het IVW. De taakorganisatie Rijkswaterstaat wordt zelfstandiger gepositioneerd ten opzichte van het departement en aangestuurd via een contractrelatie. In mei 2001 verscheen het rapport Koersen op de tijdgeest, Trends en trendbreuken rond VenW, dat in het kader van de Verkenningen werd aangeboden aan de Tweede Kamer. Dat rapport schetst maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor de grote VenW-beleidstrajecten van de afgelopen jaren: + het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) en het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) voor het personenen goederenvervoer; + Netwerken in de Delta voor ICT en telecommunicatie; en + Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e Eeuw, en Ruimte voor de rivier voor het beleidsterrein water. Verkeer en Waterstaat wil daarmee inspelen op de wensen en behoeften van burgers en bedrijven en effectieve oplossingen bieden voor maatschappelijke problemen. Dat doet het in de wetenschap dat in de Nederlandse delta, één van de dichtstbevolkte ter wereld, het water zal blijven stijgen en de mobiliteit blijft toenemen. Verkeer en vervoer In mei 2001 werd het kabinetsstandpunt voor het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan 2002–2020 gepresenteerd. De kernboodschap is dat de overheid de groei van de mobiliteit wil faciliteren en tegelijkertijd de bereikbaarheid, veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving wil verbeteren. De drie belangrijkste instrumenten daarbij zijn: prijsbeleid, betere benutting van bestaande infrastructuur en uitbreiding van infrastructuur op plaatsen waar de beoogde basiskwaliteit niet kan worden geleverd. Het gaat om een realistische en zakelijke benadering van de mobiliteit, die er op is gericht om te doen wat werkt. Die aanpak kan – zo blijkt uit de inspraak – rekenen op brede maatschappelijke steun. In het Meerjarenprogramma voor Infrastructuur en Transport (MIT) is vastgelegd dat er vanaf 1999 tot 2010 € 39 mld. in verkeer en vervoer wordt geïnvesteerd. Dat gebeurt binnen strenge randvoorwaarden. Infrastructuur is duur: alle reden om te kijken waar het geld echt nodig is, en waar niet. We investeren vooral in het oplossen van knelpunten en waar mogelijk investeren we in maatregelen en technologie om de bestaande
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
4
infrastructuur beter te benutten en mobiliteit veiliger, stiller en schoner te maken. Voor een toelichting over de voortgang per project wordt verwezen naar het Infraverslag. De voorgestane verzakelijking van het mobiliteitsbeleid vertaalt zich ook naar een gebiedsgerichte aanpak. In de Randstad zijn de congestieproblemen veruit het grootst, maar daar is ook voldoende draagvlak voor vervoersvormen als light-rail, metro, sneltramverbindingen en vrije busbanen. In de landelijke gebieden is de congestieproblematiek beperkt, maar is de bevolkingsdichtheid te laag voor conventioneel collectief openbaar vervoer als de streekbus. «Doen wat werkt» betekent daar: waar nodig zoeken naar alternatieven als vraagafhankelijk vervoer en accepteren dat de auto een belangrijke rol blijft vervullen. De decentralisatie zoals voorgesteld in het Nationaal Verkeers en Vervoersplan heeft tot doel om meer te bereiken met de beschikbare middelen. De ruimtelijke ordening is zeker zo belangrijk voor het oplossen of voorkomen van verkeersproblemen als louter verkeer- en vervoersbeleid. Juist de instanties die over ruimtelijke ordening gaan (provincies en kaderwetgebieden), moeten kunnen beslissen over verkeer en vervoer.
Bereikbaarheidsoffensief Randstad Speerpunt in de gebiedsgerichte aanpak van de mobiliteitsproblematiek is het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR), dat in oktober 2000 werd gesloten met de regio’s Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Utrecht sloot zich daarbij aan in juni 2001. Voor de grote stedelijke regio’s zijn mobiliteitsfondsen gevormd om een impuls te geven aan de fysieke verknoping van het onderliggende wegennet met het hoofdwegennet, aan netwerkmanagement om de benutting te verbeteren en aan het regionaal OV.
Betaald rijden In juni 2001 besloot het Kabinet tot pilots met kilometerheffing in de Randstad in 2003, gevolgd door de daadwerkelijke invoer in 2004. Aanvankelijk (tot 2006) zullen de vaste kosten enkel worden gevariabiliseerd. Aansluitend kan worden gedifferentieerd, bijvoorbeeld naar tijd, plaats en milieubelasting. Vanaf 2006 moet de kilometerheffing in heel Nederland operationeel zijn. Het kabinet heeft daarmee afgezien van het spitstarief en wijzigt het wetsvoorstel Bereikbaarheid en mobiliteit in die zin. Op 17 september 2001 werd de Raad van Advies voor Kilometerheffing benoemd.
Innovatie Een kritische succesfactor voor kilometerheffing is private betrokkenheid bij zowel de ontwikkeling en implementatie als de exploitatie van het elektronische betaalsysteem. Eind oktober 2001 is op het congres «Mobiel voor mobiel» de basis gelegd voor nieuwe telematicadiensten voor verkeer en vervoer, zoals route-informatie en fleet monitoring van schepen. Met veel partijen wordt samengewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe diensten op basis van telecomnetwerken en een in car platform. Eind november heeft een aantal private partijen een open platform opgericht voor de ontwikkeling van de benodigde in car telematica voor de kilometerheffing, alsmede digitale mobiliteitsdiensten als file- en routeinformatie en betaalfaciliteiten voor parkeermeter en benzinepomp. In
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
5
Oost Nederland is een proefproject gestart met een PPS-constructie voor nieuwe glasvezelverbindingen langs het wegennet. Een proef met een chipkaart voor het openbaar vervoer (de «Tripperpas») in Groningen verloopt succesvol. De deelname was hoger dan verwacht en de kaart bleek erg populair bij ouderen, vanwege het grote bedieningsgemak. De automatische ritregistratie (met facturering achteraf) levert bovendien een stroom aan informatie op die bruikbaar is voor verkeersmanagement. Het doel is om in 2003 een landelijke chipkaart OV te introduceren, zodat het gecombineerde gebruik van de verschillende vormen van OV beduidend gemakkelijker en aantrekkelijker wordt. Het systeem biedt bovendien de mogelijkheid om specifieke gebruikersgroepen (zoals gehandicapten) te subsidiëren, zodat ze hun eigen vervoer op maat kunnen inkopen. Op 8 februari 2001 verscheen het evaluatierapport van een test met Intelligente Snelheidsaanpassing (ISA) in de Tilburgse wijk Campenhoef. De meerderheid van de testrijders waardeert het rijden met een snelheidsbegrenzer positief en geeft aan dat het leidt tot rustiger en veiliger rijgedrag. Innovatie van de ICT-markt wordt gestimuleerd in Kenniswijk, een experimenteeromgeving in de Regio Eindhoven voor innovatieve diensten en breedbandinfrastructuur. Medio 2001 is de Ministerraad akkoord gegaan met toekenning van ca € 45 mln. aan ICES-gelden. Najaar 2001 ging Kenniswijk BV van start als uitvoeringsorganisatie voor de PPS. Een kleine dertig private en publieke aandeelhouders participeren in het project en houden zich bezig met de aanleg van de ICT-infrastructuur, het vinden van oplossingen voor de first mile en het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe (mobiele) elektronische diensten voor bewoners. Er is inmiddels een subsidieregeling voor de aanbieders van diensten ontwikkeld; aan een subsidieregeling om bewoners te stimuleren tot de aanleg en het gebruik van infra wordt gewerkt.
Mainport Schiphol In december 2000 kwam een definitief eind aan een jarenlange traditie van gedogen: Schiphol kreeg een boete van € 2,3 mln. wegens overschrijding van de geluidsnorm. Ook het verzoek van de sector om wegens baanonderhoud te mogen afwijken van het net ingediende gebruiksplan voor 2002 werd afgewezen. Op 30 oktober 2001 stemde de Tweede Kamer in met het voorstel voor de Schipholwet. Na behandeling door de Eerste Kamer zou de wet in 2003 in werking kunnen treden, wanneer de vijfde baan klaar is. Schiphol zal vanaf dat moment als «gewoon bedrijf» worden behandeld. De luchthaven kan verder groeien, zij het binnen strenge milieugrenzen. Niet het aantal vliegbewegingen, maar de daadwerkelijk gemeten geluidsbelasting is daarbij het criterium. Ten behoeve van de voorgenomen privatisering van Schiphol is een apart wetsvoorstel aan de kamer gezonden over toezicht, efficiënte marktwerking en de continuïteit van Schiphol als mainport. Daarin wordt onder meer de luchthavenexploitatievergunning en de regulering van de luchthaventarieven beschreven. Ook de resultaten van een risicoanalyse van de borging van het publieke belang van de mainport bij privatisering van de luchthaven zijn aan de Kamer aangeboden.
Mainport Rotterdam Op 3 januari 2001 werd een adviesraad voor de (maatschappelijke) kosten-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
6
batenanalyses voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) ingesteld en op 25 januari 2001 ondertekende Verkeer en Waterstaat procesafspraken met vertegenwoordigers van de ministeries van VROM, EZ, LNV en Financiën én met regionale bestuurders betrokken bij PMR. Op 11 mei 2001 stemde het kabinet in met deel 1 en op 21 december met deel 3 van de Planologische Kernbeslissing-plus Mainportontwikkeling Rotterdam en de bijbehorende milieu-effectrapportage. Het voorstel is om de Rotterdamse haven ruimte te bieden voor de verwachte groei in de open overslag van deep sea containers, de distributie daarvan en de petrochemie. Het kabinet doet daarbij voorstellen om de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond te verbeteren. Het plan bevat 3 onderdelen: + Landaanwinning: een nieuw stuk land in zee. + 750 km natuur: ter compensatie wordt 750 hectare natuur- en recreatiegebied aangelegd op Midden-IJsselmonde en ten Noorden van Rotterdam. + Bestaand Rotterdams Gebied: een serie projecten om het bestaande havengebied beter te benutten en de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Op 1 maart 2002 hebben de partners in het Project Mainportontwikkeling Rotterdam een Memorandum van Overeenstemming ondertekend over de uitgangspunten en randvoorwaarden voor de financiering van de verschillende onderdelen dit project.
NS In december 2001 werden nota’s van wijziging ingediend op de ontwerp Spoorwegwet en de concessiewet, die in september 2000 reeds bij de Tweede Kamer waren ingediend. De spoorwegwet – die in 2002 in werking kan treden – behelst een herziening van de verhoudingen tussen de overheid, de NS en haar dochterbedrijven, door de zogenoemde taakorganisaties te bundelen in een zelfstandig bedrijf. Deze overheids-NV krijgt een concessie voor het beheer van de railinfrastructuur, is verantwoordelijk voor de capaciteitsverdeling en de dagelijkse verkeersleiding en int de gebruiksvergoeding. De infrastructuur wordt eigendom van de Staat. De vervoerskamer (i.o.) van de Nma gaat toezien op de non-discriminatoire verdeling van de capaciteit en de toegankelijkheid van de bijkomende voorzieningen. De Inspectie VenW houdt toezicht op de veiligheid. De concessiewet regelt het juridische instrumentarium voor het binnenlands reizigersvervoer per spoor. De wet introduceert de exclusiviteit voor het in de concessie vastgelegde treinvervoer voor een bepaalde periode, biedt de grondslag voor het decentraliseren van bevoegdheden over bepaalde segmenten van het personenvervoer per spoor en creëert de benodigde condities voor aanbesteding. Het is de bedoeling dat NS-reizigers het vervoer op het hoofdrailnet verricht tot en met 2015, na een recuperatieperiode tot en met 2005. In september 2001 stemde de ministerraad in met het Verbeterplan NS met afspraken om in de periode tot 2005 tot herstel te komen van de NS-prestaties. Onderdeel zijn halfjaarlijkse ijkpunten waarop vooral de Raad van Commissarissen zal toezien. In december bleken de prestaties van de NS nog steeds achter te blijven bij de ijkpunten, waarop de voltallige Raad van commissarissen, de president-directeur en de directeur Inen Externe Relaties per 1 januari 2002 opstapten. Ik benoemde daarop, conform de statuten en na instemming van de centrale ondernemingsraad van NS, een nieuwe Raad van Commissarissen, bestaande uit presidentcommissaris de heer Meijer en vier rijksambtenaren als commissaris a.i. voor een half jaar. Zij benoemden vervolgens met instemming van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
7
COR en de nog zittende directieleden de heer Noordzij tot interimdirecteur voor een half jaar. De nieuwe directie werkt een «Schoon-schipplan» uit met doelstellingen voor punctualiteit, klantvriendelijkheid, extra materieel en personeel en dienstverlening op de stations. De Raad van Commissarissen ziet daar op toe en heeft als taak de definitieve commissarissen en de president-directeur te benoemen. Uit de herbezinning blijkt dat veel spoorproblemen veroorzaakt worden door een gebrek aan personeel en materieel. Daarnaast spelen verstoringen op de spoorinfrastructuur een rol. In het overgangscontract II wordt een aantal verbeteringen afgesproken. Daarnaast wordt met de taakorganisaties een actieplan opgesteld ter versnelling en intensivering hiervan. De middelen voor de uitvoering daarvan zijn voor 2002 in de begroting opgenomen.
Binnenvaart Op 5 en 6 september 2001 werd in Rotterdam de Pan-Europese Conferentie over Vervoer over Binnenwateren gehouden, met vertegenwoordigers van de regeringen van de Europese landen en internationale organisaties. De slotverklaring bevatte voorstellen voor een vrije binnenvaart tussen de Noordzee en de Zwarte Zee en een verdere uitbouw van het Europese netwerk van binnenvaartwegen. In samenhang daarmee boog de Europese Commissie zich op 13 november 2001 over invoering van één Europees vaarbewijs voor de binnenvaart.
Luchtvaart Het luchtvaartbeleid is vooral gericht op het scheppen van heldere verhoudingen tussen overheid en bedrijfssector, zoals ook blijkt uit de benadering van Schiphol als bedrijf. De Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) is thans een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO), dat bovendien veel beleidsmatige activiteiten verricht. De scheiding van beleid en uitvoering zal ook hier nog duidelijker doorgevoerd worden. Thans wordt gewerkt aan het vergelijken van verschillende bestuurlijke en juridische opties voor de herpositionering van de LVNL. In principe steunt Nederland het Single Sky-dossier van de EU. Daarin wordt aangestuurd op de vorming van één Europees luchtruim, opgedeeld in functionele landsgrensoverschrijdende blokken, waarbinnen crossborder samenwerking mogelijk is tussen luchtverkeersleidingdiensten. De aanslagen in New York van 11 september leidden tot een vierdaags vliegverbod in de Verenigde Staten, een terugloop van het vliegverkeer en een onzekere marktsituatie. Op 17 december heeft de minister de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen – conform de Europese richtlijnen terzake – vooralsnog ruim € 28 mln. aan financiële steun toegekend, gebaseerd op een schadekostenoverzicht van de maatschappijen. De kosten van de geluidsisolatie van woningen rond Schiphol zijn fors gestegen. Deze meerkosten worden tijdelijk door het rijk voorgefinancierd, maar zullen uiteindelijk op de sector worden verhaald door de heffingstermijn te verlengen.
Veiligheid Een reeks gebeurtenissen, waaronder de aanslagen in New York, de tunnelbrand in Frankrijk en de gebeurtenissen in Enschede en Volendam, heeft de veiligheid tot hoogste prioriteit gemaakt. Naar aanleiding van het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
8
rapport van de commissie Oosting over de ramp met de vuurwerkfabriek te Enschede heeft het kabinet besloten een coördinerende directie Veiligheid te positioneren bij het ministerie van VROM. De betrokken overheden en andere ministeries behouden daarbij wél hun eigen verantwoordelijkheden. Vanaf 1 maart 2002 zal een speciaal rampenteam in het hele land optreden bij calamiteiten. Zonodig kan ook de Inspectie van Verkeer en Waterstaat aan dit flexibele team worden toegevoegd. Op 29 augustus 2001 is aan de Tweede Kamer toegezegd dat het Kabinet voorstellen voor een Kaderwet Tunnelveiligheid zal doen. In de wet zal onder meer een referentiekader voor het veiligheidsniveau van tunnels en overkappingen worden opgenomen. De tunnels in het hoofdwegennet zijn doorgelicht. In de Beneluxtunnel is in oktober 2001 een reeks brandveiligheidsproeven gehouden. Er is een landelijk oefenmodel in ontwikkeling genomen. Ook speelt Nederland in internationaal verband een belangrijke rol bij de ontwikkeling van communautaire kennis en acties. Alles bijeen zal dit het niveau van (brand)veiligheid in tunnels waarborgen en zelfs nog verder verhogen. Ook de veiligheid en doelmatigheid van het goederenvervoer via ondergrondse buisleidingen is tegen het licht gehouden. Op 21 december heeft de ministerraad besloten de procedure rondom de aanleg van ondergrondse buisleidingen te verbeteren en een wettelijke vergunningplicht in te voeren voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Met het bedrijfsleven wordt een plan van aanpak opgesteld dat aan de Tweede Kamer zal worden verzonden.
Verkeersveiligheid De beleidsdoelstelling voor veiligheid op de weg in 2010 is 30% minder doden dan in 1998 (daling tot 750 per jaar) en 25% minder ziekenhuisgewonden (daling tot 14 000 per jaar). Een aantal acties is ondernomen om dat doel, ondanks de stijgend mobiliteit, te bereiken. Omdat de subsidieregeling voor de invoering van de dodehoekspiegel (de zogenaamde Zichtveldsnip) niet afdoende is gebleken, zijn in oktober 2001 extra maatregelen aangekondigd. Zo snel mogelijk wordt de EU-richtlijn ingevoerd, die een dodehoekspiegel of -camera verplicht stelt voor nieuwe vrachtauto’s. Nederland hoopt op een algemene Europese verplichting in 2003. Op 26 november maakte VenW bekend dat beginnende automobilisten vanaf januari 2002 een puntenrijbewijs krijgen. De eerste vijf jaar kan dat worden ingenomen (met de verplichting om opnieuw examen te doen) als ze drie zware overtredingen achter hun naam hebben staan. Het betreft het veroorzaken van ongevallen met letsel of dodelijke afloop, het rijden met zeer hoge snelheid of het rijden met te veel drank op. In november werd besloten dat handmatig bellen SMS-en en internetten in de auto eind maart 2002 wordt verboden. Bellen met een handsfree set blijft toegestaan. De Snelwegpolitie (KLPD) heeft ingehaakt op de campagnes «Rijdt niet onnodig links» en «Houd twee seconden afstand» door gericht te controleren en in 2001 1250 bekeuringen uit te schrijven voor hinderlijk links rijden en 1000 wegens «kleven». Op vrijdag 14 december is de Bob-campagne van start gegaan, met als doel om het rijden onder invloed van alcohol terug te dringen. De campagne propageert aan het begin van een avond stappen af te spreken wie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
9
«de Bob is» en dus nuchter blijft en terug naar huis rijdt. Verkeer en Waterstaat werkt bij de campagne samen met de verkeersveiligheidsorganisatie 3VO, Koninklijk Horeca Nederland en de Branchevereniging Alcohol. Het laatste decennium is zowel het aantal dodelijke slachtoffers als het aantal gewonden op overwegen sterk gedaald. Het vijfjaargemiddelde bedraagt thans 31 doden en 27 gewonden. Het streven is dat het aantal dodelijke slachtoffers niet hoger is dan 24 in het jaar 2010 en het aantal gewonden maximaal 22 bedraagt. De intensivering van het spoorgebruik vereist echter extra inspanningen om het doel voor 2010 te halen. In 2001 is daarom naast het budget van € 45,4 mln. reeds een extra impuls ad. € 113 mln. gedaan. Met deze extra investering kan op korte termijn op gevaarlijke overwegtypen een aanvaardbaar resultaat worden bereikt. Maatregelen die op korte termijn genomen worden zijn het aanbrengen van middengeleiders, reflecterende stroken op slagbomen en langere slagbomen. Deze maatregelen hebben aanwijsbaar geleid tot een daling van het aantal slachtoffers in 2001. Voor wat betreft het bereiken van de doelstellingen op langere termijn zijn additionele maatregelen noodzakelijk, hierbij horen onder meer het ongelijkvloers maken van overwegen.
Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer Het beleid op het gebied van sociale veiligheid is gericht op een afname van de geweldsdelicten bij spoor, bus en tram en een verbetering van het veiligheidsgevoel in en om het OV voor zowel personeel als reizigers. Doel is te voorkomen dat mensen niet meer van het openbaar vervoer gebruik (durven) maken of niet meer in deze sector willen werken. De verantwoordelijkheid voor beleid en uitvoering ligt bij de decentrale overheden en de vervoerbedrijven, samen met politiek en justitie. In januari 2001 is een algemeen overleg gevoerd met de Tweede Kamer over de problematiek van de Sociale Veiligheid in het openbaar vervoer en de bijdrage van VenW aan de oplossing daarvan. Bij de voorjaarsnota is meerjarig een bedrag van € 54 mln. toegevoegd en is € 9 mln. vrijgemaakt voor extra toezicht in tram en metro. In 2001 is een project gestart om cameratoezicht in te voeren op 28 nieuwe stations (naast de bestaande 40). Er is een onderzoek afgerond naar menselijk toezicht op de tram, zodat deze dure vorm van toezicht zo effectief mogelijk kan worden ingezet. Daarnaast wordt gewerkt aan de invoering van de chipkaart OV, gekoppeld aan een gesloten instapregime bij trein- en metrostations. Eveneens in 2001 is een nieuwe monitorsystematiek voor de subjectieve en objectieve veiligheid van reizigers en personeel ontwikkeld, waarvan in april/mei 2002 de resultaten worden verwacht. Het nationale congres «Agressie in verkeer en openbaar vervoer» (29 november 2001) werd medegeorganiseerd en -gesubsidieerd door VenW, evenals het secretariaat van het Platform Sociale Veiligheid, dat de samenwerking tussen OV-bedrijven en andere betrokken partijen faciliteert en verstevigt. Post en telecommunicatie Uitgangspunt van het ICT-beleid, zoals vastgelegd in de nota Netwerken in de Delta, is dat de overheid de randvoorwaarden schept en bewaakt voor een open en concurrerende markt voor de (tele)communicatie-infrastructuur. Daarbij ontwikkelt de telecomregelgeving zich van een specifiek telecom-regime naar algemene mededingingskaders. De Toezichthouder OPTA (de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit) is geëvalu-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
10
eerd en zal ook de komende jaren als onafhankelijk sectoraal toezichthouder fungeren. Daarna wordt OPTA bij de Nma ondergebracht. Op 14 december is de ministerraad akkoord gegaan met een wetsvoorstel dat internetconcurrentie op de tv-kabel beter mogelijk maakt. Conform de nieuwe Europese telecommunicatieregels regelt het voorstel de toegang voor internet over de kabel. De OPTA krijgt de mogelijkheid maatregelen op te leggen aan bedrijven die door een «aanmerkelijke marktmacht» de concurrentie hinderen op de markt voor internettoegang. Internet kent een aantal inherente kwetsbaarheden, die afbreuk kunnen doen aan de toegankelijkheid, veiligheid en betrouwbaarheid voor burgers en bedrijven. Begin juli heeft het kabinet in de nota KWINT (kwetsbaarheid internet) aangegeven hoe het samen met de private sector een veiliger en betrouwbaarder gebruik van internet wil bevorderen. In 2001 is het Wetsvoorstel Elektronische Handtekeningen ingediend bij de Tweede Kamer, betreffende de implementatie van de gelijknamige richtlijn. Dit wetsvoorstel regelt de rechtsgevolgen van elektronische handtekeningen en wijst de OPTA aan als toezichthouder op de certificatiedienstverleners (ook wel bekend als Trusted Third Parties). Op het gebied van ICT en internet komt veel beleid en regelgeving op Europees niveau tot stand. Zo wordt het auteursrecht uitgebreid tot digitale producten en diensten, zoals websites, cd-rom’s en dvd’s. Deze richtlijn moet eind 2002 in alle EU-lidstaten zijn omgezet in nationale wetgeving. Het antennebeleid heeft tot doel om de explosieve toename van het aantal antennes in goede banen te leiden. Dat gebeurt middels het toewijzen van opstelpunten, het bevorderen van site-sharing, informatieverstrekking over gezondheidsrisico’s en toezicht op de welstandsaspecten. In het voorjaar van 2001 heeft de Tweede Kamer de nota Nationaal Antennebeleid vastgesteld. Onderdeel van de implementatie daarvan was de oprichting op 1 oktober 2001 van het Nationaal Antennebureau (NABu), als onderdeel van IVW. Het fungeert als informatieloket en expertisecentrum inzake antennevraagstukken voor burgers, overheden en operators. Een proefproject voor gsm-antennes op wegportalen van Rijkswaterstaat verloopt goed, zodat de verwachting is dat spoedig groen licht kan worden gegeven voor een landelijke roll out. Een andere overheidstaak is de verdeling van frequenties voor toepassingen als radio, UMTS en andere vormen van draadloze communicatie. Naar aanleiding van de veiling van UMTS-frequenties is inmiddels een onderzoek afgerond. De veiling in het kader van de Zero-base herverdeling van AM- en FM radiofrequenties is door de Tweede Kamer geblokkeerd. Omdat een andere verdelingssystematiek op korte termijn niet mogelijk was, is er voor gekozen om tijdelijke vergunningen te verstrekken. Waterbeheer De vierde Nota waterhuishouding uit december 1998 zette reeds de trend die ook in het kabinetsstandpunt inzake het waterbeheer in de 21e eeuw doorklinkt: we bestrijden onveiligheid en wateroverlast niet alleen met technische maatregelen, maar ook met maatregelen op het terrein van de ruimtelijke ordening.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
11
Na de wateroverlast en bijna-rampsituaties van 1993, 1995 en 1998 werd besloten het waterbeleid aan te scherpen op het gebied van veiligheid en wateroverlast. Eind 2000 heeft het Kabinet in een drietal waternota’s een standpunt ingenomen. Het betreft de nota’s Ruimte voor de rivier, de derde Kustnota, en Anders omgaan met water (waterbeleid in de 21e eeuw). De hoofdlijnen van het nieuwe waterbeleid worden breed onderschreven en de gezamenlijk gevoelde noodzaak tot samenwerken is op 14 februari vastgelegd in de Startovereenkomst van VNG, IPO, UvW en het Rijk. Deze zal leiden tot een gezamenlijk taakstellend Nationaal Bestuursakkoord Water in 2002. Naast de uitwerking van deze nota’s zijn onder het motto «veiligheid voorop» de programma’s voortgezet om zo snel mogelijk te voldoen aan de huidige wettelijke veiligheidsnormen. De toelichting daarop is opgenomen in het Infraverslag. In de derde Kustnota is geconstateerd dat de druk op de kust vanaf zowel land als zee toeneemt en dat de zeespiegel versneld stijgt. In 2001 is de beleidsagenda voor de kust uitgewerkt, alsmede een afwegingskader voor de prioritering van zwakke schakels in onze kustverdediging. De veiligheidsrisico’s van met name de buitendijkse delen van kustplaatsen krijgen apart aandacht. Uitgangspunt is om de afslaglijn in de kustplaats te handhaven, zodat het gebied dat bij stormvloed risico loopt niet groter wordt.
Bouwgrondstoffen Praktisch 100% van de herbruikbare afvalstoffen in de bouw wordt inmiddels daadwerkelijk hergebruikt. Daarnaast is de afgelopen jaren steeds meer ophoogzand uit zee gehaald. Via een recente herziening van de Ontgrondingenwet is er meer geld voor een goede compensatie en herinrichting van ontgrondingen.
Europees waterbeleid Op 29 januari 2001 hebben de «rijnministers» verklaard dat de EU-kaderrichtlijn Water 2000–2015 door de lidstaten gecoördineerd zal worden uitgevoerd in het gehele Rijnstroomgebied. Met de goedkeuring van het programma «Rijn 2020» is een duurzame ontwikkeling van de Rijn zeker gesteld. Op 30 november 2001 zijn tijdens een ministersconferentie afspraken gemaakt over de gezamenlijke implementatie van de Europese kaderrichtlijn voor Maas en Schelde. Duitsland en Luxemburg zullen toetreden tot het Maasverdrag en de Belgische federale regering zal toetreden tot zowel het Maas- als het Scheldeverdrag. In de EU Milieuraad is in oktober 2001 de prioritaire stoffenlijst vastgesteld, als onderdeel van de Europese Kaderrichtlijn water. Met die afspraken zijn de doelstellingen van de Vierde Nota Waterhuishouding voor de stroomgebiedorganisaties voor Maas en Schelde grotendeels verwezenlijkt. Over het Schelde-estuarium is begin 2001 een ambtelijke Nederlands/ Vlaamse langetermijnvisie totstandgekomen met als pijlers veiligheid, natuurlijkheid en toegankelijkheid. De Nederlandse lijn werd op 20 december 2001 geaccordeerd door de Tweede Kamer. De komende jaren wordt op basis van die standpunten een ontwikkelingsschets gemaakt (onderbouwd met een strategische milieueffectrapportage en een maatschappelijke kosten-batenanalyse) en nauwer samengewerkt bij beleid en beheer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
12
Partners voor water Begin december 2001 heeft in Bonn een inhoudelijke voorbereidende conferentie voor het onderwerp water plaatsgevonden voor de komende Wereldtop over milieu en duurzame ontwikkeling in september 2002 in Johannesburg (RIO + 10). De focus daar zal vooral liggen op armoedebestrijding en de rol daarbij van voldoende en schoon (drink)water en een gezond ecosysteem. In Bonn is tevens een toolbox integraal waterbeheer gepresenteerd, die is ontwikkeld door Nederland (NWP, Unie van Waterschappen, RIZA, RIKZ) en het Global Water Partnership.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
13
1.2 BELEIDSPRIORITEITEN «VAN ZIJL» Vooruitlopend op de invoering in 2002 van de nota VBTB (Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording) heeft de werkgroep Financiële Verantwoordingen (onder voorzitterschap van oud PvdA-Kamerlid Van Zijl) zich enkele jaren terug gebogen over mogelijkheden voor een nieuwe stijl van verantwoorden. De werkgroep heeft daartoe rijksbreed beleidsprioriteiten gedefinieerd. Voor Verkeer en Waterstaat gaat het voor 2001 om: 1. Waterhuishouding Ten aanzien van de beleidsprioriteit «Waterhuishouding» is met de Tweede Kamer afgesproken de volgende gegevens in de verantwoording op te nemen: • het aantal kilometers veilige danwel nog onveilige waterkering; • de verlaging van de maatgevende hoogwaterstand die nodig is om de veiligheid in het rivierengebied te handhaven; • de omvang van de rivierverruimingsprojecten; • de omvang van de zandsuppleties die nodig zijn voor het in stand houden van een zanderige kust. 2. Bereikbaarheid Aanvankelijk betrof dit de beleidsprioriteit «Congestiekans», waarbij het volgende werd gevraagd: • Welke maatregelen zijn geleverd om de congestiekans op het hoofdwegennet (HWN) terug te dringen? Met als indicatoren: • Aandeel HWN waarop 2% respectievelijk 5% congestiekans wordt overschreden; • aantal voertuigverliesuren. • Welke maatregelen en middelen die daarmee samenhangen hebben wel of niet bijgedragen aan het terugdringen van de congestiekans? In 2000 is deze prioriteit hernoemd naar «Bereikbaarheid», waarmee een breder terrein kan worden beslagen, zoals Reistijden en Betrouwbaarheid spoorvervoer 3. Modal shift 3.1 Goederenvervoer Ten aanzien van «Modal-shift goederenvervoer» is het volgende aan de Tweede Kamer toegezegd: • de vervoerde tonnages per modaliteit, zowel in het binnenland als het grensoverschrijdend vervoer; • containerisatiegraad in het goederenvervoer; • modal split ontwikkelingen per goederensoort.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
14
3.2 Personenvervoer Ten aanzien van «Modal-shift personenvervoer» is het volgende aan de Tweede Kamer toegezegd: • de ontwikkeling van de reizigerskilometers van personenauto’s, fiets en openbaar vervoer; • reizigerskilometers als autopassagier; • de bezettingsgraad per auto in woon–werkverkeer. 4. Mobiliteit en leefbaarheid 4.1 Ontsnippering 4.2 Verkeershinder (in het bijzonder de aspecten veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en stank met betrekking tot respectievelijk: rijkswegen, vaarwegen, spoorlijnen en luchtvaart) 4.3 Externe veiligheid (in het bijzonder risico’s rond goederenemplacementen) Deze zijn hierna per item uitgewerkt. Voor de «Van Zijl I en II» prioriteiten «Waterhuishouding», «Bereikbaarheid» en «Modal shift» zijn ten opzichte van vorig jaar geen nieuwe prestatiegegevens opgenomen. De prestatiegegevens voor «Van Zijl en I en II» zijn voornamelijk gebaseerd op het SVV II beleid. Aangezien in 2001 het NVVP (de opvolger van SVV II) nog niet in werking is getreden is besloten voor de «Van Zijl I en II» prioriteiten geen nieuwe gegevens te verzamelen en dit jaar nog uit te gaan van bestaande indicatoren en gegevens. Volgend jaar zal een Jaarverslag worden opgesteld dat aansluit op de doelstellingen en prestatiegegevens in de begroting 2002 en daarmee op het NVVP. Voor wat betreft de nieuwe gedefinieerde beleidsprioriteiten: «Mobiliteit en leefbaarheid» («Van Zijl III») zijn – zoals besproken bij de behandeling van de verantwoording 2000 in het Algemeen Overleg – doelstellingen en prestatiegegevens opgenomen, die zijn geformuleerd in de VBTBbegroting 2002. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze prestatiegegevens deel uitmaken van het VBTB-groeitraject en derhalve niet altijd aanwezig of volledig zijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
15
1. Waterhuishouding
Omschrijving
Resultaat 1999
Resultaat 2000
Resultaat 2001
1 Aantal km veilige danwel nog onveilige primaire waterkering Onderscheid: a.
Nog nooit voldaan aan veiligheids-
a. -
eisen Wet op de Waterkering
reeds uitgevoerde kadeversterkingen
a. -
Limburg (in km)
147
-
dijkversterkingen t/m 1998
100
-
dijkversterkingen 1999
382
Prognoses: dijkversterkingen 2000
377 759
ná 2000
Al eerder aan eisen voldaan.
b. -
Gerenoveerde Zeeuwse
-
-
dijkvakken (km)
11,2
kosten (EUR mln)
27,8
-
projectkosten/landelijk
674
674 45
Totaal gereed t/m 2001
719
Prognoses:
dijkversterkingen 2001
-
en ná 2001
217
Totaal
891
Gerenoveerde Zeeuwse
10,2
dijkvakken (km) -
kosten (EUR mln)
dijkversterkingen na 2001
172
Totaal
891
4,3
Effect op waterstand in rivierengebied
Gerenoveerde Zeeuwse 11,4
dijkvakken (km) -
incl. projectkosten/landelijk
onderzoek (EUR mln) 2 De verlaging v.d. maatgevende hoog-
Totaal gereed t/m 2000
891
-
Echter, naar huidig inzicht/nieuwe hydraulische voorwaarden niet meer.
totaal gereed t/m 2000 (km) dijkversterkingen 2001
-
132
Totaal b.
382 a. 292
Prognoses:
Prognose: gereed t/m 2000 -
totaal gereed t/m 1999 (km) dijkversterkingen 2000
135
Totaal gereed t/m 1999 -
-
kosten (EUR mln) incl. projectkosten/landelijk
onderzoek (EUR mln)
28,2
In 2000 waren 12 projecten in uitvoering die
onderzoek (EUR mln)
33,4
In 2001 zijn 6 projecten met waterstandsverlagende
waterstand in het rivierengebied, die
is nihil, omdat nog niet is gestart met
een waterstandverlagend effect hebben.
effecten gerealiseerd; één in de Rijn, drie in de Lek
nodig is om de veiligheid daar
verruimen.
De effecten variëren tussen de 0,6 mm
en twee in de Bergsche Maas. De waterstands-
handhaven.
(Opperduit en Lekdijk-West) en 8 cm (Aak-
verlagende effecten liggen tussen de 0,6 cm
# was: omvang afvoercapaciteit van
vlaai en Stuweiland Driel).
(Lekdijk) en 8 cm (Aakvlaai). In 2001 is daadwerke-
grote rivieren
3 Omvang van de rivierverruimings-
-
projecten (in hectares) # was: aantal m3 uiterwaarden waar water opgeslagen kan worden bij hoog water.
gereed gekomen planstudies
lijk gestart met het project spoorbrug Oosterbeek.
omdat de rivierlengte waarover effect merk-
De uitvoering van dit project heeft in 2001 nog niet
baar is, afhangt van aard van de ingreep.
bijgedragen aan waterstandsverlagende effecten.
-
& inrichtingsplannen (no regret) -
Beiden kunnen niet worden opgeteld
10
aangekochte hectares
4
- ingerichte hectares 3 Totaal 1999 (in m ):, waarvan
0
-
aangekochte hectares
-
door V&W
33,5
ha. ingericht door V&W
160
3
aangekochte hectares door V&W
-
45,9
ha. ingericht door V&W 3
185
9.419.725 Totaal 2000 (in m ):, waarvan
5.809.000 Totaal 2001 (in m ):, waarvan
zijn voor in stand houden van
-
strandsuppleties
7.720.000
-
strandsuppleties
4.809.000
-
strandsuppleties
3.980.057
zanderige kust
-
onderwatersuppleties
1.699.725
-
onderwatersuppleties
1.000.000
-
onderwatersuppleties
7.962.000
4 Omvang zandsuppleties, die nodig
11.942.057
Toelichting Ad 1a. De cijfers voor 1999 en 2000 zijn aangepast. Door het hanteren van een andere definitie ten aanzien van datum van realiseren uit de IPO-rapportages, zijn verschillen ontstaan. In de IPO-rapportages wordt gerapporteerd per 1 april en per 1 oktober van een lopend jaar, dit komt overeen met het zogenaamde werkbare c.q. onwerkbare seizoen. De gerealiseerde dijkversterking 2001 is gebaseerd op de stand van zaken per 1 oktober 2001. IPO geeft wel een prognose voor wat na 1 oktober 2001 alsnog veilig kan zijn. Hiermee is in bovenstaande tabel geen rekening gehouden. Over de voortgang van het Deltaplan Grote Rivieren wordt tweejaarlijks separaat gerapporteerd in het kader van de procedure grote projecten. Ad 1b.Ten aanzien van het herstel van de zeeweringen van de Westerschelde is voor € 5,3 mln. meer gerealiseerd. Ad 4. Vanaf 2001 heeft er een intensivering van de kustlijnzorg plaatsgevonden met € 13,6 mln. Er was al € 28 mln regulier beschikbaar. De erosie op dieper water wordt vanaf dat jaar ook bestreden. Waar mogelijk worden suppleties in de vorm van onderwatersuppleties uitgevoerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
16
2. BEREIKBAARHEID a. Voertuigverliesuren
Aanpak Ter voorbereiding van verkeers- en vervoerbeleid is het gebruikelijk om de effecten van beleid vooraf met verkeersmodellen in te schatten. De bepaling achteraf van de effecten van een integraal beleidsprogramma is echter tot nu toe niet gedaan. Wel is het gebruikelijk om de effecten van afzonderlijke maatregelen en instrumenten achteraf te bepalen. Behalve beleid zijn ook externe factoren van invloed op de bereikbaarheid via het hoofdwegennet. Om de effecten van externe factoren en van beleid te kunnen isoleren, zijn gegevens over een langere periode (1995–2000) verzameld: gegevens over de maatregelen, over externe factoren en over de bereikbaarheid via het hoofdwegennet. Omdat de kwaliteit van de gegevens niet altijd perfect is dienen de resultaten met enige voorzichtigheid gebruikt te worden. De geconstateerde effecten gelden alleen voor de periode van onderzoek (de jaren vanaf 1995 tot en met 2000) en kunnen niet geëxtrapoleerd worden naar komende jaren. Vooraf voorspelde beleidseffecten Omdat de bereikbaarheid via het hoofdwegennet in de periode 1990–1995 verslechterde, is in 1996 het beleid geïntensiveerd. In 1998 is het investeringsbudget voor nieuwe infrastructuur tot en met 2010 verhoogd. Het grootste deel van deze nieuwe infrastructuur moet nog gerealiseerd worden. Als indicator voor de bereikbaarheid is hier het aantal voertuigverliesuren gehanteerd: het rijtijdverlies dat optreedt als gevolg van files. In 1996 is verondersteld dat het aantal voertuigverliesuren in de Randstad in 2000 zonder beleid 25% hoger zou liggen. Door versnelling van de maatregelen zou dit kunnen worden omgebogen tot een afname van circa 25%. Het voorspelde effect is dus circa 50% (figuur 1). Buiten de Randstad zou een toename van circa 35% zonder beleid kunnen worden omgebogen tot een afname van circa 10% met beleid. Het voorspelde beleidseffect is hier dus circa 45%.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
17
Figuur 1 Prognosen vooraf (in 1996) van de ontwikkeling van voertuigverliesuren indien wel of geen beleid zou worden uitgevoerd en Meting achteraf (in 2001) van de werkelijke ontwikkeling voertuigverliesuren 1995–2000 en bepaling van de ontwikkeling indien geen beleid uitgevoerd zou zijn (x 1 000; bron: AVV/MuConsult)
30000
25000
20000
15000
10000
5000
0 1995
2000
1995
2000
Achteraf gemeten effecten Achteraf blijkt het gemeten aantal voertuigverliesuren in de periode van 1995–2000 in de Randstad niet zoals vooraf voorspeld gedaald te zijn (met ca. 25% ten opzichte van 1995), maar met circa 20% ten opzichte van 1995 in 2000 gestegen te zijn. Buiten de Randstad wordt er geen daling gemeten van circa 10%, maar een stijging met ca. 125% (figuur 1). Deze stijging van 125% is relatief zo groot omdat de omvang van de congestie buiten de Randstad in 1995 nog relatief beperkt was. Op basis van de nu beschikbare gegevens is het niet mogelijk om een verantwoorde raming van voertuigverliesuren voor 2001 te geven. Het achteraf gemeten effect van alle getroffen beleidsmaatregelen blijkt in de Randstad ongeveer gelijk te zijn geweest als vooraf ingeschat (ten opzichte van 1995 circa 50% minder voertuigverliesuren vanwege het gerealiseerde beleid). Buiten de Randstad blijkt het effect van de beleidsmaatregelen achteraf groter dan de voorspelling vooraf (ten opzichte van 1995 circa 90%in plaats van 45% minder voertuigverliesuren vanwege het gerealiseerde beleid). Indien geen beleid uitgevoerd zou zijn in de periode 1995 tot 2000, dan zou het aantal voertuigverliesuren in de Randstad ten opzichte van 1995 dus gestegen zijn met circa 70% (20%+50%) en buiten de Randstad met circa 215% (125%+90%).
Verklaring van het verschil tussen achteraf gemeten en vooraf voorspeld Twee groepen factoren zijn van invloed geweest op de bereikbaarheid: de beleidsmaatregelen en andere («externe») factoren. Eerst wordt ingegaan op de externe factoren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
18
a) Externe factoren De oorzaak van de veel hogere dan tevoren voorspelde stijging van het aantal voertuigverliesuren van 1995 tot 2000 is dat in heel Nederland de economische groei, de toename van het aantal werkzame personen en de inkomensstijging veel groter is geweest dan de scenario’s die in 1996 gehanteerd zijn («European Renaissance» van het CPB). Tussen 1995 en 2000 is het aantal werkzame personen met 15% gestegen in plaats van met 3% (zowel bij mannen als vrouwen, maar vooral bij vrouwen en deeltijdwerkers). Dit heeft geleid tot een grotere stijging van het gebruik van het hoofdwegennet dan voorzien (circa 20% toename van het woon-werkverkeer per auto). Deze stijging vond met name plaats op de plaatsen en tijden waarop het weggennet al het meest belast was. b) Effect van de getroffen beleidsmaatregelen De implementatie en effecten van de maatregelen in de periode 1995– 2000 waren als volgt (zie ook figuur 2; te lezen «van onder naar boven»). + De aanleg van wegen in de periode 1995–2000 is uitgevoerd conform de planning (MIT) en het effect in Nederland is ongeveer gelijk als verondersteld (circa 42% van het totale beleidseffect). + Om de toenemende congestie op korte termijn te verminderen is het pakket verkeersbeheersing in de periode 1995–2000 tussentijds uitgebreid (o.a. meer spitsstroken en incident management) en is het effect daardoor groter dan tevoren verondersteld (52% in plaats van 30% van het totale beleidseffect). + De gerealiseerde accijnsverhoging is minder geweest dan tevoren verondersteld, hetgeen geleid heeft tot een geringer effect hiervan (3% in plaats van 8% van het totale beleidseffect). + Het voorspeld effect van vraaggericht beleid bestond vooral uit vervoermanagement. Het vervoermanagement heeft minder effect gehad dan tevoren gepland (2% in plaats van 19% van het totale beleidseffect). Dit komt omdat minder bedrijven dit hebben ingevoerd (circa 12% in plaats van 50% van de doelgroepbedrijven) en het effect per actief bedrijf op de afgelegde kilometers kleiner is geweest dan verondersteld (circa 7% in plaats van 17%). Parkeerbeleid en goederenvervoerbeleid hebben een onbekend, maar verondersteld beperkt effect op de congestie op het hoofdwegennet. + Investeringen in het openbaar vervoer hebben zoals tevoren verondersteld een zeer beperkt gehad op het gebruik van het hoofdwegennet (circa 1% van het effect).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
19
Figuur 2 Vergelijking tussen voorspelde effecten van vooraf geplande maatregelen en gemeten effecten van achteraf gerealiseerde maatregelen (gerealiseerd beleid verschilt van gepland beleid) (Randstad en niet-Randstad tezamen)
200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 1995
2000
2000
Conclusies a) Het effect van het gehele beleid op de bereikbaarheid via het hoofdwegennet in de periode 1995 tot 2000 zoals in 1996 vastgesteld is ongeveer even groot als toen voorspeld. Er is hierbij nog niet gekeken naar de effecten op de bereikbaarheid via het overige wegennet en naar de effecten van dit beleid op veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. b) Door externe factoren (groei economie, werkgelegenheid en inkomens) is het gebruik van het hoofdwegennet en de congestie hierop sterker gestegen dan in 1996 verwacht. Met het oog hierop is in de afgelopen jaren reeds de verkeersbeheersing voor de korte termijn geïntensiveerd. Voor de langere termijn is beprijzing, benutting en aanleg in de beleidsprogramma’s opgenomen. c) Het vraagbeïnvloedend beleid heeft minder effect gehad dan voorheen verondersteld. Een deel van het prijsbeleid (accijnsverhoging) is niet gerealiseerd en vervoermanagement door bedrijven is in mindere mate uitgevoerd dan verwacht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
20
b. Reistijden
b1 Reistijden in personenvervoer Ontwikkeling De reistijden met particulier vervoer (auto en fiets) en met collectief vervoer (trein, bus, tram en metro) zijn de afgelopen jaren ongeveer constant gebleven. Wel zien we een grotere toename van het gebruik van snelle vervoerwijzen (auto en trein) dan langzame vervoerwijzen (fiets, bus, tram en metro). Als gevolg hiervan nam de gemiddelde reissnelheid over alle vervoerwijzen enigszins toe. Verondersteld wordt dat dit ook in de komende jaren zo doorgaat. Figuur 3 Gemiddelde snelheid (km/uur) van deur tot deur voor verplaatsingen (alle reismotieven en vervoermiddelen) Bronnen: AVV, o.b.v CBS. 2001 een raming door AVV
50,0 45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 1995
*
1996
1997
1998
1999
2000
2001*
Betreft een schatting.
De verticale stippellijn geeft de trendbreuk uit OVG (Onderzoek Verplaatsings Gedrag) aan. Voor het jaar 2000 is onderzocht of op basis van de OVG gegevens een verschil tussen alle dagen en de werkdagen buiten de zomervakantie bestaat. Dit lijkt niet significant. De cijfers voor 2000 zijn:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
21
Tabel 1: Resultaat onderzoek reistijdverschil werkdagen en alle dagen
Bestuurder auto Passagier auto Trein Bus/tram/metro Bromfiets Fiets Lopen
2000 alle dagen
2000 alle werkdagen muv de maanden juni en juli
44,0 44,3 42,5 20,7 21,8 12,4 4,1
43,9 43,6 42,0 20,7 21,8 12,4 4,2
b2 Trajectsnelheden op autosnelwegen Beleidsdoel Gestreefd wordt naar een gemiddelde trajectsnelheid op autosnelwegen in de spits van tenminste 60 kilometer per uur. Op het moment dat de snelheid op een traject structureel onder de toetswaarde van 60 km/uur komt, is sprake van een knelpunt. Indicator Trajecten van minimaal 30 kilometer lengte waar de toetswaarde op het drukste uur op de dag per richting structureel gehaald wordt. Ontwikkeling Vooruitlopend op de nadere uitwerking van de indicator is de trajectsnelheid in 2000 en in 2001 (tot en met november) per richting berekend op 33 trajecten op de autosnelwegen van rond de 30 kilometer die het meest congestiegevoelig zijn (met name in de Randstad en een deel van Gelderland en Noord-Brabant). Hiervoor zijn de meetgegevens van alle werkdagen gedurende het gehele jaar in de berekening betrokken (dwz geen zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen). Bij 38 van deze 66 meest congestiegevoelige trajecten is de gemiddelde snelheid op het drukste uur in beide jaren boven de toetswaarde van 60 km/uur geweest. Bij 21 trajecten was de gemiddelde snelheid op het drukste uur in beide jaren onder de toetswaarde van 60 km/uur. Bij 7 trajecten lijkt de gemiddelde snelheid op het drukste uur in 2001 onder de toetswaarde van 60 km/uur te zijn gekomen. Het vergelijken van een volledig jaar 2000 met elf maanden 2001 levert een vertekend beeld. Van de zeven trajecten die in 2001 onder de gemiddelde snelheid van 60 km/uur lijken te komen zijn er een aantal welke in de eerste elf maanden van 2000 ook onder de 60 km per uur zaten. De cijfers over het volledige jaar 2001 zijn nog niet beschikbaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
22
Tabel 2: Vergelijking trajectsnelheden op 7 trajecten in de eerste elf maanden van 2001 en 2000 2000 gehele jaar
2000 tot en met november
2001 tot en met november
64 63 61 68 61 61 62
58 63 60 62 55 61 54
59 59 54 49 59 59 58
Haarlem – Amsterdam ochtendspits Utrecht – Hilversum avondspits Utrecht – Amersfoort avondspits Dordrecht-Breda avondspits Eindhoven – Den Bosch avondspits Den Haag – Gouda avondspits Vlaardingen- Gouda avondspits
Figuur 4 Trajectsnelheden op de 33 meest congestiegevoelige trajecten per richting in 2001 (t/m november, balk met getal erin) en in 2000 (gedeeltelijk verborgen balk)
1. Randstad-Noord
0 0
33
0
3 0
3
0
3
30
60
0
00
9
0
0
60
9
9
0
30
69
9
6
60
6
9
0
90
9
9
6
90
9
3
9
3
9
3
9
3 9
60
90
3
3
9
9
0
3
9 30
9
9
9
9
66
6
3
3
3 0
30
60
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
90
90
60
30
23
0
2. Buiten de Randstad
chtends its 0
30
Breda-Dordrecht A16 - 26km
60
Avonds its 90
90
60
74
Dordrecht-Breda A16 - 26km
30 92
82
Breda-Gorinchem A27 - 32km
49
69
98
Gorinchem-Breda A27 - 32km
96
Tilburg-Breda A58/A16 - 33km
86
86
Breda-Tilburg A58/A16 - 34km
93
94
Eindhoven-Tilburg A2/A58 - 28km
100
102
Tilburg-Eindhoven A2/A58 - 28km
93
79
Eindhoven-DenBosch A67/A2 - 40km
78
73
DenBosch-Eindhoven A67/A2 - 42km
59
84
DenBosch-Culemborg A2 - 33km
76
47
Culemborg-DenBosch A2 - 33km
86
68
68
Heerlen-Maasbracht A2/A76 - 35km
105
Maasbracht-Heerlen A2/A76 - 36km
102
90
Ede/Wageningen-Utrecht A12 - 31km
92
64
100
Utrecht-Ede/Wageningen A12 - 31km
105
Arnhem-Ede A12 - 29km
91 100
72
Ede-Arnhem A12 - 29km
99
Arnhem-Nijmegen A12/A50/A73 - 30km
93
Nijmegen-Arnhem A12/A50/A73 - 32km
79 61 90
83
Deventer-Arnhem A1/A50 - 36km
76
Arnhem-Deventer A1/A50 - 35km
96 99
0
0
30
60
67
90
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
90
60
30
0
24
3. Randstad-Zuid
Avondspits
Ochtendspits 0 Rotterdam -Den Haag A16/A20/A13/A4 - 28km
30
60
90
90
60
47
Den Haag-Rotterdam A16/A20/A13/A4 - 28km
30 71 42
68
Gouda-Den Haag A12 - 32km
67
46
Den Haag-Gouda A12 - 32km
59
83
Rijnmond- Den Haag A15/A4/A20/A13/A4 - 35km
66
64
Den Haag-Rijnmond A15/A4/A20/A13/A4 - 33km
46
74
Oud-Beijerland-Westland A29/A15/A4/A20 - 33km
85
58
Westland-Oud-Beijerland A29/A15/A4/A20 - 32km
82
Europoort-Papendrecht A15 - 29km
70
98
Papendrecht-Europoort A15 - 29km
74
80
Gorinchem-Rotterdam A15/A16 - 36km
85
66
Rotterdam-Gorinchem A15/A16 36km
89 91
Dordrecht-Rotterdam A16/A20/A13 - 29km
70
53
Rotterdam-Dordrecht A16/A20/A13 - 29km
76 87
Bodegraven-Utrecht A12 - 33km
67
75
Utrecht-Bodegraven A12 - 33km
61
101
Gouda-Utrecht A12 - 30km
73
64
Utrecht-Gouda A12 - 30km
91 98
Gouda-Vlaardingen A12/A20 - 28km
64
Vlaardingen-Gouda A12/A20 - 28km
68
Beesd-Utrecht A2 - 28km
74 73 58
43
Utrecht-Beesd A2 - 28km
86 95
Gorinchem-Utrecht A27- 35km
48
64
Utrecht-Gorinchem A27- 35km
88 97
0
0
30
60
52
90
90
60
30
0
Verklaring bij de ontwikkeling Ondanks de aanleg en betere benutting van het hoofdwegennet treden door het toenemende verkeer meer bereikbaarheidsknelpunten op autosnelwegtrajecten op. Op basis van de maatregelen van het NVVP inclusief prijsbeleid is de ambitie alle bereikbaarheidsknelpunten in 2020 te hebben opgelost. b3 Ontwikkeling reistijden spoorvervoer Beleidsdoel Een verkorting van de reistijd door vergroting van het aantal verbindingen en betere aansluitingen. Indicator Evenals in de monitoring van Prorail is de reistijdvergelijking gemaakt voor alle relaties: + in Nederland; + binnen de Randstad; + die worden afgelegd binnen de corridor Amsterdam Schiphol/Haarlem – Den Haag – Rotterdam – Dordrecht;
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
25
+ + + + +
van en naar Schiphol; van en naar de agglomeratie Amsterdam; van en naar de agglomeratie Den Haag; van en naar de agglomeratie Rotterdam; van en naar de agglomeratie Utrecht.
Ontwikkeling Na invoering van de zomerdienstregeling 2001 is er sprake van een reistijdtoename. Door invoering van de nieuwe dienstregeling in september is deze reistijdtoename nog versterkt, met name in het weekeinde. Verklaring bij ontwikkelingen De verandering in de reistijden is het gevolg van de volgende ontwikkelingen: + Verbeteringen en wijzigingen in de dienstregeling door NS, mede mogelijk gemaakt door de uitbreiding van de extra infrastructuur die in de afgelopen jaren gereed is gekomen. Ook de inkoop door het Rijk van extra treindiensten in het kader van Samenwerken aan bereikbaarheid heeft hieraan bijgedragen. + De treinfrequenties zijn verhoogd, in sommige gevallen deels ten koste van het aantal stoptreinen in de daluren. Het aantal treinen op de corridor Amsterdam-Schiphol-Den Haag-Rotterdam-Dordrecht is in de spits sinds 1995/96 met 20 tot 50% verhoogd. Op 4 van de 5 deeltrajecten op deze corridor wordt de in Prorail gedachte frequentieverbetering gerealiseerd. Op een deel van de corridor (tussen Dordrecht en Rotterdam) is dit nog niet geval, omdat in Barendrecht nog wordt gewerkt aan de infrastructuur. + De infrastructuur is de afgelopen jaren uitgebreid, waaronder onder meer extra sporen tussen Utrecht-Amersfoort, Amersfoort-Amersfoortaansluiting, Leiden-Den Haag, Den Haag-Rijswijk, Rotterdam-Dordrecht (excl. Barendrecht), Weesp-Gaasperdammerweg, Amsterdam Zaanstraat, aanleg van vrije kruisingen bij Woerden, Amersfoort, Utrecht CS, Gouda en extra sporen tussen Groningen en Leeuwarden en uitbreiding van de stations Amersfoort en Den Bosch. + De opening van een aantal stations, waaronder Houten Castellum, Winterwijk-west en 2 stations aan de lijn Enschede-Gronau, nl. Glanerbrug en Enschede-Eschmarke. + Het vervoerbedrijf van NS is op dit moment een overbelaste organisatie met een tekort aan mensen en materieel. NS heeft te weinig mensen en te weinig materieel om de dienstregeling uit te voeren. + Doordat treinen in onderhoud zijn of op onderhoud wachten zijn er te weinig treinen beschikbaar. In 1998 stond gemiddeld 9% van de zitplaatsen in de garage, nu in 2001 is dit bijna 20%. Om het tij te keren heeft NS een verbeterplan gemaakt om de operationele knelpunten aan te pakken onder de titel Bestemming: Klant nu. In januari 2002 is zowel de directie van NS als de RvC afgetreden. Op korte termijn beoogt NS de informatievoorziening aan de reiziger te verbeteren om zo verstoringen voor de reiziger zo hanteerbaar mogelijk te maken. De (meerjarige) evaluatie van de Prorail-investeringen is uitgevoerd. Over de uitkomsten is de Tweede Kamer apart geïnformeerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
26
c. Betrouwbaarheid spoorvervoer
Beleidsdoel De kwaliteit van het spoorvervoer verbeteren zodat het betrouwbaar en klantgericht opereert. Indicator Punctualiteit, zoals afgesproken en gedefinieerd in het Overgangscontract II over het Hoofdrailnet tussen de Staat en NSR. Ontwikkeling Figuur 5 Ontwikkeling betrouwbaarheid spoorvervoer (percentage treinen met minder dan 3 minuten vertraging op knooppunt)
95
90
85
80
75
70 1995 1996 1997
1998 1999 2000
2001 2002
2003 2004 2005
In het Overgangscontract II met NS zijn output-afspaken gemaakt over de punctualiteit (als indicator van kwaliteit van de dienstverlening). Bij de vaststelling van deze normering was aangesloten bij de stijgende trend vanaf 1995. Medio 2001 werd duidelijk dat de NS de afgesproken punctualiteit niet zou kunnen realiseren. NS heeft daarom conform het contract een Verbeterplan opgesteld waarin een minimum doelstelling voor de punctualiteit is opgenomen in een groeitraject met het streven om de oorspronkelijke normen zo snel mogelijk binnen bereik te brengen. VenW heeft strikt toegezien op het niet behalen van deze minimum doelstelling, wat ertoe heeft geleid dat de leden van de raad van commissarissen en twee leden van de raad van bestuur ontslag hebben genomen.
Verklaring Een aantal oorzaken ligt ten grondslag aan de forse daling van de punctualiteit. Een tekort aan zitplaatsen, veroorzaakt door een niet-geanticipeerde sterke reizigersgroei in combinatie met niet tijdig bestellen van nieuw materieel en achterstand in het onderhoud; personeelstekorten en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
27
hoge druk op de uitvoeringsorganisatie door een overspannen arbeidsmarkt, grote uitstroom van personeel en stijgend ziekteverzuim; opstartproblemen in de dagelijkse bijsturing na de overgang van een deel van Railverkeersleiding naar NS Reizigers.
Conclusie De beoogde output, zoals afgesproken in het Overgangscontract II, is niet gerealiseerd door de NS. Vanwege het contract heeft VenW daarom gestuurd op een Verbeterplan. Het programma dat NS daarin heeft uitgewerkt zal pas na 2004 effecten sorteren overeenkomstig de oorspronkelijke normen. Het Verbeterplan vormt daarom de basis voor een recuperatieperiode tot en met 2005. Een definitieve concessie is aan de orde als het herstel dan voldoende is ingezet. 3 MODAL SHIFT 3.1 MODAL SHIFT-GOEDERENVERVOER
Doelstelling Het goederenvervoerbeleid is er op gericht de verschillende schakels in de transportketen te integreren en te verbeteren, zodat het infrastructurele netwerk beter kan worden benut. Mede in dat kader wordt gestreefd naar een betere benutting van de afzonderlijke vervoersmodaliteiten en het verbeteren van opslag- en overslagfaciliteiten (door terminals). Onder andere daardoor kan een verschuiving van wegvervoer naar het spoorvervoer, binnenvaart en short sea (de zogeheten modal shift) worden gerealiseerd. Specifieke doelstelling: Modal shift goederenvervoer: In de nadere intensivering van het SVV-2, Transport in Balans, is de volgende doelstelling voor modal shift goederenvervoer opgenomen voor de periode 1994–2010: – 20 mln ton verschuiving van vervoer op de weg naar het spoorvervoer in 2010, t.o.v. 1994. – 20 mln ton verschuiving van vervoer op de weg naar de binnenvaart 2010 t.o.v. 1994. – 10 mln ton verschuiving van vervoer op de weg naar shortsea en buisleidingen. Deze doelstelling is in het NVVP niet overgenomen. In de grafiek en de tabellen hierna is met name inzicht gegeven in de modal split van het vervoerde tonnage.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
28
Ontwikkeling 1. Vervoerde tonnage (in mln) per vervoerswijze (bruto-plus gewicht: inclusief gewicht van de laadeenheid) Figuur 6 Vervoerd gewicht in tonnen per modaliteit. (Bron: CBS, AVV. Voor 2001 ramingen)
300
700 600
250
500 200 400 150 300 100 200 50
100
0
0 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2. Vervoerde tonnage in % per vervoerswijze inclusief buitenlands wegverkeer op Nederlandse wegen (bruto-plusgewicht: inclusief gewicht van de laadeenheid). Tabel 3: Vervoerd gewicht in % per vervoerswijze
Weg Spoor Binnenvaart Short Sea Deep Sea Pijpleiding Totaal
1995
1996
1997
1998
1999
2000
43% 2% 20% 14% 15% 7% 100%
42% 2% 20% 15% 14% 8% 100%
41% 2% 21% 15% 14% 7% 100%
41% 2% 21% 15% 14% 7% 100%
44% 2% 19% 15% 13% 7% 100%
42% 2% 19% 16% 13% 7% 100%
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
29
3. Vervoerde tonnage met containers (x mln. per vervoerswijze) C= Containerisatiegraad = vervoerd gewicht per container gedeeld door het totaal vervoerd gewicht (uit figuur 6) Tabel 4: Containerisatiegraad
(in mln. ton)
1998
C
1999
C
2000
C
Weg Spoor Binnenvaart Zeevaart Pijpleiding Totaal
29
5%
14 60
5% 15% 0% 8%
34 8 22 65
5% 34% 8% 16% 0% 9%
18 9 26 65
3% 30% 10% 15% 0% 8%
104
129
118
Deze tabel iz zonder buitenlandse wegvervoerders. Zeevaart is short sea + deep sea
De containerisatiegraad is momenteel alleen beschikbaar voor de jaren 1998 tot en met 2000. 4. Vervoerde tonnage (in mln) per vervoerswijze (bruto-plus gewicht: inclusief gewicht van de laadeenheid) per goederensoort Tabel 5: Vervoerd gewicht in tonnen per goederensoort
Weg Spoor Binnenvaart Zeevaart Pijpleiding Totaal
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Totaal
62 1 8 8
94 1 17 24 1 137
2 2 20 43
15 1 41 147 102 306
5 4 35 54
16 2 5 8
156 2 96 16
11 0 6 6
168 11 30 92
98
31
270
23
56 3 17 28 1 105
585 27 275 426 104 1 417
79
67
301
Omschrijving goederensoorten (NSTR-hoofdstukken (Nomenclature uniforme des marchandises pour les Statistiques de Transport, Revisé)): 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Landbouwprodukten, levende dieren Voedingsproducten en veevoeder Vaste minerale brandstoffen Aardolie en aardolieprodukten Ertsen en metaalresiduen Metalen, metalen halffabrikaten Ruwe mineralen; bouwmaterialen Meststoffen Chemische producten Overige goederen en fabrikaten
Ontwikkelingen Van 1995 tot 2000 was er een continue toename van de vervoersomvang te zien voor alle vervoerwijzen met uitzondering van het deep sea vervoer. Toch is de verdeling van de vervoersomvang over de vervoerswijzen (de modal split) in het binnenlands en het grensoverschrijdende vervoer in de afgelopen jaren vrijwel onveranderd gebleven. De procentuele groei was het sterkst bij het spoorvervoer en het short sea vervoer, de absolute toename was echter bij het wegvervoer het grootste.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
30
Voor 2001 varieert de raming van verandering van de vervoersomvang van lichte daling van -0,4% tot een stijging van +4%.
Verklaring van de ontwikkeling De modal split ontwikkeling kan worden verklaard uit het feit dat de goederensoorten waarin binnenvaart, spoor, short sea en pijpleiding een sterke positie hebben, in absolute zin minder snel groeien dan het vervoer van de overige producten, waarin juist het wegvervoer een sterke positie heeft. 3.2 MODAL SHIFT-PERSONENVERVOER
Doelstelling – Reductie van de groei van het aantal auotokilometers: 35% groei in 2010 ten opzichte van 1986. – Vergroten van de gemiddelde bezettingsgraad per auto in woon– werkverkeer van 1,2 in 1990 tot 1,6 in 2010. Ontwikkelingen De ontwikkeling van de gerealiseerde vervoersomvang wordt uitgedrukt in reizigerskilometers per jaar. Onderscheiden wordt het gebruik van de auto, openbaar vervoer, en de fiets. De gebruikte databron is voor alle modaliteiten het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) van het CBS, vanwege de vergelijkbaarheid van ontwikkelingen. Er is sprake van een trendbreuk omdat het OVG sinds 1999 een andere methode hanteert. De kwaliteit van de cijfers is hierdoor verbeterd, maar de cijfers van voor en na 1999 kunnen hierdoor niet met elkaar worden vergeleken. Het gebruik van de auto groeit jaarlijks. Voor 2001 wordt een verdere groei verwacht van het aantal reizigerskilometers (raming AVV). In 2000 bedroeg het aantal reizigerskilometers 141,1 miljard. Hiervan was 89,1 miljard kilometers (63,1%) voor rekening van bestuurders en 52,0 miljard van passagiers. Tussen 1986 en 1999 is het gebruik door bestuurders met 28% toegenomen en door passagiers met 6%. De ontwikkeling van de OV-modaliteiten (trein en bus, tram en metro) zullen naar verwachting achterblijven in 2001. Het gebruik van de trein was in 2000 toegenomen tot 15,4 miljard reizigerskilometers, na een lichte afname tot 15,0 miljard. Het gebruik van bus, tram en metro is stabiel gebleven, na een licht toename tot 7,5 miljard reizigerskilometers in 1999. Het gebruik van de fiets fluctueert rond een gemiddelde van ongeveer 13 miljard reizigerskilometers per jaar. Het aandeel van elke modaliteit in het totaal aantal reizigerskilometers wordt uitgedrukt met de modal split. In 2000 is het aandeel van personenauto bijna 76%, van bus, tram en metro 4%, van de trein 8%, en van de fiets 7%. De resterende 5% is bromfietsgebruik, lopen en overig. Ten opzichte van 1999 zijn de verschillen minimaal. Door de trendbreuk is vergelijking met de jaren ervoor niet mogelijk.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
31
Figuur 7 Ontwikkeling reizigerskilometers (mld. kms, CBS, 2001 raming)
150
20
140
15
130
10
120
5
110
1
1
25
0
100 1985
1990
1995
2000
In figuur 7 zijn de ontwikkelingen in reizigerskilometers weergegeven tegen 2 schalen, waarbij de rechter schaal geldt voor de auto.
Verklaring De toename van de mobiliteit is de laatste jaren grotendeels toe te schrijven aan twee factoren. Dit zijn de economische groei en de bevolkingssamenstelling. Met de economische groei steeg het aantal werkenden en het woon-werk verkeer. Het woon-werkverkeer neemt met bijna 7% het grootste deel van de stijging van jaarkilometrages in 1999 voor zijn rekening (Personenauto-panel, 1999). De economische groei heeft een direct verband met de autoverkopen en het autogebruik. Naast werkgerelateerde kilometers nam het gebruik van de auto voor ontspanning en sport toe. Verwacht wordt dat afnemende economische groei in de jaren 2000 en 2001 de toename van de (auto)mobiliteit zal afremmen. De ontwikkeling van het openbaar vervoer is met name beïnvloed door de invoering van de OV-studentenkaart en de latere wijziging van deze regeling. Als de ontwikkeling bekeken zou worden zonder rekening te houden met het gebruik van de studentenkaart, dan laat de trein bijna elk jaar een gestage groei zien. In 2001 lijkt een stabilisatie zich voor te doen. Voor het stabiele gebruik van het stads- en streekvervoer, uitgedrukt in reizigerskilometers, zijn twee redenen. Het aanbod sluit onvoldoende aan bij de vraag en de kwaliteit van het vervoer is minder. In de nieuwe woonen werkgebieden is bijvoorbeeld onvoldoende openbaar vervoer en het openbaar vervoer is minder geschikt voor verplaatsingen die meerdere reismotieven combineren. Vergeleken met de auto is het met name het comfort en de (sociale) veiligheid minder.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
32
Het gebruik van de fiets wordt sterk beïnvloed door de weersomstandigheden. De fluctuaties in het fietskilometrage zijn te wijten aan natte of droge zomers en koude of warme winters. Verwacht wordt dat door de warme zomer van 2001 het aantal fietskilometers licht zal zijn toegenomen ten opzichte van 2000. 4. MOBILITEIT EN LEEFBAARHEID 4.1 Ontsnippering
Doelstelling Opheffing van de belangrijkste fysieke barrières binnen de ecologische hoofdstructuur door spoorwegen, wegen en kanalen in 2020. In 2010 is 90% van de geïnventariseerde knelpunten van het hoofdwegennet (uitgaande van de lijst van 1994) waar alleen met een maatregel aan de infrastructuur de doorsnijding kan worden opgeheven, opgelost. In het interdepartementale Meerjarenprogramma Ontsnippering zal worden bezien of deze doelstelling ook voor spoor- en vaarwegen kan gelden. Dit is mede afhankelijk van het nog vast te stellen ambitieniveau. Ontwikkeling Tabel 6: Ontwikkeling ontsnippering
Wegverkeer
Aantal knelpuntkilometers doorsnijding EHS in 1994
Aantal knelpuntkilometers door snijding EHS t/m 2000
Afname t/m 2000 t.o.v. 1994
649 km
419 km
35%
Afname t/m 2001 t.o.v.
Aantal knelpuntkilometers door snijding EHS t/m 2001
1994
2000
404 km
38%
3%
Verklaring In 2001 zijn diverse maatregelen gerealiseerd, met name kleinschalige maatregelen als kleinwildtunnels. Daarnaast waren er veel grote projecten zoals ecoducten in voorbereiding. Omdat deze projecten, die al wel geld kostten, maar nog niet afgerond zijn, is het effect hiervan nog niet zichtbaar. Door middel van amendement nr. 17 (Van der Steenhoven) op de begroting 2001 is het budget voor ontsnippering in 2001 verhoogd van € 4,5 mln. naar € 11,3 mln. Deze intensivering is aangebracht binnen artikel 01.01.04 «Beheer en onderhoud Rijkswegen» en gaat ten laste van andere BenO-taken aan rijkswegen. Het tempo waarin de (structurele) intensivering van het uitvoeringsprogramma ontsnippering kan gebeuren, is afhankelijk van het aantal maatregelen dat uitvoeringsgereed en voldoende afgestemd is met (maatregelen van) andere overheden. Met name de grote ontsnipperingswerken, zoals ecoducten, kosten veel voorbereidingstijd. Dit zowel in planologische, bestuurlijke als in civieltechnische zin. Vanwege deze uitvoeringsaspecten wordt de extra € 6,8 mln. voor ontsnippering verspreid over 2001 en 2002 uitgegeven. Samen met reguliere € 4,5 mln. heeft dit in 2001 geleid tot een programma van € 7,7 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
33
4.2 VERKEERSHINDER a. Veiligheid
a1. Veiligheid – wegverkeer Doelstelling De operationele beleidsdoelstelling voor veiligheid op de weg is in 2010 30% minder doden t.o.v. 1998 (daling tot 750 verkeersdoden per jaar) en 25% minder ziekenhuisgewonden (daling tot 14 000 per jaar) in het wegverkeer t.o.v. 1998. + Verkeersdoden
Geconstateerde ontwikkelingen Over 2001 kan nog geen betrouwbare schatting gegeven worden. Gebaseerd op de trendmatige ontwikkeling over de periode 1986 t/m 2000 zou het aantal geregistreerde verkeersdoden in 2001 op ca. 1036 moeten uitkomen. Het werkelijk aantal geregistreerde verkeersdoden in 2001 is 993. Dit betekent een afname van ruim 8% ten opzichte van 2000. Figuur 8 Ontwikkeling geregistreerde verkeersdoden (AVV)
2000
1500
1000
500
0 1986
1991
1996
2001
2006
Verklaring De ontwikkeling van het aantal verkeersdoden is niet alleen van het verkeersveiligheidsbeleid afhankelijk, maar ook van ontwikkelingen op gebied van demografie, mobiliteit en van toevalligheden zoals het weer en statistische fluctuaties. De daling van het aantal geregistreerde verkeersdoden is ondermeer het gevolg van de voortgaande implementatie van het startprogramma Duurzaam Veilig en een uitbreiding van de handhaving door de gebiedsgerichte aanpak van het Bureau Handhaving van het OM. Daarnaast is waarschijnlijk een deel van de daling van het aantal geregistreerde verkeersdoden het gevolg van een lichte daling in de regisratie. Dit is nog onderwerp van onderzoek.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
34
Conclusie De daling van het aantal verkeersdoden, die stagneerde, gaat in 2001 weer de goede kant op. + Ziekenhuisgewonden
Geconstateerde ontwikkelingen De cijfers voor het werkelijke aantal ziekenhuisgewonden in 2001 komen eind 2002 beschikbaar. Sinds 1991 is er sprake van stabilisatie van het aantal geregistreerde ziekenhuisgewonden. In 2001 is er, gebaseerd op het geregistreerde aantal, sprake van een lichte daling van 4% ten opzichte van 2000. Figuur 9 Ontwikkeling geregistreerde en werkelijke aantal ziekenhuisgewonden (AVV)
25000
20000
15000
10000
5000
0 1986
1991
1996
2001
2006
2001
Verklaring van de ontwikkelingen Zie verkeersdoden. Conclusie De taakstelling voor 2000 (25% reductie van het geregistreerde aantal ziekenhuisgewonden t.o.v 1986) is niet gehaald. De daling bedroeg 22%. De belangrijkste daling vond plaats in de periode tot 1992. Sedertdien is sprake is van een zeer beperkte daling, ook in 2001.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
35
a2. Veiligheid – spoorwegen Tabel 7: Letsels 1981–2001 Railverkeer Nederland
1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Reizigers – gedood – gewond Personeel – gedood – gewond Overwegverkeer – gedood – gewond
5 jr gem
1
0
1
3
5 139
2 117
0 191
9 177
3 150
0 160
0 111
1 116
6 141
3 117
3 96
1 107
6 104
3,8 113
3
3
3
2
5 81
3 84
1 48
1 42
1 34
1 36
6 32
0 50
2 52
3 36
2 31
1 33
1 24
1,8 35,2
48 45
64 40
47 39
40 29
28 28
55 38
47 43
38 41
42 39
38 42
45 31
33 42
31 29
25 32
47 25
34 25
18 24
31 27
Reizigers Voor reizigersveiligheid in de Kadernota Railveiligheid (1999) gesteld – «Handhaaf het huidige veiligheidsniveau van het Persoonlijk Risico» – Voor het in en uitstappen is gesteld «Streef hier naar een verlaging van het risico met 50%.» De cijfers vertonen een grote spreiding over de verschillende jaren. Het vijfjarig gemiddelde over de gemeten jaren geeft hierbij een beter beeld. Figuur 10. Ontwikkeling doden en gewonden treinreizigers
In figuur 10 is de ontwikkeling van het aantal doden en gewonden treinreizigers weergegeven tegen 2 schalen, waarbij de rechter schaal geldt voor het aantal doden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
36
Het aantal dodelijke slachtoffers blijft nagenoeg constant en het aantal letselgevallen neemt sterk af tot bijna de helft van het aantal in 1991. Naar verwachting zal met de huidige intensiteit van het spoorvervoer de genoemde doelstellingen voor 2010 gehaald worden. Personeel Voor de veiligheid van het personeel is gesteld: «handhaven van het huidige veiligheidsniveau («stand still»)». Figuur 11. Ontwikkeling doden en gewonden treinpersoneel
90
7
80
6
70 5 60 50
4
40
3
30 2 20 1
10 0
0 1985
1987
1989
1991
1993
1995
1997
1999
2001
In figuur 11 is de ontwikkeling van het aantal doden en gewonden onder treinpersoneel weergegeven tegen 2 schalen, waarbij de rechterschaal geldt voor het aantal doden. Ook hier vertonen de jaarlijkse getallen een grote spreiding. Worden de vijfjarige gemiddelden bekeken dan is te zien dat het aantal dodelijke slachtoffers nagenoeg gelijk is gebleven en is het aantal letselgevallen sterk afgenomen. Overweggebruikers Voor de veiligheid van overweggebruikers is in de Kadernota Railveiligheid gesteld dat het aantal dodelijke slachtoffers en het aantal gewonden in 2010 gehalveerd moet zijn ten opzichte van het aantal in 1985. Dit komt neer op maximaal 24 dodelijke slachtoffers en maximaal 22 gewonden in 2010.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
37
Figuur 12. Ontwikkeling doden en gewonden over weggebruikers
gedood
ge o d
ge o d
gedood
g ge d g ge d
Ook hier vertonen de cijfers een grote spreiding. Het vijfjaarlijks gemiddelde geeft het beeld van een vrij constante afname. Deze afname is ondanks de verdere intensivering van het weg- en spoorverkeer. Het beleid om spoorwegovergangen veiliger te maken, waar mogelijk op te heffen of ongelijkvloers te maken, lijkt zijn effect te hebben. De doelstelling voor 2010 lijkt al eerder bereikt te worden. De sterke afname is conform de verwachtingen. Op dit moment worden vooral de snel uitvoerbare maatregelen geïmplementeerd. Dit levert op korte termijn een sterke verbetering op van de veiligheid. Voor de periode 2006 tot 2010 blijven echter de moeilijker te nemen maatregelen over. De jaarlijkse afname van het aantal slachtoffers zal dan minder zijn. De inzet is voor die periode gericht op het compenseren van de verwachte intensivering van het weg- en spoorverkeer. Over de gehele periode van 2000 tot 2010 zal de genoemde verhoogde inzet op snel uitvoerbare maatregelen (en daarmee een snelle verbetering van de veiligheid) een aanzienlijke besparing van het aantal slachtoffers betekenen vergeleken met een meer continue aanpak.
a3. Veiligheid – vaarwegen Doelstelling Ten minste handhaven van het bestaande veiligheidsniveau op zee en binnenwater qua aantal ongevallen met significante gevolgen (doden, gewonden, grote schade) in het jaar 2010 t.o.v. 1998 inclusief havens. Ontwikkeling scheepsongevallen Noordzee In figuur 13 is de ontwikkeling van het aantal ongevallen op het Nederlands deel van het Continentaal Plat (NCP) sinds 1986 zichtbaar gemaakt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
38
Figuur 13 Ontwikkeling scheepsongevallen Noordzee
40 35 30 25 20 15 10 5 0 1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
Conform de in de in 1996 aan de Tweede Kamer uitgebrachte Voortgangsnota scheepvaartverkeer Noordzee beschreven methodiek zijn ook over 2000 de scheepvaartongevallen op het Nederlands deel van het Continentaal Plat (NCP) weer op hun aard, oorzaak en gevolgen geanalyseerd. In 2000 hebben zich volgens de in genoemde Voortgangsnota gehanteerde definitie 21 ongevallen voorgedaan, een aanzienlijke daling ten opzichte van de voorgaande jaren, en ook een relatief aanzienlijk lager aantal dan de gehanteerde streefwaarde van 25 ongevallen. Géén van de ongevallen in 2000 heeft geleid tot aanzienlijke schade voor mens, milieu of infrastructuur. Naar hun aard en oorzaak was er ook géén sprake van ongevallen die een tussentijdse heroverweging van het gevoerde beleid noodzakelijk maken. Ter zake van de ontwikkeling van scheepsongevallen op binnenwateren zijn onvoldoende betrouwbare gegevens beschikbaar. Ook de realisatiegegevens voor 2001 zijn nog niet beschikbaar. Tabel 8: Overzicht van het aantal significante ongevallen op de Noordzee (het Nederlandse deel van het continental plat) en binnenwateren met vrachtschepen
Aantal significante ongevallen op de Noordzee1 Aantal significante ongevallen op binnenwateren2 1 2
1998
1999
2000
2001
35
19
21
Nog niet bekend
55
Nog niet bekend
Nog niet bekend
Nog niet bekend
Registratie door de Kustwacht. Registratie door de rijkspolitie te water, de Kustwacht en de regionale directies van Rijkswaterstaat.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
39
a4 Veiligheid – luchtvaart Doelstelling: Geen toename van het aantal ongevallen relevant voor de Nederlandse Luchtvaart en het minimaal voldoen aan en handhaven van het veiligheidsniveau dat internationaal is afgesproken. Ontwikkeling Figuur 14 Verloop van de groei van de wereldluchtvloot versus ongevalsratio per miljoen vluchten tot en met 1999.
25000
20000
1,5/15000
1,0/10000
0,5/5000
0 1980
1982
1984
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
Toelichting De ontwikkeling van de ongevalsratio (uitgedrukt in het aantal fatale ongelukken per miljoen vluchten wereldwijd) zoals die internationaal wordt bepaald is nog niet verwerkt in de statistieken van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Op voorhand is wel duidelijk dat deze meerjarige ongevalskans in 2001 niet is toegenomen. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat de aanslagen van 11 september niet worden meegenomen in deze statistieken vanwege de internationaal gehanteerde definitie van luchtvaartveiligheid. De traditionele definitie van luchtvaartveiligheid heeft geen betrekking op ongevallen als gevolg van terrorisme. In de periode 1980 tot en met 1998 is de ongevalsratio wereldwijd verschillend per vliegtuiggeneratie (afhankelijk van periode van certificatie/toegepaste technologie): eerste generatie 3,5 (per miljoen vluchten), tweede generatie 1,6 en derde generatie 0,5. De dalende ongevalsratio wordt met name door het «generatie-effect» veroorzaakt. In absolute cijfers zijn de aantallen ongelukken wereldwijd met commerciële passagierstoestellen gedaald van 21 toestellen in 1999 naar 18 toestellen in 2000 en 2001.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
40
b. Geluidskwaliteit
b1 Wegverkeer en spoorvervoer Beleidsdoel NVVP Bij wegverkeer is het doel voor 2010 dat bij woningen de grenswaarde van 70 dBA gevelbelasting niet meer wordt overschreden (behoudens incidentele gevallen). Daarnaast pakt het rijk de situaties aan waar de geluidsbelasting aan woningen door een onvoorziene verkeersgroei, hoger uitvalt dan eerder is afgesproken. Dit moet leiden tot 90% afname van de situaties met een gevelbelasting boven 65 dBA en 50% afname van de situaties met een gevelbelasting boven 60 dBA. In al deze gevallen betreft het situaties waar – in het kader van huidige wet Geluidhinder- eerder ontheffingen zijn verleend (de zogenaamde «hogere waarden»). Het rijk legt prioriteit bij de aanpak van overschrijding in bewoonde gebieden. Het streven is, dat in 2010 de akoestische kwaliteit in natuurgebieden niet verminderd is. Bij het spoorvervoer wordt bezien hoe een zelfde systematiek kan worden opgezet. Hierover is half 2002 meer duidelijkheid. Realisatiecijfers met betrekking tot spoor over het jaar 2001 verschijnen in ieder geval in september 2002 in het Emissie jaarrapport. Hierin wordt een beeld gegeven van de geluidssituatie rond het spoor. Indicator Om het beleidsdoel in beeld te brengen wordt uitgegaan van de indicatoren die momenteel nog bij de huidige wetgeving gelden (de Wet Geluidhinder); aantal woningen/knelpunten dat ten gevolg van het wegverkeer aan een bepaalde geluidsbelasting wordt blootgesteld en het geluidsbelaste oppervlak. De situatie 1999 wordt hieronder weergegeven: Tabel 9: Schatting aantal gerealiseerde geluidsbelaste woningen t.g.v. het wegverkeer op het hoofdwegennet Aantal geluidsbelaste woningen > 70 dBA > 65 dBA > 60 dBA
1999 2 617 16 041 70 496
Bron: AVV (De waarden voor 1999 zijn etmaal waarden). Voor het totaal aantal woningen in NL werd uitgegaan van CBS wijkbuurt gegevens uit 1997). In 1999 was het geluidsbelaste oppervlak ten opzichte van 1986 met 1 190 km2 (circa 45%) toegenomen.
Om een beeld te krijgen van de ontwikkeling van het geluidsbelaste oppervlak en het aantal woningen, kan een trendbepaling over de laatste 10 jaar worden uitgevoerd. Het resultaat kan medio 2002 beschikbaar worden gesteld. Vanaf (waarschijnlijk) 2004 treedt MIG (nieuwe geluidswetgeving). De daarin te hanteren incicatoren zijn nog niet bekend.
Verklaring Door de groei van het aantal voertuigkilometers zal de geluidsdeken zich nog verder uitbreiden over Nederland. Perioden van stilte tijdens het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
41
etmaal zullen relatief schaars worden. Nederlanders die nabij wegen wonen krijgen in de toekomst te maken met geluidsniveaus die potentieel hoger zijn en die vooral langer aanwezig zijn. Weliswaar wordt momenteel voldaan aan de wet Geluidhinder. Toch is in NVVP-verband, mede i.v.m. komende nieuwe geluidswetgeving (MIG), ervoor gekozen een doelstelling voor 2010 te formuleren om de ergste knelpunten op te lossen.
b2 Luchtvaart Doelstelling Het streven naar een stillere wereldvloot van vliegtuigen, met name voor dat deel dat vluchten uitvoert op de Nederlandse luchthavens, door het in internationaal verband vaststellen van eisen t.a.v. de geluidsproductie van vliegtuigen en internationale maatregelen gericht op de uitfasering van de meest lawaaiige vliegtuigen Daarnaast het voorkomen van het overschrijden van: – geluidszones rond de luchtvaartterreinen in Nederland; – de nieuwe grenswaarden voor geluid zoals die vanaf 2003 van kracht worden voor Schiphol en naar verwachting vanaf 2005 voor de overige luchtvaartterreinen.
Indicator a. Gemiddelde geluidsniveau van de vloot die Nederlandse luchthavens aandoet. b. De geluidsbelasting rond de luchtvaartterreinen in Nederland. c. De ondervonden geluidshinder in de omgeving van luchtvaartterreinen. Ad a. In 2002 zal een begin gemaakt worden met een vergelijkend onderzoek tussen Schiphol en de concurrerende luchthavens. In 2003 zal dit vergelijkend onderzoek zich richten op luchtvaart in het algemeen, waarbij tevens de ontwikkeling van het gemiddeld geluidsniveau van de Nederlandse vloot in aanmerking genomen zal worden. Ad b. Voor Schiphol wordt in 2002 een Luchthavenverkeersbesluit gerealiseerd waarin geluidsnormen zijn opgenomen. Vanaf 2003 worden deze nieuwe normen van kracht en wordt de werkelijke geluidsbelasting gemonitord en wordt getoetst of de geluidsnormen niet worden overschreden. Vanaf 2005 zal een soortgelijk stelsel voor de kleine en regionale luchtvaartterreinen van kracht worden. Tot de indiensttreding van bovenvermelde nieuwe geluidsnormen wordt getoetst of de in het kader van de Luchtvaartwet vastgestelde geluidszones niet worden overschreden. Ad c. In het Luchtvaartverkeersbesluit zal tevens worden aangegeven op welke wijze de geluidshinder gemonitord zal worden. Deze indicator is derhalve nog in ontwikkeling. c. Uitstoot geur, stoffen en gassen
c1 Verkeer en Vervoer Doelstelling 1. Bijdragen aan het verbeteren van de lokale luchtkwaliteit o.g.v. de Europese richtlijnen. Het betreft hier met name de emissies NO2 en fijn stof. In de begroting 2002 is de doelstelling opgenomen dat in 2010 de grenswaarde voor lokale luchtkwaliteit voor NO2 en fijn stof maximaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
42
40 microgram per m3 mag bedragen. De indicator, het aantal locaties, waar de grenswaarde voor NO2 en fijn stof de grenswaarden overschrijdt, is nog in ontwikkeling. 2. Verminderen van de uitstoot van schadelijke stoffen (CO2, SO2, NOx en vluchtige organische stoffen (VOS)). Voor de verkeer- en vervoersector als geheel (weg en railvervoer, binnenvaart, recreatievaart, zeescheepvaart, luchtvaart en mobiele werktuigen) zullen in de begroting 2003 de volgende emissieplafonds als doelstelling in 2010 worden opgenomen. Deze doelstellingen komen tevens overeen met de NVVP-doelstellingen. Tabel 10: Doelstelling emissie voor de sector verkeer en vervoer(VenV) CO2 SO2 Vluchtige organische stoffen NOx *
Conform uitvoering nota klimaat beleid, vermindering van de verwachte toename 13 kiloton per jaar 45 kiloton per jaar* 150 kiloton per jaar
Taakstelling uitgaande van steun op EU niveau voor scherpere eisen voor tweewielers, anders 49 kiloton.
Indicator Uitstoot CO2 in megaton en NOx, VOS en SO2 in kiloton per jaar door de sector verkeer en vervoer en door het wegverkeer. Emissie indicatoren kunnen getrapt bekeken worden: De totale Nederlandse uitstoot. De bijdrage van de sector verkeer en vervoer aan de totale uitstoot. De bijdrage van de diverse soorten verkeer en vervoer aan het totaal van de sector.
Ontwikkeling Tabel 11: Ontwikkeling emissies door de sector verkeer en vervoer. (bron Milieuverkenning en Milieucompendium, CBS en RIVM, 2000 met voorlopige cijfers, 2001 ramingen door AVV)
1980
1990
2000
2001
VenV aandeel totale emissie in NL
CO21 NOx SO2
24,9 360 32
29,1 350 29
38,1 283 24
40,0 281 23
18–20% 60% 21%
↑ = ↑
VOS2
269
208
120
118
26%
↓
Emissies sector verkeer en vervoer. CO2 in megaton, overige in kiloton
1 2
Tendens VenV aandeel En probleem sector
Toenemend verkeer en vervoer Personen en vrachtauto’s, luchtvaart zeescheepvaart Brom en motorfietsen, auto;s zonder katalysator
Wegvervoer aandeel in VenV emissie
82% 6% 17% 85%
Gecorrigeerd voor grensoverschrijdend verkeer. Zowel verbranding als verdamping, exclusief methaan.
De emissie van CO2 stijgt nog steeds. Alle andere emissies zijn sinds 1980 verminderd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
43
Het wegverkeer veroorzaakt, van de sector verkeer en vervoer, de grootste milieudruk. De emissie van fijn stof door het wegverkeer is in de periode 1980 – 2000 met 60% afgenomen. De emissies van koolmonoxide en VOS met respectievelijk 60 en 55%. De emissie van NOx door het wegverkeer daalde in die periode met een derde. De emissie van CO2 door het wegverkeer steeg in 2000 en in 2001.
Verklaring Noch het personenauto-, noch het bedrijfsautopark is tussen 1990 en 2001 gemiddeld zuiniger geworden. Tot 1990 zijn auto’s zuiniger geworden, daarna is de gehele technische winst teniet gedaan doordat het wagenpark gemiddeld zwaarder is geworden en met grotere motoren is uitgerust (Van den Brink & Van Wee, 2000). Hierdoor is de CO2 emissie nagenoeg even sterk toegenomen als het aantal voertuigkilometers. Het aantal voertuigkilometers nam sinds 1990 toe met ruim 30%. Het gebruik van driewegkatalysatoren in personen- en bestelauto’s heeft geleid tot vermindering in emissies van NOx en VOS. De VOS verdampingsemissies zijn ook verminderd door het gebruik van koolstoffilters in personenauto’s. Schonere dieselmotoren hebben bijgedragen aan de vermindering van NOx en fijn stof. De emissies van loodverbindingen en zwaveldioxide zijn drastisch verminderd door wettelijke maatregelen die het gebruik van loodvrije benzine en laagzwavelige dieselolie afdwongen. Conclusie De uitstoot van CO2 door de sector verkeer en vervoer vertoont nog steeds een stijgende trend. De volumegroei van alle modaliteiten speelt ook de emissies van andere vervuilende stoffen parten. c2 Luchtvaart Doelstelling 1. Het streven naar het beperken van de (wereldwijde) uitstoot van broeikasgassen, met name CO2. 2. Het beperken van de (lokale) uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en het beperken van de geurhinder in de omgeving van Nederlandse luchthavens. Indicatoren: a. Uitstoot CO2 door de luchtvaart b. Uitstoot van de luchtverontreinigende stoffen van de luchtvaart in de omgeving van luchthavens. c. Feitelijke luchtkwaliteit in de omgeving van luchthavens. d. De geurhinder in de omgeving van luchthavens. Toelichting Ad a. Met betrekking tot de uitstoot van CO2 worden in internationaal (VN) verband inventarisaties uitgevoerd. In 2002 zal worden onderzocht of deze inventarisaties gebruikt kunnen worden voor de monitoring van de streefwaarde inzake de uitstoot van CO2. Ad b. Na het van kracht worden van het Luchthavenverkeersbesluit in 2002 zal vanaf 2003 de werkelijke uitstoot van de luchtvaart op Schiphol gemonitord worden. Voor de regionale en kleine luchtvaart zal een soortgelijke indicator nog worden ontwikkeld in het kader van het project Regelgeving Regionale en Kleine Luchtvaart (RRKL).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
44
Ad c. De feitelijke luchtkwaliteit wordt voor Schiphol via metingen vastgesteld. Zolang het Luchthavenverkeersbesluit nog niet is vastgesteld is deze indicator nog in ontwikkeling. Voor de regionale en kleine luchtvaart zal een soortgelijke indicator nog worden ontwikkeld in het kader van het project RRKL. Ad d. Voor Schiphol wordt in 2002 een Luchthavenverkeersbesluit van kracht waarin plafonds voor emissies zullen worden vastgelegd en een ALARA-maatregelenpakket (as low as reasonable achievable) wordt vastgelegd die voor beperking van de geurhinder moeten zorgdragen Hierbij zal aandacht besteed worden aan de wijze waarop de geurhinder gemonitord moet worden. De indicator is dus nog in ontwikkeling. Voor de regionale en kleine luchtvaart zal een soortgelijke indicator nog ontwikkeld worden in het kader van het project RRKL. 4.3 Externe veiligheid a. Wegverkeer
Doelstelling Het verminderen van de risico’s voor mens en omgeving van het vervoer van gevaarlijke stoffen, tot een uit het oogpunt van veiligheid en maatschappelijke kosten verantwoord niveau door het leveren van bijdragen aan het voldoen aan de normen voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Indicator Voor externe veiligheid zijn de effectgegevens nog in ontwikkeling. b. Railwegen
Doelstelling Het terugdringen van de externe risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen op spooremplacementen (PAGE regeling) Ontwikkeling Tabel 12: Ontwikkeling externe risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen op spooremplacementen
Aantal spooremplacementen die niet aan risico normen voldoen
2000
2001
streefwaarden voor 2005/2006
13
11
0
Toelichting Bij een inventarisatie van de risico’s van rangeeractiviteiten met wagons gevaarlijke stoffen op spoorwegemplacementen, waarover in april 1998 aan de Tweede Kamer is gerapporteerd, zijn van de circa 80 emplacementen voor 14 emplacementen de risico’s boven de normstelling voor risico berekend. Bij de inventarisatie zijn ook de mogelijke maatregelen en daaraan verbonden kosten aangegeven om de risico’s te reduceren en de daarmee haalbare risiconiveaus. Hierop is het Plan van aanpak geformuleerd: uitvoering van de beschikbare maatregelen resulteert in voldoening aan de risiconormen voor de 14 emplacementen per 2005/2006.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
45
Per 2001 zijn voor de emplacementen Amersfoort en Arnhem-Berg respectievelijk elektrificatie en logistieke maatregelen doorgevoerd. Op dit moment zijn voor de emplacementen IJsselmonde, Sittard en Venlo de voorbereidingen zodanig gevorderd dat de maatregelen voor de vereiste risicoreductie in uitvoering zullen worden genomen. Voor de overige emplacementen zijn de studies voor de specifiek te nemen maatregelen aangevangen. De prognose is dat binnen de gestelde periode aan de doelstelling, als aangegeven in PAGE zal worden voldaan. c. Luchtvaart
Doelstelling Het zodanig verbeteren van de externe veiligheid rond luchthavens, dat vanaf 2003 risico’s voor omwonenden niet hoger zal zijn dan de maximaal toelaatbare waarden. Toelichting Vanaf 2003 dienen de sloopzones rond de luchthaven Schiphol te zijn vastgelegd in het kader van de nieuwe Schipholwet en uitvoeringsbesluiten. Met deze vastlegging treedt het externe veiligheidsbeleid (EV beleid) rond Schiphol in werking en zal de doorwerking in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) plaatsvinden. Ten aanzien van dit toekomstige EV beleid zijn twee prestatie-indicatoren ontwikkeld, één richting de bron, jaarlijks te berekenen Totaal Risico Gewicht door de Inspectie Verkeer en Waterstaat en anderzijds richting omgeving, aantal nog bewoonde woningen binnen de sloopzones rond Schiphol. Aangezien dit beleid nog in ontwikkeling is, ontbreekt thans informatie over deze twee indicatoren aangaande het jaar 2001. Voor de ontwikkeling van de Externe Veiligheid rond regionale/kleine luchthavens ontbreekt nog een beleidskader. Daarin moet het beleidstraject SRKL voorzien. Uitgangspunt is dat het EV beleid rond Schiphol in principe wordt overgenomen naast het geformuleerde standstill uitgangspunt zoals vastgelegd in de hoofdlijnennotitie SRKL. Te zijner tijd zal dit beleidstraject tevens leiden tot prestatie-indicatoren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
46
2. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF Organisatie In 2001 zijn er veel veranderingen geweest op organisatorisch gebied. De in 2000 reeds ingezette scheiding tussen beleid, uitvoering en inspectietaken is afgerond. Zo zijn de beleidsonderdelen van de voormalige RLD opgegaan in het Directoraat-Generaal Luchtvaart. Daarnaast zijn met ingang van 2002 de beleidstaken op het gebied van water overgegaan van Rijkswaterstaat naar het nieuwe Directoraat-Generaal Water. De «grote projecten» Betuweroute en HSL-Zuid zijn in de uitvoeringsfase gekomen. De verantwoordelijkheid voor beide projecten is overgeheveld van de Directoraten-Generaal Goederenvervoer en Personenvervoer naar de uitvoeringsorganisatie Rijkswaterstaat. De vorming van de Inspectie Verkeer en Waterstaat is per 1 juli 2001 officieel afgerond. Per deze datum is de Inspectie operationeel en opgebouwd uit de Divisies Vervoer, Telecom, Scheepvaart en Luchtvaart. Aan de inspectietaken met betrekking tot de natte sector en het spoorvervoer wordt nader vormgegeven. Mededeling over de bedrijfsvoering In 2001 is in het kader van VBTB gewerkt aan een pilot voor de mededeling over de bedrijfsvoering (gecoördineerd door het Ministerie van Financiën). Dit heeft geresulteerd in de interne «Bedrijfsvoeringsrichtlijn». Deze wordt door de Directoraten-Generaal gebruikt om bedrijfsvoeringsplannen op te stellen. Hierin is een risico-analyse opgenomen alsmede te treffen beheersmaatregelen om de risico’s te ondervangen. Ook de wijze van monitoring van de effecten van deze maatregelen maakt onderdeel uit van deze plannen. Over 2002 zal voor het eerst een mededeling over de bedrijfsvoering worden afgegeven. Afspraken hierover zijn opgenomen in de management contracten tussen Secretaris-Generaal, Directeur-Generaal en Inspecteur-Generaal. Beheersing en toezicht De Regeling Prestatiegegevens en Beleidsevaluatie is in 2001 vastgesteld. Om een relatie te leggen tussen de rijksbrede regeling en de specifieke kenmerken van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is een departementale richtlijn opgesteld. Het afgelopen jaar is verder vorm gegeven aan het integriteitsbeleid. Aandachtspunten zijn de inpassing van integriteit in het reguliere controleproces en verbetering van de samenhang tussen cultuurbeïnvloedende maatregelen (veelal op personeelsgebied) en maatregelen met betrekking tot de administratieve organisatie. Aansluitend hierop is een aanvang gemaakt met de voorbereiding van de begin 2002 te houden audit integriteit en de ontwikkeling van een toetsingskader. Misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) In het jaar 2001 zijn de subsidieregelingen in het kader van de Marktwerking Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) doorlichting DOREAC (Doorlichting Regelingen op Accountancy-aspecten) kritisch tegen het licht gehouden. Er is bij deze doorlichting expliciet gekeken naar het toezichtsinstrumentarium en de rol van de accountantsverklaring hierin. Inmiddels is de doorlichting afgerond en zal de Tweede Kamer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
47
door het Ministerie van Financiën als coördinerend departement worden geïnformeerd over de uitkomsten van de doorlichting. Algemene Rekenkamer Mede naar aanleiding van opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over het financieel beheer rondom de onderzoeks- en overige contracten en het materieel beheer is hieraan in 2001 extra aandacht besteed. Om tussentijds inzicht te krijgen in de kwaliteit van het beheer van de onderzoeks- en overige contracten is in 2001 een quick scan uitgevoerd. De uitkomsten daarvan gaven over het algemeen een positief beeld. Tussen de diensten onderling waren er wel verschillen. Op onderdelen zijn verbetermaatregelen getroffen om geconstateerde tekortkomingen op te heffen. In 2001 is het materieel beheer geëvalueerd. Geconcludeerd is dat er ten opzichte van 2000 vooruitgang is geboekt. Ten aanzien van de tekortkomingen zijn met de diensten nadere afspraken gemaakt om deze op te lossen. Administratieve lasten Verkeer en Waterstaat heeft, door middel van een Europese aanbestedingsprocedure, in 2001 een externe opdracht verstrekt tot het meten van de administratieve lasten die voor het bedrijfsleven voortvloeien uit de wetgeving van Verkeer en Waterstaat. De eindrapportage terzake van deze zgn. nulmeting is eind november 2001 opgeleverd. De resultaten dienen als vertrekpunt voor het opstellen van een nieuw actieprogramma. In 2001 is verder gewerkt aan de reductie-acties die in het actieprogramma 2001 reeds waren vermeld. Informatiebeveiliging In 2001 is een interne aanschrijving Informatiebeveiliging vastgesteld, waarin is bepaald dat uiterlijk 1 september 2002 de informatiebeveiliging binnen VenW op orde moet zijn. De informatiebeveiliging is dan een integraal onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering ingepast in de managementcontracten tussen SG en DG’s. De implementatie van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst wordt bewaakt door periodieke voortgangsrapportages. Deze rapportages worden in het Audit Committee besproken. ZBO’s en RWT’s In de lijn van de ontwikkelingen op het terrein van de aansturing en het toezicht op ZBO’s en RWT’s – het WRR-rapport «Het borgen van publiek belang», het Eindadvies van de Ambtelijke Commissie Toezicht «Vertrouwen in onafhankelijkheid» en het kabinetsstandpunt daarop en publicaties van de Algemene Rekenkamer – zijn door het ministerie in 2001 nadere kaders gesteld voor de inrichting, vormgeving en organisatie van het toezicht op ZBO’s en RWT’s. Deze kaders zijn geformuleerd in «Welingelicht Toezicht» en «Onafhankelijk toezicht op ZBO’s». Daarnaast zijn er in 2001 een tweetal evaluaties uitgevoerd met betrekking tot het functioneren van de RDW en de OPTA. Deze evaluaties zijn beide naar de Tweede Kamer gezonden. Ook is in 2001 een overeenkomst gesloten tussen het ministerie en het CBR waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het borgen van de ministeriële verantwoordelijkheid en het voorkomen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
48
van oneerlijke concurrentie. Het toezicht door het ministerie op de ZBO’s en RWT’s is in 2001 verder verbeterd. De conclusies van de uitgevoerde evaluaties waren overwegend positief. Professionele Inkoop en Aanbestedingen (PIA) In 2001 is voor de secundaire inkopen een kwalitatieve en kwantitatieve analyse uitgevoerd. Naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen hiervan is het inkoopbeleid hergeformuleerd waarbij keuzes zijn gemaakt ten aanzien van de organisatie van de inkoopfunctie, alsmede de economische, de ideële en ethische aspecten van de inkoop. Het departement levert ook een bijdrage aan de professionalisering van de inkoop bij de Rijksoverheid door te participeren in diverse PIA werkgroepen. Baten-lasten stelsel Na haar aankondiging in de miljoenennota 2001 van het voornemen om op termijn voor de gehele Rijksoverheid over te gaan naar een integraal Baten-lastenstelsel (iBLS) heeft het kabinet in de miljoenennota 2002 aangegeven dat de overstap voorzien wordt per 2006. Om de overgang naar het Baten-lastenstelsel in goede banen te leiden is de projectorganisatie invoering Baten-lastenstelsel opgericht en is het plan van aanpak voor het project goedgekeurd. Het kabinet heeft de beleidsgroep begrotingsstelsel gevraagd advies uit te brengen over de vormgeving van iBLS. Verkeer en Waterstaat heeft zitting in deze beleidsgroep. Het advies is verwoord in het rapport «Eigentijds begroten». Inmiddels zijn de leidinggevenden van het departement geïnformeerd over de invoering van het iBLS en de consequenties die dit kan hebben voor de sturing in algemene zin. Om meer specifiek zicht hierop te krijgen is het rapport «Resultaatgerichte besturing binnen VenW» opgesteld, waarbij het huidige besturingsmodel in het licht van iBLS is geanalyseerd op de mogelijkheid om resultaatgericht management vorm te geven. Het plan van aanpak is verder vertaald in een uitvoeringsplan definitiefase waarin de activiteiten zijn benoemd die tot medio 2002 uitgevoerd moeten worden. Alle geplande activiteiten zijn inmiddels ter hand genomen. Afstemming hierover vindt plaats in de stuurgroep.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
49
3. FINANCIËLE PARAGRAAF In dit hoofdstuk is allereerst de (opbouw van de) Rekening opgenomen; een cijfermatige staat waarbij inzicht wordt gegeven in de financiële afwijkingen tussen begroting en realisatie op artikelniveau. In een aparte leeswijzer is daarbij aangegeven, buiten welke norm verschillen van een toelichting worden voorzien. Daarna is een Saldibalans verstrekt, waarna de balansrekeningen aan de activa- en passivazijde afzonderlijk van een toelichting zijn voorzien. De verantwoordingen van de baten-lastendiensten Divisie Telecom en KNMI, die beiden deel uitmaken van de totale Verkeer en Waterstaatverantwoording, zijn uit het oogpunt van presentatie apart bijgevoegd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
50
3.1 DE REKENING Financiële verantwoording van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) over het jaar 2001 Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (in € 1 000) (1) Art.
Omschrijving
(2)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen TOTAAL 01
22 23
Algemene departementale aangelegenheden Algemeen Personeel en materieel Centrale Diensten Post-aktieven Algemene beleidsaangelegenheden Personeelsbeleid Onderzoek en ontwikkeling algemeen Functionele kosten Koninklijk Huis Crisisbeheersing Raden en commissies Ruimtevaartactiviteiten Onvoorziene uitgaven Loonbijstelling Prijsbijstelling Bijdragen aan het Infrastructuurfonds Bijdragen aan het buitenland i.v.m. Eurovignet Internationale betrekkingen ZBO Raad v.d. Transportveiligheid Huisvesting (onderhanden zijnde werk) Euro-uitgaven Tuchtrechtspraak zeescheepvaart
01 02 10 11 20
Rijkswaterstaatsaangelegenheden Algemeen Indirecte uitvoeringsuitgaven Exploitatiebijdragen Droge infrastructuur Leenovereenkomst Infrastructuur Natte infrastructuur
01 02 03 04 05 07 08 09 10 11 12 13 14 16 18 19 21
02
03 01 02 03 04 10
Personenvervoer Algemeen Personeel en materieel DirectoraatGeneraal Personenvervoer Onderzoek en ontwikkeling Specifieke uitgaven Voorlichtingsuitgaven Mobiliteit Bijdragen Openbaar Vervoer
(3)=(2)–(1)
Realisatie
Uitgaven
1
Verplichtingen
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
5 542 809
7 908 542
2 365 734
3 571 244
4 032 198
460 953
76 651 18 898
76 945 18 898
86 472 20 565
82 707 20 565
9 821 1 668
5 761 1 668
28 593 19 808
32 153 19 808
41 551 12 310
39 549 12 046
12 958 – 7 498
7 396 – 7 762
6 357 3 698 927 1 488 15 531 1 009 – 1 390 0
6 357 3 698 927 1 488 14 502 1 009 – 1 390 0
8 324 3 757 1 117 1 001 25 927 0 0 0
6 808 3 757 1 272 1 098 13 916 0 0 0
1 967 59 190 – 487 10 396 – 1 009 1 390 0
450 58 346 – 390 – 586 – 1 009 1 390 0
3 389 395
3 389 395
3 842 638
3 842 638
453 242
453 243
0 2 033 5 010
0 2 033 5 010
807 1 836 5 198
807 1 836 5 198
807 – 198 187
807 – 197 188
411 0 0
411 0 0
0 0 0
0 0 0
– 411 0 0
– 411 0 0
256 794 159 937 5 676 29 594
159 905 28 459 33 857
29 626
34 573
290 536 166 271 8 287 41 891 100 957 41 259
1 374 234
164 535 37 717 36 110 4 440 47 733
33 741 6 334 2 612 12 298 100 957 11 632
1 441 582
4 630 9 258 2 253 4 440 13 160 67 348
17 353 5 696 1 974 488
17 353 5 696 1 974 488
17 681 8 721 1 351 70
17 539 7 884 1 182 202
329 3 025 – 623 – 417
186 2 188 – 792 – 286
1 116 341
1 213 459
1 289 781
1 255 616
173 440
42 157
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
51
Art.
Omschrijving
11
14 15 16 18 19
31 32
04 01 03
06
10 11 12
20 21
30 31 32 33 05 01
02 03 04 10 11
Garanties voor de aflossingen en rentebetalingen op aangegane geldleningen ten behoeve van het openbaar vervoer Stimulering openbaar vervoer Stiller, schoner en zuiniger Bedrijfsvervoer Bereikbaarheidsbevorderende en mobiliteitsgeleidende maatregelen Bijdragen aan de Nederlandse Spoorwegen Veiligheid in verkeer en vervoer Taakstelling verkeersveiligheidsbeleid Stimulering van en bijdragen aan derden Luchtvaartaangelegenheden Algemeen Personeel en materieel Directoraat-Generaal Luchtvaart Onderhoud en exploitatie van een vliegtuig ten behoeve van de regering en van de leden van het Koninklijk Huis Kosten verkoop staatsdeelnemingen Mobiliteit Beheer en ontwikkeling luchthavens Zonering in het kader van de Luchtvaartwet Garanties voor de aflossing en rentebetalingen op aangegane geldleningen ten behoeve van luchtvaart Veiligheid in verkeer en vervoer Veiligheid en toezicht op het gebied van de luchtvaart Bijdrage aan de ZBO Luchtverkeersbeveiliging Voorwaarden scheppen Bijdragen aan internationale organisaties Onderzoek en ontwikkeling Bijdrage Aviodome Luchtvaartsteun Goederenvervoer Algemeen Personeel en materieel Directoraat-Generaal Goederenvervoer Informatievoorziening Onderzoek en ontwikkeling Voorlichtingsuitgaven Mobiliteit Verkeersregeling zeescheepvaart Vaarwegmarkeringsdienst
(1)
(2)
(3)=(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie1
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
Memorie 659 7 986
Memorie 659 8 894
0 711 8 952 0
0 272 5 858 0
0 52 966 0
0 – 387 – 3 036 0
14 581
19 552
12 728
17 233
– 1 854
– 2 320
74 753
83 829
146 941
96 152
72 188
12 324
4 283
4 283
20 865
19 881
16 582
15 598
10 494
18 048
28 568
19 763
18 074
1 716
166 106
180 234
14 127
27 199
27 332
13 119
12 689
– 14 079
– 14 643
2 430
2 430
3 392
3 392
962
962
0
0
565
1 256
565
1 256
24 217
15 874
31 833
34 099
7 616
18 224
54 183
86 806
164 675
65 268
110 491
– 21 538
Memorie
Memorie
0
0
0
0
2 998
2 998
1 244
879
– 1 754
– 2 119
2 347
2 116
20 986
5 900
18 639
3 785
1 098 27 452
1 098 27 452
1 150 25 586 2 269 28 427
1 147 24 908 2 269 28 427
53 – 1 866 2 269 28 427
49 – 2 545 2 269 28 427
118 301
69 279
– 49 021
59 332 4 609 1 227 24
59 463 4 882 1 371 24
24 591 2 490 1 794 24
24 820 2 724 1 913 24
– 34 740 – 2 119 567 1
– 34 644 – 2 158 542 0
5 163 6 344
9 083 6 345
8 206 0
8 033 0
3 044 – 6 344
– 1 050 – 6 345
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
52
Art.
Omschrijving
12
20 21 22 30 31 32 34
06 01
02
03
10 11 13 07
04 05
08 01 02 1
Bereikbaarheidsbevorderende en mobiliteitsgeleidende maatregelen Veiligheid in verkeer en vervoer Veiligheid en milieu Scheepvaartinspectie Rijksverkeersinspectie Voorwaarden scheppen Maritieme politiek Stimulering goederenvervoer Zeehavenontwikkeling Uitkeringen herstructurering binnenvaart Telecommunicatie en postzaken Algemeen Personeel en materieel DirectoraatGeneraal Telecommunicatie en Postzaken Bijdragen aan het agentschap Rijksdienst voor Radiocommunicatie (RDR) Bijdrage aan ZBO Onafhankelijke autoriteit op het gebied van Posten Telecommunicatie (OPTA) Voorwaarden scheppen Telecommunicatie en Post Herplaatsing aandelen Aankoop aandelen KPN Meteorologische aangelegenheden Algemeen Bijdragen internationale organisaties Bijdragen aan het agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)
(1)
(2)
(3)=(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie1
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
7 974
12 484
14 664
13 390
6 691
906
3 171 1 162 798
3 306 1 162 798
3 724 0 0
3 333 0 0
553 – 1 162 – 798
27 – 1 162 – 798
463 5 371 8 014
463 7 996 10 925
620 13 715 4 421
617 7 386 7 038
157 8 344 – 3 592
155 – 610 – 3 887
0
0
0
0
0
0
27 369
1 784 940
1 757 571
10 900
10 900
12 310
12 015
1 410
1 114
3 717
3 717
12 346
12 346
8 628
8 629
1 361
1 361
1 362
1 362
1
1
11 390
11 390
13 197 12 506 1 734 507
12 204 12 506 1 734 507
1 807 12 506 1 734 507
814 12 506 1 734 507
28 760
35 408
6 648
1 310
716
1 546
748
236
32
28 044
28 044
34 660
34 660
6 616
6 616
65 191 10 632
74 366 63 901 10 465
65 191 10 632
74 366 63 901 10 465
Inspectie Verkeer en Waterstaat Apparaatsuitgaven IVW Programmauitgaven IVW
0
De bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op € 1 000).
Mij bekend, De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
53
Financiële verantwoording van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) over het jaar 2001 Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) Onderdeel ontvangsten (in € 1 000)
Art.
Omschrijving
(1)
(2)
(3) =(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Ontvangsten
Ontvangsten
Ontvangsten
545 158
1 508 659
963 501
26 216
26 546
329
3 300 2 042
4 389 3 187
1 089 1 145
16
Algemene departementale aangelegenheden Algemeen Personeel en materieel Centrale Diensten Ruimtevaartactiviteiten Bijdragen Fonds Economische Structuurversterking Dividend Westerschelde
20 874 0
18 969 0
– 1 905 0
13 670
19 149
5 479
01 02 10 11 20
Rijkswaterstaatsaangelegenheden Algemeen Indirecte uitvoeringsontvangsten Exploitatiebijdragen Droge Infrastructuur Leenovereenkomst Infrastructuur Natte infrastructuur
11 174 2 042
454
6 662 2 797 273 4 439 4 978
– 4 512 755 273 4 439 4 525
Personenvervoer Algemeen Personeel en materieel Directoraat-Generaal Personenvervoer Onderzoek en ontwikkeling Specifieke ontvangsten Mobiliteit Verrekening voorschotten Openbaar vervoer Garantieprovisie Sociale veiligheid Bereikbaarheidsbevorderende en mobiliteitsgeleidende maatregelen Dividenden NS en VSN Veiligheid in verkeer en vervoer Taakstelling Verkeersveiligheid Stimulering van en bijdragen van derden
30 773
290 515
259 742
279 545
183 51 22
– 96 – 493 22
Memorie Memorie
1 449 0 0
1 449 0 0
Memorie 29 949
534 288 276
534 258 327
Memorie Memorie
0 0
0 0
63 035
67 079
4 044
1 857 363 318 0
2 565 182 311 0
708 – 181 –6 0
9 666 39 243 34
18 266 42 591 7
8 600 3 349 – 27
4 699 3 574
0 0
– 4 699 – 3 574
3 281
3 156
– 125
TOTAAL 01 01 10 15
02
03 01 02 03 10 11 14 18 20 31 32 04 01 02 03 06 10 11 12 20 21 31
Luchtvaartaangelegenheden Algemeen Personeel en materieel Directoraat-Generaal Luchtvaart Rijksopleiding verkeersvliegers Regeringsvliegtuig Opbrengst verkoop staatsdeelnemingen Mobiliteit Dividenden Zonering in het kader van de Luchtvaartwet Garantieprovisie Veiligheid in verkeer en vervoer Veiligheid en toezicht op het gebied van de luchtvaart Bijdrage van ZBO Luchtverkeersbeveiliging Voorwaarden scheppen Onderzoek en ontwikkeling
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
54
Art.
Omschrijving
05 01
10 11 12 13 15 21 22 31 32 34 06
Goederenvervoer Algemeen Personeel en materieel Directoraat-Generaal Goederenvervoer Mobiliteit Verkeersregeling zeescheepvaart Vaarwegmarkeringsdienst Bereikbaarheids- en mobiliteitsgeleidende maatregelen Gebruikersvergoeding spoor Veiligheid in verkeer en vervoer Vervoer gevaarlijke stoffen Scheepvaartinspectie Rijksverkeersinspectie Voorwaarden scheppen Stimulering goederenvervoer Zeehavenontwikkeling Herstructurering binnenvaart
(1)
(2)
(3) =(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Ontvangsten
Ontvangsten
Ontvangsten
29 308
11 546
– 17 762
443
840
397
6 852 3 313
7 587 0
735 – 3 313
0 1 361
0 1 347
0 – 14
27 5 899 2 246
0 0 0
– 27 – 5 899 – 2 246
91 0 9 076
614 1 157 0
524 1 157 – 9 076
382 157
1 079 562
697 418
325
1 468
1 144
993
3 928
2 935
163
471
307
380 676
905 625 168 070 0
905 625 – 212 606 0
11 13 14
Telecommunicatie en postzaken Algemeen Personeel en materieel Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Postzaken Ontvangsten van het agentschap Rijksdienst voor Radiocommunicatie (RDR) Ontvangsten van het ZBO Onafhankelijke autoriteit op het gebied van Post- en Telecommunicatie (OPTA) Voorwaarden scheppen Opbrengst verkoop staatsdeelnemingen Ontvangsten KPN Opbrengst veilingen
06
Meteorologische aangelegenheden Ontvlechting KNMI
0 0
13 13
13 13
Inspectie Verkeer en Waterstaat Apparaatsontvangsten IVW Programmaontvangsten IVW
0
01 02
14 250 2 637 11 613
14 250 2 637 11 613
01 02 03
07
08
Mij bekend, De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
55
3.2 FINANCIËLE TERUGBLIK OP HOOFDLIJNEN Dit overzicht geeft (in € mln.) de opbouw van de gerealiseerde budgetten weer voor de jaren 1998–2001 voor de VenW-begroting (XII). VenW naar beleidsterrein
Realisatie
Begroting
Verschil
bedragen in € mln.
1998
1999
2000
2001
2001
2001
Verplichtingen Uitgaven (zie onderstaande uitsplitsing)
6 071 5 000
26 024 5 393
5 873 5 448
8 212 7 908
5 350 5 542
2 862 2 366
01 02 03 04 05 06 07 08
2 957 255 1 460 107 181 17 23
3 384 270 1386 141 162 21 29
3 392 280 1 390 167 145 40 34
4 032 291 1 442 180 69 1 785 35 74
3 571 257 1 374 166 118 27 29 0
461 34 68 14 – 49 1 758 6 74
1 556
930
3 377
1 509
545
964
Alg.dep. aangelegenheden Rijkswaterstaataangelegenheden Personenvervoer Luchtvaartaangelegenheden Goederenvervoer Telecommunicatie en postzaken Meterologische aangelegenheden Inspectie Verkeer en Waterstaat
Ontvangsten
Toelichting: Hieronder is voor 2001 per beleidsterrein een korte verklaring verstrekt bij de diverse verschillen; een meer uitvoerige toelichting is opgenomen onder de artikelen zelf (hoofdstuk 3.3 Verdiepingsbijlage). 01 Algemene departementale aangelegenheden (+ € 461 mln.) De hogere uitgaven over 2001 kunnen geheel worden verklaard door de bijstelling van het relatief grote artikel 01.14 Bijdragen aan het Infrafonds (€ 453 mln). Tekorten waren er ook op de artikelen 01.01 Apparaatsuitgaven Centrale Diensten (ca. € 6 mln.), door ondermeer personele inzet en inhuur voor diverse projecten, en 01.03 Algemene beleidsaangelegenheden (€ 7 mln.), met name vanwege het feit dat in 2001 twee automatiseringsprojecten van start zijn gegaan, te weten: de vervanging van het personele informatiesysteem Comi-P en het project duurzaam digitaal archiefbeheer. Anderzijds is op artikel 01.04 Personeelsbeleid ca. € 7 mln minder gerealiseerd dan voorzien. Ondermeer door een overboeking naar artikelen voor flankerend beleid bij RWS en KNMI en omdat er geen instroom in de 55+ regeling heeft plaatsgevonden en de uitgaven voor reorganisatie lager waren. 02 Rijkswaterstaatsaangelegenheden (+ € 34 mln.) De hogere uitgaven doen zich op alle artikelen voor en zijn voor een belangrijk deel terug te voeren op enkele posten, zoals een betaling voor de Groenvoorziening Schiphol, een overboeking vanuit het Infrastructuurfonds voor de exploitatiebijdrage van de Noordzeekanaalveren, het definitief verwerken van een in de begroting (tijdelijk) aangebrachte onderzoekskorting en diverse bijdragen. Verder wordt door de regio de N11 versneld uitgevoerd. Om dit mogelijk te maken is een leenovereenkomst tussen de betrokken partijen gesloten. De eerste tranche 2001 betreft € 4,4 mln. wat aan de provincie is betaald (artikel 02.11).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
56
03 Personenvervoer (+ € 67 mln.) De hogere uitgaven zijn vooral zichtbaar op 03.10 Bijdragen OV (€ 42 mln.). Dit betreft, naast de indexering loon en prijspeil 2001, de uitgaven voor verhoging van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer. Ook op artikel 03.19 Bijdragen aan de NS ligt de realisatie hoger (€ 12 mln.), voornamelijk door contractaanpassingen voor Railned en Verkeersleiding vanwege extra taken en extra uitgaven voor balanssanering van Railned en Verkeersleiding. De hogere uitgaven van € 16 mln. op artikel 03.31 tenslotte hebben betrekking op de uitvoering van het Interim-besluit Duurzaam Veilig. De hiervoor op IF/artikel 01.03 (Regionaal/lokale infra) gereserveerde gelden zijn overgeheveld naar artikel 03.31, waar de verantwoording van deze gelden plaatsvindt. Binnen dit beleidsterrein is daarentegen ook sprake van artikelen met een (licht) lagere begrotingsbelasting. Het gaat dan om de artikelen 03.15 Stiller, Schoner en Zuiniger en 03.18 Bereikbaarheids- en mobiliteitsbevorderende maatregelen. 04 Luchtvaartaangelegenheden (+ € 14 mln.) Op het (nieuwe) artikel 04.33 Luchtvaartsteun is in totaal ca. € 28 mln. betaald als tegemoetkoming aan de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen voor de schade die is opgetreden door vluchtverboden in de periode 11–14 september. Verder zijn er hogere uitgaven van € 18 mln. op artikel 04.10 Beheer en ontwikkeling voor ondermeer de afkoop van de regionale luchthavens en de aankoop van de begraafplaats Wilgenhof. Ook zijn investeringsbijdragen aan regionale velden verstrekt voor het nemen van veiligheidsmaatregelen naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september. Daarentegen is op artikel 04.11 Zonering i.h.k.v. de Luchtvaartwet ca. € 22 mln. minder uitgegeven voor het geluidsisolatieproject Schiphol fase 2 (GIS2) en de isolatiemaatregelen rond de regionale luchthavens. Dit door vertragingen in de uitvoering. Ook bij artikel 04.01 Personeel en materieel was sprake van een lagere realisatie. Dit vanwege de overgang van de Nederlandse Luchtvaart Autoriteit en de Handhavingsdienst Luchtvaart naar de IVW (beleidsterrein 08). 05 Goederenvervoer (– € 49 mln.) De bijstelling op dit beleidsterrein kan bijna geheel worden verklaard door de vorming van het IVW (beleidsterrein 08). Dit is met name zichtbaar bij de artikelen 05.01 en 05.11 alsmede bij de «inspectie-artikelen» 05.21 en 05.22. Ook heeft de fusie van de Vaarwegmarkeringsdienst per 1 januari 2001 met de directie Noordzee van RWS ertoe geleid dat budgetten (op artikel 05.01) zijn overgedragen (€ 6 mln.). 06 Telecommunicatie en postzaken (+ € 1 758 mln.) De hogere realisatie doet zich met name voor op 06.13 Aankoop aandelen KPN (ruim € 1 734 mln.). Dit naar aanleiding van het besluit van KPN in 2001 om nieuw kapitaal aan te trekken met een emissie van aandelen. De Staat heeft zich gecommitteerd om hier voor 34,69% in deel te nemen. Verder waren kosten verbonden aan de verkoop van een deel van de aandelen in de TNT Post Groep NV (TPG). Deze zijn op artikel 06.11 Herplaatsing aandelen verwerkt (€ 12 mln.). Voor de toelichting bij de hogere bijdragen aan de Divisie Telecom (voorheen RDR) van ca. € 9 mln. wordt tenslotte verwezen naar de verschillende oorzaken die onder het artikel worden aangegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
57
07 Meteorologische aangelegenheden (+ € 6 mln.) Dit betreft de aanpassing van de bijdrage aan het KNMI. Belangrijkste verhogingen komen voort uit reorganisatiekosten, noodzakelijk automatiseringsuitgaven en het overnemen van de betalingsverplichting van de LVNL. 08 Inspectie VenW (+ € 74 mln.) De Inspectie VenW is per 1 juli 2001 gevormd. De uitgaven en ontvangsten waren derhalve niet op dit nieuw gevormde beleidsterrein geraamd. Hiervoor zijn diverse overboekingen aangebracht vanuit andere beleidsterreinen; zie de separate toelichting onder dit beleidsterrein. Ontvangsten (+ € 963 mln.) De bijstellingen op de artikelen 03.20 en 06.11 leiden met name tot de hogere middelen over 2001. Op artikel 03.20 Dividenden NS en VSN is € 258 mln. meer ontvangen, met name doordat de NS eenmalig € 227 mln. als dividend aan het Rijk heeft uitgekeerd. De opbrengst uit de verkoop van een deel van de aandelen in de TNT Post Groep NV (TPG) laat verder niet geraamde middelen op artikel 06.11 Opbrengst verkoop staatsdeelnemingen zien van € 906 mln. Anderzijds was sprake van minder (dividend-)ontvangsten KPN (06.13) van € 213 mln. doordat KPN geen contant dividend meer uitkeert. Ook de verkoop van de TPG-aandelen heeft geleid tot lagere dividendopbrengsten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
58
3.3 VERDIEPINGSBIJLAGE: ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING (BIJ REKENING) Leeswijzer In dit hoofdstuk is de artikelsgewijze toelichting bij de Rekening opgenomen. De Tweede Kamer is over het merendeel van de mutaties al gedetailleerd geïnformeerd door middel van de suppletore begrotingen over 2001. Voor een uitvoeriger verklaring wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij die begrotingen. Vanwege de overzichtelijkheid van de informatie is dan ook gekozen voor het hanteren van de hieronder aangegeven norm op artikelniveau. Norm bij verklaren verschillen begrotingsbedrag < € 4,5 mln. € 4,5 – 22,5 mln. > € 22,5 mln.
Verschil > 50% > € 2,5 mln. > 10%
Deze keuze houdt in dat die artikelen, waarbij het verschil tussen het begrotingsbedrag en de realisatie (= Rekening) kleiner is dan de aangegeven norm, in principe niet worden toegelicht. Vervolgens is gekeken naar de afwijkingen op het niveau van de kwantitatieve onderbouwingen (kengetallen). Indien ook op dit niveau geen sprake was van significante afwijkingen, is ook daadwerkelijk van toelichting afgezien. In afwijking van bovenvermelde norm zijn die artikelen waarop in de begroting 2001 geen of zeer geringe ontvangsten waren geraamd, maar waar in 2001 wel relatief kleine bedragen op zijn verkregen, niet apart toegelicht. Dit gezien de materiële omvang. Het gaat om de ontvangstartikelen 02.10, 04.12 en 07.06.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
59
01 ALGEMENE DEPARTEMENTALE AANGELEGENHEDEN Artikel 01.01 Personeel en materieel Centrale Diensten
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 01.01
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
60,4 56,3 2,1
72,5 70,7 0,6
72,9 75,1 0,9
86,5 82,7 4,4
76,7 76,9 3,3
9,8 5,8 1,1
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 01.01
n.v.t. 41,0
n.v.t. 54,6
n.v.t. 54,0
n.v.t. 63,4
n.v.t. 58,6
n.v.t. 4,8
totale uitgaven aantal fte’s
41,0 396,4
54,6 434,4
54,0 468,0
63,4 509,4
58,6 464,4
4,8 45,0
Realisatie
Begroting
Verschil
Onderbouwing personele component Centrale Diensten (ambtelijk personeel) (bedragen in € 1 000)
Gemiddelde begrotingssterkte in fte Gemiddelde prijs per fte
1998
1999
2000
2001
2001
2001
701 47 099
720 49 129
777 50 917
760 51 092
766 48 669
–6 2 423
Realisatie
Begroting
Verschil
2000
2001
2001
2001
15 624 2 559
11 644 2 509
24 977 2 509
– 13 3331 0
6
5
10
–5
Huisvestingskengetal (bedragen in € 1 000) 1998 huisvestingsuitgaven Bestuurskern aantal te huisvesten fte’s huisvestingskosten per fte 1
1999
De lagere realisatie is het gevolg van de vertragingen in de oplevering van het pand aan de Koningskade 4, waardoor met name de geprognosticeerde inrichtingskosten in 2001 niet tot betaling zijn gekomen.
c. Toelichting Verplichtingen Een aantal ontwikkelingen heeft geleid tot een verplichtingenoverschrijding op dit artikel. In belangrijke mate is dit toe te schrijven aan de perso-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
60
nele belasting (zowel ambtelijk personeel als externe inhuur) dat een aantal projecten als Baten-Lasten, VBTB, vervanging van het personeelsinformatiesysteem, de euroconversie en diverse interne veranderingstrajecten met zich mee heeft gebracht (ad € 6,7 mln.). Daarnaast is de verplichtingoverschrijding veroorzaakt door de afsluiting van een meerjaren MGO-contract (Manager, Gedrag en Organisatie) (ad € 0,7 mln.). Tevens is er op het onderdeel «materiele uitgaven» sprake van een verplichtingenoverschrijding ad € 5,6 mln. Ten behoeve van de ontwikkelingen rond de straalverbinding (draadloze datacommunicatie bestuurskern) is in 2001 een contract met de leverancier aangegaan met kaseffecten in 2002 en verder. Hiertegenover is sprake van een onderuitputting van ruim € 3,6 mln. op het onderdeel «huisvestingskosten». Deze onderuitputting wordt o.a. veroorzaakt door de vertraging van de oplevering van het pand aan de Koningskade 4. Artikel 01.03 Algemene beleidsaangelegenheden
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 01.03
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
28,1 28,6
42,1 33,3
26,6 32,9
41,6 39,5
28,6 32,2
13,0 7,4
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 01.01
28,1 12,2
32,6 12,8
32,3 14,6
38,4 15,4
32,2 14,7
6,2 0,8
totale uitgaven aantal fte’s
40,3 229
45,3 228
46,9 241
53,8 253
46,8 239
7,0 14
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Deze overschrijding is met name ontstaan op het onderdeel «automatisering» (ca. € 9,5 mln. verplichtingen en ca. € 6,8 mln. uitgaven). De reden hiervan is dat in 2001 twee automatiseringsprojecten van start zijn gegaan, te weten: de vervanging van het personele informatiesysteem Comi-P en het project duurzaam digitaal archiefbeheer. Tevens is er nader aandacht besteed aan de informatiebeveiliging binnen VenW. Een deel van de aangegane verplichtingen heeft kaseffect in 2002 (e.v.) hetgeen het verschil tussen de verplichtingen en de uitgaven verklaart.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
61
Daarnaast is de overschrijding het gevolg van de in 2001 door de departementale accountantsdienst afgesloten twee meerjarige inhuurcontacten en het onderhoud en aanpassingen van de bedrijfsvoeringssystemen van VenW. Het restant heeft betrekking op de overname van de openstaande vordering van het KNMI op HWS. Artikel 01.04 Personeelsbeleid
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 01.04
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
18,2 18,1
16,1 16,0
15,2 14,9
12,3 12,0
19,8 19,8
– 7,5 – 7,8
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 01.01
18,1 0,8
16,0 0,9
15,2 0,9
12,1 1,0
19,8 0,9
– 7,7 0,0
totale uitgaven aantal fte’s aantal uitkeringsgerechtigden
18,9 15
16,9 14,1 556
16,1 15 357
13,1 15 379
20,7 15 480
– 7,7 0 – 101
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven In 2001 is € 3,9 mln. overgeboekt naar artikelen van andere beleidsterreinen ten behoeve van het flankerend beleid bij RWS en KNMI. Verder is op dit artikel € 3,9 mln. minder uitgegeven, omdat er in 2001 geen instroom in de 55+ regeling heeft plaatsgevonden en de uitgaven voor reorganisatie lager waren dan voorzien. Artikel 01.10 Ruimtevaartactiviteiten
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 01.10
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
38,8 17,9 0,9
21,0 18,4 1,0
11,2 13,8 0,5
25,9 13,9 3,2
15,5 14,5 2,0
10,4 – 0,6 1,1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
62
c. Toelichting Verplichtingen Het beschikbare verplichtingenbedrag was bedoeld voor een drietal nieuwe ESA programma’s (DUP 2e periode, EOEP 2e periode en EWM). De aangegane verplichtingen voor deze programma’s in 2001 zijn uitgekomen op € 15,7 mln. Daarnaast is er voor het Grondsegment van OMI een extra verplichting aangegaan van € 3,7 mln., voor de Gebruikersondersteuning 2002–2005 een verplichtingen van € 3,4 mln. en voor JASON (EUMETSAT programma) € 1,3 mln. en voor Sciamachy fase E € 0,5 mln. Daarnaast zijn de reeds lopende programma’s per saldo € 1,3 mln. duurder geworden. Ontvangsten Door vertragingen in de programma’s van EUMETSAT zijn er in voorgaande jaren (1999 en 2000) grotere budgetoverschotten ontstaan dan verwacht. Er was een te verrekenen overschot geraamd van € 0,9 mln., in de praktijk is dit echter € 2 mln. geworden. Daarnaast was er een bedrag van € 1,1 mln. als ontvangst geraamd van het Ministerie van LNV. Deze is volledig gerealiseerd. Artikel 01.11 Onvoorziene uitgaven
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 01.11
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
0 0
0 0
0 0
0 0
1,0 1,0
– 1,0 – 1,0
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven De in de begroting op dit artikel geraamde bedragen zijn in 2001 binnen de begroting van VenW (XII) ingezet voor niet voorziene uitgaven. Artikel 01.12 Loonbijstelling
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 01.12
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
0 0
0 0
0 0
0 0
– 1,4 – 1,4
1,4 1,4
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
63
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Deze raming is in de tweede suppletore begroting over 2001 voor de loongevoelige artikelen in de begroting van VenW (XII) verdeeld. Artikel 01.14 Bijdragen aan het Infrastructuurfonds
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 01.14
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
2 810,0 2 810,0
3 209,0 3 209,0
3 217,2 3 217,2
3 842,6 3 842,6
3 389,4 3 389,4
453,2 453,2
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Op dit bijdrage artikel worden de mutaties verantwoord voor infrastructuur op het gebied van verkeer en vervoer, die om begrotingstechnische redenen via de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) moeten lopen. De grootste plussen waren een overboeking uit dividend NS voor spoorwegovergangen/sociale veiligheid (€ 204,2 mln.) en de verwerking van het FES-bruggetje (€ 226,9 mln.). Artikel 01.16 Bijdragen aan het buitenland i.v.m. Eurovignet
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 01.16
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
0 0
6,0 5,5
1,1 1,8
0,8 0,8
0,0 0,0
0,8 0,8
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Aangezien in 2001 de betalingen met betrekking tot Eurovignet nog ten laste van de begroting van VenW (XII) heeft plaatsgevonden, is € 0,8 mln. aan de begroting van VenW toegevoegd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
64
Artikel 01.21 Huisvesting (onderhanden zijnde werk)
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 01.21
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
n.v.t. n.v.t.
2,3 2,1
5,1 5,1
0,0 0,0
0,4 0,4
– 0,4 – 0,4
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Het op dit artikel geparkeerde bedrag voor het servicebudget huurpanden is in 2001 over diverse artikelen verdeeld. 02 RIJKSWATERSTAATSAANGELEGENHEDEN Artikel 02.01 Indirecte uitvoeringsuitgaven
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 02.01
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
160,2 158,8 9,6
171,8 167,9 9,4
172,8 169,8 7,9
166,3 164,5 6,7
159,9 159,9 11,2
6,4 4,6 – 4,5
c. Toelichting Ontvangsten Gebleken is dat de in de begroting geraamde ontvangsten, mede gezien de realisaties in de afgelopen jaren, op een te hoog niveau zijn ingeschat. Artikel 02.02 Exploitatiebijdragen
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 02.02
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
11,5 29,9 3,0
4,1 30,8 2,1
6,9 37,0 3,8
8,3 37,7 2,8
5,7 28,5 2,0
2,6 9,2 0,8
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
65
b. Kengetallen Instelling (in € mln.)
– – – – – – –
Exploitatie Westerscheldeveerdiensten Pas 65+ zoute veren Groenvoorziening Schiphol Kadastrale kosten Unie v. Watersch’n NACO Overig (o.a. architectuurprijs) Buisleidingenstr. Z-W-Nederland
Totaal 1–2
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
23,0 0,5 0 1,5 4,2 0,1 0,6
23,8 0,5 0 1,5 4,1 0,4 0,5
24,1 0,5 5,8 1,5 4,1 0,2 0,7
25,5 0,5 5,1 1,5 4,3 0,2 0,5
24,5 0,6 1,1 1,5 0 0 0,6
1,0 – 0,1 4,01 0 4,32 0,2 – 0,1
29,9
30,8
36,9
37,6
28,3
9,3
Zie de toelichting onder c.
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven De toename wordt, naast de indexering prijspeil 2001, voornamelijk veroorzaakt door de uitgaven aan NACO Noordzeekanaalveren. Deze uitgaven waren in het Infrastuctuurfonds geraamd. Daarnaast zijn voor grondaankopen voor het project Groenvoorziening Schiphol «extra» betalingen gedaan, die in voorgaande jaren door vertragingen niet zijn uitgevoerd. Artikel 02.10 Droge infrastructuur
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 02.10
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
27,5 30,5 0,0
47,0 35,8 0,4
26,3 31,9 0,2
41,9 36,1 0,3
29,6 33,9 0,0
12,3 2,2 0,3
c. Toelichting Verplichtingen De hogere verplichtingenrealisatie is het gevolg van enkele verplichtingenschuiven uitgevoerd met als doel de resterende meerjarenverplichtingen voor het FES-project Habiform en de bijdrage in het Centrum Ondergronds Bouwen (COB) te kunnen vastleggen in 2001.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
66
Artikel 02.11 Leenovereenkomst Infrastructuur
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 02.11 1998
1999
2000
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
2001
2001
2001
101,0 4,4 4,4
0,0 0,0 0,0
101,0 4,4 4,4
c. Toelichting Verplichtingen Het gaat hier om de vastlegging van meerjarige verplichtingen waarmee de versnelde aanleg door de Provincie Zuid-Holland van de N11 wordt gefinancierd. Deze vastlegging betreft enerzijds de betalingsverplichting aan de Provincie Zuid-Holland en anderzijds de terugbetaling van de lening aan het Ministerie van Financiën. Uitgaven en ontvangsten Door de regio wordt de N11 versneld uitgevoerd. Om dit mogelijk te maken is een leenovereenkomst tussen de betrokken partijen gesloten. De eerste tranche 2001 betreft een bedrag van € 4,4 mln. wat aan de provincie is betaald. Hiertegenover staan op het overeenkomstige ontvangstenartikel even hoge ontvangsten van het ministerie van Financiën voor de financiering van de leenovereenkomst. Artikel 02.20 Natte infrastructuur
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 02.20
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
36,8 36,7 1,5
34,1 34,8 1,1
72,6 41,0 4,1
41,3 47,7 5,0
29,6 34,6 0,5
11,7 13,1 4,5
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven De onderzoekskorting van RWS is in eerste aanleg ten laste van dit artikel gebracht. Met de definitieve invulling c.q. verdelen van deze korting over verschillende onderzoeksartikelen werd deze afboeking ad € 6,4 mln. weer ongedaan gemaakt. Van andere departementen en van derden werd voor ca. € 3,5 mln. aan bijdragen ontvangen ter financiering van internationale activiteiten en onderzoek. Verder is van het ministerie van Financiën € 2,4 mln. overgeboekt voor het PPS-project Delfland en is de hogere realisatie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
67
het gevolg van de indexering loon- en prijspeil 2001, de invoering van doorbelasting van huisvestingskosten en andere technische mutaties (totaal ad € 2,9 mln.). Hiertegenover is € 3,1 mln. overgeboekt naar het ministerie van Financiën als V&W bijdrage in de derde Wereld Water Conferentie.
Ontvangsten De hogere ontvangsten betreffen met name de bijdrage van het ministerie van OCW voor het Waterloopkundig Laboratorium en GeoDelft en de bijdrage van derden voor de uitvoering van DGIS-projecten door de Bouwdienst. 03 PERSONENVERVOER Artikel 03.02 Onderzoek en ontwikkeling
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.02
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
17,2 9,8 0,2
13,7 7,1 0
8,3 13,1 0
8,7 7,9 0,1
5,7 5,7 0,5
3,0 2,2 – 0,4
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.)
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 03.01 totale uitgaven aantal fte’s
1998
1999
2000
2001
2001
2001
9,8 1,4
7,1 1,4
13,1 0,9
7,9 1,0
5,7 1,0
2,2 0
11,2 25
8,5 25
14,0 19
8,9 13
6,7 13
2,2 0
c. Toelichting Verplichtingen Aan dit artikel is in 2001 ca. € 4,4 mln. toegevoegd voor hoofdzakelijk onderzoek in het kader van Bereikbaarheids Offensief Randstad (BOR) en extra middelen ten behoeve van de zogenaamde «Oog, Oor en Mondfunctie» (OOM-functie) bij de RWS. Het te verklaren restantbedrag van ca. € – 1,3 mln. wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat verschillende geplande onderzoeken niet zijn doorgegaan. Prioriteiten werden elders gelegd waardoor onderzoeken werden uitgesteld of niet zijn doorgegaan en waarvoor geen vervangend onderzoek in de plaats kwam.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
68
Ontvangsten Op dit artikel is de bijdrage van € 0,6 mln. van de RWS en de Rijks Planologische Dienst geraamd aan het projectbureau Integrale Verkeers en Vervoers Studies (IVVS). Deze bijdrage is niet ontvangen en zal ook in de toekomst niet meer worden ontvangen, omdat deze constructie niet meer bestaat. Artikel 03.04 Voorlichtingsuitgaven
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.04
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
2,0 1,7
1,1 1,0
0,5 0,5
0,1 0,2
0,5 0,5
– 0,4 – 0,3
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.)
1
1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 03.01
1,7 0,1
1,0 0,1
0,5 0,1
0,2 0,1
0,5 0,1
– 0,31 – 0,0
totale uitgaven aantal fte’s
1,8 3
1,2 3
0,6 3
0,3 1
0,6 2
– 0,4 –1
zie de toelichting bij c.
c. Toelichting Verplichtingen en Uitgaven Door de organisatorische veranderingen binnen het ministerie van VenW en DGP en het grote personeelsverloop, ook op sleutelposities bij DGP ten aanzien van voorlichtingsactiviteiten, zijn de uitgaven- en verplichtingenrealisaties sterk achtergebleven bij de ramingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
69
Artikel 03.10 Bijdragen openbaar vervoer
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.10
Verplichtingen Uitgaven (zie verdeling hieronder) 03.10.01 03.10.06 03.10.07 03.10.08 03.10.09
Bijdrage exploitatie OV Contractsector spoorvervoer Investeringsimpuls stad/streek Kapitaallasten stad/streek Agressiebestrijding/soc. veiligh. 7,0
Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
1 179,2 1 092,4
1 108,4 1 190,2
1 509,2 1 222,4
1 289,8 1 255,6
1 116,3 1 213,5
173,4 42,2
956,1 49,3 8,8 71,2 7,3
996,0 78,9 24,2 83,7 17,4
1 034,6 76,6 22,6 71,2 30,8
1 059,1 73,8 20,6 71,3 12,0
1 041,9 64,0 22,8 72,7 18,8
17,2 9,8 – 2,2 – 1,4
0,1
0,1
4,2
1,4
0
1,4
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 03.01
1 092,4 0,5
1 190,2 0,5
1 199,8 0,5
1 255,6 0,7
1 213,5 0,7
42,2 0
totale uitgaven aantal fte’s
1 092,9 9
1 190,7 9
1 200,3 9
1 256,3 9
1 214,1 9
42,2 0
Realisatie
Begroting
Verschil
Reizigersopbrengsten (in € mln.)
1 2
1998
1999
2000
2001
2001
2001
1. Opbrengsten
490,7
516,6
557,1
581,7
551,5
30,21
– Kaderwetgebieden – Provincies – Gemeenten
303,0 148,2 39,5
323,5 152,7 40,3
348,6 164,0 44,4
365,6 169,9 46,1
345,1 162,4 44,0
20,5 7,6 2,1
2. Rijksbijdrage
918,9
967,8
1 018,5
1 039,2
969,1
70,02
– Kaderwetgebieden – Provincies – Gemeenten
590,5 243,3 85,1
629,4 252,2 86,1
668,1 261,2 89,3
683,1 267,6 88,4
63 1,0 252,2 85,9
52,0 15,4 2,5
3. Rijksbijdr. per € opbrengst
0,8
0,9
0,8
0,8
0,8
0,0
– Kaderwetgebieden – Provincies – Gemeenten
0,9 0,7 1,0
0,9 0,7 1,0
0,9 0,7 0,9
0,8 0,7 0,9
0,8 0,7 0,9
0,0 0,0 – 0,0
Er is sprake geweest van 1% kostenontwikkeling, 0,5% groei en 3,89% tariefstijging. Er is sprake geweest van 1,7% kostenontwikkeling 2000, 0,5% groei, 4,42% kostenontwikkeling 2001 en toevoeging van extra toezichthouders op de tram ad € 4,6 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
70
Ingediend Investeringsimpuls De Boer categorie 1: busbaan/busstrook – Begroting 2001 – Realisatie 2001 categorie 2: trambaan – Begroting 2001 – Realisatie 2001 categorie 3: verkeerslichtbeïnvloedingsinstall. – Begroting 2001 – Realisatie 2001 categorie 4: strekking van lijnen – Begroting 2001 – Realisatie 2001 categorie 5: overige zaken – Begroting 2001 – Realisatie 2001 Aantal – Begroting 2001 – Realisatie 2001 Bedragen (in € mln.) – Begroting 2001 – Realisatie 2001 1–2)
Waarvan:
in voorbereiding
gestart
voltooid
260
191
43
26
53
47
3
3
645
264
173
208
45
21
9
16
390
202
92
96
1 394
725
320
349 1
525,0
374,4
88,0
62,6 2
Eind december 2000 is de regeling Extra Investeringsimpuls Infrastructuur in het Stads- en streekvervoer 1996–2000 (EISS) gewijzigd (Staatscourant 21 december 2000, nr. 248, pagina 21). Hierdoor kan nu geen verantwoording worden afgelegd conform de onderbouwing zoals die in de begroting is opgenomen. Binnen VenW wordt inmiddels gewerkt aan een onderzoek naar de voortgang van de uitvoering van de projecten. Het resultaat hiervan zal naar verwachting rond de zomer 2002 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
c. Toelichting Verplichtingen De hogere verplichtingenrealisatie heeft verschillende oorzaken: 1. Op onderdeel 01 Bijdrage exploitatie OV ontstaat er een overschrijding omdat naast de loon- en prijsbijstelling 2001 voor het lopend jaar ook de verplichting voor 2002 op prijspeil 2001 is vastgelegd. 2. Op onderdeel 06 Contractsector spoorvervoer wordt de hogere verplichtingenrealisatie veroorzaakt doordat het contract 2001–2002 éénmalig een periode omvat van 1,5 jaar. Hierdoor is nu de verplichting vastgelegd tot en met 2002, terwijl in de begroting slechts met een periode tot 2001 rekening was gehouden. 3. Op onderdeel 09 Agressiebestrijding zijn verplichtingen méérjarig vastgelegd, omdat het Amendement van Gijzel Crone structureel werd. Ontvangsten De hogere ontvangsten hebben betrekking op afrekeningen uit voorgaande jaren in het kader van Samen Werken Aan Bereikbaarheid (SWAB). Dit komt doordat in sommige gevallen extra diensten niet zijn gereden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
71
Artikel 03.14 Stimulering openbaar vervoer
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.14
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
0,2 3,0 0
0,1 1,5 0,0
0,2 1,2 0,0
0,7 0,3 0
0,7 0,7 0
0,1 – 0,4 0
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 03.01
3,0 0,0
1,5 0,0
1,2 0,0
0,3 0,0
0,7 0,1
– 0,4 – 0,1
totale uitgaven aantal fte’s
3,0 1
1,5 1
1,2 1
0,3 1
0,8 1
– 0,5 0
c. Toelichting Uitgaven De uitputting van dit artikel is gebaseerd op vraag uit de samenleving. In 2001 is de vraag in tegenstelling tot de verwachting met name in het laatste kwartaal toegenomen. Hierdoor is er een geringe verplichtingenoverschrijding ontstaan. Omdat het gros van de verplichtingen pas laat in het jaar is aangegaan zijn er betrekkelijk weinig facturen ontvangen waardoor de kasuitgaven zijn achtergebleven. Artikel 03.15 Stiller, schoner en zuiniger
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.15
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
3,7 3,2
5,3 3,1
7,3 6,4
9,0 5,9
8,0 8,9
1,0 – 3,0
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
72
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.)
1
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 03.01
3,2 0,0
3,1 0,0
6,4 0,0
5,9 0,1
8,9 0,1
– 3,01 0
totale uitgaven aantal fte’s
3,2 1
3,1 1
6,4 1
6,0 2
9,0 2
– 3,0 0
Realisatie
Begroting
Verschil
Zie toelichting onder c.
Vervanging door gasaangedreven bussen bij OV-bedrijven
aantal te vervangen bussen waarvan te voorzien van gasmotor
1998
1999
2000
2001
2001
2001
300 30
300 43
0 22
0 0
480 192
– 4801 – 1922
In overleg met de vervoersbranche is de intentie uitgesproken dat in het eerste jaar van de Mibu regeling (1998) tenminste 10% van de door de openbaar vervoerbedrijven nieuw aan te schaffen bussen een gasmotor moet hebben. Het is de bedoeling dat dit aandeel met jaarlijks 10% stijgt, waardoor in het 5e jaar 50% van de nieuw aan te schaffen bussen van een gasmotor is voorzien. In Nederland zijn ca. 5000 bussen in gebruik in het openbaar vervoer, waarvan er jaarlijks naar schatting 300 moeten worden vervangen. 1 Omdat de branche-organisatie deze gegevens niet meer verzamelt, kan het aantal vervangingen niet meer in de tabel worden weergegeven. 2 De belangstelling voor gasmotoren vanuit de branche is geleidelijk minder geworden. Problemen met onderhoudskosten en levensduur zijn hier debet aan. De verwachting is echter dat in de komende jaren in toenemende mate een beroep op de Mibu regeling wordt gedaan voor zgn. «Schone diesels». Met name voor de roetfiltertechnologie is veel belangstelling.
c. Toelichting Uitgaven Het overschot is hoofdzakelijk te verklaren doordat er in het kader van Mibu (Milieuvriendelijke Bussen) praktische problemen zijn gerezen inzake de levering en het plaatsen van roetfilters en de late publicatie van de regeling waardoor een belangrijk deel van de aanvragen niet meer dit jaar kon worden verwerkt. Door personele wisselingen bij de VenW programmaleiding is het SSZ – Actieplan 2002 (Schoner, Stiller en Zuiniger) pas halverwege 2001 gepubliceerd. Hierdoor hebben indiening, behandeling en beoordeling van subsidies en bijdragen vertraging opgelopen, waardoor er ook nauwelijks betalingen in 2001 hebben plaatsgevonden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
73
Artikel 03.18 Bereikbaarheidsbevorderende en mobiliteitsgeleidende maatregelen
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.18
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
13,4 14,3 0,1
12,3 13,1 0,0
39,4 18,7 0,2
12,7 17,2 0,5
14,6 19,5 0
– 1,9 – 2,3 0,5
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 03.01
14,3 1,5
13,1 1,6
18,7 1,3
17,2 1,6
17,3 1,9
– 0,0 – 0,3
totale uitgaven aantal fte’s
15,8 31
14,7 31
20,0 24
18,8 26
19,1 26
– 0,3 0
Realisatie
Begroting
Verschil
Aantallen
Aantal autodaters Aantal carpoolers Aantal vans 1 2
3
1998
1999
2000
2001
2001
2001
35 000
45 000 750 000 100
55 000 750 000 150
65 000 750 000 82
65 000 750 000 200
01 02 – 1183
Volgens een schatting van de Stichting Gedeeld Autogebruik (SGA) zijn er 65 000 particuliere autodaters. Het aantal carpoolers in 2001 komt uit het Onderzoek Verplaatsings Gedrag (OVG) van het CBS. De definitieve cijfers verschijnen eind van de zomer 2002. Het aantal VANS, volgens het VAVPOOLCONCEPT in Nederland wordt niet gemonitord. VIPRE, de enige aanbieder die er nog is, heeft in 2001 82 VANS rijden. Daarnaast kunnen er nog bedrijven zijn die zelf een VAN kopen en inzetten voor woon-werkverkeer van hun werknemers.
c. Toelichting Ontvangsten De ontvangsten zijn een gevolg van afrekeningen met vervoerregio’s en provincies in het kader van Vervoersmanagement.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
74
Artikel 03.19 Bijdragen aan de Nederlandse Spoorwegen
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.19
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
43,3 285,2
105,3 124,2
77,1 86,2 26,4
146,9 96,2 0
74,8 83,8 0
72,2 12,3 0
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.)
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 03.01 totale uitgaven aantal fte’s 1
1998
1999
2000
2001
2001
2001
285,2 0,2 285,4 4
124,2 0,2 124,4 4
86,2 0,2 86,4 4
96,2 0,3 96,4 4
83,8 0,3 84,1 4
12,31 0 12,3 0
Zie de toelichting bij c.
c. Toelichting Verplichtingen De overschrijding van de verplichtingen komt doordat in 2001 de contracten voor Railned voor 2001 en 2002 zijn aangegaan. Daarnaast is de jaarlijkse bijdrage van € 9 mln. aan de Stichting Bodemsanering NS, na goedkeuring van de herijking, die volgens de overeenkomst éénmaal per 5 jaar moet plaatsvinden, in 2001 weer voor een periode van 5 jaar vastgelegd. Tenslotte is de overschrijding het gevolg van aanpassingen in het kader van indexering loon- en prijscompensatie 2001. Uitgaven De hogere uitgaven worden veroorzaakt door contractaanpassingen voor Railned en Verkeersleiding als gevolg van extra taken op het gebied van veiligheid, toedeling van capaciteit en planning. Daarnaast zijn extra uitgaven gedaan voor balanssanering van Railned en Verkeersleiding als gevolg van de ontvlechting van deze taakorganisaties. Tenslotte is de overschrijding het gevolg van aanpassingen in het kader van indexering loon- en prijscompensatie 2001.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
75
Artikel 03.20 Dividenden NS en VSN
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.20 1998 Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1999
2000
2001
2001
2001
8,9
32,7
288,3
29,9
258,3
c. Toelichting Ontvangsten Door de NS is in 2001 éénmalig een bedrag van ca. € 227 mln. aan het Rijk uitgekeerd. Dit is het zogenaamde «superdividend». Daarnaast is er nog een meevaller van ruim € 31 mln. als gevolg van hogere reguliere dividend inkomsten. Artikel 03.31 Taakstelling verkeersveiligheid
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.31
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
6,0 5,6 0
6,5 5,9 0
4,8 4,9 0,0
20,9 19,9 0
4,3 4,3 0
16,6 15,6 0
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.)
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 03.01 totale uitgaven aantal fte’s
1998
1999
2000
2001
2001
2001
5,6 4,5
5,2 4,5
4,9 4,5
19,9 1,7
4,3 1,7
15,6 0
10,1 61
9,7 61
9,4 61
21,6 22
5,9 22
15,6 0
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven De hogere realisatie heeft voornamelijk betrekking op de uitvoering en betaling van het Interim-besluit Duurzaam veilig. In verband hiermee wordt het op U 01.03 (Reg./lokale infrastructuur) van het Infrastructuurfonds bij Voorjaarsnota 2001 gereserveerde bedrag via U 01.14 (Bijdr. aan het Infrastructuurfonds) overgeboekt naar Hoofdstuk XII (ad € 13,6 mln.). Daarnaast zijn op dit artikel bijdragen aan de publiekscampagnes «Jonge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
76
renparticipatie»en «Van A naar Beter» en de «Bob»-campagne verantwoord waar oorspronkelijk geen rekening mee is gehouden. Het restant is voornamelijk het gevolg van de toevoeging van middelen uit andere artikelen voor o.a de voorlichtingscampagne «Fiets van Rechts», vergoeding Justitie controle verplichte WA verzekering voor voertuigeigenaren en prijsbijtelling. Artikel 03.32 Stimulering van en bijdragen aan derden
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 03.32
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
6,1 17,0 0
40,3 17,2 0
36,1 17,8 0
28,6 19,8 0
10,5 18,0 0
18,1 1,7 0
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 03.01
17,0 1,1
17,2 1,1
17,8 1,1
19,8 0,1
18,1 0,1
1,7 0
totale uitgaven aantal fte’s
18,1 2
18,3 2
18,9 2
19,9 1
18,2 1
1,7 0
Realisatie
Begroting
Verschil
2000
2001
2001
2001
7 487,4 4 896,7 4 704,3 408,4 307,7
7 487,4 4 265,5 6 680,6 408,4 943,0
7 487,4 4 265,5 4 764,7 408,4 1 121,7
0 0 1 915,91 0 – 178,8
17 804,5
19 784,8
18 047,7
1 737,1
Bijdragen organisaties (in € 1 000)
Provincies VVN/VBV/KV Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen Stichting VUT-fonds Overige organisaties Totaal 1
In 2001 zijn meer rijbewijzen verstrekt dan oorspronkelijk begroot.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
77
Verdeling aantal vorderingen
– Educatieve Maatregelen Alcohol (EMA) – Medisch onderzoek Totaal aantal vorderingen Kosten (in € 1 000) 1–2
3
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
8 690 3 735
8 100 4 100
7 703 4 704
7 157 5 682
10 000 4 500
– 2 8431 1 1822
12 425
12 200
12 407
12 839
14 500
1 661
4 360
4 765
4 704
6 680
4 765
1 9163
De alcoholcriteria zijn zodanig gewijzigd dat men thans eerder voor een Medisch Onderzoek in aanmerking komt dan voor een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA). Bij eenzelfde aantal meldingen (jaarlijks ongeveer 12 500) door de politie treedt dan een verschuiving op van EMA’S naar Medische Onderzoeken. Dit blijkt ook uit de realisatie 2001 waarin een dalende trend te zien is bij de EMA’s en een toenemende trend bij Medische Onderzoeken. De verklaring voor het verschil tussen begroot en gerealiseerd bedrag komt voort uit de bij 1–2) gemelde stijging van onderzoeken en daling van EMA’s. De medische onderzoeken zijn duurder dan EMA’s.
Vergelijking realisatie en prognose
1998
1999
2000
2001
13 500 12 425
14 600 12 200
14 650 12 407
14 500 12 839
aantal vorderingen Prognose EMA’s & med. onderzoeken Realisatie EMA’s & med. onderzoeken
c. Toelichting Verplichtingen De forse toename van verplichtingen wordt met name veroorzaakt door de vastlegging van een door de VenW ondertekend convenant voor de subsidie aan 3VO voor de komende vier jaar. Daarnaast is de hogere verplichtingenrealisatie ontstaan doordat er bij het Centraal Bureau Rijvaardigheid in 2001 meer cursussen en onderzoeken zijn aangemeld. 04 LUCHTVAARTAANGELEGENHEDEN Artikel 04.01 Personeel en materieel Directoraat-Generaal Luchtvaart
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 04.01
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
29,4 28,1 2,2
32,2 31,2 2,9
35,6 34,6 2,5
13,1 12,7 2,6
27,2 27,3 1,9
– 14,1 – 14,6 0,7
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
78
b. Kengetallen Onderbouwing personele component DGL (ambtelijk personeel)
Gemiddelde begrotingssterkte in fte Gemiddelde kosten per fte 1
2
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
360 49 861
372 54 101
351 52 764
146 57 894
355 51 518
– 2091 6 3762
Het verschil in begrotingssterkte wordt veroorzaakt door de overgang van de medewerkers van de Nederlandse Luchtvaart Autoriteit (NLA) en de Handhavingsdienst Luchtvaart (HDL) naar de Inspectie VenW (IVW). Het verschil in de gemiddelde kosten per fte wordt veroorzaakt door een te lage raming van de normbedragen in de Ontwerpbegroting.
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven De lagere verplichtingen en uitgaven worden veroorzaakt door de overgang van de Nederlandse Luchtvaart Autoriteit (NLA) en de Handhavingsdienst Luchtvaart (HDL) naar de IVW. De personele, materiële en huisvestingsbudgetten zijn medio 2001 overgeboekt naar beleidsterrein 08. Artikel 04.03 Onderhoud en exploitatie van een vliegtuig ten behoeve van regering en leden van het Koninklijk Huis
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 04.03
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
2,1 2,5 0,4
2,5 2,5 0,5
2,6 2,6 0,7
3,4 3,4 0,3
2,5 2,5 0,3
0,9 0,9 0
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Activiteit: vlieguren
Aantal Uitgaven (x €1 000) 1
1998
1999
2000
2001
2001
2001
351 2 428,6
437 2 537,5
461 2 652,8
400 3 391,1
400 2 430,4
0 960,71
De hogere uitgaven worden veroorzaakt door hogere onderhoudskosten. Deze bestaan uit het noodzakelijke D-onderhoud, de inbouw van een beveiligingssysteem en een uit het oogpunt van verscherpte brandveiligheidseisen noodzakelijke interieuraanpassingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
79
Artikel 04.06 Kosten verkoop staatsdeelnemingen
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 04.06
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
19,9 19,9 325,6
17,6 17,6 27,6
3,2 0,8 0
0,6 1,3 0
0,0 0,0 0
0,6 1,3 0
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Deze uit de begroting van VenW gecompenseerde hogere uitgaven betreffen de noodzakelijk te maken kosten inzake juridische en financieeleconomische advisering, die gemoeid zijn met een eventuele beursgang van de NV Luchthaven Schiphol (NVLS). Deze uitgaven zullen uiteindelijk gedekt worden uit de eventuele opbrengsten van de mogelijke vervreemding van de aandelen. Artikel 04.10 Beheer en ontwikkeling luchthavens
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 04.10
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
19,2 17,9 25,2
20,0 15,7 17,1
24,0 20,3 16,6
31,8 34,1 18,3
24,2 15,9 9,7
7,6 18,2 8,6
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 04.01
17,9 2,9
15,7 1,7
20,3 2,8
34,1 1,9
15,9 2,6
18,21 – 0,72
totale uitgaven aantal fte’s
20,8 48
17,4 50
23,1 44
36,0 38
18,5 47
17,5 – 93
1 2–3
Betreft voornamelijk uitgaven voor de afkoop van 4 regionale luchthavens en de aankoop van de begraafplaats Wilgenhof. Lagere inzet van fte’s en daarmee gemoeide apparaatsuitgaven als gevolg van openstaande vacatures.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
80
Bijdrage exploitatie luchthavens (bedragen in € mln.)
Groningen Airport Eelde – lasten – baten – saldo – bijdrage VenW – vliegtuigbewegingen – passagiersbewegingen N.V. Luchtvaartterrein Texel – lasten – baten – saldo – bijdrage VenW – vliegtuigbewegingen N.V. Luchthaven Maastricht – lasten – baten – saldo – bijdrage VenW – vliegtuigbewegingen – passagiersbewegingen Twente Airport – lasten – baten – saldo – bijdrage VenW – vliegtuigbewegingen – passagiersbewegingen 1–4
1998
1999
2000
3 786 2 731 – 1 055 422 40 43
3 670 2 627 – 1 043 417 37 50
3 651 2 553 1 098 450 31 51
158 211 54 0 11
165 222 57 0 11
191 195 5 0 9
9 633 7 662 – 1 972 789 35 109
9 790 8 670 – 1 120 574 34 186
12 166 10 763 1 404 574 32 209
915 501 – 414 145 2 17
882 597 – 285 114 2 21
949 587 362 145
Realisatie
Begroting
Verschil
2001
2001
2001
4 371 2 877 – 1 493 597 40 43
– 4 371 – 2 877 1 493 – 597 – 40 – 43
216 221 5 0 11
– 216 – 221 –5 0 – 11
9 983 7 260 – 2 723 1 089 35 109
– 9 983 – 7 260 2 723 – 1 089 – 35 – 109
713 355 – 358 145 2 23
– 713 – 355 358 – 145 –2 – 23
1
9 983
2
944
3
2 677
4
2 133
De opgenomen bedragen zijn de afkoopsommen van de betreffende luchthavens.
c. Toelichting Verplichtingen De extra verplichtingen worden grotendeels veroorzaakt door de aankoop van de begraafplaats Wilgenhof en de bijdragen aan de regionale velden voor het nemen van veiligheidsmaatregelen. Uitgaven De extra uitgaven worden veroorzaakt door afkoop van de regionale luchthavens Groningen Eelde Airport (GAE), Maastricht Aachen Airport (MAA), Texel en Twente Airport. Daarnaast is de aankoop van de begraafplaats Wilgenhof verricht en zijn er investeringsbijdragen aan regionale velden verstrekt voor het nemen van veiligheidsmaatregelen naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september. Ontvangsten De hogere ontvangsten worden veroorzaakt door de hogere dividenden van de Luchthaven Schiphol.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
81
Artikel 04.11 Zonering in het kader van de Luchtvaartwet
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 04.11
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
30,4 7,0 6,1
84,2 21,9 5,7
128,9 29,7 35,6
164,7 65,3 42,6
54,2 86,8 39,2
110,5 – 21,5 3,3
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 04.01
7,0 0,3
21,9 0,3
29,7 0,1
65,3 0,2
86,8 0,2
– 21,51 – 0,02
totale uitgaven aantal fte’s
7,3 5
22,2 5
29,8 2
65,5 3
87,0 4
– 21,5 – 13
1 2–3
Deze afwijking wordt veroorzaakt door vertraging in de uitvoering van het project GIS 2 en de Isolatie rond de regionale luchthavens. Minder inzet van fte’s en daarmee gemoeide apparaatsuitgaven als gevolg van openstaande vacatures.
Posten (uitgaven in € 1 000)
– – – – – – – –
klachtafhandeling GIS 1 Terugbetaling SGIS, fase 1 Isolatie Schiphol, fase 2 Isolatie Eelde Isolatie Rotterdam Isolatie Maastricht Noord-Zuidbaan Ruimtelijke maatregelen Thermische isolatie gedekt door VROM
totale uitgaven 1
2
3 4
5 6
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
113 6 645 0 0 0 272
196 21 157 0 0 23 543
45 7 958 20 573 0 0 76 1 036
266 8 092 54 066 0 3 618 1 134 1 089
272 5 400 65 962 245 14 12 501 1 324 1 089
–6 2 6921 – 11 8962 – 2453 – 114 – 11 8835 – 1906 0
7 030
21 918
29 688
65 268
86 807
– 21 538
De uitgaven voor de heffingen GIS fase 1 zijn hoger dan geraamd. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de afwikkeling van een aantal geschilpunten over voorgaande jaren met de Stichting GIS en het doorsluizen van 13 maanden i.p.v. 12 maanden. Door vertraging in de uitvoering van het project. Dit wordt primair veroorzaakt door vertraging in de projectuitvoering in de periode vóór 2000 tijdens de projectuitvoering door Schiphol. Na de overname van de uitvoering van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 2, van Schiphol naar Rijkswaterstaat, is de versnelling in de productrealisatie pas op gang gekomen, nadat met de betrokken aannemers in mei 2001 nieuwe contracten zijn overeengekomen. De effecten voor wat betreft de versnelling in de uitvoering worden pas ¾ jaar later zichtbaar. Projectuitvoering is vertraagd door vertraging in de aanwijzingsprocedure. Projectuitvoering is vertraagd. Het begrootte bedrag is een bedrag om mogelijke onvoorziene kosten te kunnen dekken die verband zouden houden met de voorbereiding van de isolatie lopende het aanwijzingstraject. Uiteindelijk is in 2001 niet meer nodig geweest dan € 2 722. De projectuitvoering is vertraagd door problemen met de aannemers. Betreft 2 woonboten en 3 woningen. De realisatie van de uitgaven is in hoge mate afhankelijk van de onderhandelingen met eigenaren van woonboten en woningen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
82
Geïsoleerde/te isoleren woningen
Schiphol, fase 1 – aantal – uitgaven (x € 1 000) Schiphol, fase 2 – aantal – uitgaven (x € 1 000) Regio’s – aantal – uitgaven (x € 1 000) totale uitgaven * 1–2
3–4
5–6
1–2
2000
2001
2001
2001
14 113
0 196
0 8 003
nvt 8 358
nvt 5 672
nvt1 2 6862
202 6 645
220 21 157
706 20 573
1 956 48 544
3 000 65 962
– 1 0443 – 17 4184
n.v.t. 0
n.v.t. 23
0 7
24 1 710
450* 13 848
4265 – 12 1386
6 758
21 376
28 583
58 612
85 482
– 26 870
Betreft uitsluitend Maastricht. De uitgaven voor de heffingen GIS fase 1 zijn hoger dan geraamd. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de afwikkeling van een aantal geschilpunten over voorgaande jaren met de Stichting GIS en het doorsluizen van 13 maanden i.p.v. 12 maanden. Na de overname van de uitvoering van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 2, van Schiphol naar Rijkswaterstaat, is de versnelling in de product-realisatie pas op gang gekomen, nadat met de betrokken aannemers in mei 2001 nieuwe contracten zijn overeengekomen. Vervolgens kost het proces om te komen tot een B&O4 (= het besluit tot isolatie is genomen en bekendgemaakt aan de eigenaar) 30–35 weken en duurt het vervolgens nog eens minstens 3/4 jaar voor dat de woning wordt opgeleverd. Dit heeft als gevolg dat in de lijn van opgeleverde woningen nog geen ombuiging kan worden waargenomen, hetgeen wel voor het jaar 2002 verwacht wordt. De projectuitvoering is vertraagd door problemen met de aannemers.
aantal ruimtelijke maatregelen uitgaven (x € 1 000) Schiphol fase 2 uitgaven (x € 1 000)
2 3
4
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
2 272,3
2 543,2
3 1 035,5
5 1 134,5 31 5 521,6
7 1 323,7 0 0
–2 – 189,2 311 5 521,62
De realisatie laat een aanzienlijk hoger aantal zien dan oorspronkelijk begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat ook de te amoveren woonschepen, welke met de geluidsisolatie Schiphol samenhangen, zijn opgenomen.
heffingen NVLS fase 1 Schiphol heffingen regionale velden heffingen fase 2 Schiphol overig
Totaal 1
Verschil
1999
Toedeling naar inkomsten (x € 1 000)
– – – –
Begroting
1998
Geamoveerde/te amoveren woningen/ woonboten
– – – –
Realisatie
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
5 507 555 0 5
5 092 619 0 24
10 209 698 22 162 2 410
9 685 707 28 660 3 539
7 533 354 31 356 0
2 1521 3532 – 2 6963 3 5394
6 067
5 735
35 479
42 591
39 243
3 348
De ontvangsten voor de heffingen GIS fase 1 zijn hoger dan geraamd doordat er in verband met een inhaalslag 13 maanden i.p.v. 12 maanden zijn ontvangen. Zijn hoger dan verwacht in verband met hoger aantal start en landingen dan is geraamd. Deze vormen de basis voor de heffingen. De hoogte van de oorspronkelijke raming is destijds abusievelijk gebaseerd op de werkelijke ontvangsten van geluidsheffingen GIS fase 1 én fase 2. In de begrotingsvoorbereiding 2003 wordt dit gecorrigeerd. Het betreft hier voornamelijk ontvangsten naar aanleiding van de afwikkeling van een aantal geschilpunten over voorgaande jaren met de Stichting GIS.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
83
c. Toelichting Verplichtingen De hogere verplichtingen worden veroorzaakt door het in 2001 noodzakelijk afsluiten van (meerjarige) contracten ten behoeve van de tweede fase geluidsisolatie Schiphol en de wettelijke verplichting tot verplaatsing, aankoop of afkoop van 130 woonschepen gelegen in de geluidszones rond de luchthaven Schiphol. Uitgaven De lagere uitgaven worden veroorzaakt door vertraging in de uitvoering van het geluidsisolatieproject Schiphol fase 2 (GIS2) alsmede de isolatiemaatregelen rond de regionale luchthavens. Daarnaast is de afhandeling van de eindafrekeningen van de aannemers aanzienlijk trager verlopen dan verwacht. Ontvangsten De ontvangsten zijn hoger dan verwacht. Dit wordt met name veroorzaakt door de afwikkeling van een aantal geschilpunten over voorgaande jaren met de Stichting GIS. Artikel 04.20 Veiligheid en toezicht op het gebied van de luchtvaart
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 04.20
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
5,1 4,6 3,6
6,4 6,1 3,4
4,7 4,8 2,4
1,2 0,9 0
3,0 3,0 4,7
– 1,8 – 2,1 – 4,7
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
84
b. Kengetallen Bijdragen & vergoedingen (bedragen in € 1 000)
Examencommissies – aantal – uitgaven Milieucommissies – aantal – uitgaven Konink. Ned. Ver. voor Luchtvaart – aantal – uitgaven Veiligheidsadvies cie. Schiphol – aantal – uitgaven totaal aantal totale uitgaven 1 2
3–4
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
2 905,3
2 801,4
2 677,0
0 0
2 776,9
–2 – 776,91
15 668,9
15 791,4
15 761,4
15 878,1
15 660,3
0 217,82
1 479,2
1 410,7
1 800,0
0 0
1 136,6
–1 – 136,63
1 62,6
1 52,6
1 11,8
0 0
1 67,6
–1 – 67,64
19 2 116,0
19 2 056,1
19 2 250,2
15 878,1
19 1 641,4
–4 – 763,3
Zie de kengetallen bij artikel 08.02. De hogere uitgaven worden veroorzaakt doordat een voorschot is betaald zodat salarisbetaling in januari 2002 van de medewerkers van het klachtenbureau Commissie geluidshinder Schiphol op tijd zou kunnen plaatsvinden. Zie kengetallen bij artikel 08.02.
De overige prestatiegegevens zijn overgeboekt naar artikel 08.02.
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven De lagere verplichtingen en uitgaven worden veroorzaakt door de overboeking van verplichtingen en uitgaven van de examencommissies, Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) en de Veiligheidsadvies commissie Schiphol naar de Inspectie VenW. Ontvangsten De ontvangsten zijn in 2001 in zijn geheel overgeboekt naar de Inspectie VenW. Artikel 04.21 Bijdrage aan de ZBO Luchtverkeersbeveiliging
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 04.21
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
14,2 13,1 56,7
8,9 14,3 4,9
40,2 46,5 5,2
21,0 5,9 0
2,3 2,1 3,6
18,7 3,8 – 3,6
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
85
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.)
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 04.01
13,1 0,4
14,3 0,4
46,5 0,4
5,9 0,0
2,1 0,4
3,81 – 0,42
totale uitgaven aantal fte’s
13,5 7
14,7 7
46,9 8
5,9 1
2,5 7
3,4 – 63
1
2–3
De uitgaven zijn hoger dan geraamd. De oorzaak hiervan is dat is overeengekomen dat de financiële relatie met de LVNL geleidelijker wordt afgebouwd dan in de begroting is opgenomen. Het betreft hier alleen de ingezette fte en bijbehorende apparaatsuitgaven van het DGL. De overige fte-inzet wordt geleverd door NLA en/of HDL (zie artikel 08).
Bijdrage LVNL per luchthaven (bedragen in € mln.) 1998 Rotterdam Eelde Maastricht Totaal 1–3
Realisatie
Begroting
Verschil
1999
2000
2001
2001
2001
4,0 4,2 4,3
4,5 4,4 5,3
0 2,7 3,3
0,1 0,1 0,2
– 0,11 2,62 3,13
12,5
14,2
6,0
0,4
5,6
In 2001 zijn met de LVNL afspraken tot stand gekomen omtrent de geleidelijke afbouw van de begrotingsrelaties, in het bijzonder die voor de regionale dienstverlening.
Luchtverkeersincidenten (aantal) (= geen ongeval)
Luchtverkeersincidenten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
26
20
16
24
pm
24
c. Toelichting Verplichtingen De hogere verplichtingen worden veroorzaakt door het vastleggen van de bijdrage aan de LVNL voor 2001 én 2002 in 2001. Uitgaven De uitgaven zijn hoger dan geraamd. De oorzaak hiervan is dat is overeengekomen dat de financiële relatie met de LVNL geleidelijker wordt afgebouwd dan in de begroting is opgenomen. Ontvangsten De geraamde ontvangsten zijn door administratieve oorzaken niet eind december 2001 maar pas in januari 2002 gestort.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
86
Artikel 04.32 Bijdrage Aviodome
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 04.32 1998
1999
2000
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
2001
2001
2001
2,3 2,3
0 0
2,3 2,3
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Het betreft hier de bijdrage van VenW in de kosten van de verhuizing van Aviodome van Schiphol naar Lelystad. Ter dekking hiervan is de in 2001 aan Schiphol opgelegde dwangsom «aangewend». Artikel 04.33 Luchtvaartsteun
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 04.33 1998 Verplichtingen Uitgaven
1999
2000
Realisatie
Begroting
Verschil
2001
2001
2001
28,4 28,4
0 0
28,4 28,4
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven In de tweede suppletore begroting over 2001 is op uitgavenartikel 04.33 een voorlopige reservering van € 22,7 mln. opgenomen ten behoeve van een tegemoetkoming aan de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen voor de schade die is opgetreden door vluchtverboden in de periode 11 t/m 14 september. Op basis van door de luchtvaartmaatschappijen verstrekte schadekostenoverzichten zijn aan de onderstaande maatschappijen de volgende voorschotten verstrekt (totaal € 28,4 mln.): + KLM € 26,9 mln. + Martinair € 1,12 mln. + Transavia € 0,4 mln. + Denim Air € 0,022 mln. + Quick Airways € 0,0005 mln. Het definitieve bedrag van de compensatie zal uiterlijk 1 juli 2002, op basis van een accountants-verklaring, worden vastgesteld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
87
05 GOEDERENVERVOER Artikel 05.01 Personeel en materieel Directoraat-Generaal Goederenvervoer
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.01
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
61,5 60,5 0,8
63,8 65,2 1,3
64,3 65,1 1,5
24,6 24,8 0,8
59,3 59,5 0,4
– 34,7 – 34,7 0,4
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Onderbouwing personele DGG (ambtelijk personeel)
Gemiddelde begrotingssterkte in fte Gemiddelde prijs per fte 1
2
1998
1999
2000
2001
2001
2001
1 041,0 43 995
1 089,1 44 500
1 040,2 48 598
337,2 59 186
1 024,3 47 564
– 687,11 11 6222
Het verschil in begrotingssterkte wordt veroorzaakt door de overgang van de medewerkers van de Scheepvaartinspectie en de Rijksverkeersinspectie naar de Inspectie VenW (IVW) en de Vaarwegmarkeringsdienst naar de RWS. De gemiddelde prijs per fte van de beleidsdirectie ligt hoger dan van de uitvoerende dienst en de inspecties.
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven De Vaarwegmarkeringsdienst is per 1 januari 2001 met de directie Noordzee van RWS gefuseerd. De personele, materiële en huisvestingsbudgetten ad € 6 mln. van de VMD zijn overgedragen aan RWS en overgeboekt naar het Infrastructuurfonds (IF art. 02.02). Daarnaast zijn in het kader van de vorming van het IVW de personele, materiële en huisvestingsbudgetten van ongeveer € 31 mln. van de Scheepvaartinspectie en Rijksverkeersinspectie naar het beleidsterrein 08 overgeboekt. Daartegenover staan hogere uitgaven als gevolg van extra activiteiten in het kader van de vuurwerkramp Enschede (€ 1 mln.), een positieve bijstelling van het budget door loonbijstelling (€ 1,2 mln.), de benodigde juridische deskundigheid ter zake van loodsenwetgeving en het project kaderwet Tunnelveiligheid. Ontvangsten De extra ontvangsten betreft een afrekening met de RDW op het contract kentekenregistratie en de ontvangsten in het kader van het vorig jaar gestarte project «vertaling internationale regelgeving gevaarlijke stoffen van diverse modaliteiten». Het restant betreft diverse kleinere incidentele posten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
88
Artikel 05.10 Verkeersregeling zeescheepvaart
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.10
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
7,4 7,0 8,8
6,9 7,4 5,5
7,0 8,5 7,8
8,2 8,0 7,6
5,2 9,1 6,9
3,0 – 1,1 0,7
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Activiteit (bedragen in € mln.)
Waddenzee en Eemsmondgebied HCC Den Helder IJmond GMDSS Westerschelde DGPS-HANAS Kustwachtcentrum NNVO Bergingsvaartuig ISP-projecten Afbouw decca systemen Openbare plaatsbepalingssystemen Overig Apparaatsuitgaven – 05.01 totale uitgaven aantal fte’s 1
2
3
4
1998
1999
2000
2001
2001
2001
0,4
0,0
1,3 1,0 1,4 0,0 0,1 0,4 1,7 0,4
1,7 0,5 0,9 0,0 0,0 0,4 1,7 0,1
0,0 0,1 0,5
0,5 1,1
1,9 0,5
1,0 0,6
0,0 0,2 0,2 0 4,1 0 0 0,5 2,1 0 0 0,2 0,6 0,5
0,1 0,9 0,3 0 4,1 0 0 0,5 1,9 0 0 0,2 1,0 0,5
– 0,1 – 0,71 – 0,1 0 0 0 0 0 0,22 0 0 0 – 0,43 0
8,3 18,5
7,7 18,5
9,0 8,5
8,4 7,5
9,5 17,5
– 1,1 – 10,04
4,2 0,0 0,5 2,0 0,1 0,0
Bij de complex verlopen offertekeuze in het kader van de Europese aanbesteding is een vertraging ontstaan van ruim 4 maanden, waardoor het niet meer mogelijk was om een deel van het contract in 2001 te realiseren. Door hogere gasolieprijzen en meer vaaruren (en een dientengevolge gestegen verbruik van die duurdere gasolie) zijn de exploitatiekosten van het bergingsvaartuig «de Waker» aanzienlijk hoger uitgevallen, dan waarmee in de begroting was rekening gehouden. De exploitatiekosten voor het onderhoud van verkeersdienstapparatuur zijn begin 2001 overgeboekt naar artikel 02.02 van het Infrastructuurfonds. Door overdracht van taken aan de regio’s en invulling van de taakstelling uit het regeerakkoord is de personele inzet op dit artikel fors teruggebracht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
89
VBS-tarief naar regio
Noord Scheepsbewegingen – Opbrengst (in € mln.) – Gemiddeld tarief (in €) IJmond Scheepsbewegingen – Opbrengst (in € mln.) – Gemiddeld tarief (in €) Scheldemond (excl. Scheldevaarders) Scheepsbewegingen – Opbrengst (in € mln.) – Gemiddeld tarief (in €) Totaal – Scheepsbewegingen – Opbrengst (in € mln.) – Gemiddeld tarief (in €) * 1–2
3–4
5–6
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
3 000 0,2 58,8
2 100 0,3 129,6
2 935 0,3 128,6
3 878 0,4 93,6
2 700 0,3 117,6
1 1781 0,1 – 24,02
7 300 2,0 281,5
7 529 1,9 253,1
7 421 2,1 281,3
8 629 2,2 257,7
8 700 1,9 219,1
– 713 0,3 38,64
5 400 1,4 261,3
5 545 1,4 245,5
5 283 1,3 249,1
5 471 1,4 257,1
6 000 1,6 264,7
– 5295 – 0,2 – 7,66
15 700 3,6 301,0
15 174 3,6 337,8
15 639 3,7 233,3
17 978 4,0 222,1
17 400 3,8 219,1
578 0,2 3,1
Het aantal scheepsbewegingen betreft zowel VBS-tariefplichtige schepen als vrijgestelde schepen. De toename van het aantal schepen in Noord ten opzichte van de begroting is met name veroorzaakt door een toename van de kleinere schepen. Deze kennen een lager dan gemiddeld tarief. Hierdoor is het gemiddelde tarief gedaald. In IJmond is weliswaar het aantal schepen achtergebleven bij de begroting, maar heeft zich een verschuiving voorgedaan naar de klassen van de grotere schepen met als gevolg een stijging van het gemiddelde tarief ten opzichte van het in de begroting opgenomen tarief. In het Scheldegebied heeft een afname van met name de categorie grotere schepen geleid tot een daling van het gemiddelde tarief.
c. Toelichting Verplichtingen Ten behoeve van de projecten modernisering Schelderadarketen, modernisering HCC Den Helder en een 5-jarig onderhoudscontract voor het havennaderingssysteem (HANAS) is een aantal meerjarige verplichtingen gesloten. Artikel 05.11 Vaarwegmarkeringsdienst
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.11
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
8,3 8,3 3,7
6,9 7,1 2,1
7,0 6,7 2,6
0 0 0
6,3 6,3 3,3
– 6,3 – 6,3 – 3,3
b. Kengetallen Zie voor de verantwoording van de kengetallen van de Vaarwegmarkeringsdienst art 02.02 van de begroting van het Infrastructuurfonds.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
90
c. Toelichting Per 1 januari 2001 is de Vaarwegmarkeringsdienst (VMD) gefuseerd met directie Noordzee. De budgetten van dit artikel zijn hiertoe in zijn geheel overgeboekt naar artikel 02.02 Waterbeheren en vaarwegen van het Infrastructuurfonds en zal ook daar worden verantwoord. Artikel 05.12 Bereikbaarheidsbevorderende en mobiliteitsgeleidende maatregelen
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.12
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
24,6 20,9 8,2
34,3 23,1 7,4
12,9 9,3 0
14,7 13,4 0
8,0 12,5 0
6,7 0,9 0
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Aandachtsgebieden (bedragen in € mln.)
Goederenvervoer Intermodaal vervoer Incodelta Telematica Totaal
1998
1999
2000
2001
2001
2001
4,4 5,4
5,3 2,3
0,8
0,6
6,2 2,3 0,4 0,5
11,9 0,2 0,9 0,4
11,0 0,2 1,0 0,4
0,9 0,0 – 0,1 0
10,6
8,2
9,4
13,4
12,6
0,8
c. Toelichting Verplichtingen Ten behoeve van de vastlegging voor het SMEG-TMS-programma 2002 (Subsidieregeling Milieu en Energie Goederenvervoer-Transactie Modal Split), LOI, Loran-c (satellietnavigatiesysteem) zijn extra verplichtingenbudgetten van per saldo € 6,7 mln. nodig gebleken. Dit is gerealiseerd door middel van verplichtingenschuiven ten laste van de volgende begrotingsjaren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
91
Artikel 05.15 Vervoer van gevaarlijke stoffen
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.15 1998
1999
Realisatie
Begroting
Verschil
2000
2001
2001
2001
0
0,00
0,05
– 0,05
Ontvangsten
b. Kengetallen Zie voor de verantwoording van de kengetallen art. 08.02.
c. Toelichting Dit artikel is met de oprichting van het IVW medio 2001 geheel overgeboekt naar beleidsterrein 08 en zal daar worden verantwoord. Artikel 05.21 Scheepvaartinspectie
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.21
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
0,8 0,8 5,4
0,8 0,8 5,8
1,0 0,9 6,6
0 0 0
1,2 1,2 5,9
– 1,2 – 1,2 – 5,9
b. Kengetallen Over de kengetallen van de scheepvaartinspectie zoals opgenomen in de begroting 2001 wordt gerapporteerd bij beleidsartikel 08 Inspectie Verkeer en Waterstaat.
c. Toelichting Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten Het gehele beschikbare budget voor de Scheepvaartinspectie is met de oprichting van de Inspectie VenW overgeheveld naar beleidsartikel 08 en zal daar worden verantwoord.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
92
Artikel 05.22 Rijksverkeersinspectie
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.22
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
0,7 1,0 1,3
1,0 1,0 1,0
1,4 1,4 1,3
0 0 0
0,8 0,8 2,2
– 0,8 – 0,8 – 2,2
b. Kengetallen Over de kengetallen van de Rijksverkeersinspectie zoals opgenomen in de begroting 2001 wordt gerapporteerd bij beleidsartikel 08 Inspectie Verkeer en Waterstaat.
c. Toelichting Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten Het gehele beschikbare budget voor de Rijksverkeersinspectie is met de oprichting van de IVW overgeheveld naar beleidsartikel 08 en zal daar worden verantwoord. Artikel 05.31 Stimulering goederenvervoer
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.31
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
11,7 14,1 2,1
13,2 10,1 0,4
8,3 10,0 0,2
13,7 7,4 0,6
5,4 8,0 0,1
8,3 – 0,6 0,5
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven (05.30 en 05.31) apparaatsuitgaven – 05.01
15,7 1,7
10,5 3,6
10,4 3,6
8,0 1,8
8,4 3,4
– 0,4 – 1,6
totale uitgaven aantal fte’s
17,4 30
14,1 60
14,0 52
9,8 25
11,8 25
– 2,0 0
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
93
Uitgavencomponent (bedragen in € mln.)
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
Contributie IMO Subsidie ZKKN en st. Zeemanswelzijn Stimulering kustvaartprojecten Beleidsondersteunend onderzoek Diversen
0,3 0,5 0,2 0,1 0,5
0,3
0,4
0,4
0,4
0
0,1 0
0,1 0
0,2
0,1
0,1
Subtotaal art 05.30
1,6
0,4
0,5
0,6
0,5
0,1
NIM Stimulering kustvaartprojecten Marin Subsidie ZKKN en stichting Zeemanswelzijn Nieuw zeescheepvaartbeleid Beleidsondersteunend onderzoek Nederland Distributieland (NDL)-bijdrage Flankerend beleid binnenvaart Transporttechnologie Sectorstimulering Diverse kleinere uitgaven
0,8
0,9 0,2 0,7 0,5 3,4
0,2 0,1 3,6 0,5 2,5
0,5 1,8 5,4 0,5 0,0
0,5 1,3 2,4 0,3
0,5 1,0 0,2 0,3 1,5
1,4 0,5 2,9 0,2 0,4 0,7 0,6 0,7
1,4 1,4 2,9 0,4 0,4 0,1 0,8 0,7
0 – 0,91 0,1 – 0,2 0 0,62 – 0,2 – 0,0
Subtotaal art 05.31
14,0
10,2
10,4
7,4
8,1
– 0,6
Totaal 05.30 en 05.31
15,6
10,6
10,9
8,0
8,5
– 0,5
1–2
1,6 3,4
De kengetallen in de ontwerpbegroting betreffende Flankerend beleid en Stimulering kustvaartprojecten zijn per abuis voor een deel verwisseld. Het gevolg is dat beide kengetallen een onjuist verschil vertonen.
1) Zeescheepvaartbeleid Ontwikkeling van de Nederlandse vloot (in aantallen)
1986 1992 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
Handelsvaart NL vlag
Handelsvaart vreemde vlag
Totaal
529 397 384 386 439 481 524 558 594
248 346 391 331 278 286 258 288 309
777 743 775 717 717 767 782 846 903
Bron: Beleidsmonitor Zeescheepvaart 2000, TNO.
Gegevens over 2001 zijn nog niet beschikbaar Toelichting: De groei van de Nederlandse vloot heeft zich in 2000 onverminderd voortgezet.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
94
Toegevoegde waarde van de Nederlandse zeescheepvaart Toegevoegde waarde direct 1987 1990 1992 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
* * * * 1 446 1 469 1 701 1 932 1 943 2 023
Bron: Beleidsmonitor Zeescheepvaart 2000, TNO. * Het sterk toegenomen belang van dienstverlening, automatisering en kennis heeft de Europese Unie ertoe genoodzaakt nieuwe voorschriften uit te vaardigen voor het samenstellen van de Nationale Rekeningen. Deze zijn op 1 mei 1999 ingevoerd. Hierdoor is de aansluiting met de cijfers uit het verleden komen te vervallen. Dit geldt uiteraard ook voor het aantal ondernemingen. Om tegemoet te komen aan de problemen die t.g.v. deze trendbreuk ontstaan heeft het CBS de cijfers over de jaren 1995 t/m 1998 volgens de nieuwe methodiek herberekend. Het cijfer over de toegevoegde waarde over de jaren daarvóór komt binnenkort beschikbaar en zal in de beleidsmonitor over het jaar 2001 worden gepresenteerd.
Toelichting: In samenhang met de groei van de Nederlandse zeescheepvaartsector is ook de toegevoegde waarde in 2000 aanzienlijk gestegen. 2) Vestigingsbeleid Ontwikkeling vestigingsbeleid Aantal bedrijven in de scheepvaart Vóór 1995 1995 1996 1997 1998 1999 2000
* 500 580 630 595 605 670
Bron: CBS statistisch bedrijfsregister; Beleidsmonitor Zeescheepvaart 2000, TNO nen. * Het sterk toegenomen belang van dienstverlening, automatisering en kennis heeft de Europese Unie ertoe genoodzaakt nieuwe voorschriften uit te vaardigen voor het samen stellen van de Nationale Rekeningen. Deze zijn op 1 mei 1999 ingevoerd. Hierdoor is de aansluiting met de cijfers uit het verleden komen te vervallen. Dit geldt uiteraard ook voor het aantal ondernemingen. Om tegemoet te komen aan de problemen die t.g.v. deze trendbreuk ontstaan heeft het CBS de cijfers over de jaren 1995 t/m 1998 volgens de nieuwe methodiek herberekend. Het cijfer over het aantal ondernemingen over de jaren daarvóór komt binnenkort beschikbaar en zal in de beleidsmonitor over het jaar 2001 worden gepresenteerd.
Toelichting: Het vestigingsklimaat voor de maritieme sector is relatief nog steeds competitief. In samenhang met de groei van de Nederlandse zeescheepvaartsector heeft ook de groei van het aantal bedrijven in de maritieme sector zich in 2000 voortgezet.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
95
c. Toelichting Verplichtingen In verband met een meerjarig contract ten behoeve van Nederland Maritiem Land (NML) heeft een verplichtingenschuif ad € 6,9 mln. plaatsgevonden. Tevens werd ten behoeve van de vastlegging van de subsidiebeschikking Schipperszorg 2002 een verplichtingenschuif ter grootte van € 0,7 mln. gerealiseerd. Daarnaast waren verplichtingenschuiven totaal ad € 0,8 mln. noodzakelijk voor de vastlegging van het Nautisch Onderwijs Fonds en Marineopleidingsschip. Ontvangsten Een bedrag van ongeveer € 0,25 mln. werd ontvangen op vaststellingen van verleende subsidies in het kader van de Wet Stimulering Zeescheepvaart (WSZ). Daarnaast is in 2001 van EZ een bijdrage van ca. € 0,27 mln. ontvangen op de aan de stichting Nederland Maritiem Land in 1999 verstrekte subsidie op de projectkosten. Artikel 05.32 Zeehavenontwikkeling
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.32
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
11,9 16,4
0 3,3
51,1 33,1 6,1
4,4 7,0 1,2
8,0 10,9 0
– 3,6 – 3,9 1,2
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Inputgegevens (bedragen in € mln.) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
programma uitgaven apparaatsuitgaven – 05.01
16,4 0,5
3,3 0,5
33,1 0,6
7,0 0,7
10,9 0,5
– 3,9 0,2
totale uitgaven aantal fte’s
16,9 8,5
3,8 8,5
33,7 8,5
7,7 10,2
11,4 10,2
– 3,7 0,0
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
96
Concurrentiepositie van de Nederlandse havens in de range Hamburg-Le Havre Overslag (x 1 000 ton)
Aandeel in %
1995
1998
1999
2000
1990
1995
1999
2000
Noordelijke zeehavens Amsterdam Noordzeekanaalgebied Scheveningen Mainport Rotterdam Scheldebekken Totaal Nederland Antwerpen Gent Zeebrugge Duinkerken Rouen Le Havre Hamburg Bremen Wilhelmshaven
3,749 50,270 1,767 302,774 21,567 380,127 108,074 21,570 30,580 39,379 19,827 53,783 72,189 31,193 34,265
4,318 55,732 4,266 321,023 25,331 410,670 119,789 23,632 33,283 39,230 21,203 66,900 76,503 34,521 43,808
4,128 55,703 4,148 309,891 25,523 399,393 115,654 23,905 35,440 38,286 24,086 64,400 81,036 36,036 39,778
4,750 63,000 4,250 330,245 26,030 428,275 130,531 24,039 35,475 45,283 22,805 68,020 85,863 44,700 43,368
0.47 6.36 0.22 38.28 2.73 48.06 13.66 2.73 3.87 4.98 2.51 6.80 9.13 3.94 4.33
0.50 6.41 0.49 36.92 2.91 47.23 13.78 2.72 3.83 4.51 2.44 7.69 8.80 3.97 5.04
0.48 6.49 0.48 36.12 2.97 46.55 13.48 2.79 4.13 4.46 2.81 7.51 9.44 4.20 4.64
0.51 6.79 0.46 35.57 2.80 46.13 14.06 2.59 3.82 4.88 2.46 7.33 9.25 4.81 4.67
Totaal
785,471
860,446
849,973
918,210
100.00
100.00
100.00
100.00
Bronnen: Nationale Havenraad; AVV; rapport Goederenvervoermonitor TNO dec. 2001. Cijfers over 2001 nog niet beschikbaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
97
Marktaandeel Nederlandse zeehavens in Le Havre-Hamburg range 52% 51% 50% 49% 48% 47% 46% 45% 44% 43% 1986
1990
1995
1999
2000
Indexgetal marktaandeel Nederlandse zeehavens in Le Havre-Hamburg range 102 100 98 96 94 92 90 88 86 84 1986
1990
1995
1999
2000
Het marktaandeel van de Nederlandse havens in de Hamburg-Le Havre range komt steeds verder af te liggen van het niveau van 1986 (51%=100). De dalende lijn heeft ertoe geleid dat het niveau van het marktaandeel in 2000 net boven de 46% is komen te liggen, oftewel 90,5 in 2000 t.o.v. 100 in 1986.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
98
De daling van het marktaandeel de laatste jaren lijkt het gevolg van een sterkere groei van de niet-Nederlandse havens in de Hamburg-Le Havre range. Zo boekte Antwerpen in 2000 een havenrecord van 130 mln. overgeslagen tonnen goederen, 10 mln. ton meer dan in 1998 en bijna 15 mln. ton meer dan in 1999, dus een groei van 12%. Ook de Duitse havens blijven het goed doen; zo heeft de haven van Hamburg het overslagresultaat van 1999 ook in 2000 weer scherper gesteld. Het jaarresultaat van 2000 is uitgekomen op circa 85,1 mln. ton, een toename van ruim 5%. Bremen heeft het relatief nog beter gedaan; in 2000 werd een recordoverslag gerealiseerd van 44,7 mln. ton, een toename van 24,2% (Nationale Havenraad 2000). Een oorzaak ligt in de groei van containerstromen, die ten koste van «massagoed» en «overig stukgoed» aan aandeel winnen in de totale overslag. Zo daalde in het haar 2000 de overslag van containers in Rotterdam met 1,2% t.o.v. 1999, terwijl de rest van de Europese havens, zoals Antwerpen en Hamburg, groeiden met resp. 13 en 14%. De eerste cijfers met betrekking tot de totale goederenoverslag in de Nederlandse havens over het jaar 2001 druppelen binnen. De Rotterdamse haven is in 2001 uitgekomen op 315 miljoen ton. Dat betekent een daling van 2,2% ten opzichte van het recordjaar 2000 (Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam). Amsterdam daarentegen heeft de goederenoverslag in 2001 met een kleine 10 procent zien stijgen tot 68 miljoen ton (Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam). De Zeeuwse havens zijn er met een stijging van 2% in geslaagd hun marktaandeel in de Hamburg-Le Havre-range te consolideren (Bron: Zeeland Seaports). De haven van Antwerpen, de grootste concurrent van de Nederlandse havens, wist de overslag in 2001 vrijwel gelijk te houden op zo’n 130 miljoen ton (Bron: Havenbestuur Antwerpen). Bij het interpreteren van de cijfers moet niet vergeten worden dat het in 2001 op alle terreinen wat minder is geweest. 2001 was immers het jaar van de mond- en klauwzeer, 11 september en de teruggang van de internationale economie. Het wachten is derhalve op marktaandeelcijfers, toegevoegde waarde en werkgelegenheid van de Nederlandse zeehavens in 2001 (ten opzichte van de vorige jaren). Hiermee zijn dan wat hardere conclusies te trekken dan nu mogelijk is, bijvoorbeeld of een tendens is ingezet van algehele stabilisatie of zelfs lichte terugval van de Nederlandse havens.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
99
Verdeling overslag Ned. zeehavens 6%
1% 15% 1%
77%
Het is evident dat het havengebied van Rotterdam-Rijnmond de kroon blijft spannen als het gaat om de totale overgeslagen tonnen goederen. Ruim driekwart van alle goederen die de Nederlandse havens in- of uitgaan komt op rekening van Rotterdam. Op ruime afstand volgen Amsterdam en de Zeeuwse havens.
Toegevoegde waarde en werkgelegenheid Belangrijker dan overslagcijfers zijn de toegevoegde waarde en werkgelegenheid die de havens genereren ten gunste van economie en welzijn. Het totaalbeeld in de ontwikkeling van toegevoegde waarde en (directe en indirecte) werkgelegenheid ten aanzien van de Nederlandse zeehavens is licht positief te noemen. In geld uitgedrukt blijft de groei van de (directe en indirecte) toegevoegde waarde aanhouden, terwijl ook de totale werkgelegenheid de laatste jaren licht is toegenomen. De totale havengerelateerde werkgelegenheid bedroeg in 2000 278 300 personen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
100
Toegevoegde waarde Nederlandse zeehavens Toegevoegde waarde Ned. zeehavens
Noordelijke zeehavens s erda Noordzeekanaal e ied hevenin en o erda
ijn ond
helde ekken
Totale toegevoegde waarde in € mrd.
1996
1997
1998
1999
2000
Noordelijke zeehavens Noordzeekanaalgebied Scheveningen Rijn- en Maasmondgebied Scheldebekken
1,14 3,89 0,15 10,47 2,97
1,23 4,10 0,16 10,31 3,01
1,35 4,61 0,17 10,64 2,99
1,00 4,73 0,15 11,05 2,97
0,96 4,98 0,15 12,03 3,31
Tot. Nederlandse zeehavens
18,62
18,81
19,66
19,90
21,43
Bron: Goederenvervoermonitor, TNO-rapport, december 2001, bewerking IHI.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
101
Dir. en indir. toegevoegde waarde Ned. zeehavens in euro's 14 12 10 8 6 4 2 0 1996
1997
1998
1999
2000
Ontwikkeling dir. en indir. werkgelegenheid .
.
r
r
.
.
r Dir.
ir.
Monitorgegevens over 2001 komen in vierde kwartaal 2002 beschikbaar. Het totaalbeeld in de ontwikkeling van toegevoegde waarde en (directe en indirecte) werkgelegenheid ten aanzien van de Nederlandse zeehavens is licht positief te noemen. In geld uitgedrukt blijft de groei van de (directe en indirecte) toegevoegde waarde aanhouden, terwijl ook de totale werkgelegenheid de laatste jaren licht is toegenomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
102
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Met name op de HIP-regeling (Haveninterne projecten) zijn, door vertragingen op een aantal projecten (Passagiersterminal Amsterdam, Amazonehaven, Nieuwlandhavengebied) in 2001 een bedrag van € 1,7 mln. onbesteed gebleven. Daarnaast is in verband met een afrekening 2000 door VenW € 0,7 mln. overgeheveld naar de ministeries van VROM en EZ voor het project Mainport ontwikkeling Rotterdam en een heeft een overboeking van € 0,5 mln. naar de IVW plaatsgevonden in het kader van de oprichting IVW. Het restant is ontstaat a.g.v. een taakstellende verlaging op dit ter financiering van knelpunten elders binnen de begroting van DGG. Ontvangsten Door het gemeentelijk havenbedrijf Rotterdam werd € 1,1 mln. bijgedragen in het project Mainport Rotterdam (PMR). Deze inkomsten zijn aangewend ter financiering van de uitgaven voor dit project. Artikel 05.34 Uitkeringen herstructurering binnenvaart
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 05.34
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
48,4 35,8 10,4
1,6 31,4 16,9
0,2 0,2 3,9
0 0 0
0 0 9,1
0 0 – 9,1
c. Toelichting Ontvangsten Dit artikel met de oprichting van het IVW onder de verantwoordelijkheid van IVW gekomen en is derhalve overgeboekt naar het ontvangstenartikel 08.02. 06 TELECOMMUNICATIE EN POSTZAKEN Artikel 06.01 Personeel en materieel Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Postzaken
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 06.01
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
9,5 9,1 2,8
10,4 10,1 0,6
11,3 11,2 0,8
12,3 12,0 1,5
10,9 10,9 0,3
1,4 1,1 1,1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
103
b. Kengetallen Onderbouwing personele component DGTP (ambtelijk personeel)
Gemiddelde begrotingssterkte in fte Gemiddelde prijs per fte
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
103,7 49 236,5
120,7 55 280,9
136,8 57 014,3
145,2 60 110,5
140,9 56 344,1
4,3 3,766,4
c. Toelichting Ontvangsten De gerealiseerde ontvangsten zijn door diverse incidentele ontvangsten hoger dan was begroot. Het betreft hier onder andere de verrekening van vooruitbetaalde salariskosten en EU ontvangsten voor het project Slowakije in het kader van de voorbereiding van de EU kandidaat landen op de toetreding tot de EU. Artikel 06.02 Bijdragen aan het agentschap Rijksdienst voor Radiocommunicatie (RDR)
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 06.02
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
2,9 2,9 3,6
4,5 4,5 3,7
19,1 19,1 11,4
12,3 12,3 3,9
3,7 3,7 1,0
8,6 8,6 2,9
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven De hogere realisatie op dit artikel zijn toe te schrijven aan de voorbereidingskosten voor een aantal frequentieverdelingsprojecten (hoofdzakelijk voor zerobase veiling). Hiernaast is de bijdrage aan de divisie Telecom (voorheen RDR) ad € 3,7 mln. in verband met de oprichting van het IVW overgeboekt naar het artikel 08.02 en zal daar worden verantwoord. Ontvangsten De vertraging van de zerobase veiling heeft geleid tot een verlenging met een jaar van de tijdelijke vergunning voor de commerciële radio-omroepen. Als gevolg hiervan is in 2001 € 2,5 mln. extra ontvangen. Daarnaast zijn in 2000 door het departement kosten gemaakt voor de RDR die niet zijn doorberekend aan de divisie Telecom. Deze doorberekening heeft in 2001 plaatsgevonden (ca. € 0,45 mln.).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
104
Artikel 06.03 Bijdrage aan ZBO Onafhankelijke autoriteit op het gebied van Post- en Telecommunicatie (OPTA)
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 06.03
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
0,9 0,9 0,2
2,6 2,6 0,2
1,4 1,4 0,6
1,4 1,4 0,5
1,4 1,4 0,2
0 0 0,3
c. Toelichting Ontvangsten De ontvangsten zijn hoger uitgevallen door de afrekening van een tweetal in 2000 verstrekte voorschotten. Artikel 06.11 Herplaatsing aandelen
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 06.11 1998 Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
1999
2000
Realisatie
Begroting
Verschil
2001
2001
2001
12,5 12,5 905,6
0,0 0,0 0,0
– 12,5 – 12,5 905,6
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Dit betreft de verkoopkosten van een deel van de aandelen in de TNT Post Groep N.V. (TPG). Ontvangsten Op dit artikel zijn de opbrengsten geboekt van de herplaatsing van een deel van de aandelen in TPG.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
105
Artikel 06.13 Aankoop aandelen KPN/Ontvangsten KPN
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 06.13 1998 Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
824,8
1999
787,5
Realisatie
Begroting
Verschil
2000
2001
2001
2001
472,7
1 734,5 1 734,5 168,1
380,7
1 734,5 1 734,5 – 212,6
Realisatie
Begroting
Verschil
b. Kengetallen Specificatie (bedragen in € 1 000) 1998
1999
2000
2001
2001
2001
dividend rente aflossing overige ontvangsten
291 646 58 744 186 314 288 150
294 469 43 278 329 074 120 706
219 205 26 403 125 039 102 101
61 298 21 462 0 85 311
277 534 21 462 0 81 680
– 216 2361 0 0 3 6312
Totaal
824 855
787 526
472 747
168 071
380 676
– 212 606
1–2
zie de toelichting bij c.
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven KPN heeft in 2001 besloten nieuw kapitaal aan te trekken met een emissie van aandelen voor een bedrag van € 5 mld. De Staat heeft, om haar aandelenpositie stabiel te houden, in 2001 voor een bedrag van € 1,7 mld. nieuwe aandelen KPN gekocht. Ontvangsten Op het ontvangstenartikel is minder gerealiseerd dan oorspronkelijk werd verwacht. De dividendontvangsten zijn afgenomen door het feit dat KPN geen contant dividend meer uitkeert. Ook de verkoop van aandelen TPG heeft geleid tot lagere dividendontvangsten. De herzieningsbaten zijn € 3,6 mln. hoger geweest dan geraamd.
Aanvullende kengetallen beleidsterrein 06 Hieronder is een aantal extra kengetallen voor telecommunicatie en postzaken opgenomen die niet direct in de begroting van 2001 terug te vinden is, maar gerelateerd is aan de VBTB- begroting 2002. Besloten is deze, vooruitlopend op VBTB, hier op te nemen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
106
1. Infrastructuur en diensten
Doelstelling Het zorgdragen voor zodanig randvoorwaarden dat een aanbod van eersteklas infrastructuur en diensten op het gebied van telecommunicatie, telematica en post tot stand komt. Qua aanbod, kwaliteit, prijs en innovativiteit wil Nederland de huidige positie wereldwijd in de komende jaren behouden en zo mogelijk verbeteren. Daarnaast zorgdragen dat er infrastructuur met innovatiepotentie aanwezig is. Indicator 1. Aantal alternatieve infrastructuren (Penetratie van verschillende infrastructuren).
Ontwikkeling Tabel 1 Penetratie van verschillende infrastructuren en randapparatuur in Nederland (X 1 000) Afgerond x 1 000 Penetratie infrastructuur en randapparatuur Totaal PSTNA Totaal ISDNA ADSL Mobiele telefoons Kabelaansluitingen PC (particulier en zakelijk) Internetaansluitingen (particulier en zakelijk) Satellietontvangers
Q4 1999
Q4 2000
Q4 2001
7 500 1 900
7 100 2 700 10–15 10 000 nb 7 223 5 000 330
6 700 3 200 125 12 364 6 600 nb 9 183 418
6 900 6 120 6 697 3 000 320
Bron: TNO-STB. 1 KPN.
In 2001 lijkt de trend zich voort te zetten dat het aantal analoge vaste aansluitingen (PSTN) langzaam afneemt. Dit wordt met name veroorzaakt door het succes van digitale technologieën zoals ISDN en ADSL. Het aantal ADSL gebruikers is aan het eind van 2001 ongeveer 125 000 (0,8% van de bevolking). Op dit gebied loopt Nederland achter op landen als België (175 000, 1,7%) en Italië (300 000, 3,9%)1. Het aantal kabelaansluitingen is toegenomen tot 6,6 miljoen. Penetratie van kabel in Nederland is een van de hoogste ter wereld. Eind 2001 zijn er ongeveer 330 000 mensen die internetten via de kabel. In gebieden waar ADSL aansluitingen nog niet mogelijk zijn is dit de enige vorm van breedband internet (voor particulieren). Indicator 2 Aantal aansluitingen en gebruik vaste en mobiele telefonie.
1
Tele.combrief, nummer 01, 2002.
Ontwikkeling Een internationaal vergelijk van het aantal vaste en mobiele aansluitingen in 2000 en 2001 wordt weergegeven in respectievelijk tabel 2 en 3. Hierbij is duidelijk te zien dat het aantal mobiele telefoonaansluitingen het aantal vaste aansluitingen voorbijstreeft. In figuur 1 is het particuliere gebruikers PC en Internet in Nederland vergeleken met een aantal andere landen. Zoals uit dit figuur blijkt hebben
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
107
relatief veel mensen in Nederland toegang tot een PC en internet, thuis, op de werkplek of in het onderwijs. In vergelijking met de andere 4 landen uit het overzicht scoort Nederland goed, waarbij het verschil met landen als Duitsland en Frankrijk opvallend groot is, met name bij het gebruik van of toegang tot internet. Tabel 2 Internationaal vergelijk: aantal vaste aansluitingen en percentage van bevolking Q4 2000 Duitsland Frankrijk VK Zweden Nederland
50 000 000 29 220 000 34 807 000 6 065 000 9 900 000
Q4 2001
61,5% 51 063 164 48,7% 34 000 000 60,0% 34 710 000 68,0% 5 829 100 61,7% 9 900 000
61,5% 56,6% 57,3% 65,5% 61,9%
Bron: TNO-STB (2002)
Tabel 3 Internationaal vergelijk: aantal mobiele aansluitingen en percentage van bevolking Q4 2000 Duitsland Frankrijk VK Zweden Nederland
48 000 000 33 000 000 40 000 000 6 157 000 10 730 000
59,0% 55,0% 69,0% 71,0% 66,9%
Q4 2001 54 758 094 34 600 100 43 000 000 6 693 000 12 364 794
66,4% 57,6% 71,0% 75,0% 77,3%
Bron: TNO-STB (2002)
Figuur 1 Internationaal vergelijk: particuliere gebruikers PC en Internet
80% 73% 6%
70%
63% 5%
60% 52% 50% 40%
41% 40%
40%
30% 23% 20% 10% 0% Gebruik van of toegang tot een PC
Gebruik van of toegang tot Internet/www
Bron: Eurobarometer 55 (2001)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
108
2. Waarborgen maatschappelijke belangen
Doelstelling Het zorgdragen voor zodanige randvoorwaarden dat maatschappelijke belangen bij toegang tot, het gebruik van en inpassing van telecommunicatie-, telematica- en postvoorzieningen gewaarborgd zijn. Indicator Tariefontwikkeling internettoegang. Ontwikkeling De kosten voor internettoegang voor 2 profielen (20 en 40 uur) worden weergegeven in de figuren 2 en 3. Hieruit blijkt dat Nederland met betrekking tot kosten van internet toegang een positie in het midden inneemt indien vergeleken met andere OECD landen. Als Nederland vergeleken wordt met de landen die in de andere overzichten worden meegenomen (VK, Frankrijk, Duitsland en Zweden) dan blijkt in Nederland internet toegang het duurst indien er gekeken wordt naar 20 uur toegang. Bij 40 uur toegang liggen de kosten in het midden. Dit betekent dat met name de vaste kosten in Nederland hoger zijn, terwijl de variabele kosten (bedrag per seconde of minuut) op een gemiddeld niveau liggen. De introductie van internetabonnementen voor een vast bedrag (de always on verbindingen) kan hierin verandering gaan brengen. Figuur 2 Internationaal vergelijk: kosten internettoegang augustus 2001 (20 uur, daltarief)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Duitsland
1999 20 uur
Frankrijk
1999 40 uur
Nederland
Zweden
2000 20 uur
VK
2000 40 uur
VS
2001 20 uur
Bron: OECD (2001)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
109
Figuur 3 Internationaal vergelijk: kosten internettoegang augustus 2001 (40 uur, daltarief)
140 120 100 80 60 40 20 0 Duitsland
1
20 uur
Frankrijk
1
Nederland
40 uur
Zweden
VK
2000 20 uur
VS
2000 40 uur
Bron: OECD (2001)
3. Zorg voor optimale marktcondities in de sector telecommunicatie en post
Doelstelling Het zorgdragen voor optimale nationale marktcondities en voor zodanige randvoorwaarden dat optimale marktcondities in een zo groot mogelijk aantal landen ontstaat. Indicator Aantal aanbieders/marktaandelen van ICT-infrastructuur en diensten. Ontwikkeling In figuur 4 wordt het gebruik van telefoondiensten voor vaste telefonie in Nederland weergegeven, op basis van aantal abonnees. Naast KPN wordt er met name veel gebruik gemaakt van diensten van Carrier PreSelect (CPS) bedrijven. De weergave in Figuur 4 is niet een op een te vertalen naar marktaandelen van de weergegeven bedrijven op deze markt. KPN blijft de dominante partij op deze markt, waar alleen de kabelbedrijven met een eigen infrastructuur kunnen concurreren. Op de markt voor mobiele telefonie vindt er een stabilisering plaats van marktaandelen van de mobiele operators (zie figuur 5). Aan het eind van Q4 waren er in Nederland ongeveer 12,4 miljoen gebruikers van mobiele telefonie. De groei in aantal mobiele bellers is met name te danken aan de mogelijkheid tot pre-paid bellen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
110
Figuur 4 Gebruik vaste telefoondiensten in Nederland (Q4 2001)
UPC
200.000
Scarlet/One.tel
1.000.000
Tele2
1.000.000
KPN
.600.000
0
2.000.000
4.000.000
6.000.000
8.000.000
10.000.000 12.000.000
Bron: TNO-STB (2002)
Figuur 5 Ontwikkeling marktaandelen mobiele telefonie op basis van aantal abonnees
100
80
60
40
20
0 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Q4 2001
Bron: TNO-STB (2002)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
111
07 METEOROLOGISCHE AANGELEGENHEDEN Artikel 07.05 Bijdragen aan het agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 07.05
Verplichtingen Uitgaven
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
22,4 22,4
27,8 27,8
33,2 33,2
34,7 34,7
28,0 28,0
6,6 6,6
Realisatie
Begroting
Verschil
2000
2001
2001
2001
32 530
34 480
27 864
6 6161
180 476
180
180
0 0
33 186
34 660
28 044
6 616
b. Kengetallen (bedragen in € 1 000) 1998 1. vergoeding voor afname producten (incl. rentecompensatie leenfaciliteit) 2. bijzondere bijdrage rentecompensatie t.b.v. derden 3. bijdrage in kosten verhuizing e.d. Totaal 1
1999
zie de toelichting onder c.
c. Toelichting Verplichtingen en uitgaven Naast de indexering loon- en prijsbijstelling (ad € 1,2 mln.) is het hogere realisatie voornamelijk het gevolg van reorganisatiekosten en noodzakelijk automatiseringskosten, waaronder de migratie naar Office 2000, de kosten voor technisch onvermijdelijke urgente netwerkactiviteiten en de aanschaf van databaselicenties in verband met het toegenomen databasegebruik (ad € 1,8 mln.). Daarnaast heeft VenW de betalingsverplichting van de LVNL ad € 1,6 mln. overgenomen en heeft VenW in 2001 voor € 0,6 mln. aan activa betaald. Het restant van overschrijding heeft o.a. betrekking op de gestegen huurkosten van de RGD, de door de Belastingdienst opgelegde BTW-navordering in verband met buitenlandse leveringen en de uitgaven in het kader van de invoering van de EURO. 08 INSPECTIE VERKEER EN WATERSTAAT Per 1 juli is de Inspectie Verkeer en Waterstaat gevormd. Met de vorming van de Inspectie Verkeer en Waterstaat is invulling gegeven aan «functiescheiding». Deze scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht draagt bij aan een transparante, slagvaardige en betrouwbare overheidsdienst. De onderscheiding van rollen en verantwoordelijkheden heeft tevens geleid tot een andere plaatsbepaling van de toezichthouder in de beleids-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
112
organisatie. De toezichthouder moet minder met het beleid gecontamineerd zijn. Tegelijkertijd neemt het beleid een duidelijkere positie in als deels «vragende» partij deels «toetsende» tegenover de toezichthouder. De Inspectie VenW voert haar werkzaamheden uit op de terreinen vervoer, scheepvaart, luchtvaart en telecom. Deze gebieden zijn terug te vinden in de vorm van divisies in de organisatiestructuur van de Inspectie VenW. In de divisies is een heldere scheiding tussen de taken vergunningverlening c.a. en handhaving aangebracht, ondersteund door een deskundige staf. De divisie Vervoer voert het toezicht uit op het transport: luchtvaart, zeescheepvaart, binnenvaart, railvervoer en weg. De subjecten waarop het toezicht is gericht zijn onder andere lading, chauffeurs en ondernemingen in goederen- en personenvervoer. De divisie Luchtvaart geeft o.a. vergunningen, erkenningen en certificeringen op het gebied van veiligheid af en handhaaft het overheidsbeleid met betrekking tot veiligheid, geluid en luchtkwaliteit. De divisie Scheepvaart houdt toezicht op de naleving van de internationale en nationale wet- en regelgeving gericht op een veilige en milieuvriendelijke scheepvaart en zorgt voor een correcte beleidsuitvoering met betrekking tot registratie, meting, certificering en handhaving van (inter-) nationale weten regelgeving. De divisie Telecom draagt zorg voor optimale gebruiksmogelijkheden van het radiofrequentiespectrum. De divisie Telecom is een baten-lastendienst en kent een eigen afzonderlijk opgenomen financiële verantwoording. Artikel 08.01 Apparaatsuitgaven IVW
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 08.01
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
2001
2001
2001
65,2 63,9 2,6
0 0 0
65,2 63,9 2,6
Divisie Centrale Luchtvaart bestuursstaf
Totaal
b. Kengetallen (in € 1 000) Realisatiecijfers 2001
Divisie Divisie Vervoer Scheepvaart
Totale Apparaatsuitgaven
25 556
13 043
22 705
2 596
63 900
Actief regulier personeel Overige personeelsuitgaven Materieel Huisvesting
16 742 1 972 5 295 1 548
8 591 878 2 664 911
13 765 2 615 3 681 2 645
2 230 0 367 0
41 326 5 465 12 006 5 104
361 71
183 71
202 113
25 104
771 83
Aantal fte’s Gemiddelde kosten per fte
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
113
c. Toelichting Verplichtingen en Uitgaven Dit tekort vindt zijn oorzaak voornamelijk in de vorming van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). In de ontwerpbegroting 2001 was hier nog geen rekening mee gehouden. Met de oprichting van het IVW medio 2001 zijn van diverse artikelen budgetten (voor een bedrag van ca. € 52 mln.) overgeheveld naar dit artikel. Het restant van het verplichtingentekort is, naast de indexering loon- en prijspeil 2001, ontstaan als gevolg van: – de oprichting van de Centrale Bestuursstaf IVW; in het Organiatie& Formatierapport van de Inspectie VenW is vanaf 1 juli voorzien in een Centrale Bestuursstaf. Hiervoor en voor de projectfase voor 1 juli 2001 was geen budget geraamd, maar is tijdens het jaar budget beschikbaar gesteld (ad € 2,6 mln.); – hogere personeelskosten divisie Luchtvaart; als gevolg van uitgaven aan personeel JAA, die niet waren voorzien en vanwege zittend personeel waarvoor de gemiddelde kosten hoger waren dan oorspronkelijk geraamd. Daarnaast bleek dat de bestaande formatie van de divisie Luchtvaart niet toereikend was. Voortvloeiend hieruit is de formatie (tijdelijk) uitgebreid (totaal ad € 3,3 mln.); – commissie Oosting; voortvloeiend uit de vuurwerkramp in Enschede en het onderzoek van de commissie Oosting is het beleid ten aanzien van Vuurwerk aangescherpt (ad € 0,8 mln.); – het door IVW ontwikkelde Strategisch OntwikkelingsProgramma (SOP) (ad € 0,45 mln.); – voorbereidingskosten oprichting divisie Water ad € 0,3 mln.). Daarnaast zijn in 2001 door de IVW activiteiten uitgevoerd, waarvan de uitgaven oorspronkelijk waren geraamd op andere, beleidsartikelen. Deze budgetten zijn tijdens het jaar van uitvoering overgeheveld. Ontvangsten Met de oprichting van het IVW is ca. € 2,3 mln. overgeboekt naar dit ontvangstenartikel. Het restant ad € 0,45 mln. heeft o.a. betrekking op ontvangsten samenhangend met JAA-personeel (Joint Aviation Authority), ontvangsten in verband met kinderopvang en diverse materiële ontvangsten. Artikel 08.02 Programma-uitgaven IVW
a. Realisatiecijfers (in € mln.) Artikel 08.02
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Realisatie
Begroting
Verschil
2001
2001
2001
10,6 10,5 11,6
0 0 0
10,6 10,5 11,6
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
114
b. Kengetallen Realisatiecijfers 2001 (in € 1 000)
Divisie Divisie Vervoer Scheepvaart
Programmauitgaven
1 637,7
Divisie Luchtvaart
972,7
Divisie Centrale Telecom Bestuursstaf
3 103,2
3 880,3
Totaal
870,4
10 464,3
Divisie Scheepvaart Dienstverlening/producten (bedragen in € 1 000)
Inspecties & Certificering: Koopvaardijsch. (incl. buitenl. sch. PSC) – aantal – opbrengst Visserijschepen – aantal – opbrengst Binnenvaartschepen – aantal – opbrengst
Totale opbrengst 1
2
3
4–5
6 7
Verschil
1999
2000
2001
2001
2001
3 993
4 086
4 721
4 750
4 288
462
2 652 1 997
2 486 2 348
2 379 29 243
1 912 2 775
2 700 2 314
– 7881 4612
602 590
540 656
534 672
531 663
600 703
– 69 – 40
2 200 1 407
1 994 1 082
1 631 1 124
2 032 1 312
2 400 1 271
– 3683 41
815
950
811
794
17
589
631
647
540
510
30
788
1 349
893
591
1 200
– 6094
611
719
756
710
650
60
913
957
1 180
1 076
850
2265
4
10
24
2
10
–8
876
908
854
817
37
370
346
346
358
325
33
3 986
8 161
9 090
5 961
8 000
– 2 03 96
42 094
n.n.b.
65 000
– 65 0007
5 501
5 703
6 000
– 297
n.v.t.
n.v.t.
0
0
Examenactiviteiten: Examens – aantal Monsterboekjes – aantal Af- en aanmonsteringen – aantal Vaarbevoegdheidsbewijzen – aantal Rijnschipperspatenten – aantal Radarpatenten – aantal
Begroting
1998
Metingen: Zeeschepen (incl. pm pleziervrtg.) – aantal Binnenvaartschepen – aantal Nationaliteitsverklaringen (incl. 200 plez.vrtg.) – aantal Zeebrieven – aantal Inschrijvingen Rompbevracht.register – aantal
Realisatie
70 043 4 167
4 562
0 218
274
vervallen
0
0
0
3 993
5 776
6 579
6 416
5 899
516
De afname t.o.v. de begroting wordt met name veroorzaakt door een lager aantal PSC-inspecties. Deze afname bedraagt circa 25% t.o.v. het jaar ervoor als gevolg van de afgenomen vastgestelde wet- en regelgeving hieromtrent. De afname in de opbrengsten ten opzichte van 2000 hangt samen met een afname van het aantal nieuwbouwschepen. De begroting van 2001 betreft een voorzichtige schatting. In de begroting is rekening gehouden met een toename van het aantal gecertificeerde schepen (zeilende passagiersschepen en schepen kleiner dan 150 ton). Deze stijging heeft zich vooralsnog niet voorgedaan. De schommelingen, in de realisatie van metingen Binnenvaartschepen en metingen ten behoeve van Zeebrieven, worden met name veroorzaakt door het grillige ritme van de geldigheidsduur van de certificaten. Het verwachte naijleffect van de uitgave van nieuwe monsterboekjes heeft in 2001 niet de verwachte omvang bereikt. De gegevens over het aantal af- en aanmonsteringen is momenteel nog niet beschikbaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
115
Divisie Vervoer Outputgegevens
Realisatie 1998
1999
2000
2001
17 954 368
18 010 635 794 68 13 340
7 1 383 2 749 50 12 979
0 1 264 4 176 44 14 820
4 3 165
186 203 11 10 3 945
261 258 50 9 4 293
304 232 65 40 3 731
1 352 517 7 068 1 228 2 476
1 167 582 6 702 1 582 2 649
133 48
109 39
1 346 295 5 841 2 223 1 814 64 55 60
1 336 373 5 233 2 319 3 055 151 38 55
Rijtijdenwet/Wet Goed.vv. over de Weg A-selecte controles (NCM) Bedrijfsonderzoeken GV Overbelading (wegcontroles Deelmarktonderzoeken Integrale wegcontroles
251 21 721
Rijtijdenwet/Wet Personenvervoer Taxi onderzoeken Bedrijfscontroles Bedrijfsinspecties Fraude onderzoeken Integrale controles
133 272
Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen Spoorwegwet Broncontroles A-select WGS Integrale controles zeevaart Luchtvaartwet Vliegtuigcontroles Bedrijfscontroles luchtvaart Kew controles
Ontvangsten uit wettelijk voorgeschreven ontheffingen/vergunningen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen tarief (in euro’s) aantal ontheffingen Ontvangsten 1
Realisatie
Begroting
Verschil
2000
2001
2001
2001
21,6 779 16 838,9
24,7 763 18 824,6
113,4 240 27 226,8
– 88,81 523,0 – 8 402,2
Het feit dat het «gerealiseerde» tarief achterblijft op de begroting kan worden verklaard door het feit dat in de realisatie ontheffingen zijn opgenomen waarvoor geen tarief in rekening is gebracht. Het betreft hier ontheffingen m.b.t. EXSAM en Vuurwerk, in totaal 565. Gecorrigeerd voor dit aantal komt het gemiddelde tarief over 2001 uit op € 95,–. Daarnaast wordt het «gerealiseerde» tarief beïnvloed door het feit dat de administratieve verwerking van de ontvangst achterloopt op de registratie van verlening van de ontheffing.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
116
Divisie Luchtvaart Bijdragen & vergoedingen (bedragen in € 1 000)
Examencommissies – aantal – uitgaven Konink. Ned. Ver. voor Luchtvaart – aantal – uitgaven Veiligheidsadvies cie. Schiphol – aantal – uitgaven totaal aantal totale uitgaven 1
2
3
Verschil
1999
2000
2001
2001
2001
2 905
2 801
2 677
2 790
2 777
0 14
1 479
1 411
1 800
1 135
1 137
0 –2
1 63
1 53
1 12
1 201
1 68
0 1341
4 1 447
4 1 265
4 1 489
4 1 127
4 981
0 146
Realisatie
Begroting
Verschil
Hogere uitgaven a.g.v. te late betalingen voor de inhuur van personeel uit de jaren 1998–2000.
1998
1999
2000
2001
2001
2001
Ingeschreven vliegtuigen Brevetten Erkenningen Examens Vergunning tot vluchtuitvoering
2 312 1 913 51 16 828 22
2 384 2 135 59 13 329 28
2 447 7 539 163 14 850 27
2 541 3 035 80 15 932 29
1 900 2000 60 16 500 22
641 1 0351 20 – 568 7
Totaal
21 126
17 935
25 026
21 617
20 482
1 135
De groei ten opzichte van de begroting is, het gevolg van een stijging van de vraag door toenemende vrijetijdsbesteding en een toename van de opleidingsmogelijkheden tot vliegtuigbestuurder.
Ontvangsten (bedragen in € 1 000)
1
Begroting
1998
Prestatiegegevens (aantallen)
1
Realisatie
Realisatie
Begroting
Verschil
1998
1999
2000
2001
2001
2001
Bewijzen van luchtwaardigheid Bewijzen van bevoegdheid Certificaties Erkenningen Examens Vergunning tot vluchtuitvoering Ontheffingen nieuwe tarieven
330 290 643 752 1 261 218 50
283 241 722 817 1 088 150 45
353 241 735 659 226 188 51
325 219 731 591 136 343 0
299 295 1 146 617 1 339 885 118
25 – 76 – 4151 – 26 – 1 2032 – 5421 – 1183
Totaal
3 544
3 346
2 453
2 344
4 699
– 2 355
De lagere ontvangsten voor certificaten en vergunningen wordt voornamelijk veroorzaakt door de achterstand in de facturering en de lange betalingstermijn. De resultaten van het verbeterde factureerproces en de strakkere incassoprocedure zullen pas in 2002 tot uiting komen. De lagere ontvangsten voor examens wordt veroorzaakt door de uitbesteding van deze activiteiten aan het CBR. De kosten van het CBR komen nagenoeg overeen met het tarief van een examen. Met de aanpassing van de tarieven per 1-1-2002 zal er naar verwachting weer sprake zijn van ontvangsten uit examens doordat het tarief kostendekkend is gemaakt. Deze zijn reeds opgenomen onder «Vergunning tot vluchtuitvoering».
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
117
c. Toelichting Verplichtingen en Uitgaven De realisatie van de programmauitgaven en verplichtingen komen per saldo nagenoeg overeen met het totaal van de overboekingen naar dit artikel die in het kader van de oprichting IVW hebben plaatsgevonden. Ontvangsten Met de oprichting van IVW is totaal ruim ca. € 22 mln. aan ontvangsten overgeboekt naar dit artikel. In totaal zijn aan ontvangsten € 11,6 mln. gerealiseerd. Als gevolg van het in 2001 niet in werking treden van de Wet Capaciteitsbeheersing Binnenvaartvloot (Wcb)-waarin o.a. de sanctionering bij overtreding of niet-nakoming ervan door de ondernemers in de binnenvaartsector wordt geregeld – bleek het praktisch onmogelijk de opgelegde heffingen in het kader van de oud-voor-nieuw sloopregeling te innen. Ook zijn in veel gevallen bezwaar en beroep aangetekend tegen de opgelegde heffingen. Hierdoor is in 2001 € 7,7 mln. minder aan inkomsten gerealiseerd. Het restant van de lagere ontvangsten vindt zijn oorzaak bij de divisie Luchtvaart. De lagere ontvangsten worden onder meer veroorzaakt doordat een deel van de tarieven niet kostendekkend waren. Tevens zijn er minder activiteiten uitgevoerd, deels veroorzaakt door het nog openstaan van vacatures.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
118
3.4 Saldibalans per 31 december 2001 van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) en de bij die saldibalans behorende toelichting Activa: Begrotingsuitgaven Liquide middelen Intra-comptabele vorderingen Extra-comptabele vorderingen Deelnemingen Leningen u/g Voorschotten Tegenrekening leningen o/g Tegenrekening openstaande verplichtingen Tegenrekening garantieverplichtingen
€ – – – – – – – – –
Totaal-activa
€ 17 306 974 084,07
Passiva: Begrotingsontvangsten Rekening-courant RHB Intra-comptabele schulden Leningen o/g Openstaande verplichtingen Openstaande garantieverplichtingen Tegenrekening extra-comptabele vorderingen Tegenrekening deelnemingen Tegenrekening leningen u/g Tegenrekening voorschotten Sluitrekening met Infrastructuurfonds
€ – – – – – – – – – –
Totaal-passiva
€ 17 306 974 084,07
7 908 511 935,12 60 079,57 9 320 713,05 31 794 947,14 4 027 091 082,20 337 704 193,24 435 872 491,02 66 124 112,45 4 069 596 211,54 420 898 318,74
1 508 656 632,14 6 152 647 667,77 29 412 897,00 66 124 112,45 4 069 596 211,54 420 898 318,74 31 794 947,14 4 027 091 082,20 337 704 193,24 435 872 491,02 227 175 530,83
3.4.1 Inleiding Samenstelling Als een minister meer dan één begroting beheert, in dit geval van Verkeer en Waterstaat (XII) en van het Infrastructuurfonds, moet per begroting een saldibalans worden opgesteld. Daarom zijn twee overzichten opgesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van de in de verplichtingenadministratie van het FAIS vastgelegde gegevensstructuur, waarin voor iedere begroting afzonderlijk een hoofdstuknummer is opgenomen. Posten die niet zonder meer toewijsbaar zijn aan een bepaalde begroting, zijn opgenomen in de saldibalans van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII). Daarmee is de saldibalans volgens het gestelde in de RDB samengesteld. Uitzonderingen daarop zijn de leningen en de openstaande garantieverplichtingen. Hoewel deze een onderdeel vormen van de extracomptabele vorderingen en schulden, respectievelijk de openstaande verplichtingen, worden deze omwille van de inzichtelijkheid, afzonderlijk gepresenteerd. 3.4.2 Activa 3.4.2.1 Begrotingsuitgaven
€ 7 908 511 935,12
Grondslag De begrotingsuitgaven van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) komen overeen met de Rekening en zijn artikelsgewijs verdeeld in kolom 2 (realisatie) van de Rekening van het ministerie van Verkeer en Water-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
119
staat (XII), onderdeel uitgaven en verplichtingen, welke Rekening als staat bij de financiële verantwoording behoort. € 60 079,57
3.4.2.2 Liquide middelen
Grondslag De rekening liquide middelen is samengesteld uit de kassaldi van de kasbeheerders en de aan de kasvoorschothouders verstrekte gelden. € 9 320 713,05
3.4.2.3 Intra-comptabele vorderingen
De cijfers Met tabel 1 wordt een nadere detaillering gegeven van de aantallen en de openstaande bedragen per 31 december 2001, verdeeld naar ouderdom. Daarnaast is een meerjarig perspectief gegeven door de jaren 1999 en 2000 te vermelden. Tabel 1: Intra-comptabele vorderingen (bedragen x € 1 000) Openstaand
2001
2000
1999
aantal
bedrag
aantal
bedrag
aantal
bedrag
posten < 1 jaar posten > 1 jaar
275 55
7 187 2 134
530 225
2 125 3 217
450 220
2 902 4 325
Totaal
330
9 321
755
5 342
670
7 227
Toelichting Alle intra-comptabele vorderingen kunnen als direct opeisbaar worden beschouwd. € 31 794 947,14
3.4.2.4 Extra-comptabele vorderingen
De cijfers De openstaande aantallen en totaalbedragen van de extra-comptabele vorderingen zijn in tabel 2 gespecificeerd. Tabel 2: Extra-comptabele vorderingen (bedragen x € 1 000) Openstaand
2001
2000
1999
aantal
bedrag
aantal
bedrag
aantal
bedrag
posten < 1 jaar posten > 1 jaar
2 640 2 075
12 166 19 629
2 655 2 810
10 571 22 137
3 108 2 772
9 896 23 315
Totaal
4 715
31 795
5 465
32 708
5 880
33 211
Toelichting De extra-comptabele vorderingen kunnen grotendeels als direct opeisbare vorderingen worden beschouwd. Daar waar sprake is van dubieuze vorderingen of op termijn opeisbare vorderingen, is dit expliciet vermeld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
120
In het kader van het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen aan woningen met betrekking tot het geluidsisolatieproject Schiphol, is door de Staat in de jaren 1993 en 1994 in totaal voor een bedrag van € 26 mln. voorgefinancierd voor de Stichting Geluidsisolatie Schiphol. Voor zover de opbrengsten uit de aan luchtvaartmaatschappijen opgelegde geluidsheffingen toereikend zijn, vindt terugbetaling door de stichting plaats. Per 31 december 2001 bedroeg het nog niet terugbetaalde bedrag € 7 mln. Deze niet direct opeisbare vordering zal, rekening houdend met voornoemde voorwaarde, in jaarlijkse termijnen van € 2,3 mln. worden terugbetaald, waarna deze vordering in het jaar 2004 volledig zal zijn afgewikkeld. Eind 2001 stond een vordering open ad. € 4 mln. op de LVNL als gevolg van de afdrachten Eurocontrol en de Interface, welke vordering naar verwachting in 2002 wordt afgewikkeld. Voorts is een bedrag van circa € 4 mln. opgenomen als gevolg van de aankoop van gronden voor de voorgenomen uitbreiding en ontwikkeling van het zogenoemde Oost-West-areaal van de luchthaven Maastricht Aachen Airport. Daar de uitbreiding niet plaatsvindt, wordt deze vordering in 2002 afgewikkeld. Een niet direct opeisbare vordering van circa € 3 mln. heeft betrekking op de IPZ, omdat niet meer werd voldaan aan de gestelde voorwaarden. Met de debiteur is een betalingsregeling getroffen waarbij is overeengekomen dat alleen betaald wordt indien daarvoor voldoende middelen beschikbaar zijn. Deze vordering is achtergesteld tot oktober 2003. Recentelijk heeft een extern bureau een onderzoek ingesteld en wordt momenteel, in samenwerking met de Landsadvocaat, de mogelijkheid van incasso bezien. Daarnaast wordt de hoogte van het aantal vorderingen mede bepaald, doordat bij het directoraat-generaal Rijkswaterstaat, waaronder achttien diensten ressorteren, en de Inspectie Verkeer en Waterstaat een groot aantal vorderingen (circa 4300) van geringe omvang uitstaat.
3.4.2.5 Deelnemingen
€ 4 027 091 082,20
Grondslag De verworven aandelen door de Staat der Nederlanden in privaatrechtelijke ondernemingen en nationale instellingen zijn, conform het gestelde in de RDB, tegen de oorspronkelijke aankoopprijs extra-comptabel vastgelegd. De cijfers Tabel 3 geeft de deelnemingen per privaatrechtelijke onderneming of nationale instelling weer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
121
Tabel 3: Deelnemingen (x € 1 000) Naam
Bedrag
N.V. Nederlandse Spoorwegen Koninklijke PTT Nederland N.V. TNT Post Groep N.V. Connexxion N.V. (voorheen N.V. VSN) N.V. Luchthaven Schiphol N.V. Koninklijke Luchtvaart Mij. N.V. Groningen Airport Eelde N.V. Maastricht Aachen Airport Overige
1 012 265 2 490 323 362 325 79 552 58 937 17 634 3 340 2 426 289
Totaal
4 027 091
Toelichting Ten opzichte van 2000 hebben zich twee belangrijke wijzigingen voorgedaan in het aandelenbezit van de Staat. Ten eerste in het aandelenbezit van de KPN. Doordat het slotdividend over 2000 is uitgekeerd in de vorm van 10 438 681 aandelen en de Staat daarnaast 353 980 959 aandelen heeft gekocht, is het aandelenbezit uiteindelijk toegenomen tot 781 966 893 aandelen. Desondanks is het deelnemingspercentage van 34,69% ongewijzigd gebleven. Ten tweede in het aandelenbezit van TNT Post Groep (TNT). Als gevolg van de verkoop van 40 250 000 gewone aandelen is het aandelenbezit afgenomen tot 167 073 810 aandelen. Doordat het slotdividend over 2000 contant is uitgekeerd, is het deelnemingspercentage gewijzigd van 43,26% in 34,79%. 3.4.2.6 Leningen u/g
€ 337 704 193,24
Grondslag De door het ministerie van Verkeer en Waterstaat verstrekte geldleningen (niet zijnde voorschotten) worden afzonderlijk weergegeven. Deze leningen kunnen, gezien het specifieke karakter, zowel als op korte termijn opeisbare vorderingen, als op lange termijn opeisbare vorderingen worden beschouwd. De cijfers Tabel 4 geeft inzicht in de openstaande bedragen van de verstrekte geldleningen per geldnemer weer. Tabel 4: Leningen u/g (x € 1 000) Naam
Bedrag
Koninklijke PTT Nederland N.V. TNT Post Groep N.V. Luchtverkeersleiding Nederland Overige
256 923 72 151 6 645 1 985
Totaal
337 704
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
122
Toelichting Als gevolg van het afsplitsen van de post-, express- en logistieke activiteiten van KPN, welke vanaf 1998 zijn voortgezet door TNT, zijn nieuwe overeenkomsten gesloten voor de zogenoemde leningen A en B. De aflossingen door KPN van lening A, waarvan vóór de splitsing nog € 559 mln. resteerde en die ná de splitsing € 518 mln. groot was, hebben conform de overeenkomst plaatsgehad, zodat sinds 31 december 2000 nog € 146 mln. resteert. Ook de aflossingen van lening B door KPN, waarvan vóór de splitsing nog € 411 mln. resteerde en die er na € 379 mln. groot was, zijn conform de overeenkomst verlopen, zodat sinds 31 december 2000 nog € 112 mln. resteert. Ook de lening aan TNT kent een deel A (€ 41 mln.) en een deel B (€ 31 mln.). Inmiddels zijn alle resterende delen niet aflosbaar en eerst opeisbaar op 31 december 2003 of op een zoveel later tijdstip dan waarover de Staat met de KPN en/of TNT te eniger tijd overeenstemming zal bereiken omtrent het tijdstip en de wijze waarop de Staat zijn belang in voornoemde N.V.’s zal terugbrengen tot beneden 331⁄3% van het stemgerechtigd kapitaal. Tenzij het opeisbare bedrag wordt aangewend door de Staat voor storting op de door de N.V.’s uit te geven preferente aandelen A. Bij de verzelfstandiging per 1 januari 1993 van de directie Luchtverkeersbeveiliging, thans LVNL, is onder meer afgesproken, dat het saldo van de over te dragen activa en passiva zal worden gefinancierd door middel van een door de Staat der Nederlanden aan de LVNL te verstrekken lening. Deze lening was opgebouwd uit drie onderdelen. Echter met het oog op een maximale kostenbesparing voor de LVNL is in 1998 overgegaan tot een vervroegde aflossing van twee van de drie onderdelen. Thans resteert nog het derde onderdeel met een bedrag van circa € 7 mln., niet rentedragend en niet aflosbaar, en direct opeisbaar bij een voorgenomen opheffing, overname of fusie van de LVNL. De aflossingen van de leningen opgenomen onder de post «overige» verlopen volgens schema.
3.4.2.7 Voorschotten
€ 435 872 491,02
Grondslag De opgenomen voorschotten betreffen betalingen waarvan nog niet is vastgesteld dat aan alle relevante voorwaarden is voldaan. Het gaat met name om subsidies en bijdragen. De cijfers Tabel 5 geeft inzage in de aantallen en totaalbedragen van de openstaande voorschotten, die in het dienstjaar 2001 alsmede in voorgaande jaren zijn verstrekt. Dit is verdeeld in posten die korter dan een jaar openstaan en posten die langer dan een jaar openstaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
123
Tabel 5: Voorschotten (bedragen x € 1 000) Openstaand
2001 aantal
bedrag
2000 aantal
1999
bedrag
aantal
bedrag
posten < 1 jaar posten > 1 jaar
260 227 854 200 208 018
210 173 424 190 162 248
158 212
116 007 186 316
Totaal
460 435 872
400 335 672
370
302 323
In tabel 6 wordt, conform de gewijzigde regelgeving, met ingang van het jaar 1996 informatie verstrekt over de in 2001 afgerekende voorschotten. Tabel 6: Afgerekende voorschotten (x € 1 000) Stand per 31 december 2000 In 2001 vastgelegde voorschotten
335 672 274 267
In 2001 afgerekende voorschotten
609 939 – 174 067
Openstaand per 31 december 2001
435 872
Toelichting Als gevolg van de regeling HIP is in de jaren 1996 tot en met 2001 voor een totaalbedrag van circa € 52 mln. aan gelden uitgekeerd. Dit om de ontwikkeling en uitvoering van havenprojecten te bespoedigen. De afwikkeling van deze voorschotten zal plaatsvinden na beëindiging van de projecten. De verwachting is dat dit uiteindelijk voor 2004 zal gebeuren. Een bedrag van € 39 mln., welke in de jaren 1995 tot en met 1999 is verstrekt, is het gevolg van verstrekte premies voor de IPZ, ISZ en de daarop aansluitende WSZ. Indien blijkt dat niet (meer) aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, zal tot invordering worden overgegaan. Dit betekent echter niet dat in alle gevallen tot invordering van het volledige bedrag wordt overgegaan. Er wordt namelijk een zogenoemde Pro-rata-regeling toegepast, waarbij het terug te vorderen bedrag vermindert naar mate de ouderdom toeneemt. Is echter sprake van het niet (meer) voldoen aan een aantal zwaarwegende voorwaarden, of valsheid in geschrifte, dan wordt wèl tot volledige invordering overgegaan. Per 31 december 2001 zou bij het niet meer voldoen aan de gestelde voorwaarden, zwaarwegende voorwaarden buiten beschouwing gelaten, het vorderingspotentieel circa € 18 mln. bedragen. Nu geen betalingen meer via deze regelingen plaatsvinden, zal het openstaande saldo aan voorschotten de komende jaren sterk afnemen. Aan NS Reizigers zijn in 2001 voorschotten verstrekt voor een totaalbedrag van circa € 36 mln. voor werkzaamheden in het kader van SWAB en de openbare dienstcontracten spoorvervoer. Deze voorschotten zullen worden afgerekend in 2002 en 2003. Aan provincies en regionale openbare lichamen zijn voorschotten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
124
verstrekt voor een totaalbedrag van circa € 7 mln. als specifieke uitkering ten behoeve van het stimuleren van vervoermanagement en gericht op vooral het woon-werk- en het zakelijke verkeer. De afwikkeling vindt naar verwachting in 2002 plaats. Daarnaast zijn ten behoeve van het project sociale veiligheid in het openbaar vervoer voor € 4 mln. aan voorschotten verstrekt, waarvan de afwikkeling in 2002 wordt verwacht. Aan het NLR zijn voorschotten verstrekt die in een tweetal groepen zijn onder te verdelen. Ten eerste de voorschotten als bijdrage in het exploitatietekort, samenhangende met het eigen basisonderzoek, en een bijdrage in de exploitatielasten van de DNW van circa € 20 mln. Ten tweede bijdragen in de investeringen in uitbreiding en verbetering van onderzoeksfaciliteiten van circa € 15 mln. Op basis van de Regeling compensatie schade 11 tot en met 14 september 2001 kan aan daarvoor in aanmerking komende Nederlandse luchtvaartmaatschappijen compensatie worden verleend voor de geleden schade als gevolg van de sluiting van het luchtruim van de Verenigde Staten van Amerika. Op basis van schadekostenoverzichten zijn, aan een vijftal luchtvaartmaatschappijen, voorschotten verstrekt voor een gezamenlijk bedrag van circa € 29 mln. welke naar verwachting in 2002 worden afgewikkeld. Bij de verzelfstandiging van de directie Luchtverkeersbeveiliging, thans LVNL, is bepaald dat de Staat der Nederlanden de tekorten op de dienstverlening aan de gecontroleerde regionale vliegvelden blijft dragen. Ook blijft de Staat der Nederlanden de kosten van vluchten dragen die zijn vrijgesteld op grond van de toepassingsvoorwaarden van de kostengrondslag van het en-route verkeer. In 2001 heeft de Staat besloten om de rijksbijdragen geleidelijk af te bouwen en deze, met in achtname van een overgangsperiode, vanaf 2004 volledig te beëindigen. De aflopende bijdragen tijdens deze overgangsperiode dragen een vast karakter. In dit kader is voor een gezamenlijk bedrag van circa € 13 mln. aan voorschotten verstrekt, die vermoedelijk in 2002 zullen worden afgewikkeld. De Staat heeft in het kader van de afkoop van de jaarlijkse bijdrage aan het geëxploiteerde burger medegebruik van het luchtvaartterrein Welschap een bedrag van € 7 mln. betaald aan de Stichting Vliegveld Welschap. In deze afkoopsom is mede begrepen een bedrag van € 4 mln. dat dient voor de door de N.V. Vliegveld Welschap te verrichten air-side investeringen. Indien dit bedrag binnen 5 jaar na betaling niet is aangewend voor de realisatie van deze investeringen of voor zover het niet is aangewend voor nader overeengekomen andere investeringen, dan dient dit bedrag terugbetaald te worden. Ook is in 2001, in het kader van het afkopen van de jaarlijkse bijdrage in de tekorten in de exploitatiebegroting, voor circa € 4 mln. aan voorschotten verstrekt aan een tweetal regionale luchthavens. Indien deze voorschotten niet binnen vijf jaar worden aangewend voor de realisatie van een baanrenovatie en afwateringssysteem moeten deze worden terugbetaald. De afwikkeling van deze voorschotten zal naar verwachting in 2006 plaatshebben. In het kader van diverse wachtgelduitkeringen is aan de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO) in 2001 voor een bedrag van € 24 mln. aan voorschotten verstrekt. In de jaren 1999 tot en met 2001 zijn in het kader van het functioneel
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
125
leeftijdsontslag voorschotten voor een gezamenlijk bedrag van circa € 6 mln. verstrekt aan het ABP en de USZO. Deze voorschotten zullen, eerst nadat de goedkeurende accountantsverklaringen zijn ontvangen, vermoedelijk medio 2002, worden afgewikkeld. In de jaren 2000 en 2001 is een subsidie, voor een gezamenlijk bedrag van € 9 mln., aan de stichting Connekt verstrekt welke het onderzoek op het gebied van de vervoer- en transportsector in brede zin coördineert waarbij strategische onderzoeksvragen en vraag en aanbod van transportsystemen centraal staan. Deze voorschotten zullen naar verwachting medio 2002 worden afgewikkeld. De hoogte van het bedrag aan voorschotten wordt mede bepaald doordat bij het directoraat-generaal Rijkswaterstaat, waaronder achttien diensten ressorteren, een aantal voorschotten van geringe omvang uitstaat. Daarnaast is een aantal posten van grote omvang vermeldenswaardig. Zo zijn op het gebied van de veiligheid in verkeer en vervoer stimuleringsbijdragen verstrekt aan lagere overheden en particuliere organisaties voor circa € 31 mln. Daarbij zijn voorschotten verstrekt in de jaren 1998 tot en met 2001 van ruim € 18 mln. aan het CBR en 3VO. De afwikkeling van deze voorschotten is naar verwachting in 2002. Ook zijn aan nagenoeg alle provincies voorschotten verstrekt in dit kader voor een gezamenlijk bedrag van ruim € 11 mln. welke in de jaren 2002 tot en met 2005 zullen worden afgewikkeld. Aan de Stichting Mainport en Groen zijn voorschotten verstrekt voor een gezamenlijk bedrag van circa € 17 mln. voor de groenvoorziening van Schiphol. Afrekening ervan zal plaatsvinden na ontvangst van de accountantsverklaring. Diverse voorschotten zijn verstrekt in het kader van exploitatiebijdragen aan veerdiensten, onder andere is in 2001 een bedrag van € 4 mln. verstrekt aan de veerdienst NACO Ferries B.V., die de verbinding over het Noordzeekanaal verzorgt. In het kader van de ontwikkeling en de ondersteuning van de uitvoering van het verkeersveiligheidbeleid zijn eind 2001 voorschotten verstrekt aan de provincies en regionale bestuursorganen voor een gezamenlijk bedrag van circa € 14 mln. Naar aanleiding van het advies van de Commissie De Boer is voor een gezamenlijk bedrag van circa € 12 mln. aan voorschotten verstrekt om een extra investeringsimpuls tot stand te brengen in het stads- en streekvervoer, onder andere aan de gemeente Arnhem (€ 4 mln.) voor het knooppunt Arnhem-Nijmegen. Ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling op het gebied van personenverkeer en -vervoer is, in het kader van het project «hoogwaardig openbaar vervoer», aan het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven in 1999 en 2000 voor een gezamenlijk bedrag van ruim € 5 mln. aan voorschotten verstrekt. De afwikkeling zal eind 2003 plaatsvinden. Als gevolg van activiteiten op het gebied van beleidsvoorbereiding enevaluatie ten aanzien van de droge infrastructuur, waaronder verkeersbeleid, zijn in 2001 aan de SWOV (circa € 9 mln.) en de stichting Habiforum (ruim € 5 mln.) voorschotten verstrekt. Om een zorgvuldig en objectief verloop van frequentieveilingen te waarborgen zijn in de jaren 1999 tot en met 2001 voorschotten verstrekt voor een gezamenlijk bedrag van circa € 27 mln. aan de divisie Telecom (voor-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
126
heen het agentschap RDR). Doordat recentelijk is overeengekomen om de veilingen anders te organiseren zullen de verleende voorschotten in 2002 worden afgewikkeld. In 2001 is € 3 mln. verstrekt als bijdrage in de kosten voor bezwaar en beroep, strafrechterlijke repressieve handhaving en advisering. Dit omdat de kosten niet meer kunnen worden doorberekend in de tarieven welke de divisie Telecom hanteert. De afwikkeling wordt in 2002 verwacht. € 4 556 618 642,73
3.4.2.8 Tegenrekeningen
Grondslag Voor de extra-comptabele rekeningen aan de passiva-zijde worden uit het oogpunt van het evenwichtsverband verschillende tegenrekeningen gehanteerd. Deze tegenrekeningen behoeven geen nadere toelichting. 3.4.3 Passiva € 1 508 656 632,14
3.4.3.1 Begrotingsontvangsten
De begrotingsontvangsten van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) komen overeen met de Rekening en zijn artikelsgewijs verdeeld in kolom 2 (realisatie) van de Rekening van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII), onderdeel ontvangsten, welke Rekening als staat bij de financiële verantwoording behoort. € 6 152 647 667,77
3.4.3.2 Rekening-courantverhouding RHB
Grondslag Deze rekening geeft de vordering-/schuldverhouding weer tussen het ministerie van Financiën en het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dit saldo is gelijk aan de saldobevestiging per 31 december 2001 die middels een brief van het ministerie van Financiën, d.d. 22 februari 2002, kenmerk BZ 2002–00076 M, aan dit ministerie kenbaar is gemaakt. € 29 412 897,00
3.4.3.3 Intra-comptabele schulden
De cijfers De bij het ministerie voorkomende intra-comptabele schulden zijn in tabel 7 weergegeven. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de ouderdom en de totaalbedragen van de openstaande intra-comptabele schulden per 31 december 2001. Tabel 7: Intra-comptabele schulden (bedragen x € 1 000) Openstaand
posten < 1 jaar posten > 1 jaar Totaal
2001
2000
1999
aantal 840 90
bedrag 26 063 3 350
aantal 625 70
bedrag 28 421 4 948
aantal 500 120
bedrag 27 723 8 273
930
29 413
695
33 369
620
35 996
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
127
Toelichting Indien niet expliciet vermeld, kunnen de intra-comptabele schulden als op korte termijn opeisbare schulden worden beschouwd. Een noemenswaardig bedrag is de ingehouden loonheffing op de salarissen over de maand december 2001 van circa € 20 mln., die in januari 2002 aan de Belastingdienst is afgedragen.
3.4.3.4 Leningen o/g
€ 66 124 112,45
Grondslag Zoals reeds vermeld bij de leningen u/g worden ook de door het ministerie van Verkeer en Waterstaat opgenomen geldleningen afzonderlijk als extra-comptabele schuld weergegeven. De cijfers Tabel 8 geeft de openstaande schulden per geldgever weer. Tabel 8: Leningen o/g (x € 1 000) Naam
Bedrag
Stichting Geluidsisolatie Schiphol (SGIS) N.V. Luchthaven Schiphol
63 401 2 723
Totaal
66 124
Toelichting Deze leningen kunnen gezien hun specifieke karakter zowel als op korte termijn opeisbare schulden, als op lange termijn opeisbare schulden worden aangemerkt. Zij hebben betrekking op de voorfinanciering van isolatiekosten Schiphol door de SGIS en de te betalen rente. Deze kosten worden afgelost uit de nog door het ministerie te ontvangen heffingen van luchtvaartmaatschappijen. Beide leningen zullen naar verwachting in 2012 geheel zijn afgelost. 3.4.3.5 Openstaande verplichtingen
€ 4 069 596 211,54
Grondslag Het saldo van de openstaande betalingsverplichtingen per 31 december 2001 is opgebouwd uit de in het jaar 2001 aangegane verplichtingen, alsmede de in voorgaande jaren aangegane en nu nog lopende verplichtingen, die niet tot een kaseffect in het dienstjaar 2001 hebben geleid. De cijfers In tabel 9 wordt de samenstelling van de openstaande betalingsverplichtingen binnen en buiten begrotingsverband weergegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
128
Tabel 9: Openstaande verplichtingen (x € 1 000) Stand per 31 december 2000 Aangegaan in 2001
3 853 370 8 226 022
Tot betaling gekomen in 2001 Negatieve bijstellingen op verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren Openstaand per 31 december 2001
3.4.3.6 Openstaande garantieverplichtingen
12 079 392 – 7 982 447 – 27 349 4 069 596
€ 420 898 318,74
Grondslag In die gevallen waarbij geen bijdrage wordt verleend voor ondersteuning van op zichzelf wel wenselijk geachte activiteiten, verleent het ministerie garanties aan instellingen of particulieren. Met deze staatsgarantie achter zich, zijn deze in staat leningen af te sluiten en kunnen bepaalde zaken worden gefinancierd. Toelichting Het saldo van de garantieverplichtingen per 31 december 2001 heeft betrekking op circa 35 toezeggingen, waarvan de grootte varieert van € 0,04 mln. tot en met € 105 mln. De te betalen rente op deze toezeggingen varieert van 3% tot ruim 9%. De cijfers Tabel 10 geeft de samenstelling van het uiteindelijke risico weer, uit hoofde van de uitstaande garantieverplichtingen per 31 december 2001. Tabel 10: Garantieverplichtingen (x € 1 000) Stand per 31 december 2000 Nieuw verstrekt in 2001
428 440 0
Afname van het risico in 2001
428 440 – 7 542
Openstaand per 31 december 2001
420 898
3.4.3.7 Tegenrekeningen
€ 4 832 462 713,60
Grondslag Voor de extra-comptabele rekeningen aan de activa-zijde worden uit het oogpunt van het evenwichtsverband verschillende tegenrekeningen gehanteerd, zoals de tegenrekeningen extra-comptabele vorderingen, deelnemingen, leningen u/g en voorschotten. Deze tegenrekeningen behoeven geen nadere toelichting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
129
3.4.3.8 Sluitrekening met Infrastructuurfonds
€ 227 175 530,83
Grondslag Deze rekening dient als sluitrekening met de saldibalans, behorend tot de begroting van het Infrastructuurfonds, omdat voor dit fonds géén gescheiden administratie wordt gevoerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
130
AFKORTINGENLIJST A. AAS ABP ACE AVV AMVB ARB B. BER BenM BLES BLS BOM BOR BTZR BVE BVR C. CBR COTIF
Amsterdam Airport Schiphol Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds Advies Centrum Euro Adviesdienst Verkeer en Vervoer Algemene Maatregel van Bestuur Adviesunit Resultaatgericht Beleid
Beleidseffectrapportage Bereikbaarheidsbevorderende- en mobiliteitsgeleidende maatregelen Bedrijfsintern Logistiek Efficiency Systeem Baten-lastenstelsel Bestuurlijk Overleg Mainport R’dam Bereikbaarheids Offensief Randstad Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Rijkspersoneel Beleidsvoorbereiding- en evaluatie Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren
Centraal Bureau RijvaardigheidsBewijzen Intergouvernementele organisatie voor het internationale spoorwegvervoer
D. DAB DGG DGP DGR DGTP DNW DOREAC DUBOGIS DVB
Digital Audio Broadcasting Directoraat-Generaal Goederenvervoer Directoraat-Generaal Personenvervoer Deltaplan Grote Rivieren Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Postzaken Duits-Nederlandse Windtunnel Doorlichting Regelingen op Accountancyaspecten Duurzaam Bouwen GIS Digital Video Broadcasting
E. EER EIS EKB EMA EU EVI
Economische Effect Rapportage Economische Impact Studie Externe Kwaliteits Borging Eerste Moment van Afwegen Europese Unie Electronische Voertuigidentificatie
F. FAIS FCE FES
Financieel Administratief Informatie Systeem Facilitair Centrum Euro Fonds Economische Structuurversterking
G. GHR GIS GSM-R GVB
Gemeentelijk Havenbedrijf R’dam Geluids Isolatieproject Schiphol Mobiele telefonie Rail Gemeentelijk Vervoerbedrijf
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
131
GWW
Grond, Weg en Waterbouw
H. HIP HOV
Haveninterne Projecten Hoogwaardig Openbaar Vervoer
I. IBO IMO IMT IPO IPZ IRMA ISA ISZ ITS ITT IVW
Interdepartementaal Beleids Onderzoek Internationale Maritieme Organisatie International Mobile Telecommunications Inter provinciaal overleg Investeringspremieregeling Zeescheepvaart INTERREG Rijn en Maasactiviteiten Intelligente Snelheidsaanpassing Interimregeling Stimulering Zeescheepvaart Intelligente Transport Systemen Invitation tot Tender Inspectie Verkeer en Waterstaat
K. KAR KEVER KLM KNMI KPN
Korte Afstand Radio Kennistransfer Verkeersveiligheid Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut Koninklijke PTT Nederland N.V.
L. LCCD LVNL
Landelijke Coördinatie Commissie Dijkversterkingen Luchtvaartverkeersleiding Nederland
M. MARIN MDW MER MIT
Nederlands Instituut voor Maritiem Onderzoek Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit Milieu effect rapportage Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport
N. NACO NEREUS NLR NMA NML NS NVVB NVVP
Exploitatie veren Noordzeekanaal Nationale invoering van EU-richtlijn 93/95; meldingsplicht vervoer gevaarlijke stoffen Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium Nationale mededingings autoriteit Nederland Maritiem Land Nederlandse Spoorwegen Nationaal Verkeer en Vervoer Beraad Nationaal Verkeer en Vervoer Plan
O. OGV OLS ONL ONP OOM OUT OPTA OPV
Overlegorgaan Goederenvervoer Ondergronds Logistiek Systeem Ontwikkeling Nationale Luchthaven Open Network Provisions Oog-, Oor- en Mondfunctie Ontvlechting en Uitplaatsing Taakorganisaties Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Overlegorgaan Personenvervoer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
132
OTB OV OVG
Ondergronds Transport en Buisleidingen Openbaar Vervoer Onderzoek verplaatsingsgedrag
P. PAGE PKB PMR PPS PRIMO PROGIS PVE
Plan van Aanpak Goederen Emplacementen Planologische kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam Publiek Private Samenwerking Project Railinfra Management-Organisaties Projectorganisatie GIS Plan van Eisen
R. RELUS RDB RDR RGD RIZA RLD RSC ROV RVI RVR RWS RWT
Regionale luchthavenstrategie Regeling Departementale Begrotingsadministratie Rijksdienst voor Radiocommunicatie Rijksgebouwendienst Rijksinstituut Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling Rijksluchtvaartdienst Railservicecentrum Regionale Organen Verkeersveiligheid Rijksverkeersinspectie Ruimte voor de Rivier Rijkswaterstaat Rechtspersoon met een wettelijke Taak
S. SBL SGG SLE SOIT SRKL SPF SVV SWAB SWOV
Structuurschema Burgerluchtvaartterreinen Stimuleringsregeling Gecombineerd Goederenvervoer Stimulering Logistieke Efficiency Subsidieregeling Openbare Inland Terminals Structuurschema Regionale en KleineLuchthavens Spoorwegpensioenfonds Structuurschema Verkeer en Vervoer Samen Werken Aan Bereikbaarheid Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid
T. TB TBT TBBV TDAB TIB TERFF TMS TNLI TTP TQM
Tracé Besluit Tri Butyl Tin Tijdelijke Beleidsregeling Bijdragen Vaarwegaansluitingen Terrestrial Digital Audio Broadcasting Transport in Balans Trans European Rail Fraight Freeways Transport Modal Shift Toekomstige Nederlandse LuchtvaartInfrastructuur Third Trusted Parties Total Quality Management
U. UMTS
Universal Mobile Telecommunication Services
V. VBS
Verkeer Beheer Systeem
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
133
VBTB VEMOS VERDI VenV VenW VFR VIR VNG 3VO VTS
Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording Vervoerkundig Monitoring Systeem Verkeer en Vervoer: regionaal, decentraal en integraal Verkeer en Vervoer Ministerie van Verkeer en Waterstaat Visual Flight Rules Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Vereniging van Nederlandse Gemeenten Verenigde Verkeers Veiligheids Organisatie Vessel Trafic System
W. WCT WIM WLL WOW WRC WSZ WVO
Westerschelde Container Terminal Weight in Motion Wireless Local Loop Wet op de Waterkeringen World Radio Conference Wet Stimulering Zeescheepvaart Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren
Z. ZBO
Zelfstandig bestuursorgaan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
134
BIJLAGE BIJ DE FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT (XII) OVER 2001 Deze bijlage bestaat uit: – De financiële verantwoording van de baten-lastendienst Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). – De financiële verantwoording van de baten-lastendienst Divisie Telecom van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (voorheen de Rijksdienst voor Radiocommunicatie (RDR)).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
135
Financiële verantwoording KNMI INHOUDSOPGAVE 1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Beleidsverslag 2001 Bedrijfsvoering Uitvoering van het project euro
137 137 139 140
2. 2.1 2.2
Financiële verantwoording van baten-lastendienst KNMI Balans per 31 december 2001 Toelichting Activa Passiva (€ 1 000) Resultaat baten-lastendienst KNMI (bedragen in € 1 000) Begroting van baten en lasten 2001 Toelichting Het kasstroomoverzicht 2001
140 140 141 141 143 145 146 147 151
2.3 2.4 2.5 2.6
Bijlage 1: kosten per productgroep
152
Bijlage 2: opbrengsten per afnemerscategorie
153
Bijlage 3: prestatiegegevens begroting 2001
154
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
136
1. INLEIDING
Algemeen Het KNMI vervult haar rol als het nationale data en kennisinstituut op het gebied van weer, klimaat en seismologie voor de overheid en maatschappij. Daartoe horen het opstellen van algemene weersverwachtingen en specifieke verwachtingen voor de luchtvaart en de scheepvaart en het uitgeven van waarschuwingen voor gevaarlijke weersomstandigheden, het inwinnen en beschikbaar stellen van meteorologische gegevens en het instandhouden en innoveren van de technische infrastructuur die daarvoor nodig is. Daarnaast houdt het KNMI zich bezig met wetenschappelijk onderzoek op het gebied van weer, klimaat en seismologie. Rol van het KNMI Na verzelfstandiging van de commerciële taken per 1 april 1999 worden door het KNMI nog de overheidstaken op het gebied van het weer, klimaat en seismologie uitgevoerd. Meer concreet betreft dit op nationaal niveau, de overheidsvertegenwoordiging naar de luchtvaart, samenleving en commerciële weerbureaus. Naast het verstrekken van adviezen, informatie en data is het KNMI ook verantwoordelijk voor het onderhouden van overheidskennis en data infrastructuur op het gebied van weer, klimaat en seismologie. Voorts is de rol van het KNMI de internationale vertegenwoordiging van Nederland op meteorologisch gebied. Tijdens de plenaire Tweede Kamervergadering op donderdag 13 september 2001 is de wet op het KNMI behandeld. De wet treedt in werking op 1 maart 2002. Hiermee zijn de taken van het KNMI geformaliseerd. 1.1 Beleidsverslag 2001
Beleidsintensivering KNMI In 2001 is de computercapaciteit beschikbaar gekomen voor hoge resolutieverwachting gevaarlijk weer w.o. HIRLAM (High Resolution Local Aera Model), waarvoor het KNMI een financiële bijdrage heeft ontvangen van Verkeer en Waterstaat. Deze bijdrage (kEuro 340) is opgenomen in de rubriek Opbrengst VenW. De toegevoegde waarde van zeer-hoge-resolutiemodellen voor dagelijkse operationele besluitvorming voor zowel het KNMI als voor de andere gebruikers van de modelgegevens is groot. De benodigde computercapaciteit ontbrak echter nog bij het KNMI, waar die in andere «HIRLAMlanden» wel reeds aanwezig was. Het KNMI heeft met deze uitbreiding van de computercapaciteit optimaal kunnen profiteren van de internationale samenwerking. Experimentele runs hebben overtuigend het belang voor Nederland aangetoond van deze hoge-resolutiemodellen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
137
Ontwikkeling KNMI strategie In 2001 heeft het MT de onderstaande KNMI strategie vastgesteld.
De vier speerpunten van de KNMI-strategie
externe gerichtheid
informatie Beste weerkamer, Seismologische info, Klimaatveranderingen
kennis
data
Wetenschappelijk onderzoek
Operationeel datacentrum
Informatie, kennis en data op het gebied van weer, klimaat en seismologie, ten behoeve van:
• veiligheid • economie • duurzaam milieu
Concreet betekent dit dat de bij het KNMI beschikbare data, kennis en informatie wordt geoptimaliseerd om een bijdrage te leveren aan: + het verminderen van het aantal ongelukken ten gevolge van het weer, + het beperken van de schade ten gevolge van het weer en + de ontwikkeling van een duurzaam milieu. Randvoorwaarde hierbij is een verbetering van de externe gerichtheid. Dit betreft enerzijds het verbeteren van de toegangelijkheid, anderzijds het aansluiten op de behoeften van de samenleving.
Centralisatie van de weerkamer De operationele meteorologische taken (exclusief de waarnemers) van het KNMI, inclusief luchtvaart en scheepvaart zijn ondergebracht in de centrale weerkamer in De Bilt. Op 27 november 2001 werd na jaren voorbereiding een belangrijke stap gezet in het reorganisatieproces door ook de luchtvaartmeteorologen van Schiphol en de maritieme meteorologen uit Hoek van Holland en Middelburg onder te brengen in De Bilt. Alle
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
138
waarschuwingen en weerberichten, inclusief de verwachtingen voor de luchtvaart en scheepvaart met de wind- en stormwaarschuwingen komen nu uit één weerkamer. De bundeling van krachten biedt mogelijkheden om de beschikbare kennis onderling uit te wisselen en de dienstverlening verder te verbeteren. 1.2 Bedrijfsvoering Bij de verantwoording 2000 van het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft de Algemene Rekenkamer een rapportage opgesteld waarin zij een oordeel geeft over het financieel beheer van de diverse onderdelen van het Ministerie. Het KNMI heeft, naar aanleiding van bovenstaand rapport, de rapportage over de financiële functie van Hoofddirectie FEZ en de rapportage van de Accountantsdienst over de financiële verantwoording en het financieel beheer bij het KNMI, de projectorganisatie heringericht om de knelpunten op dit gebied op te lossen.
Genomen beheersmaatregelen In 2000 is een stuurgroep opgericht om de verbetering van het financieel beheer te monitoren en te ondersteunen, deze stuurgroep is in 2001 voortgezet. Aan de stuurgroep nemen deel: de directeur, een MT-lid en de controller van het KNMI, Hoofddirectie FEZ, de Accountantsdienst en het ministerie van Financiën. Aan de hand van een vastgestelde prioriteitenlijst werd de voortgang frequent gemonitord. Er is een projectorganisatie «Verbetering Financieel Beheer» van het KNMI opgericht. De acties zijn gegroepeerd in de projectgroepen «Control», «Financiële organisatie» en «Strategie en sturing» en betreffen zowel korte, middellange als lange termijn acties. Om aan de toezegging van de minister van Verkeer en Waterstaat te kunnen voldoen heeft het KNMI op 7 juni 2001 besloten prioriteit te geven aan het oplossen van een aantal specifieke knelpunten. In samenwerking met de stuurgroep is een prioriteitenlijst opgesteld waarin acties zijn benoemd om de geconstateerde knelpunten weg te nemen. De voortgang van deze acties is en wordt in elk Managementteamoverleg besproken. Het doel is om conform de toezegging van de minister van Verkeer en Waterstaat de knelpunten begin 2002 opgelost te hebben.
Effecten van de genomen beheersmaatregelen De voortgang is op hoofdlijnen volgens de planning van de prioriteitenlijst gelopen. Onderstaand is het resultaat beschreven van de genomen beheersmaatregelen. Besloten is, gezien de voortgang, de stuurgroep ter ondersteuning van het project Verbetering Financieel Beheer van het KNMI bij het accountantrapport 2001 op te heffen. Resultaten: 1. Een actuele Administratieve Organisatie is gereed. 2. Een uitgewerkte planningscyclus is beschreven en geïmplementeerd. 3. Verbeterde managementrapportages. 4. Een in ontwikkeling zijnde controlcyclus met inbegrip van managementcontrol. 5. Een nieuw helder en overzichtelijk kostenverdelingsmodel is ontwikkeld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
139
6. Centralisatie van de financiële functie bevindt zich in een vergevorderd stadium (OR akkoord met beleidsvoornemen). 7. Heldere en meer frequente overleggen binnen financiële kolom. 8. Een verbeterde betrouwbare gegevensverwerking in Oracle. 1.3 Uitvoering van het project Euro De invoering van de euro is bij het KNMI goed verlopen. In 1999 werd begonnen met een voorlopige inventarisatie. Dit werd de ruggengraat van het verdere proces. Om het proces soepel te doen verlopen namen in 2000 vertegenwoordigers van de sectoren zitting in de Projectgroep Euro. Apparatuur, software en formulieren vormden belangrijke onderwerpen. Maar ook de logistieke acties waren van essentieel belang. Een belangrijk zwaartepunt van de operatie lag bij het financieel systeem Oracle. De uitvoering van de planning verliep in het algemeen op schema. Met de Projectgroep Euro VenW werden nauwe contacten onderhouden en het daaraan verbonden Facilitair Centrum Euro bood goede diensten aan in de vorm van documenten en adviezen. Ook organiseerde het Facilitaire Centrum een quick scan om de activiteiten en de projectorganisatie bij het KNMI door te lichten. Het hieruit voortkomende rapport bevatte nauwelijks adviezen tot verbetering van het proces. Regelmatig rapporteerde het KNMI aan de Projectgroep VenW en de departementsleiding, die ook financiële middelen ter beschikking stelden. 2. FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN BATEN-LASTENDIENST KNMI 2.1 Balans per 31 december 2001 € 1 000
31-12-2001
31-12-2000
304 3 194 3 655 250 903 3 145 880 6 749
308 3 224 3 348 835 1 206 3 924 1 925 4 322
19 080
19 092
1 935 – 805 726 8 635 718 2 115 5 756
1 935 – 3 141 817 9 494 3 525 1 241 5 221
19 080
19 092
Activa Materiële vaste activa * Grond en gebouwen * Installaties en inventaris * Overige activa * In ontwikkeling Voorraden Debiteuren Transitorische activa Liquide middelen Totaal activa Passiva Eigen Vermogen * Exploitatiereserve * Onverdeeld resultaat Egalisatierekening Leningen bij Min. van Financiën Voorzieningen Crediteuren Transitorische passiva Totaal passiva
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
140
2.2 Toelichting
Algemeen Als uitgangspunt is de «Wegwijzer baten-lastendiensten» gehanteerd die is uitgegeven door het ministerie van Financiën In dit verslag zijn de bedragen van het voorgaande jaar ter vergelijking opgenomen. Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven op de waarderingsgrondslagen. Waarderingsgrondslagen van de activa en passiva.
Algemene grondslagen Alle activa en passiva worden, voor zover niet anders is vermeld, opgenomen voor de nominale waarde inclusief BTW. Activa Materiële vaste activa (€ 1 000) € 1 000
Gebouwen & Terreinen
Installaties & inventaros
Overig
In ontwikkeling
Totaal
Aanschaffingsprijs Cumulatieve afschrijvingen
333 25
10 814 7 590
9 104 5 756
835 0
21 087 13 372
Boekwaarde per 1/01/01
308
3 224
3 348
835
7 715
0 4 0 0
1 569 1 596 83 80
1 061 742 309 298
0 0 584 0
2 629 2 343 977 379
–4
– 30
308
– 584
– 312
Aanschaffingsprijs Cumulatieve afschrijvingen
333 29
12 300 9 106
9 856 6 200
250 0
22 739 15 336
Boekwaarde per 31/12/01
304
3 194
3 656
250
7 403
Mutaties boekjaar: Investeringen Afschrijvingen Des-investeringen Afschr. des-investeringen Totaal mutaties
De Materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de aanschaffingsprijs, verminderd met de afschrijvingen. Onder aanschaffingsprijs wordt verstaan de investeringsuitgaven, die verband houden met het verkrijgen van het actief. De afschrijvingen worden lineair berekend, gebaseerd op de geraamde economische levensduur. Afschrijving vindt plaats vanaf het moment van ingebruikname.
Grond en gebouwen Onder grond en gebouwen is uitsluitend begrepen het pand Emmalaan 5 in De Bilt dat in 1993 is aangekocht en een in 2000 aangekochte ruimte voor de locatie Cabauw. De andere in gebruik zijnde gebouwen worden gehuurd van de Rijksgebouwendienst.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
141
Installaties en inventaris Onder installaties en inventaris zijn begrepen huisvestingsinstallaties, meubilair, computers en computerinfrastructuur, apparatuur en de uitrusting van de drukkerij. Overige Activa Onder overige activa zijn begrepen waarneemapparatuur en -infrastructuur, meet en regelapparatuur, bewerkingsmachines, en communicatieapparatuur. Activa in ontwikkeling Onder activa in ontwikkeling worden activa opgenomen die nog niet bedrijfsklaar zijn. Deze activa worden gewaardeerd tegen de directe kosten exclusief softwarecomponenten. Op activa in ontwikkeling wordt niet afgeschreven. Voorraden Onder de voorraden (dit betreft projecten waarvoor van derden een bijdrage is ontvangen) is het onderhanden werk opgenomen. Dit wordt gewaardeerd tegen directe kosten en voor zover nodig onder aftrek van een voorziening voor verwacht verlies. Debiteuren De debiteuren zijn opgenomen tegen de nominale waarde, verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. € 1 000
31-12-2001
31-12-2000
Debiteuren Voorziening debiteuren
3 308 – 163
4 105 – 181
Totaal debiteuren
3 145
3 924
31-12-2001
31-12-2000
Vooruitbetaalde kosten/transitoria Machtiging inhouding Depot Salarisopdrachten DPO Rekening courant HXII Te verrekenen met HWS Te verrekenen inz. luchtvaartmet. dst *
439 26 12 0 0 0 403
241 20 14 3 1 41 1 605
Totaal
880
1 925
Transitorische activa € 1 000
Een relatief groot deel van de vooruitbetaalde kosten bestaat uit contracten die over het jaar heen lopen en in 2001 betaald zijn. *
De kosten van luchtvaartmeteorologische dienstverlening worden op voorcalculatorische basis opgenomen in de enroute-heffingen en maken daarmee onderdeel uit van de totale kosten voor luchtverkeersleiding zoals die jaarlijks door de minister van Verkeer & Waterstaat worden vastgesteld. Publicatie van de heffingen vindt jaarlijks in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
142
maand december plaats in de Staatscourant. Het definitief te verrekenen bedrag wordt opnacalculatorische basis bepaald. Op grond hiervan is een te verrekenen bedrag opgenomen voor 2001. Passiva Liquide middelen € 1 000
31-12-2001
31-12-2000
Kas Rekeningcourant R.H.B.
3 6 746
3 4 319
Totaal
6 749
4 322
Passiva (€ 1 000) Eigen Vermogen Saldo Eigen vermogen per 1/1 2001 Onverdeeld resultaat 2001
1 935 – 805
Saldo Eigen vermogen per 31/12/2001
1 130
Overzicht Vermogensontwikkeling (€ 1 000)
€ 1 000 1) 2) 3a) 3b) 3c) 3d) 4)
Eigen vermogen per 1/1 saldo van baten en lasten uitkering aan moederdepartement bijdrage door moederdepartement directe mutaties in het eigen vermogen: overige mutaties Eigen vermogen per 31/12
1997
1998
1999
2000
2001 begroot
2001 realisatie
19 707 1 331 – 227
21 265 579 – –
21 844 – 2 510 – 908
1 935 – 3 141 – –
1 206– 2 042 – –
1 935 – 805 – –33
– 21 265
– 21 844
– 20 242
3 141 1 935
– – 3 248
– 1 130
Het saldo van baten en lasten 2000 is t.l.v. de voorziening verwachte verliezen gebracht. Het saldo van baten en lasten 2001 wordt voor 384 t.l.v. de voorziening verwachte verliezen gebracht. Het saldo van de voorziening verwachte verliezen per 1/1//2002: nul. Het eigen vermogen per 1/1/2002: 1 514. Egalisatierekening (€ 1 000) Saldo per 1 januari 2001 Mutatie
817 – 91
Saldo per 31 december 2001
726
Voor het bedrag van de van het moederdepartement ontvangen vergoeding in verband met geactiveerde investeringen met betrekking tot herinrichting nieuwbouw is een egalisatierekening gevormd. Het bedrag valt vrij naar rato van de hiermee gemoeide afschrijvingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
143
Leningen bij het Ministerie van Financiën (€ 1 000) Saldo leningen per 1 januari 2001
9 494
Bij: Opgenomen lening ter financiering van investeringen 2001
1 316 10 810
Af: Reguliere aflossing 2001
2 175
Saldo leningen per 31 december 2001
8 635
Het rentepercentage bedraagt afhankelijk van de looptijd 4,4%–5,3% per jaar. Voorzieningen
€ 1 000
Te verwachten verliezen
Saldo per 31 december 2000 Af: Resultaat 2000
Reorganisatie
Totaal
3 525
3 525
3 141
3 141
Saldo per 1 januari 2001 Bij: Reorganisatie (AVW)
384
384
Saldo per 31 december 2001
384
334
334
334
718
De aard van de voorzieningen bestaat uit: – te verwachten verliezen t.g.v. de ontvlechting. – reorganisatie Automatisering Visuele waarnemingen. Crediteuren € 1 000
31-12-2001
31-12-2000
Crediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen
1 866 249
1 031 210
Totaal Crediteuren
2 115
1 241
De post crediteuren bestaat uit schulden aan leveranciers t.g.v. leveringen en diensten. De looptijd is korter dan 1 jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
144
Transitorische Passiva € 1 000
31-12-2001
31-12-2000
Vooruit ontvangen bedragen Te betalen vakantiegeld Te betalen interim ziektekosten Overige te betalen bedragen
1 066 989 291 3 410
1 603 982 323 2 313
Totaal Transitorische Passiva
5 756
5 221
Vooruit ontvangen bedragen zijn bijdragen van project financiers aan onderzoeksprojecten kennis klimaatsysteem en meteorologische kennis waarvan de prestatie in 2002 geleverd wordt. De post overige te betalen bedragen bestaat uit afgenomen diensten en leveringen 2001 waarvoor nog geen factuur is ontvangen (2 655). Onder dezelfde post zijn 755 aan ontvangen rechten t.b.v. derden opgenomen die nog doorbetaald moeten worden. 2.3 Resultaat KNMI (bedragen in € 1 000)
Omschrijving
KNMI Totaal Baten Totaal Lasten Saldo van baten en lasten Totale kapitaalontvangsten Totale kapitaaluitgaven
(1)
(2)
(3)=(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
40 886 42 928 – 2 042
48 937 49 742 – 805
8 051 – 6 814 1 237
4 992 9 076
1 914 4 803
– 3 078 – 4 273
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
145
2.4 Begroting van baten en lasten 2001 Confrontatie oorspronkelijke begroting met de realisatie (€ 1 000) (1)
(2)
(3)=(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijke begroting
Baten Opbrengst V&W Opbrengst derden Rente baten Buitengewone baten Totaal Baten
27 864 12 977 45 0 40 886
32 423 15 687 52 775 48 937
4 559 2 710 7 775 8 051
Lasten Apparaatskosten * Personeel * Materieel Rente lasten Afschrijvingskosten Dotatie voorzieningen Buitengewone Lasten Totaal Lasten
38 163 25 321 12 842 681 4 084 0 0 42 928
45 840 28 065 17 775 499 2 343 352 708 49 742
7 677 2 744 4 933 – 182 – 1 741 352 708 6 814
Saldo van baten en lasten
– 2 042
– 805
1 237
Omschrijving
Confrontatie realisatie 2001 met realisatie 2000 (€ 1 000) Omschrijving
Realisatie 2001
Realisatie 2000
Verschil
Baten Opbrengst V&W Opbrengst derden Rente baten Buitengewone baten Totaal Baten
32 423 15 687 52 775 48 937
29 193 14 085 154 4 700 48 132
3 230 1 602 – 102 – 3 925 805
Lasten Apparaatskosten * Personeel * Materieel Rente lasten Afschrijvingskosten Dotatie voorzieningen Buitengewone Lasten Totaal Lasten
45 840 28 065 17 775 499 2 343 352 708 49 742
42 754 26 559 16 195 688 2 461 53 5 316 51 272
3 086 1 506 1 580 – 189 – 118 299 – 4 608 – 1 530
– 805
– 3 140
2 335
Saldo van baten en lasten
Het begrote negatieve resultaat van het KNMI voor 2001 is 2 042. Het werkelijk resultaat 2001 is 805 negatief. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste afwijkingen ten opzichte van de Rijksbegroting 2001. Tevens is ter vergelijking de afwijking ten opzichte van 2000 toegelicht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
146
2.5 Toelichting Baten € 1 000
Opbrengst V&W
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
27 864
32 423
29 193
Deze opbrengsten betreft de bijdrage van het ministerie van V & W voor de op grond van de overheidstaak te leveren producten. Het Ministerie van VenW heeft ter compensatie van o.a. HIRLAM, de loon- en prijsstijging, de euro conversie en de stijging van de huurkosten een extra bijdrage van circa 5 100 gefourneerd. € 1 000
Opbrengsten derden
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
12 977
15 687
14 085
De opbrengsten betreffen de in het betreffende jaar geleverde prestaties. De projectenopbrengsten t.b.v. kennis klimaatsysteem en meteorologische data en kennis bedraagt 4 536. De opbrengsten voor luchtvaartverwachtingen zijn 9 710. De overige opbrengsten zijn ontvangen vergoedingen voor het leveren van meteorologische data en kennis. T.o.v. 2000 zijn de leveringen meteorologische data gedaald. De stijging van opbrengsten is als gevolg van hogere opbrengsten kennis klimaatsysteem. Onder begroot zijn de opbrengsten t.b.v. kennis klimaatsysteem niet opgenomen. € 1 000
Rente baten
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
45
52
154
Deze post bestaat uit rente opbrengsten van de uitstaande bedragen in de rekening courant met het ministerie van Financiën. Het gemiddeld rentepercentage is in 2001 gedaald van gemiddeld 3,8 in het eerste halfjaar naar gemiddeld 2,64 in het tweede halfjaar. Het gemiddeld uitstaande saldo is gedaald van 5 mln. in 2000 naar krap 2 mln. in 2001.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
147
€ 1 000
Buitengewone baten Dit bedrag bestaat uit: diverse baten vorig boekjaar diverse baten lopend boekjaar extra bijdrage V & W in verband met stelselwijziging Vrijval voorziening gebouwinstallaties Afgewaardeerde activa LVNL *
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
0
775
4 700*
52 0
413 202
0 91 632
3 994 91* 0
in 2000 op de V&W rekening opgenomen onder overige baten.
In de buitengewone baten is de bijdrage opgenomen voor de inhaalafschrijving op de activa die van LVNL (Luchtverkeersleiding Nederland) zijn overgenomen. Lasten € 1 000
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
Personeel
25 321*
28 065
26 559
26 146 946 973
22 695 3 247 617
23 436 444,76 2,14 52,69 4,4%
22 332 442,62
62,09
59,36
Lonen en salarissen Regulier ** Niet regulier Overige personeelskosten
Personeel exclusief project medewerkers Gemiddeld aantal fte Toename fte – 2001 Loonsom per medewerker Stijging salariskosten per medewerker Gemiddeld aantal fte project medewerkers
50,45
* Begroot exclusief projectmedewerkers. ** Project medewerkers staan in 2001 onder regulier, in 2000 onder niet regulier.
De gerealiseerde kosten zijn circa 2 700 hoger dan begroot. Dit als gevolg van de cao-loonsverhoging, het flankerend beleid als gevolg van de centralisatie van de weerkamer. Tevens is begroot exclusief de personele kosten van projecten voor derden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
148
€ 1 000
Materieel
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
12 842
17 775
16 195
5 037 2 956 2 753 1 941 1 246 684 649
4 177 2 146 1 901 1 855 1 023 1 010 634
2 509
3 449
Huisvesting Onderhoudskosten Diensten derden Contributie Bijdragen Algemene kosten Communicatie en publiciteit Reiskosten Kantoorkosten incl. computerapparatuur
De hogere kosten van materieel ten opzichte van de begroting wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het leasecontract van Hirlam, dat pas in het najaar in de begroting toegevoegd is. De kosten van software e.d. zijn nog begroot op rubriek afschrijvingen. De stelselwijziging i.v.m. de software van rubriek afschrijvingen naar rubriek materieel is begroot op 1999. De werkelijke uitgaven software zijn in 2001 verantwoord op materieel. T.o.v. 2000 wordt de stijging van de huisvesting hoofdzakelijk veroorzaakt door de verhoging van de huur van de RGD. De stijging van diensten derden heeft voor een groot deel te maken met de kosten van de begeleiding van de centralisatie van de weerkamer. € 1 000
Rentelasten
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
681
499
688
De rentepercentages van de leningen zijn 4,4%–5,27%. Door het later afroepen van de leningen is een rentevoordeel ontstaan. € 1 000
Afschrijvingskosten
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
4 084
2 343
2 461
4 1 596 743
4 1 697 760
Gebouwen en terreinen Installaties en inventaris Overig
In de afschrijvingskosten zoals ze in de Rijksbegroting 2001 zijn opgenomen was de stelselwijziging i.v.m. software nog niet verwerkt (zie ook toelichting onder materieel). In 2000 zijn de kosten gede-activeerd en t.l.v. het resultaat gebracht. Voor 2002 en volgende jaren is het softwaredeel van de begrotingspost afschrijvingen opgenomen onder materieel. Afschrijvingstermijnen: Grond en gebouwen – terreinen wordt niet afgeschreven – gebouwen 40 jaar
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
149
Installaties en inventaris 3 tot 10 jaar Overige activa 3 tot 10 jaar Activa in ontwikkeling wordt niet afgeschreven. € 1 000
Dotaties aan voorzieningen
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
0
352
53
181
293
0
5
0
104
44 –7
0 55
145
128
163
181
Dubieuze debiteuren: Saldo voorziening per 1/1 Af: Failliete debiteuren 1995 Buiten invordering gestelde debiteuren 1995 Buiten invordering gestelde debiteuren 1996 Opbrengsten voorgaande jaren Saldo Benodigde voorziening per 31 december
Dotatie voorziening 18 53 De voorziening dubieuze debiteuren is op de balans opgenomen onder debiteuren.
Voorziening reorganisatiekosten: Saldo voorziening per 1/1 Bij: Personeel
0
0
334
0
Dotatie voorziening per 31 december
334
0
Per 1 juli zullen de waarnemingen in de Bilt automatisch worden gegenereerd (hiervoor ligt per 21 december een Voorgenomen Besluit ter advies bij de OR). Op genoemde datum wordt daarom de functie van meteorologisch assistent in De Bilt opgeheven en worden de betrokken medewerkers potentieel herplaatsingskandidaat (na positief advies van de OR). Tot het moment waarop deze medewerkers een andere functie hebben aanvaard blijft het KNMI echter verantwoordelijk voor hun salarisbetaling. Daarom is conform de regels in Titel 9 Boek 2 een voorziening gevormd voor deze kosten. € 1 000
Buitengewone lasten
Begroot 2001
Realisatie 2001
Realisatie 2000
0
708
5 316
– 15 81 632 10 0
342 782 0 184 4 008
Boekwinst/verlies activa Diverse lasten vorig boekjaar Afgewaardeerde activa LVNL Diverse lasten lopend boekjaar Afboeking software t/m 1999
De buitengewone lasten betreffen de inhaalafschrijving op de activa die van LVNL zijn overgenomen. Volgens de waarderingsgrondslagen van het KNMI worden deze niet geactiveerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
150
2.6 Het kasstroomoverzicht 2001 Confrontatie ontwerpbegroting met de realisatie (€ 1 000)
Omschrijving
1. 2.
4.
Rekening Courant RHB 1 januari Totaal operationele kasstroom 3.a – Totaal investeringen 3.b + Totaal boekwaarde desinvesteringen Totaal investeringskasstroom 4.a. – Eenmalige uitkering aan moederdepartement 4.b + Eenmalige storting door moederdepartement 4.c – Aflossingen op leningen 4.d + beroep op leenfaciliteit Totaal financieringskasstroom
5.
Rekening Courant RHB 31 december
3.
(1)
(2)
(3)=(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
3 284 2 042 – 4 992 – 4 992
4 319 5 316 – 2 629 598 – 2 031
1 035 3 274 2 363 598 2 961
– 3 948 4 992 1 044
– 2,174 1 316 – 858
1 774 – 3 676 – 1 902
1 378
6 746
5 368
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
151
BIJLAGE 1
KOSTEN PER PRODUCTGROEP Onderstaand zijn per productgroep de begrote en gerealiseerde kosten opgenomen die volgende nieuwe kostenverdeling van het KNMI zijn berekend. € 1 000
Begroot
Realisatie
Productgroep
Kosten
kosten
1 2 3 4 5 6 7 0
17 192 6 521 9 173 8 207 1 277 207 351 0
19 212 7 120 9 162 10 918 1 528 222 447 1 133
42 928
49 742
Meteorologische data en kennis Algemene en maritieme weersverwachtingen Luchtvaartverwachtingen Kennis Klimaatsysteem Seismologie Publieksvoorlichting Beleidsadviezen Niet aan groepen toegewezen
Totaal
Toelichting: In 2001 heeft het KNMI een nieuwe kostenverdeling ontwikkeld. Deze kostenverdeling heeft een eenvoudigere opzet, waardoor cijfers transparanter en meer controleerbaar zijn geworden. De realisatie van de leasekosten van de Hirlam computer zijn opgenomen onder productgroep 1. De kosten onderzoeksprojecten Kennis Klimaatsysteem (productgroep 4) zijn hoger dan begroot. Deels door loonstijging en deels door meer declarabele uren en bijbehorende hogere opbrengsten dan begroot (zie bijlage 2). Door de nieuwe afspraken met de DGL, wordt de factuur aan de LVNL voor de luchtvaartverwachtingen ingedeeld in dedicated, overhead en core costs. De nieuwe kostenverdeling van het KNMI verschaft inzicht in deze indeling. Hierdoor is echter de factuur voor de LVNL niet meer gelijk aan de kosten van productgroep 3. De buitengewone lasten en de dotatie voorzieningen zijn niet aan een productgroep toegewezen. De betreffende kosten zijn in het productgroepoverzicht opgenomen onder «Niet aan groepen toegewezen».
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
152
BIJLAGE 2
OPBRENGSTEN PER AFNEMERSCATEGORIE Onderstaand zijn per productgroep en per afnemerscategorie de begrote en gerealiseerde opbrengsten opgenomen.
€ 1 000 Productgroep
1 2 3 4 5 6 7
Meteorologische data en kennis Algemene en maritieme weersverw. Luchtvaartverwachtingen Kennis Klimaatsysteem Seismologie Publieksvoorlichting Beleidsadviezen
Totaal
Begroot Dep.
%
Derden
%
Totaal
%
11 059 4 195 5 901 5 529 821 133 226
39,7% 15,1% 21,2% 19,8% 2,9% 0,5% 0,8%
1 925 272 8 505 2 180 140
14,8% 2,1% 65,3% 16,7% 1,1%
12 984 4 467 14 406 7 709 961 133 226
31,7% 10,9% 35,2% 18,9% 2,4% 0,3% 0,6%
27 864
100,0%
13 022
100,0%
40 886
100,0%
€ 1 000 Productgroep
1 2 3 4 5 6 7 0
Meteorologische data en kennis Algemene en maritieme weersverw. Luchtvaartverwachtingen Kennis Klimaatsysteem Seismologie Publieksvoorlichting Beleidsadviezen Niet aan groepen toegewezen*
Totaal *
Realisatie Dep.
%
Derden
%
Totaal
%
12 717 4 712 6 064 7 476 1 011 147 296 645
38,5% 14,2% 18,3% 22,6% 3,1% 0,4% 0,9% 2,0%
1 699 396 9 710 3 804 63 15 0 182
10,7% 2,5% 61,2% 24,0% 0,4% 0,1% 0,0% 1,1%
14 416 5 108 15 774 11 280 1 074 162 296 827
29,5% 10,4% 32,2% 23,1% 2,2% 0,3% 0,6% 1,7%
33 068
100,0%
15 869
100,0%
48 937
100,0%
Van de buitengewone baten 775 genoemd in de Begroting van baten en lasten is 645 ontvangen van het Ministerie van V&W.
Toelichting: De opbrengsten van afnemers van het KNMI zijn onderverdeeld in opbrengsten van het departement (bijdrage VenW) en opbrengsten derden. Opbrengsten derden zijn hoofdzakelijk de opbrengsten LVNL, meteorologische data, maritieme data en projecten Klimaatsysteem en Waarnemingen en modellen. De begrote opbrengsten zijn samengesteld op basis van de nieuwe kostenverdeling en sluiten aan bij de totale bijdrage van VenW en de opbrengsten derden inclusief Rente en de buitengewone baten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
153
BIJLAGE 3
PRESTATIEGEGEVENS BEGROTING 2001 Onderstaand is de realisatie van de prestatiegegevens van de Rijksbegroting 2001 opgenomen. Een toelichting is gegeven als de norm niet gehaald is. Weersverwachtingen en waarschuwingen
Kengetallen: Aantallen berichten per productgroep Productgroep
Product
Algemene verw. en waarsch.
Routine berichten Niet routine berichten Consulten Routine berichten Niet routine berichten Consulten Routine berichten Niet routine berichten
Maritieme verw. en waarsch.
Luchtvaartverw. en waarsch.
Norm 2001
Voorjaarsnota
34 310 200–400 100 10 220 200–300 10 000 65 700 6 000
Najaarsnota
Realisatie 2001 Nb Nb Nb Nb Nb Nb Nb Nb
Toelichting op afwijkingen van de norm Dit kengetal is op dit moment niet meer relevant voor het KNMI. Het kengetal was opgenomen voor het meten van het aantal routine berichten, niet-routine berichten en consulten van de commercieel verstrekte berichten. In de begroting 2002 en 2003 is deze ook niet meer opgenomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
154
Kengetallen: Kwaliteit algemene verwachtingen en waarschuwingen Cluster
Kwaliteit algemene verwachtingen en waarschuwingen Minimum temperatuur (C) Maximum temperatuur (C) Neerslag Zonneschijn/bewolking Tijdigheid weerberichten Kwaliteit maritieme verwachtingen en waarschuwingen Wind (m/s)
Wateropzet (m)
Kwaliteit luchtvaartverwachtingen en waarschuwingen Luchtvaartverwachtingen
Kengetal
Norm 2001
Voorjaarsnota
Najaarsnota
Realisatie 2001
BIAS STD BIAS STD % missers % missers Tijdigheid
– 0,5 2,0 – 0,3 2,0 5,0% 5,0% 95%
– 0,16 1,30 – 0,66 1,23 1,4% 5,2% nvt
BIAS STD % missers
1,0 2,5 5%
0,14 2,3 3,6%
BIAS STD % missers
–5 0,15 5%
–2 0,09 0,5%
Tijdigheid TAF Tijdigheid TREND Tijdigheid LLFC % missers TAF % missers TREND
97% 97% 97% – –
95,8% 96,7% 97% Nb Nb
Toelichting op overschrijdingen van de norm:
Maximum temperatuur (C) BIAS-meting Dit is een afwijking die aangeeft in welke mate een verwachting systematisch te hoog of te laag was (BIAS). De fout in de temperatuur bestaat uit twee delen. De belangrijkste maat voor de kwaliteit is de gemiddelde (absolute) waarde van de fout (MAE). Gemiddeld wordt de minimum/maximum temperatuur verwacht met een fout van ruim minder dan 2 graden, binnen de norm dus. Een onderdeel van de fout is de systematische fout (BIAS). In het jaar 2001 was de systematische fout in de maximumtemperatuur relatief groot: hoewel de totale fout binnen de marges viel is toch systematisch een te lage maximum temperatuur verwacht. Men dient voorzichtig te zijn met het beoordelen van cijfers op een individuele (jaar) basis omdat de meteorologische situatie is immers in het ene jaar slechter voorspelbaar dan in het andere jaar. Zonneschijn/bewolking % missers Dit is de afwijking in de voorspelling van zonneschijn/bewolking voor het komende etmaal, gemeten wordt het aantal verwachtingen dat meer dan 2 (zonneschijn) klassen fout is. De reden voor de overschrijding van de norm is dat het weer van jaar tot jaar grote variabiliteit kan vertonen. Met andere woorden in het ene jaar kan het aantal missers iets hoger zijn dan in het andere jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
155
Tijdigheid weerberichten Dit kengetal is op dit moment niet meer relevant voor het KNMI. Het kengetal is opgenomen voor het meten van de tijdigheid van de commercieel verstrekte berichten. In de begroting 2002 en 2003 is deze ook niet meer opgenomen. Tijdigheid TAF en TREND Luchtvaart verwachtingen en voorspellingenTijdigheid TAF (Terminal Aerodrome forecast) en TREND: Dit is de tijdigheid waarmee de luchtvaartmeteorologische berichten worden verstrekt, gemeten wordt welk percentage berichten binnen het vastgestelde tijdvenster vallen. De reden van het niet behalen van de norm is deels als gevolg van drukte in de werkschema’s en deels als gevolg van technische problemen. % missers TAF en TREND Dit is de afwijking in de zicht- en wolkenbasis voorspelling voor de luchtvaart. Gemeten wordt het percentage gevallen waarvoor het opgetreden zicht/wolkenbasis meer dan 2 klassen van het voorspelde zicht/wolkenbasis is afgeweken. De wolkenbasis geeft de wolkenhoogte aan. Voor dit kengetal is geen berekening opgenomen omdat de kengetallen een onderverdeling hebben in zicht en wolkenbasis. Het samenvoegen van deze twee aspecten, geeft geen nuttig kengetal. In de begroting 2002 zijn deze uitgebreide kengetallen opgenomen. Kengetallen
Realisatie 2001
Norm
7,7 5,0 2,6 1,6
<= 10 <=10 <=5 <=5
% afwijkingen TAF zicht: % afwijkingen TAF wolkenbasis % afwijkingen TREND zicht: % afwijkingen TREND wolkenbasis: Opmerking: de bovengenoemde realisatie is t/m september 2001.
Onderzoek In de Rijksbegroting 2001 is aangegeven dat kengetallen voor onderzoek en het onderbouwen daarvan door middel van een raming van hoeveelheid maal prijs, niet goed mogelijk en niet zinnig gebleken is. Wel is afgesproken dat een aantal outputkengetallen worden gecommuniceerd. Deze zijn onderstaande opgenomen. Hiervoor is in de Rijksbegroting 2001 geen norm opgenomen. Realisatie 2001 Gereviewde publicaties Wetenschappelijke publicaties Populair-wetenschappelijke publicaties Lezingen nationaal Lezingen internationaal Boeken/proefschriften Besturen en commissies Interviews en overige mediacontacten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
89 119 25 126 181 11 89 129
156
Data en adviezen Kengetal: onderbouwing opbrengsten
NORM 2001 Product
Routine dataleveringen Klimatologische verstr. 140
Voorjaars Nota
Najaars Nota
Realisatie 2001
Prijs €
Aantal 1 000
Derden € 1 000
Prijs €
Aantal 1 000
Derden € 1 000
0,01 3 400
25 500 476
310
Diverse 172
81 000 2 531
381 437
Toelichting bij afwijking van de norm
Routine dataleveringen: Alleen een ruwe schatting (onzekerheidsmarge van 20% is van toepassing op deze schatting) is mogelijk van het aantal routine dataleveringen. Het grote realisatiegetal maakt een trend zichtbaar waar al eerder op gewezen is. Door de ICT ontwikkelingen worden de datastromen voortdurend groter. De «norm» is in feite een nulmeting uit 1995. De prijs is vastgesteld in de KNMI catalogus in overeenstemming met de wet op het KNMI en verschilt per datasoort. Veel leveringen zijn volgens de wet gratis. Het begrote kengetal Prijs voor 2001 zou ook gewijzigd dienen te worden in «diverse». In de Rijksbegroting 2002 en 2003 is dit kengetal niet meer opgenomen. Klimatologische verstrekkingen: Het aantal klimatologische verstrekkingen is aanzienlijk gedaald als gevolg van het in toenemende mate gratis beschikbaar stellen van deze gegevens op Internet volgens internationale afspraken. Opmerking Het kengetal: externe instanties, bedrijven e.d. die routinematige actuele waarnemingen, modeldata en/of satellietdata afnemen (absoluut aantal) was niet opgenomen in de Rijksbegroting 2001, echter is wel opgenomen in de Rijksbegroting 2002. Omdat het KNMI hierover wel de gegevens beschikbaar heeft, zijn deze gegevens in onderstaande tabel opgenomen. Kengetal
externe instanties, bedrijven e.d. die routinematige actuele waarnemingen, modeldata en/of satellietdata afnemen (absoluut aantal)
Norm 2001
Voorjaarsnota
20
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
Najaarsnota
Realisatie 2001
22
157
Kengetallen ten aanzien van de waarnemingen en modeldata.
Kengetal Verschil tussen modelverwachting en waarneming Windsnelheid Wind Gebiedsgemiddelde neerslag STD in mm. 2,4 Overige Betrouwbare waarnemingen
Norm
VoorjaarNota
Najaarsnota
Realisatie 2001
Gemiddeld verschil Gemiddeld verschilvector BIAS +/- in mm. -1,0
– 1,5
– 0,68
3,9
3,0 – 0,09 2,23
% beschikbaar
97%
98,4%
Toelichting bij afwijking van de norm: In de bovenstaande tabel staan geen overschrijdingen van de norm.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
158
Financiële verantwoording divisie Telecom INHOUDSOPGAVE 1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Profiel en positionering Tarievenbeleid Kerncijfers 1.3.1 Financiële kerncijfers 1.3.2 Personele kerncijfers 1.3.3 Prestatiegegevens
160 160 160 161 161 162 162
2. 2.1
Jaarrekening 2001 Balans per 31 december 2001 (voor bestemming van het resultaat) Rekening van baten en lasten Rekening Kasstroomoverzicht Overzicht vermogensontwikkeling Toelichting op de jaarrekening 2.6.1 Algemeen 2.6.2 Grondslag voor de waardering van activa en passiva 2.6.3 Grondslag voor de bepaling van het resultaat 2.6.4 Toelichting op de balans 2.6.5 Niet uit de balans blijkende verplichtingen 2.6.6 Toelichting op de rekening van baten en lasten 2.6.7 Toelichting op het kasstroomoverzicht 2.6.8 Toelichting op de vermogensontwikkeling Overige gegevens
163
2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
2.7
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
163 165 165 166 166 166 166 167 167 168 173 174 176 176 176
159
1. INLEIDING 1.1 Profiel en positionering De divisie Telecom is een baten-lastendienst binnen het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Sinds 1 juli 2001 valt de divisie Telecom onder de Inspectie Verkeer en Waterstaat. De divisie Telecom opereert binnen het beleidsmatige kader van het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post (DGTP). Het DGTP formuleert het overheidsbeleid op het gebied van telecommunicatie en post. De divisie Telecom voert het beleid uit voor het deel dat betrekking heeft op de telecommunicatie. Ook levert de divisie kennis vanuit de praktijk voor beleidsvorming en beleidsevaluatie. Het kader waarbinnen de divisie Telecom werkt is neergelegd in de Regeling Rijksdienst voor Radiocommunicatie (oude benaming van de divisie). In 2001 is het Nationaal Antennebureau (NaBu) opgericht. In verband met de nauwe verwevenheid van de taken van het Antennebureau met de taken van de divisie Telecom is het NaBu bij de divisie ondergebracht. Het NaBu is binnen de divisie gepositioneerd als een aparte hoofdafdeling. Het NaBu beschikt over 11,5 formatieplaatsen. Omtrent de financiering van het NaBu zijn nog discussies gaande. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat de kosten worden gefinancierd uit de tarieven die de divisie Telecom in rekening brengt bij vergunninghouders. De kerntaken (hoofdprocessen) van de divisie Telecom zijn: + het verwerven van frequentieruimte + het toewijzen van frequentieruimte + het beschermen van frequentieruimte. Het hoofdkantoor staat in Groningen. Daarnaast heeft de divisie vier districtskantoren in Zwolle, Eindhoven, Rotterdam en Nederhorst den Berg. Op de laatste locatie is tevens de afdeling Toegepast Spectrumonderzoek gevestigd. Bij de divisie Telecom werken circa 340 medewerkers. Afnemers van de diensten van de divisie Telecom zijn circa 90 000 vergunninghouders waaronder o.a. de aanbieders van mobiele openbare telefonie, de publieke en commerciële omroeporganisaties, het Ministerie van Defensie, de Luchtverkeersbeveiliging en het Korps Landelijke Politiediensten. 1.2 Tarievenbeleid De divisie Telecom opereert kostendekkend. Speerpunt van het tarievenbeleid is te streven naar een kostendekking van 100% per productgroep in meerjarig perspectief. De divisie Telecom hanteert het uitgangspunt dat de baathebber betaalt voor de kosten van de baten-lastendienst. Positieve en negatieve resultaten per productgroep worden meegenomen bij de vaststelling van tarieven voor volgende jaren. Kosten die wettelijk niet doorberekend mogen worden in de tarieven worden gedekt door bijdragen uit de algemene middelen. Daarbij gaat het met name om de kosten van repressieve strafrechtelijke handhaving en van de behandeling van bezwaar en beroep (in totaal circa € 3,2 mln.).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
160
1.3 Kerncijfers
1.3.1 Financiële kerncijfers
Realisatie91
Prognose
2000
2001
2002
vermogen per 31 december (x 1 miljoen)
13,3
11,8
8,1
opbrengsten (x 1 miljoen) kosten (x 1 miljoen)
30,4 27,6
30,4 29,4
27,1 30,8
2,8
1,0
– 3,7
balanstotaal per 31 december (x 1 miljoen)
29,4
30,4
27,8
liquiditeit Dit is het vermogen om op korte termijn aan direct-opeisbare verplichtingen te voldoen. current ratio netto werkkapitaal (x 1 miljoen)
1,68 7,6
1,63 7,5
<2 5,5
solvabiliteit
0,82
0,70
< 0,6
huisvestingskosten per vte (x 1 000) personeelskosten per vte (x 1 000) opleidingskosten als percentage van de personeelslasten
5,7 46,1
5,7 51,9
5,8 54,4
2,55
2,23
2,50
resultaat (x 1 miljoen)
solvabiliteit Dit is het vermogen om op lange termijn aan de verplichtingen te voldoen.
De afname van het vermogen past binnen de richtlijnen van het ministerie van Financiën omtrent de vermogensvorming van baten-lastendiensten. In dat kader is de afspraak gemaakt, dat het eigen vermogen van de divisie Telecom per ultimo 2005 zal zijn afgebouwd tot het genormeerde niveau (exploitatiereserve) van maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de laatste 3 jaren. Op basis van de omzetten over 1999 t/m 2001 mag de exploitatiereserve momenteel circa € 1,5 miljoen zijn. Het deel van het vermogen dat de exploitatiereserve overstijgt zal de komende jaren verder worden afgebouwd middels tariefverlagingen en/of kortingen op de tarieven. De relatief forse toename van de personeelskosten per vte geeft een enigszins vertekend beeld, doordat in 2000 een substantieel deel van de personeelskosten is toegerekend aan de reorganisatiekosten (€ 0,923 miljoen euro). Deze kosten zijn toen niet meegenomen in de gemiddelde personeelskosten per vte. Daarnaast wordt de stijging veroorzaakt door de toename van de salarissen en sociale lasten als gevolg van CAO-afspraken. Tenslotte waren de kosten voor personeel van derden in 2001 substantieel hoger (€ 0,616 miljoen) dan in 2000.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
161
1.3.2 Personele kerncijfers
bezetting in vte’s Ziekteverzuimpercentage percentage vrouwen gemiddelde leeftijd
realisatie
prognose
2000
2001
2002
325 6,1 27,0 42,3
341 5,0 27,1 43,2
341 <5 > 27 < 44
De toename van de bezetting is met name een gevolg van het in 2001 opgerichte Nationale Antennebureau, dat als een hoofdafdeling bij de divisie Telecom is ondergebracht. Van de in totaal 11,5 formatieplaatsen waren ultimo 2001 8 ingevuld. Daarnaast is de bezetting toegenomen, doordat relatief veel gebruik is gemaakt van tijdelijke krachten en doordat de toegestane formatie verder is ingevuld. Het ziekteverzuim is in vergelijking met 2000 fors gedaald en ligt (met 4,98%) net onder de door de divisie Telecom gehanteerde norm van maximaal 5%. Dit mag als een aanwijzingen worden gezien dat door het management voldoende aandacht aan verzuim en reïntegratie is besteed.
1.3.3 Prestatiegegevens In onderstaand overzicht zijn de begrote en gerealiseerde prestatiegegevens conform artikel 18 IVW van Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting opgenomen. Omschrijving
Vergunningverlening: – Aantal vaste verbindingen – Aantal mobiele communicatie – Aantal openbare telefonie en semafonie – Aantal radiodeterminaties – Aantal radiozendamateurs – Aantal omroepen – Aantal examens – Aantal verklaringen, keuringen en erkenningen – Aantal randapparatuur (x 1 000) Handhaving: – Aantal goedgekeurde inspecties – Aantal afgehandelde controles gebruiksvoorw. – Aantal uren optreden tegen illegaal gebruik – Aantal afgehandelde storingsklachten – Aantal controles R&TTE richtlijn
Oorspronkelijke begroting
Realisatie
Verschil
5 215 299 890 27 11 530 15 060 500 13 600
7 533 296 474 27 11 330 14 522 473 11 724
2 318 – 3 416 0 – 200 – 538 – 27 – 1 876
10 66 000
9 74 840
–1 8 840
4 750
3 687
– 1 063
100
618
518
19 200 2 400 310
4 802 1 087 345
– 14 398 – 1 313 35
Het aantal controles welke in de toezichtplannen 2001 zijn gepland zijn grotendeels gehaald voor de markten Land en (Aero)nautisch. Voor de markt Omroep ligt het aantal uitgevoerde keuringen aanzienlijk lager dan begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt doordat er in de planning 250
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
162
reguliere inspecties van nieuwe omroepzenders zijn opgenomen in verband met Zero-base. Deze inspecties hebben vanwege het uitstel van Zero-base niet plaatsgevonden. Wel zijn er inspecties uitgevoerd bij wijzigingen in de vergunningen van bestaande vergunninghouders. Het aantal controles op gebruiksvoorwaarden is fors hoger uitgevallen als gevolg van de naleving ATIS en omdat de reguliere luisteronderzoeken een hoger aantal controles gebruiksvoorwaarden (448) heeft opgeleverd. Dit was niet in de begroting opgenomen. Om nog niet opgehelderde redenen is in de begroting een onjuist aantal uren optreden tegen illegaal gebruik opgenomen. In totaliteit was voor 2001 ca. 50 000 uur aan directe tijd voor toezichtactiviteiten beschikbaar. In beginsel wordt daarvan circa 10% besteed aan onderhavige activiteit. In de begroting had derhalve 5000 uur in plaats van 19 200 uur moeten staan. De realisatie wijkt daar niet substantieel van af. In de loop van 2001 is de «centrale klachtenintake» geïmplementeerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat de klachtenintake zorgvuldiger plaatsvindt dan voorheen. Het hanteren van een zorgvuldige klachtenaanname heeft tot gevolg dat er bij de intake van klachten al de zogenaamde «oneigenlijke» niet in behandeling worden genomen. Dit heeft geleid tot een lager aantal afgehandelde klachten. 2. JAARREKENING 2001 2.1 Balans per 31 december 2001 (voor bestemming van het resultaat) bedragen x € 1 000 31.12.01
31.12.00
1 118 4 641 641 3 550 1 169
1 184 4 115 476 3 472 1 535
11 119
10 782
Vorderingen – Debiteuren – Overige vorderingen – Vooruitbetaalde bedragen Totaal vorderingen Liquide middelen Totaal vlottende activa
5 322 90 878 6 290 13 035 19 325
4 331 133 828 5 293 13 373 18 666
TOTAAL ACTIVA
30 444
29 448
ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa – Inrichtingen en verbouwingen – Apparatuur – Kantoorinventaris – Hard- en software – Vervoermiddelen Totaal vaste activa
Vlottende activa
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
163
bedragen x € 1 000 31.12.01
31.12.00
1 469 9 071 961
1 431
11 766
13 256
Lening Ministerie van Financiën Lening moederdepartement
6 372 1 531
4 683 –
Totaal langlopende schulden
7 903
4 683
Garantieverplichtingen Assurantie eigen risico
91 354
91 301
Totaal voorzieningen
445
392
4 048 5 487 795
3 564 5 684 1 870
Totaal kortlopende schulden
10 330
11 118
TOTAAL PASSIVA
30 444
29 448
PASSIVA Vermogen Exploitatiereserve Te verrekenen met vergunninghouders c.a. 9 336 Saldo exploitatie boekjaar Totaal vermogen
2 754
Langlopende schulden
Voorzieningen
Kortlopende schulden Leveranciers en handelskredieten Overige schulden Overlopende passiva
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
164
2.2 Rekening van baten en lasten bedragen x € 1 000 Omschrijving
Oorspronkelijke begroting
Realisatie
Verschil
Baten opbrengst moederdepartement opbrengst derden rentebaten buitengewone baten (diversen)
3 717 22 576 227 113
6 247 23 172 415 541
2 530 596 188 428
Totaal baten
26 633
30 375
3 742
Lasten apparaatskosten * personele kosten * materiële kosten rentelasten afschrijvingskosten * aterieel dotaties voorzieningen buitengewone lasten (reorganisatiekosten)
22 988 14 793 8 195 503 4 175 4 175 272 227
25 159 17 683 7 476 372 3 559 3 559 248 76
2 171 2 890 – 719 – 131 – 616 – 616 – 24 – 151
Totaal lasten
28 165
29 414
1 249
Saldo van baten en lasten
– 1 532
961
2 493
Oorspronkelijke begroting
Realisatie
Verschil
26 633 28 165 – 1 532
30 375 29 414 961
3 742 1 249 2 493
4 095 8 792
4 095 6 878
– – 1 914
2.3 Rekening bedragen x € 1 000 Omschrijving
Totale baten Totale lasten Saldo van baten en lasten Totale kapitaalontvangsten Totale kapitaaluitgaven
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
165
2.4 Kasstroomoverzicht bedragen x € 1 000 Omschrijving
Oorspronkelijke begroting
Realisatie
Verschil
Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito)
7 339
13 370
6 031
Totaal operationele kasstroom
3 074
2 443
– 631
– 4 095 – – 4 095
– 3 896 – – 3 896
199 – 199
–
–
–
– – 4 697 – 2 153 – 2 544 4 095
– – 2 982 – 2 460 – 522 4 095
– 1 715 – 307 2 022 –
* waarvan uhv vermogensoverdracht
–
–
–
* waarvan uhv nieuwe investeringen Totaal financieringskasstroom
4 095 – 602
4 095 1 113
– 1 715
Rekening-courant RHB 31 december (incl. deposito)
5 716
13 030
7 314
– totaal investeringen materiële vaste activa + totaal boekwaarde desinvesteringen Totaal investeringskasstroom – eenmalige uitkering aan moederdepartement + eenmalige storting door moederdepartement – aflossingen op leningen * waarvan uhv vermogensoverdracht * waarvan uhv nieuwe investeringen + beroep op leenfaciliteit
2.5 Overzicht vermogensontwikkeling bedragen x € 1 000
Eigen vermogen per 1/1 * saldo van baten en lasten * omzetting in lening van Financiën * terugstorting startkapitaal Eigen vermogen per 31/12
1997
1998
1999
2000
begroting 2001
realisatie 2001
15 261
15 784
18 335
19 863
9 594
13 256
523
2 551
1 528
2 754 – 9 361
– 1 532
961 – 2 450
15 784
18 335
19 863
13 256
8 062
11 766
2.6 Toelichting op de jaarrekening
2.6.1 Algemeen De jaarrekening van de divisie Telecom is opgesteld volgens de methodiek van het baten- en lastenstelsel. Uitgangspunt zijn de in het Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid (Hafir) opgenomen voorschriften voor baten-lastendiensten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
166
2.6.2 Grondslag voor de waardering van activa en passiva Algemeen Het vermogen wordt bepaald op basis van historische verkrijgingsprijzen. De activa en de passiva zijn, tenzij anders vermeld, gewaardeerd tegen de nominale waarde. Materiële vaste activa De waardering is gebaseerd op de aanschafwaarde onder aftrek van de verrichte afschrijvingen. Afschrijving gebeurt lineair op basis van de geschatte economische levensduur die varieert van drie tot tien jaar. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventuele restwaarde. Afschrijvingstermijnen: Inrichtingen en verbouwingen Apparatuur Kantoorinventaris Hard- en software Vervoermiddelen Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering
10 jaar 4 tot 10 jaar 5 tot 10 jaar 3 tot 4 jaar 5 jaar na ingebruikname
Vorderingen De vorderingen worden opgenomen tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor mogelijke oninbaarheid. Voorzieningen De voorzieningen zijn gevormd voor verplichtingen en risico’s die samenhangen met de bedrijfsvoering. 2.6.3 Grondslag voor de bepaling van het resultaat Algemeen In de rekening van baten en lasten worden opbrengsten en kosten verantwoord die betrekking hebben op de bedrijfsactiviteiten die tijdens het boekjaar zijn verricht. Omdat alle kostencomponenten inzichtelijk worden gemaakt, is een administratie op basis van baten en lasten bij uitstek geschikt voor het bepalen van kostendekkende tarieven. Bij de divisie Telecom worden de integrale kosten in principe doorberekend aan de afnemers. Opbrengst productgroepen De basis voor het in rekening brengen van tarieven voor onder andere vergunningen is te vinden in de Telecommunicatiewet (Tw) en de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur. De in rekening gebrachte tarieven vloeien voort uit de jaarlijks door de Minister van Verkeer en Waterstaat goedgekeurde «Regeling vergoedingen divisie Telecom IVW» welke gepubliceerd wordt in de Staatscourant. 2.6.4 Toelichting op de balans in duizenden euro’s
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
167
ACTIVA Materiële vaste activa Het verloop van de materiële vaste activa is: bedragen x € 1 000
Inrichtingen en verbouwing
Apparatuur
Kantoorinventaris
Hard- en software
Boekwaarde per 1 januari 2001 Investeringen 2001 Correcties Desinvesteringen 2001
1 184 131 – –
4 115 1 706 – –
476 338 – –
3 472 1 476 – –
Afschrijvingen 2001
1 315 197
5 821 1 180
813 4 948 172
1 398
Boekwaarde per 31 december 2001
1 118
4 641
641
3 550
Cumulatieve aanschafwaarde per 31 december 2001 Cumulatieve afschrijvingen per 31 december 2001
2 365 1 247
17 179 12 538
1 795 1 154
11 012 7 462
Boekwaarde per 31 december 2001
1 118
4 641
641
3 550
Vervoermiddelen
Totaal
Boekwaarde per 1 januari 2001 Investeringen 2001 Correcties Desinvesteringen 2001
1 535 245 – –
10 782 3 896 – –
Afschrijvingen 2001
1 780 611
14 677 3 558
Boekwaarde per 31 december 2001
1 169
11 119
Cumulatieve aanschafwaarde per 31 december 2001 Cumulatieve afschrijvingen per 31 december 2001
2 770 1 601
35 121 24 002
Boekwaarde per 31 december 2001
1 169
11 119
Inrichtingen en verbouwingen Dit zijn de investeringen die onlosmakelijk met het gebouw zijn verbonden. Apparatuur De apparatuur is belangrijk voor het primaire proces bij de divisie Telecom. Hierbij moet worden gedacht aan beveiligingsapparatuur, communicatie-apparatuur, electronische meet-apparatuur, masten en antennes alsmede materialen, werktuigen en gereedschappen. Kantoorinventaris Een groot deel van het meubilair is aangeschaft in 1989. Eind 2001 is een aanvang gemaakt met de vervanging van het meubilair. De rest zal de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
168
komende jaren moeten worden vervangen. Onder deze post vallen ook de kantoormachines zoals bijvoorbeeld een frankeermachine.
Hard- en software Hard- en software zijn onder één noemer opgenomen gezien de duidelijke onderlinge relatie die er bestaat. Veel software wordt in eigen beheer ontwikkeld waarbij consultants worden ingeschakeld. De geactiveerde bedragen van zelfgebouwde applicaties betreffen bedragen die betaald zijn aan derden. Vervoermiddelen Het wagenpark van de divisie Telecom omvat circa 90 auto’s. De auto’s zijn eigendom van de divisie Telecom. Het beheer van het wagenpark is uitbesteed aan een leasemaatschappij. Via een mantelovereenkomst is daar eveneens de aan- en verkoop geregeld. Vlottende activa (x € 1 000) 31.12.01
31.12.00
Vorderingen + Debiteuren Vorderingen op afnemers Nog te factureren diensten Overige debiteuren
6 816 –/-113 –
4 537 1 021 –
Af: voorziening dubieuze debiteuren
6 703 1 381
5 558 1 227
5 322
4 331
– 18 72
– 19 115
90
133
878
828
878
828
+ Overige vorderingen Vorderingen op DGTP Depotstellingen Vorderingen op personeel
+ Vooruitbetaalde bedragen Overige vooruitbetaalde bedragen
Het saldo nog te factureren diensten is sterk afgenomen, omdat in verband met de invoering van de euro er alles aan is gedaan om alle diensten zoveel mogelijk in het boekjaar te factureren. Het negatieve saldo wordt veroorzaakt doordat een creditering ad € 166 537 nog niet heeft plaatsgevonden. Met betrekking tot dubieuze debiteuren zijn er maatregelen getroffen die er naar verwachting toe zullen leiden dat de dotatie aan de post voorziening dubieuze debiteuren kan worden teruggebracht. Het verloop van de voorziening dubieuze debiteuren is:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
169
bedragen x € 1 000 Stand per 1 januari 2001 Onttrekkingen + reguliere DBI-stellingen + extra DBI-stellingen
1 227 16 14 30
Stand na onttrekkingen Dotaties + regulier + extra
1 197 147 36 183
Stand per 31 december 2001
1 380
De vooruitbetaalde bedragen hebben primair betrekking op huur, lease en abonnementen. Liquide middelen (x € 1 000)
Rekening-courant Ministerie van Financiën Kas Kruisposten
31.12.01
31.12.00
13 030 2 3
13 370 3 –
13 035
13 373
Over het positieve saldo bij het Ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding ontvangen (gelijk aan de voorschotrente van De Nederlandse Bank). PASSIVA Vermogen (x € 1 000)
Exploitatiereserve Te verrekenen met vergunninghouders c.a. Saldo exploitatie boekjaar Totaal vermogen
31.12.01
31.12.00
1 469 9 336 961
1 431 9 071 2 754
11 766
13 256
Exploitatiereserve De exploitatiereserve is bedoeld om algemene bedrijfsrisico’s op te kunnen vangen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
170
In 2001 is een bedrag van € 37 569 ten gunste van de exploitatiereserve gebracht. De exploitatiereserve mag niet meer dan 5% van de gemiddelde omzet over de laatste drie boekjaren bedragen.
Te verrekenen met vergunninghouders c.a. Op deze post staat het saldo eigen vermogen dat de toegestane exploitatiereserve te boven gaat. Dit bedrag zal de komende jaren ten gunste van de afnemers worden gebracht. Langlopende schulden Door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is bij de aanvang van de baten-lastendienst een renteloze lening verstrekt ter grootte van € 2,1 miljoen. De aflossing vindt plaats in gelijke jaarlijkse termijnen ad € 0,52 miljoen, te beginnen in het jaar 1998. De eerste drie termijnen zijn afgelost in 1998, 1999 en 2000. De laatste termijn is afgelost in 2001. Naar aanleiding van omzetting van eigen vermogen in vreemd vermogen is in 2000 een lening verstrekt door het Ministerie van Financiën ad € 9 361 486, met een totale looptijd van 8 jaar. De laatste aflossing vindt derhalve plaats in 2007. Op de lening zijn in 2000 en 2001 bedragen van € 2 525 480 respectievelijk € 2 153 380 afgelost. In 2002 wordt een bedrag van € 1 642 650 afgelost. Dit bedrag is opgenomen onder kortlopende schulden. Per saldo resteert op deze lening derhalve een langlopende schuld ad € 3 039 976. In 2001 zijn ten behoeve van nieuwe investeringen door het Ministerie van Financiën leningen verstrekt ter hoogte van totaal € 4 095 368. Op deze leningen wordt in 2002 een bedrag afgelost ad € 763 290. Dit bedrag is opgenomen onder kortlopende schulden. Per saldo resteert op deze leningen derhalve een langlopende schuld ad € 3 332 078. De leningen kennen verschillende looptijden die, afhankelijk van de soort investering, variëren van 4 tot 10 jaar. Voorzieningen
Voorziening garantieverplichtingen: Bij het toedelen van frequenties aan derden kan het voorkomen dat zendapparatuur moet worden omgesteld in het belang van een beter etherbeheer. In een aantal gevallen dient de divisie Telecom de daarmee gepaard gaande omstemmingskosten (en eventuele extra kosten) te vergoeden. Hiervoor wordt jaarlijks een bedrag aan de voorziening toegevoegd van € 11 345 tot een maximum van € 90 756. Het eventueel meerdere valt vrij ten gunste van de baten. Voorziening assurantie eigen risico: Deze voorziening is gevormd voor het onverzekerde risico van diefstal, verlies en breuk van activa. Jaarlijks wordt aan deze voorziening een bedrag toegevoegd gelijk aan 0,15% van de aanschafwaarde van de activa per ultimo boekjaar. Op grond van de richtlijnen voor de jaarrekening wordt het niet langer aanvaardbaar geacht een dergelijke voorziening op te nemen. Deze voorziening valt derhalve in 2002 vrij.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
171
Het verloop van de voorzieningen (exclusief voorziening dubieuze debiteuren) is: (x € 1 000)
Garantieverplichtingen
Assurantie eigen risico
Totaal
Stand per 1 januari 2001 Onttrekkingen 2001
91 1
301 –
392 1
Dotaties 2001
90 11
301 53
391 64
101 10
354 –
455 10
91
354
445
Ten gunste van de baten Stand per 31 december 2001
Kortlopende schulden
Leveranciers en handelskredieten Het betreft hier schulden ad € 4 048 000 uit hoofde van leveringen en diensten. De schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. Overige schulden (x € 1000)
Moederdepartement Ministerie van Financiën Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post Belastingen, premies sociale verzekeringen etc.
31.12.01
31.12.00
2 144 2 406 2 344 124
522 2 153 2 816 193
5 487
5 684
De schuld aan het moederdepartement betreft de geplande terugstorting van het in de openingsbalans per 1 januari 1996 opgenomen startkapitaal ad € 2,45 mln. In 2001 is reeds een bedrag van € 0,306 mln. teruggestort. De schuld aan het Ministerie van Financiën betreft de derde termijn ad € 1,643 miljoen die in 2002 wordt afgelost op de lening naar aanleiding van de omzetting van eigen vermogen in vreemd vermogen. Verder is opgenomen de eerste aflossing in 2002 ad € 0,763 miljoen op de in 2001 gesloten leningen ten behoeve van nieuwe investeringen. De schuld op DGTP betreft o.m. een voorschot ad € 1,1 miljoen dat is ontvangen ter dekking van veilingkosten die door de divisie Telecom administratief worden afgewikkeld, een voorschot inzake activiteiten m.b.t. veiligheid ad € 0,034, een nog af te storten opbrengst uit vrijwillige biedingen van commerciële omroepen ad € 0,825 miljoen en een vordering van DGTP inzake departementale overhead ad € 0,45 miljoen. Verder is hier opgenomen de verrekening op de in 2001 ontvangen voorschotten voor repressieve handhaving en bezwaar en beroep van per saldo (–) € 0,066 miljoen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
172
Overlopende passiva (x € 1 000)
Opgebouwd vakantiegeld personeel Opgebouwd IRZK-regeling personeel Vooruitontvangen opbrengsten Overige overlopende passiva
31.12.01
31.12.00
523 164 16 92
466 197 16 1 191
795
1 870
2.6.5 Niet uit de balans blijkende verplichtingen Activa in bestelling Op 31 december 2001 stond een bedrag ad € 427 073 open aan diverse bestelde, maar nog niet gefactureerde activa. Huurcontracten
Hoofdkantoor te Groningen Het hoofdkantoor te Groningen is een onderdeel van het Cascadecomplex en wordt gehuurd voor een bedrag van € 848 765 per jaar. Het gebouw is gehuurd in 1997 voor een periode van 15 jaar, dus tot 2012. In de loop van 2001 is wegens ruimtegebrek de huisvesting van het hoofdkantoor uitbreid met een deel van Cascade 2. De jaarlijkse huur voor deze extra ruimte bedraagt € 152 400. Dit huurcontract loopt eveneens tot 2012. Districtskantoren Het districtskantoor in Zwolle aan de Emmastraat 16 is gehuurd tot het jaar 2006 voor een jaarlijks bedrag van € 142 751. In Eindhoven wordt het kantoor aan de Insulindelaan 120–122 gehuurd voor een jaarlijks bedrag van € 95 266. Het huurcontract wordt jaarlijks stilzwijgend verlengd. Het district Zuidwest huurt een deel van het gebouw van de Scheepvaartinspectie aan de ’s Gravenweg 667 te Rotterdam voor een bedrag van € 70 400 per jaar. Het huurcontract loopt tot 2003 en kan steeds stilzwijgend worden verlengd voor een periode van 2 jaar. Het district Noordwest, het Monitoringstation en de afdeling Technische Zaken zijn gehuisvest aan de Radioweg 3 te Nederhorst den Berg. Dit pand en de omliggende terreinen zijn eigendom van de Staat der Nederlanden (Dienst der Domeinen). Het Ministerie van Financiën heeft de terreinen formeel in materieel beheer overgedragen aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het onderhoud van de gebouwen komt voor rekening van de divisie Telecom. De divisie Telecom betaalt voor het gebruik van de terreinen en de gebouwen te Nederhorst den Berg geen vergoeding aan de Dienst der Domeinen. Wachtgeld Wachtgeldregelingen worden centraal betaald en verantwoord binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. In de jaarrekening van de divisie Telecom is zodoende geen verplichting opgenomen voor wachtgeld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
173
Vakantierechten De verplichting uit hoofde van vakantierechten bedraagt per 31 december 2001 gemiddeld 5,5 dagen per personeelslid (per 31 december 2000 gemiddeld 5 dagen per personeelslid).
2.6.6 Toelichting op de rekening van baten en lasten Opbrengst moederdepartement De opbrengst van het moederdepartement heeft betrekking op kosten die volgens het vigerende V&W-tarievenbeleid niet aan derden mogen worden doorberekend zoals bezwaar- en beroepsprocedures, kosten buitenlandse ambassades en afboekingen in verband met faillissementen. Verder worden sinds 1999 de kosten van repressieve strafrechtelijke handhaving niet meer doorberekend in de tarieven. Voor de kosten van bezwaar en beroep e.d. en voor repressieve strafrechtelijke handhaving zijn in 2001 voorschotten van respectievelijk € 453 780 en € 2 879 689 ontvangen. Op basis van nacalculatie vinden verrekeningen plaats van achtereenvolgens € 15 620 en € 50 354. Per saldo zijn de bijdragen voor bezwaar en beroep e.d. en voor repressieve strafrechtelijke handhaving derhalve € 469 400, respectievelijk € 2 930 043. Verder bestaat de bijdrage departement uit een compensatie ad € 468 301 voor de rente die moet worden betaald over de lening van Financiën inzake de omzetting van eigen vermogen in vreemd vermogen. Naast vorenstaande structurele bijdragen is in 2001 ook een aantal incidentele bijdragen ontvangen. Ter dekking van de kosten die de divisie Telecom maakt ter voorbereiding op veilingen (ondersteuning in DGTPprojecten) is een bijdrage verstrekt ad € 1 759 635. Voor de kosten die gemaakt zijn ter voorbereiding op de invoering van de Euro is een bijdrage ontvangen ad € 72 605. Tenslotte is een bijdrage ontvangen ter dekking van de aanloopkosten van het in 2001 opgerichte – en bij de divisie Telecom ondergebrachte – Nationaal Antennebureau ter hoogte van € 547 116. Opbrengst derden bedragen x € 1 000 productgroep
2001
begroting 2001
2000
Vaste verbindingen Mobiele communicatie Openbare telefonie en semafonie Radiodeterminatie Amateurs Omroep Examens Verklaringen, keuringen en erkenningen Randapparatuur
2 812 10 711 1 764 425 576 4 277 231 203 2 174
1 981 11 310 1 130 411 579 4 617 275 313 1 960
2 217 11 767 962 472 603 4 580 230 438 2 123
Totaal productgroepen
23 172
22 576
23 394
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
174
Buitengewone baten (diversen) De buitengewone baten bestaan in hoofdzaak uit opbrengsten in het kader van administratiefrechtelijke maatregelen en sancties ad € 77 593, uitleen van personeel aan andere organisaties ad € 112 665, compensatievergoedingen AOW/AAW en pensioenpremies ad € 85 213, de verkoop van ingeruilde dienstauto’s ad € 109 265, het leveren van informatiedragers ad € 25 125, de verhuur van parkeerplaatsen ad € 26 061, het saldo van de in rekening gebrachte en afgeboekte aanmaningskosten ad € 46 424 en diversen ad € 49 012. Personeelslasten
2001
begroting 2001
2000
Salarissen Pensioenlasten Personeel van derden Vorming en opleiding Overige personeelslasten
13 142 1 894 1 800 394 453
12 012 1 686 459 355 281
11 826 1 664 910 250 322
Totaal personeelslasten
17 683
14 793
14 972
bedragen x € 1 000
2001
begroting 2001
2000
Algemene kosten Reis- en verblijfkosten Bureaukosten Huisvestingskosten Onderhoud/exploitatie/lease Externe diensten
445 898 1 172 1 960 1 256 1 745
523 965 896 1 712 1 649 2 450
479 909 1 096 1 840 1 655 1 778
Totaal materiële kosten
7 476
8 195
7 757
bedragen x € 1 000
Materiële kosten
Rentelasten De rentelasten hebben betrekking op de leningen van het Ministerie van Financiën. Afschrijvingen De afschrijvingskosten zijn lager dan begroot. De oorzaak is dat een aantal grote investeringen later plaatsvindt dan gepland. De vaak omvangrijke en langdurige Europese aanbestedingsprocedures zijn daar voor een belangrijk deel debet aan. Tevens speelt een rol dat relatief veel activa volledig zijn afgeschreven. Indien deze activa worden vervangen, heeft dit tot gevolg dat de afschrijvingskosten zullen toenemen. De meerjarenramingen houden hiermee rekening.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
175
Dotaties voorzieningen De dotaties voorzieningen bestaan uit toevoegingen aan de voorziening dubieuze debiteuren ad € 183 808, de voorziening garantieverplichtingen ad € 11 345 en de voorziening assurantie eigen risico ad € 52 682. Buitengewone lasten (reorganisatiekosten) Onder de reorganisatiekosten zijn de (laatste) kosten verantwoord die betrekking hebben op de per 1 april 1999 doorgevoerde organisatiewijzigingen. Deze kosten worden niet doorberekend in de tarieven, omdat: + de kosten niet tot de normale bedrijfsvoering gerekend moeten worden + de vergunninghouders in voorgaande jaren hebben bijgedragen aan een eigen vermogen dat toereikend is om de kosten te financieren. Saldo van baten en lasten Het resultaat is hoger dan begroot, omdat de baten aanzienlijk hoger zijn uitgevallen. Dat is met name een gevolg van incidentele – niet begrote – bijdragen van het moederdepartement (zie hiervoor), hogere rentebaten als gevolg van een hoger dan voorzien saldo rekening-courant en de hiervoor genoemde buitengewone baten. De opbrengst derden wijkt met + 2,6% niet substantieel af van de begroting. Het positieve saldo zal worden verwerkt in de tarieven voor de komende jaren. Conform de afspraken blijft het beleid er op gericht het eigen vermogen per ultimo 2005 te hebben afgebouwd tot het genormeerde niveau van maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de laatste 3 jaren.
2.6.7 Toelichting op het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de geldmiddelen die in het jaar beschikbaar zijn gekomen en het gebruik dat daarvan is gemaakt. Het overzicht geeft aldus aansluiting tussen de beginen de eindstand van de post liquide middelen op de balans. Voor het inzicht is onderscheid gemaakt in kasstromen uit operationele activiteiten, investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten.
2.6.8 Toelichting op de vermogensontwikkeling Mede door de omzetting van een deel van het eigen vermogen in een lening aan het moederdepartement (DGTP) is het eigen vermogen per saldo met € 1,489 miljoen afgenomen. In de komende jaren zal het eigen vermogen verder worden afgebouwd middels tariefverlagingen en/of kortingen op de tarieven. Ultimo 2005 mag het eigen vermogen nog slechts bestaan uit een exploitatiereserve ter hoogte van maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de laatste 3 jaren. 2.7 Overige gegevens
Resultaatbestemming Voorgesteld wordt om het resultaat ad € 960 675 vanaf 2003 te verwerken in de tarieven conform de daartoe gemaakte afspraken. Deze afspraken houden in dat indien na afloop van een kalenderjaar (jaar x) blijkt dat de in dat jaar gemaakte kosten afwijken van de geraamde kosten (waarop de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
176
tarieven zijn afgestemd), per productgroep het verschil bij de raming van de tarieven voor de daaropvolgende periode wordt betrokken (jaar x+2 en later).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 26
177